Een ontgoocheling door Willem Elsschot

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover Een ontgoocheling
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2754 woorden
  • 11 oktober 2006
  • 68 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
68 keer beoordeeld

Boekcover Een ontgoocheling
Shadow
Een ontgoocheling door Willem Elsschot
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Een ontgoocheling
Auteur: Willem Elsschot
Jaar van eerste druk: 1921
Jaar van gelezen druk: 2001
Uitgeverij: Athaeum, Polak & van Gennep.
Aantal bladzijden: 118 bladzijden
Genre: Roman

Titelverklaring:
Een ontgoocheling’ betekent een teleurstelling. Deze titel slaat op de twee teleurstellingen van meneer De Keizer: De eerste is dat zijn zoon Kareltje een zeer slechte leerling op het Gymnasium is en hierdoor van school afmoet. Hierdoor zal hij nooit advocaat worden, een beroep waar De Keizer zijn zinnen op had gezet voor zijn zoontje en waarover hij overal had lopen opscheppen. De tweede teleurstelling is dat hij als voorzitter van de Whistspelersclub het schip moet ruimen voor Dubois. Aangezien deze vereniging zijn leven was, komt zijn aftreden als voorzitter zeer hard aan.

Tijd in de geschiedenis:
Het verhaal speelt zich af voor de voor de 2e Wereldoorlog, waarschijnlijk in de tijd dat het geschreven is. Kolen werden nog gebruikt in huishoudens om te stoken. Meneer de Keizer speelde het spel Whist, wat eind 18e, begin 20e eeuw gespeeld werd. Daar het pas later gespeeld werd buiten Engeland zal het verhaal spelen in het begin van de 20e eeuw. Er zijn veel arme mensen en er is ook veel ruilhandel. Mensen zijn afhankelijk van elkaar. Het verhaal speelt na de 1e Wereldoorlog.


Tijdsduur van het verhaal:
Ik vermoedt dat het verhaal een aantal maanden duurt. Er zijn echter weinig aanwijzingen waaruit je de tijdsduur kan halen. Zo zie je niet of er sprake is van sprongen in de tijd. Als je de samenvatting leest kom je waarschijnlijk ook tot een gok ban een aantal weken.

Ruimte:
Het verhaal speelt zich af ergens in Vlaanderen. Er is sprake van een speelruimte, dus geen belangenruimte. De omgeving heeft weinig invloed op de gemoedstoestand van de karakters. Verder wordt de omgeving ook nauwelijks beschreven.

Hoofdpersonen:
De Keizer:
De Keizer was sigarenfabrikant. Hij verdiende daar niet veel geld mee want hij maakte er geen reclame voor en verkocht ze alleen aan familie of vrienden. Hij wil dat zijn zoon, Karel advocaat wordt. Hij was getrouwd en had twee kinderen, Kareltje en Marieke. Hij was voorzitter van de whistclub 'De Lustige Whistspelers' wat eigenlijk zijn leven was.

Karel:
De zoon van de Keizer. Werd eerst door zijn vader "gepusht" om advocaat te worden, bereikt uiteindelijk niks.

Mevrouw de Keizer:
Getrouwd met Meneer de Keizer, keert tegen hem nadat ze er achter is gekomen dat hij naar de hoeren was geweest.

Meneer van Tichelen
Meneer van Tichelen was de slager en vriend van De Keizer. Hield ervan om te drinken en naar de hoeren te gaan. Hij haalde meneer De Keizer over mee te gaan naar de hoeren en deed dat zelfs nog op het doodsbed van De Keizer.

Dubois:
Verkocht kolen en speelde bij De Lustige Whistspelers. Hij hield niet van de sigaren van De Keizer, en daarom had De Keizer ook een hekel aan hem.


Perspectief:
Er is sprake van een neutraal perspectief. Je leest alleen de gedachten van personen als de schrijver deze vertelt. De functie hiervan is dat je verschillende karakters overzichtelijk kan volgen. Hier onder een citaat uit het boek.

