Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Een ontgoocheling door Willem Elsschot

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover Een ontgoocheling
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3003 woorden
  • 13 januari 2005
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
25 keer beoordeeld

Boekcover Een ontgoocheling
Shadow
Een ontgoocheling door Willem Elsschot
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Externe gegevens Titel: Een ontgoocheling
Auteur: Willem Elsschot
Oorspronkelijke uitgever: Van Kampen
Plaats en jaar eerste uitgave: Amsterdam, 1921 Informatie over de auteur Elsschot werd geboren als Alphonsus Josephus de Ridder op 7 mei 1882 in Antwerpen. Hij ging naar het atheneum, werd handelsagent in Parijs (1907), Rotterdam (1908-1912) en Brussel (1913-1930) en richtte een publiciteits- en reclamebureau op. De Ridder begon naar eigen zeggen te schrijven doordat een collega van hem bij de Schiedamse Werf Gusto, "een 45-jarige juffrouw Tak", hem daartoe aanzette. Zijn werk zal echter in de beginjaren van zijn schrijfcarrière (1913-1920) nauwelijks opgemerkt worden. Hij had de Verzen van vroeger al in 1910 geschreven en bovendien gepubliceerd in het mede door hem in 1900 opgerichte tijdschrift Alvoorder. Echte bekendheid genoot hij in den beginne zelfs in Vlaanderen niet. Daarvoor was zijn werk te 'zakelijk' en te kosmopolitisch in de toen nog hoofdzakelijk romantisch-regionalistische Vlaamse letteren. Elsschot was echter een van de grote stilisten uit de Nederlandstalige literatuur in de twintigste eeuw. In de inleiding van Kaas, ging hij uitgebreid op het begrip stijl in. Met zinnen als "Een haring kan tragisch geschilderd worden, al zit er aan zo'n beest niets dat tragisch op zichzelf is" bewijst Elsschot zijn superieure zin voor mooie zinnen. Die was ook de redacteuren van het Nederlandse literaire tijdschrift Forum opgevallen.Du Perron en Ter Braak publiceerden in 1932 zijn gedichten. Elsschot was toen al vijftig. Onmiddellijk werd een gevoelige snaar geraakt: zo ongekunsteld en direct als Elsschot schreef, zo wilden de 'jongeren' van Forum eigenlijk ook schrijven. Elsschots invloed op Vestdijk en - later - Hermans en de 'nieuwe zakelijken' van de jaren zestig zal groot zijn. Elsschots boeken leunen voor een groot deel op zijn ervaringen in de handel in de steden waar hij werkte: Brussel, Parijs en Rotterdam. Het Elsschottiaanse thema van de gewetensconflicten en problemen die de handel met zich meebrengt, treedt voor het eerst duidelijk op in Lijmen (1924). Elsschot moet er in zijn werk als zakenman en als eigenaar van een reclamebureau mee geworsteld hebben. Na Lijmen bleef het een flinke tijd stil. Het was de Nederlander Jan Greshoff (aan wie Elsschot Kaas (1933) opdroeg) die hem weer aan het schrijven kreeg. Lijmen en Kaas delen eenzelfde thematiek. Bleef de arme mevrouw Lauwereyssen in Lijmen met ongekende stapels ongewilde tijdschriften zitten, in Kaas was het Elsschots alter ego Laarmans die met een keldervol (althans door hem) onverkoopbare kaas blijft zitten. Elsschot latere werk (na 1934) is overwegend autobiografisch. Hij schreef zeer herkenbaar over zijn familie. In 1946 publiceerde Elsschot zijn laatste verhaal. Het is opvallend dat de grote literaire prijzen (de Constantijn Huygensprijs in 1951 en de Belgische Staatsprijs voor proza in 1948) die hem ten deel vallen, beide na die publicatiestop werden uitgereikt. In 1960 overleed hij, kort nadat hij een brief aan Simon Carmiggelt had gepost. Zijn vrouw overleed een dag later en beiden werden op dezelfde dag begraven op de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof. Daar rusten de dichter van 'Het huwelijk', en zijn vrouw recht tegenover Paul van Ostaijen, en op dezelfde akker als Gaston Burssens, Conscience, Hugo Pernath en andere Vlaamse literatoren. Bibliografie van de auteur • Villa des Roses (roman, 1913) • Een ontgoocheling (novelle, 1921) • De Verlossing (novelle, 1921) • Lijmen (roman, 1924) • Kaas (novelle, 1933) • Verzen van vroeger (gedichten, 1934) • Tsjip (novelle, 1934) • Pensioen (novelle, 1937) • Het Been (novelle, 1938) • De leeuwentemmer (novelle, 1940) • Het Tankschip (verhaal, 1942) • Het dwaallicht (verhaal, 1946) • Vierspan (verhaal, 1962) • Verzameld werk (romans, novelles, verhalen, gedichten, 1976) • Zwijgen kan niet verbeterd worden (verhalen, romans, 1979) - ongebundelde teksten • Brieven (brieven, 1993)
Interne gegevens Motivatie Tijdens de literatuurles Nederlands werd een les gewijd aan de schrijvers met een zakelijke stijl, Nescio, Elsschot en nog een andere, waarbij de nadruk op de tweede werd gelegd. Ik had toen net het verzameld werk van Nescio uit en dat was me erg goed bevallen, en daarom leek het me leuk om ook iets van Elsschot te proberen. Ik wilde niet Lijmen of Het Been of Kaas lezen om de volgende situatie te voorkomen: ‘Van wie lees je een boek?” “Elsschot” “Oh, Lijmen/Het Been!” “Nee, ik lees…” “Oh, Kaas natuurlijk!” Het is ongefundeerd, maar ik heb daar een hekel aan. De bekendste boeken zijn natuurlijk niet voor niets de bekendste, dus ik zal ook Lijmen en Het Been en Kaas nog wel eens lezen, maar niet voor een leesverslag. Een Ontgoocheling stond klaar in de bibliotheek, dus de keuze was makkelijk. Samenvatting Meneer De Keizer, sigarenfabrikant, gaat een keer met buurman van Tichelen naar de hoeren waar hun vrouwen achter komen. De Keizers vrouw heeft het daar, in geval van ruzie, nog lang over. Hun zoon Kareltje gaat naar het gymnasium om advocaat te worden, wat de wens van zijn vader is, maar blijft doordat hij slecht is in Latijn, Frans en wiskunde drie jaar in de eerste klas zitten. Nadat De Keizer met de directeur heeft gepraat hoeft Kareltje niet meer op school te komen. Hij blijft een tijdlang niets doen en krijgt daarna, dankzij contacten van zijn vader een baantje bij de Compagnie Belge Transatlantique. Hij werkt daar met ene Stockmans en moet de postzegelkas bijhouden. Hij leert van Stockmans hoe meer port te vragen voor een brief en de rest aan Stockmans te geven. Als hij een keer cognossementen moet ophalen en ze verliest komt hij er niet meer terug. Daarna gaat hij werken bij een drukkerij, Poortmans Dechesne & Co. Hij wordt daar in het begin vaak gepest door de andere werknemers. Tegelijkertijd woont meneer De Keizer de vergadering van de Lustige Whistspelers bij, waar hij voorzitter is. Dubois aast echter op die plaats, en krijgt hem bij een volgende vergadering, na een teleurstellende wedstrijd. De Keizer blijft de vergaderingen wel bijwonen, maar voelt zich er niet meer op zijn gemak, onder andere omdat Dubois de zaal compleet anders in begint te richten. Een paar maanden later wordt De Keizer ziek door alcohol en sterft een paar dagen later. De Lustige Whistspelers benoemen een 'feestcommissie' die voor de begrafenis zal zorgen. Dubois organiseert ook gelijk een kampioenschap uit om een andere club te verslaan. De Keizer krijgt een mooie begrafenis, waarbij veel whistclubs hun laatste eer komen betonen. Titelverklaring ‘Ontgoocheling’ betekent volgens de website van Van Dale: zware teleurstelling => afknapper, desillusie, een doorgeprikte illusie, een koude douche, ontnuchtering. In het boek krijgt meneer de Keizer veel teleurstellingen te verwerken: zijn zoon mislukt op de middelbare school, zijn eigen sigarenfabriekje komt maar niet echt van de grond en hij wordt ook nog eens afgezet als voorzitter van de whistclub. De laatste teleurstellingen die hij te verwerken krijgt, is als Karel hem vertelt dat