'Je hebt nog geen kolen ingeslagen, is 't wel De Keizer?' vroeg hij op de man af, zijn tegenstander scherp aankijkend.
De Keizer had lust om te zeggen dat hij geen kolen van hem hebben wou, al kreeg hij ze gratis, maar zijn lafhartigheid behaalde de overhand.
'Neen, nog niet,' bekende hij.
'Dan mag je er nu wel om denken, want de prijzen gaan in de hoogte.'
'Ik zal er eens met mijn vrouw over praten,' ontweek hij nog.
'Ja,' zei Dubois, 'Dat is een goed idee. Maar gauw dan. Vind je dat roken op de vergadering niet hinderlijk? Daar moest eigenlijk een eind aan komen. Zo'n klein lokaal en dan meer dan dertig leden.'
Het bloed steeg De Keizer naar het hoofd, nu hij te kiezen had tussen buigen en barsten.
'Lever mij vijfhonderd kilo op proef,' klonk het eindelijk.
Hij voelde zich hulpeloos, anders had hij Dubois bij de strot gegrepen.
'Neem duizend kilo, dan worden ze gratis aan huis bezorgd,' raadde Dubois joviaal.

'Goed duizend kilo dan.'
'Alles door elkaar?'
'Mij goed,' zei De Keizer met een brok in de keel.'

Taalgebruik:
Het opvallende aan het boek is dat het hele verhaal in de verleden tijd geschreven was. Zo begint het verhaal met de zin "De Keizer was sigarenfabrikant". Zo zou je op zich kunnen voorspellen dat hij intussen overleden is. Verder zijn er veel Franse citaten in het verhaal. Veel lessen werden in die tijd in het Frans gegeven, dat zou voor mij een logische verklaring kunnen zijn hiervoor.

Personen en ruimtebeschrijving van de auteur:
De auteur besteedt weinig tijd aan beschrijving van omgeving en personen. Alleen het hoofdzakelijke wordt genoemd. Hierdoor is het verhaal makkelijker te volgen.

Thematische aspecten:
Motieven
Vijf verhaalmotieven:
Geheim, De Keizer probeert de situatie van zijn zoon geheim te houden.
Vader-zoon relatie: Het verhaal gaat om de relatie tussen vader en zoon.
Schaamte, De Keizer schaamt zich voor zijn zoon.
Armoede: De Keizer is niet rijk wil dat zijn zoon het wel goed gaat maken.
Concurrentie: De stille strijd tussen De Keizer en Dubois.

Abstracte motieven:
Schaamte: De Keizer schaamt zich voor zijn zoon.
Ontgoocheling: De Keizer is negatief verrast dat zijn zoon al 3 jaar in de eerste klas van het gymnasium heeft gezeten.

Jaloezie: De Keizer is jaloers op Dubios, die in tegenstelling tot hem wel geld heeft.
Eer: Na zijn dood wordt De Keizer wel geëerd, terwijl mensen hem in zijn leven alleen maar dwarsboomden.
Vergeving: Karel wordt vergeven door zijn vader voor zijn manier van leven.

Thema:
Het onderwerp (zie titel) is: Ontgoocheling.
Het thema is Vader-zoon relatie.
De hoofdgedachte: De tragiek van het leven van de normale mens.

De volgorde van gebeurtenissen:
Het verhaal is Chronologisch verteld. Er zitten geen flashbacks of flashforwards in het verhaal. In het verhaal is er sprake van tijdversnelling. Het boek lees je in enkele uren uit. Maar het verhaal duurt in een aantal weken. Je leest alleen de belangrijke dingen.

De belangrijkste gebeurtenissen:
De Keizer laat zijn zoon aan zijn vrienden vertellen dat hij advocaat wil worden.
De Keizer zijn vrouw keert zich van hem af, omdat hij bij de hoeren is geweest.

Het uitkomen dat Kareltje al drie jaar in de eerste klas zit en dus van het Gymnasium af moet (en nooit advocaat zal worden)
Dubois is de nieuwe voorzitter van de Lustige Whistspelers.
Optocht die de whistspelers voor hem organiseerden op z’n begrafenis.

Eigen mening:
Dit boek heb ik gelezen omdat ik nog een boek van begin de 20e eeuw nodig had. Bij toeval kwam ik dit boek tegen in de bibiotheek. De titel zei me niet veel, maar toch ben ik begonnen met lezen. Tijdens het lezen was ik aan het eind verbaasd, omdat het verhaal midden in het boek stopte. De rest van het verhaal bleek allemaal extra informatie te zijn over dit boek en de mening van de schrijver etcetera. De karakters in het verhaal waren mensen als jij en ik. Daarom spreekt het verhaal me erg aan. De tragiek van het dagelijkse leven. Schaamte, teleurstelling, bedrog. Je krijgt medelijden met Meneer de Keizer. Het verhaal is erg geloofwaardig geschreven. Het mooiste moment vond ik tegen het einde van het verhaal, wanneer iedereen toch respect blijkt te hebben voor De Keizer. Het perspectief is goed gekozen voor het boek, je kan zo de twee belangrijkste karakters volgen. Beschrijving van ruimte was er bijna niet. Alleen het hoofdzakelijke werd verteld. Hierdoor raak je minder afgeleid en zit je misschien iets minder in het verhaal. Maar je komt jezelf wel sneller tegen tijdens het lezen. Je herkent jezelf in bepaalde situaties. Hierdoor worden de hoofdpersonen sympatiek. Verder is het verhaal overzichtelijk geschreven.

Samenvatting:
De Keizer is een sigarenfabrikant die vreselijke sigaren produceert: niemand vindt ze fijn. Hij verkoopt ze dan ook alleen aan familie en kennissen die het uit medelijden kopen. Omdat z’n zoontje Kareltje zo’n groot hoofd had, beslist hij voor hem dat hij advocaat moest worden en dus naar het gymnasium moest gaan. Er deed zich echter iets voor dat het huiselijk gezag van De Keizer verloren deed gaan: Hij ging een keer met van Tichelen, de slager die van De Keizer sigaren kocht en hem vlees leverde, naar de hoeren. Hier kwam zijn vrouw achter door hem, samen met de slagersvrouw, te volgen.
Op zondag ging Kareltje, na de mis, vaak met z’n vader mee naar het cafe, waar z’n sigaren werden verkocht, om mee te kaarten of te biljarten. Vader schepte daar vaak op en vertelde iedereen van de Lustige Whistspelers dat z’n zoon advocaat zou worden. Toen Kareltje naar het gymnasium ging, snapte hij niets van de hoofdvakken en hij bleef drie jaar in de eerste klas zitten. Omdat het zo slecht ging op school, werd De Keizer bij de directeur geroepen om over Karel te praten. Na dit gesprek blijft hij de hele avond weg en hij keert midden in de nacht pas terug, stinkend naar jenever. De Keizer is des duivels dat z’n zoon hem drie jaar voor de gek heeft gehouden en hij zou Karel wel kunnen doodtrappen van woede. Deze moet uiteraard van school en vanaf die tijd vult hij zijn dagen met wandelen. Hij ontwikkelt hierin een vast ritme. Tevens voelt hij zich erg schuldig vanwege de teleurstelling die vader te verwerken heeft en hij doet zo goed mogelijk z’n best om het hem naar z’n zin te maken, zoals z’n pijp aan te geven, maar De Keizer blijft nors.
De Keizer durft z’n maten in ‘Den Broedermin’ niets te vertellen over het schandaal rondom Kareltje en als ze over zijn zoon beginnen, begint hij gauw over een ander onderwerp te praten. Telkens als hij dan thuiskwam, kreeg Kareltje de volle laag, omdat hij de oorzaak was van De Keizers onbehaaglijke gevoel wanneer hij bij z’n vrienden van de Lustige Whistspelers was. Op die momenten noemde herinnerde moeder De Keizer altijd aan diens slippertje bij de hoeren, waarna mijnheer zich stil hielt. Samen met z’n broer besloot De Keizer dat z’n bij de Compagnie Belge Transatlantique moest werken. Kareltje wordt op proef als kantoorjongen aangenomen. Hij werkt daar met ene Stockmans en moet de postzegelkas bijhouden. Hij leert van hem hoe hij meer port kan vragen voor een brief en hij moet de rest aan Stockmans geven. Zijn eerste dag moet hij ook ‘cognossementen’ halen, kostbare vellen papier. Hij raakt ze op de terugweg kwijt en Stockmans is zo kwaad, dat hij niet meer bij ‘Beltransat’ durft terug te komen. Hij vertelt het zijn moeder en z’n oom haalt vader over om hem naar een drukker te sturen. Vader gaat akkoord, omdat drukkers ook weleens rijk kunnen worden. Kareltje kan terecht bij een drukkerij waar hr. Albert de baas is. Deze vertelt hem dat hij later misschien op kantoor mag, maar dat hij eerst wat praktische opleiding in de werkplaats krijgt. Ook mag hij de wagen besturen, waar Karel zich heel wat bij voorstelt. Op z’n eerste werkdag wordt hij gelijk door de andere werknemers uitgelachen om z’n grote hoofd en deze zetten hem ‘op de foto’.