hij op zijn werk wordt gepest, en zich daar niet tegen verzet. Waarom Elsschot het boek ‘Een ontgoocheling’ heeft genoemd, weet ik dus niet precies, want eigenlijk zou het dus ‘Ontgoochelingen’ moeten zijn. Misschien vond hij dat de inhoud met zo’n wel al te snel duidelijk zou worden? Thematiek Het belangrijkste thema is de ontgoocheling, die ook al terugkomt in de titel. De allereerste is voor meneer de Keizer. Het valt hem erg zwaar om zijn sigarenfabriek winstgevend te houden. Hij verkoopt eigenlijk alleen maar aan vrienden en kennissen, dus hij verkoopt niet veel. ‘De Keizer leefde dus vooral van familieleden, vrienden en kennissen, wat geen stevige grondslag is voor een zaak. Die mensen toch, kochten zijn sigaren deels uit medelijden en deels omdat zij niet anders durfden, want hij herkende zijn fabrikaat al uit de verte.’ … ‘Het sigarenmaken onder dergelijke voorwaarden hing hem dan ook zó de keel uit, dat hij reeds bij de geboorte van zijn enige zoon gezworen had dat de jongen geen sigarenfabrikant zou worden’. Daarom besluit De Keizer dat zijn zoon Karel advocaat zal worden, en het is ook een enorme teleurstelling voor hem als hij van de directeur van het gymnasium te horen krijgt dat Karel al voor de derde keer in de eerste klas zit. Hij komt beschonken thuis, is helemaal uit zijn doen en er glijden zelfs tranen over zijn wangen. Een volgende grote teleurstelling is dat Dubois, die hij niet mag, het voorzitterschap van zijn geliefde whistclub overneemt, nadat ze op een kampioenschap, waar ze voorgaande jaren gewonnen hadden, slechts een eervolle vermelding kregen. ‘Op dat ogenblik besefte de ontmoedigde De Keizer door het eerst dat de Vereniging zijn leven was. Zich vastklampend aan alle hoop en alle schaamtegevoel van zich afwerpend, liet hij zich tóch opnieuw op de lijst plaatsen.’ … ‘”Proficiat”, moest ook de keizer zeggen’. Vlak voor hij sterft volgt de laatste teleurstelling: Karel wordt op zijn werk gepest. ‘Eerst vond hij van verstomming geen woorden en mat het kind met de blik.’ … ‘Nog sidderend ging hij liggen en bleef een tijdlang zwijgen, verloren in gedachten. Zijn blik dwaalde radeloos door de kamer, als zocht hij, voor hij stierf, nog gauw een talisman tegen het pesten.’ Een andere ontgoocheling is voor mevrouw de Keizer: haar echtgenoot bezoekt café’s met dames van lichte zeden. Ze betrapt hem ‘op heterdaad’, onzeker is of hij het vaker gedaan heeft. Een ander belangrijk thema is het tevergeefs streven naar het halen van een bepaalde status. De Keizers droom van een succesvolle sigarenfabriek is in duigen gevallen, dan moet zijn zoon in ieder geval advocaat worden. Zelf ontleent hij nog enige status aan het voorzitterschap van de whistclub, maar Karel faalt op school en Dubois wordt als voorzitter gekozen. Dit schaadt de status van de hele familie, en vooral De Keizer heeft het daar moeilijk mee. ‘ “Hij had ten slotte meer zin in een vak, Verbist”, mompelde De Keizer, in de hoop dat hij door de anderen, die hem nu ook aankeken, niet verstaan zou worden. “Wat zeg je?” vroeg Verbist, die er ’t fijne van wilde weten. De honden keften. Het hert was in het nauw gedreven. “Dat hij een vak wou leren!!” barstte De Keizer los, ditmaal met ontzettend geweld. “Je hoeft niet zo te schreeuwen”, zei Verbist, die verschrikt was. Praten deed De Keizer die avond niet meer en hij ging vroeg naar huis. Voelde hij zijn einde soms nabij?’ Zijn vrouw probeert hem te steunen, en zelfs Karel wil zijn ouders laten geloven dat het goed zal komen. ‘ “Ik laat daar dadelijk visitekaartjes drukken, Ma.” zei Kareltje. “Roze voor mij en blauwe voor Marieken. Ik zal tóch niet hoeven te betalen.” ‘ In werkelijkheid komt Karel niet verder dan simpele knecht. Niet alleen buiten, maar ook binnen het gezin raakt De Keizer zijn gezag kwijt, door zijn stiekeme cafébezoek. ‘Toen dan was uitgemaakt dat Kareltje advocaat worden zou, deed zich echter iets voor waardoor het huiselijk gezag van De Keizer, dat tóch al niet al te groot was, geheel verloren ging.’ Het kromme eraan is, dat De Keizer, ondanks alle teleurstellingen die hij heeft meegemaakt uiteindelijk toch een eervolle begrafenis krijgt, waar veel whistclubs hun laatste eer komen betuigen. Motieven Een motief in het boek is de relatie tussen een vader en zijn zoon. De Keizer wil dat zijn zoon iets bereikt, en als dat niet lukt, is hij woedend en praat lang niet tegen zijn zoon. Uiteindelijk gaat dat over ‘Zijn gramschap tegen Kareltje was in ieder geval opeens geweken en had plaats gemaakt voor een diepe neerslachtigheid.’ en hij wil nog steeds het beste voor zijn zoon. Dus doet hij zijn best om hem baantjes te bezorgen, en voor hij sterft, moet Karel hem vertellen wat hem dwarszit. ‘Zijn ogen liepen over van liefde, doch zijn mond drukte beslist verachting uit.’ De relatie heeft dus twee kanten: aan de ene kant houdt De Keizer van zijn zoon, maar hij wil zo graag dat die zoon ook iets bereikt, en daarin stelt hij hem meerdere keren teleur. Een ander motief is pesten. Op school, en ook op zijn werk wordt Karel geplaagd om zijn bolle hoofd. Bij zijn baantje bij de drukker maakt hij een raar ‘ontgroeningritueel’ mee:hij moet onder de kiel van een andere werker kijken en wordt daarbij gefotografeerd. Op de whistclub wordt meneer De Keizer niet echt gepest, maar er gebeuren wel voor hem onprettige dingen. Na de verloren whistwedstrijd wordt hij uitgefloten en roept men om zijn aftreden. Als Dubois eenmaal gekozen is, verandert men van alles:: de indeling van het lokaal, het statuut, naar de protesten van De Keizer wordt niet echt geluisterd.
Personages Meneer De Keizer is getrouwd, sigarenfabrikant en heeft twee kinderen. Hij heeft moeite met het uiten van zijn emoties, bijvoorbeeld als hij te horen krijgt dat Karel al drie jaar in de eerste klas zit. Hij is dan erg stil en zegt niets. Toch ziet zijn vrouw dat er iets aan de hand is. ´Het mens ontstelde, want het was zeventien jaar geleden dat De Keizer voor ´t laatst had geschreid, toen zij pas verkeerden en eens ruzie hadden gemaakt.´ Maar het enige wat De Keizer zegt is: `Ik trap hem dood,´ zei De Keizer eindelijk. Toen trok hij zijn schoenen uit en ging naar bed.´ Verder heeft De Keizer een sterk ontwikkeld eergevoel. In een fragment dat ik bij ´Thematiek´ al heb gebruikt, is te lezen dat hij zich ervoor schaamt te vertellen dat Karel van het gymnasium af is. En als iemand iets slechts over zijn sigaren meldt, is het meteen oorlog. De oudste broer van zijn vrouw had hem, na een woordenwisseling, eens ronduit gezegd dat hij genoeg had van zijn rotsigaren en dadelijk had hij, waar De Keizer bij stond, een Tinchant opgestoken, met een bandje. `Een aardige man, dat broertje van jou,´ schimpte De Keizer en de twee gezinnen hadden toen maandenlang met elkander in onmin geleefd.´ Hij laat zijn zaken wel vaker op zo´n manier door gevoelens bepalen. `Wat er ook gebeurt, nooit koop ik kolen van hem,´ zei De Keizer tegen zijn vrouw, want Dubois was koopman in steenkolen. `En Verbist, Lemmers en Molmans evenmin. Ze hebben het mij beloofd. Leden omkopen door rondjes te geven, zoals hij doet, dat verdom ik.´ ´Maar de sigaren,´ waarschuwde moeder. ´Sigaren, sigaren´, siste De Keizer, `al moest ik ze allemaal zelf roken, kolen van die schooier stoken, doe ik niet´. Een erg goede zakenman is De Keizer dus niet, en ook op andere gebieden is hij niet al te slim. Hij gaat er bijvoorbeeld vanuit dat Karel intelligent is, omdat hij zo´n dik hoofd heeft. Verder heeft De Keizer volgens mij niet zo´n sterke persoonlijkheid, want hij is makkelijk over te halen. Zo haalt Van Tichelen hem waarschijnlijk over om mee te gaan naar het café met de dames van lichte zeden ´Eindelijk bleven Van Tichelen en De Keizer staan, discuteerden nog even en gingen toen een huis binnen, waarbij het madame De Keizer vóórkwam dat haar man door de slager als het ware voor zich uit werd geduwd.