Kareltje begint aan het pesten te wennen, maar alleen de wagen zit hem dwars. Het was een gekleurde handwagen en daaronder zat een hond. Als hij met de wagen, waarop reclame stond, moest lopen, was hij bang om een bekende tegen te komen. Dit gebeurt op een dag ook wanneer hij twee oude schoolmakkers tegen het lijf loopt. Tegelijkertijd woont meneer De Keizer de vergadering van de Lustige Whistspelers bij, waar hij voorzitter is. Dubois aast echter op die plaats, en krijgt hem bij een volgende vergadering. Dit komt heel hard aan bij De Keizer. Aanleiding dat Dubois de nieuwe voorzitter werd, was het niet nummer een worden bij een nationale wedstrijd voor whistspel te Brussel. Op het moment dat Dubois zijn plaats inneemt, beseft de ontmoedigde De Keizer voor het eerst dat de Vereniging zijn leven was. Hij wilde voor Dubois het veld niet ruimen en De Keizer bleef als eenvoudig lid de vergaderingen bijwonen. Dit was moeilijk en hij verouderde zichtbaar. Dubois begint de zaal compleet anders in te richten en De Keizer wordt nog neerslachtiger wanneer uitkomt dat Kareltje bij een drukkerij werkt, nadat Dubois hem met de wagen had zien lopen. Toen de herst bijna om was, kwam hij Dubois tegen, die tevens kolenhandelaar was. Keizer weigerde natuurlijk om kolen bij hem te kopen, totdat Dubois hem zegt dat het roken op de vergadering hinderlijk was. Nu kon De Keizer niets anders doen dan kolen bestellen, want als er op de vergadering niet meer gerookt mocht worden, was hij een grote bron van inkomsten kwijt. Een paar dagen later werd De Keizer ziek door alcohol en op z’n sterfbed roept hij Kareltje bij zich om hem te vragen hoe het bij Poortmans is. Ze krijgen voor het eerst een goed gesprek. Ook komt Van Tichelen, de slager, nog even langs om hem te melden dat hij snel weer beter moet worden, omdat hij een francaise heeft opgeduikeld.
De Keizer stierf en de Lustige Whistspelers organiseren ter nagedachtenis een grote optocht.

Informatie over de auteur:
Elsschot werd geboren als Alphonsus Josephus de Ridder op 7 mei 1882 in Antwerpen. Hij ging naar het atheneum, werd handelsagent in Parijs (1907), Rotterdam (1908-1912) en Brussel (1913-1930) en richtte een publiciteits- en reclamebureau op. De Ridder begon naar eigen zeggen te schrijven doordat een collega van hem bij de Schiedamse Werf Gusto, "een 45-jarige juffrouw Tak", hem daartoe aanzette. Zijn werk zal echter in de beginjaren van zijn schrijfcarriere (1913-1920) nauwelijks opgemerkt worden. Hij had de Verzen van vroeger al in 1910 geschreven en bovendien gepubliceerd in het mede door hem in 1900 opgerichte tijdschrift Alvoorder. Echte bekendheid genoot hij in den beginne zelfs in Vlaanderen niet. Daarvoor was zijn werk te 'zakelijk' en te kosmopolitisch in de toen nog hoofdzakelijk romantisch-regionalistische Vlaamse letteren.

Elsschot was echter een van de grote stilisten uit de Nederlandstalige literatuur in de twintigste eeuw. In de inleiding van Kaas, ging hij uitgebreid op het begrip stijl in. Met zinnen als "Een haring kan tragisch geschilderd worden, al zit er aan zo'n beest niets dat tragisch op zichzelf is" bewijst Elsschot zijn superieure zin voor mooie zinnen. Die was ook de redacteuren van het Nederlandse literaire tijdschrift Forum opgevallen.Du Perron en Ter Braak publiceerden in 1932 zijn gedichten. Elsschot was toen al vijftig.

Onmiddellijk werd een gevoelige snaar geraakt: zo ongekunsteld en direct als Elsschot schreef, zo wilden de 'jongeren' van Forum eigenlijk ook schrijven. Elsschots invloed op Vestdijk en - later - Hermans en de 'nieuwe zakelijken' van de jaren zestig zal groot zijn.
Elsschots boeken leunen voor een groot deel op zijn ervaringen in de handel in de steden waar hij werkte: Brussel, Parijs en Rotterdam. Het Elsschottiaanse thema van de gewetensconflicten en problemen die de handel met zich meebrengt, treedt voor het eerst duidelijk op in Lijmen (1924). Elsschot moet er in zijn werk als zakenman en als eigenaar van een reclamebureau mee geworsteld hebben. Na Lijmen bleef het een flinke tijd stil. Het was de Nederlander Jan Greshoff (aan wie Elsschot Kaas (1933) opdroeg) die hem weer aan het schrijven kreeg. Lijmen en Kaas delen eenzelfde thematiek. Bleef de arme mevrouw Lauwereyssen in Lijmen met ongekende stapels ongewilde tijdschriften zitten, in Kaas was het Elsschots alter ego Laarmans die met een keldervol (althans door hem) onverkoopbare kaas blijft zitten.

Elsschot latere werk (na 1934) is overwegend autobiografisch. Hij schreef zeer herkenbaar over zijn familie. In 1946 publiceerde Elsschot zijn laatste verhaal. Het is opvallend dat de grote literaire prijzen (de Constantijn Huygensprijs in 1951 en de Belgische Staatsprijs voor proza in 1948) die hem ten deel vallen, beide na die publicatiestop werden uitgereikt. In 1960 overleed hij, kort nadat hij een brief aan Simon Carmiggelt had gepost. Zijn vrouw overleed een dag later en beiden werden op dezelfde dag begraven op de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof. Daar rusten de dichter van 'Het huwelijk', en zijn vrouw recht tegenover Paul van Ostaijen, en op dezelfde akker als Gaston Burssens, Conscience, Hugo Pernath en andere Vlaamse literatoren.

Bibliografie van de auteur:
Villa des Roses (roman, 1913)

Een ontgoocheling (novelle, 1921)
De Verlossing (novelle, 1921)
Lijmen (roman, 1924)
Kaas (novelle, 1933)
Verzen van vroeger (gedichten, 1934)
Tsjip (novelle, 1934)
Pensioen (novelle, 1937)
Het Been (novelle, 1938)
De leeuwentemmer (novelle, 1940)
Het Tankschip (verhaal, 1942)
Het dwaallicht (verhaal, 1946)
Vierspan (verhaal, 1962)
Verzameld werk (romans, novelles, verhalen, gedichten, 1976)
Zwijgen kan niet verbeterd worden (verhalen, romans, 1979) - ongebundelde teksten
Brieven (brieven, 1993)

REACTIES

A.

A.

Kareltje kan de lessen niet goed volgen, niet omdat hij er niets van snapt (ja ook) maar omdat de helft in het Frans wordt gegeven en hij geen Frans spreekt!

10 jaar geleden

A.

A.

Aan het eind heeft nog steeds niemand respect voor hem. Niet alles is een happy end! Het treurige ligt juist in het huichelen van Dubois en iedereen die hem het leven zuur heeft gemaakt.

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Een ontgoocheling door Willem Elsschot"