´ en begeeft ook zijn eergevoel het uiteindelijk: ´De Keizer had lust om te zeggen dat hij geen kolen van hem hebben wou, al kreeg hij ze gratis, maar zijn lafhartigheid behaalde de overhand. ´Neen, nog niet,´ bekende hij. ´Dan mag je er nu wel over gaan denken, want de prijzen gaan in de hoogte´. … ´Mij goed´, zei De Keizer met een brok in de keel. Hij had nog net genoeg tegenwoordigheid van geest om Dubois te verzoeken niet te veel gruis te leveren.´ … ´De Keizer voelde een loomheid in zijn benen, als had hij de hele dag gelopen. `Ik heb bij Dubois kolen besteld´, verklaarde hij zonder omwegen toen hij thuiskwam. Zijn vrouw zweeg, want zij begreep dat het noodlot wilde zo het geschieden zou. Mevrouw De Keizer heeft eigenlijk macht over haar man, omdat ze terug kan grijpen naar het café-incident. Toch neemt ze meestal de ouderwetse rol van het huishouden doen en het steunen van haar echtgenoot. Verder maakt het boek weinig duidelijk over haar persoonlijkheid. Karel de Keizer is vrij dom en erg lui. Op school doet hij niet bepaald zijn best om de stof beter te begrijpen en neemt genoegen met slapen achter in de klas. Als hij eenmaal van school is, brengt hij zijn dagen niet minder nutteloos door. ´Voor Kareltje brak nu een heerlijke tijd aan. Hij deelde zijn leeglopen in met evenveel methode als een zakenman zijn bezigheden, steeds voor oog houdend het rationeel korten van de uren die verliepen tussen ontbijt en middagmaal, tussen middagmaal en vieruurtje, tussen vieruurtje en souper. Hij laat het aan zijn vader over om een baantje te vinden, maar op de eerste dag raakt hij al belangrijke documenten kwijt. Ook om dit op te lossen doet hij geen moeite. ´Wat er nu verder gebeuren mocht, in geen geval zou hij ooit nog een voet zetten in Beltransat, dat stond nu vast. En meteen voelde hij zich lichter worden en blies de wind der vrijheid hem in het gezicht. … `Maar wat zal vader zeggen= merkte moeder op. Kareltje zei dat het hem niets kon schelen, om moeder te doen beseffen hoe vast zijn besluit stond wat de Beltransat betrof, en gaf haar de raad de zaak met De Keizers broer te bespreken, die er wel iets op vinden zou.´ Behalve lui is Karel dus nogal egoïstisch, altijd berekenend vanuit zijn eigen belang. Wel kent hij schaamte, bijvoorbeeld als hij, in dienst van de drukker, een wagen rijdt en dan wat oude klasgenootjes ziet. ´Maar de wagen trok de aandacht, wat trouwens de bedoeling was van het geel en rood, en van de wagen keek men naar zijn pet met het gouden blazoen van ´t Gymnasium. En wanneer iemand naar zijn pet keek, dan was het Kareltje als werd hem ingevraagd wat hij dacht later te zullen worden. Opbouw Een ontgoocheling omvat slechts zes hoofdstukken en in mijn uitgave 77 bladzijden. Er zitten geen flashbacks of flashforwards in het boek, alles speelt zich in chronologische volgorde af. Ook worden er geen grote perioden in tijd overgeslagen. Het boek begint met het verhaaltje dat de twee buurvrouwen hun mannen in een café aantreffen, later gaat het vooral over Kareltje en zijn baantjes en tussendoor over de whistclub van zijn vader. Het vertelperspectief ligt constant bij een alwetende verteller. Tijd Het verhaal speelt in het begin van de twintigste eeuw. Ruimte Het verhaal speelt zich ergens in Vlaanderen af. Bronvermelding www.scholieren.com www.boekenwereld.com

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Een ontgoocheling door Willem Elsschot"