Een leeg huis door Marga Minco

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
Boekcover Een leeg huis
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 5278 woorden
  • 20 februari 2006
  • 154 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
154 keer beoordeeld

Boekcover Een leeg huis
Shadow
Een leeg huis door Marga Minco
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Donderdag 28 juni 1945
Aan het einde van de oorlog wordt Sepha, een jonge joodse vrouw, naar een onderduikadres aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam gebracht. Daar ontmoet ze een aantal andere onderduikers, onder wie Mark; met hem begint ze een verhouding. Na de bevrijding gaat ze op zijn advies enkele weken naar Friesland om er eens helemaal uit te zijn. Na vier weken komt ze terug naar Amsterdam. Hoewel ze pas de volgende dag verwacht wordt, vertrekt ze al op donderdag 28 juni. Ze houdt het in Friesland niet langer uit, ze wil naar huis. Daarom neemt ze de kans op een moeizame terugreis voorlief. Ze wil proberen nog deze dag liftend de hoofdstad te bereiken. De eerste lift krijgt ze van de groenteboer, die haar met zijn paard-en-wagen naar Sneek brengt. Daarvandaan neemt een chauffeur van een vee-auto haar mee tot Steenwijk, maar na de vierde lift, die haar tot voorbij Zwolle brengt. Lijkt de reis vast te lopen. Terwijl ze in de berm wat ligt te dommelen, staat er ineens een meisje naast haar. Ze vertelt dat ze Yona heet en dat ze in Aalten ondergedoken heeft gezeten. Zonder dat ze daar prijs op stelt, krijgt Sepha Yona’s hele levensgeschiedenis te horen. Intussen trekken ze samen verder. Als ze tenslotte in de vooravond in Amsterdam aankomen, gaat Yona op de Ceintuurbaan haar eigen weg. Sepha stapt uit op het Rokin,waar ze middenin de feestdrukte belandt: het is de laatste avond van de bevrijdingsfeesten. Ze haast zich tussen de uitgelaten mensen door naar huis, maar daar vindt ze niemand. Ze wordt ook pas de volgende dag verwacht en op de vloer valt ze tenslotte in slaap. Ze wordt gewekt wanneer een agent bij haar aanbelt, die haar vraagt met hem mee te komen naar het Weesperpleinziekenhuis. Daar is een meisje binnengebracht dat háár adres bij zich droeg. Het blijkt Yona te zijn, die er behoorlijk toegetakeld bijligt. Ze verstelt Sepha over het weerzien met haar oude buurt: van haar ouderlijk huis is alleen nog de gevel over, evenals van haar tantes hui. Toen ze daarop ontgoocheld aan het dwalen ging, moet ze gestruikeld zijn en is ze in de gracht gevallen, vertelt ze. Als Sepha weer thuis komt, blijkt Mark daar intussen ook geweest te zijn. Hij is echter al weer vertrokken en heeft een briefje achtergelaten met de woorden: ‘ Ik zie dat je thuisgekomen bent, had je vandaag nog niet verwacht. Ik ben naar Karel, daar is een feest. Kom ook als je nog zin hebt.’ Maar bij Karel is hij ook al weer weg en daarom gaat Sepha maar weer naar huis. Even steekt ze nog haar hand door de brievenbus van het huis naast het hunne, maar het enige wat ze voelt is de kilte van een groot gat waar de wind doorheen blaast. Dinsdag 25 maart 1947
Al snel na de bevrijding ontstaat er een verwijdering tussen Sepha en Mark. Hij gaat van het ene feest naar het andere, zij trekt zich meer en meer in zichzelf terug. Toch trouwen ze in augustus van dat jaar. Van het Rode Kruis krijt Sepha bericht dat er van haar familie niemand meer in leven is. Voorjaar 1946 ontmoet ze Yona weer, die zich redelijk door het leven lijkt te slaan. Ze heeft enkele tekenopdrachten en werkt halve dagen bij de Stichting ’40-’45. Een jaar later komt Karel, een vriend van Sepha en Mark, die ziet dat het met hun huwelijk steeds slechter gaat, met het idee naar het Zuidfranse Collioure te gaan; zo’n reisje zou hen goed doen. Sepha heeft er meteen oren naar; Mark wijst het voorstel echter pertinent van de hand, mogelijk vanwege de verhouding die hij inmiddels heeft met een andere vrouw, Tinka. Sepha besluit dan alleen te gaan. In Collioure vindt ze onderdak bij de familie Ponsailler. Al snel trekt ze de aandacht van Gilbert, met wie ze een verhouding begint. Na een tijdje kondigt ook Mark zich aan. Hij vraagt haar voor hem een kamer apart te huren, want hij wil voornamelijk komen om te werken. Wanneer hij op 25 maart arriveert, blijkt echter al snel dat hij ook een poging wil doen hun vastgelopen huwelijk nieuw leven in te blazen. Als ze ’s avonds terugkomen van een etentje, treffen ze onverwacht Tinka voor het huis van de Ponsaillers aan die haar (ex-)vriend is nagereisd. Mark brengt haar echter resoluut naar het dorpshotel, waarna hij bij Sepha terugkomt. Vrijdag 21 april 1950

Na hun terugkeer uit Frankrijk hervat Mark zijn werk bij de krant. Sepha kost het echter veel moeite iets te vinden en tenslotte staakt ze het zoeken naar werk helemaal. Tijdens haar dwaaltochten door de stad ontmoet ze in een bioscoop de kunstschilder Thomas, met wie ze een vluchtige relatie heeft. Met haar huwelijk gaat het intussen weer snel bergafwaarts. Op de morgen van de eenentwintigste april, wanneer ze op het punt staat te vertrekken naar de nieuwe woning die zij en Mark hebben toegewezen gekregen, kondigt Yona zich weer aan. Ze vraagt Sepha met klem thuis te blijven en maakt, als ze binnen is, een ontmoedigde indruk. Ze ziet het niet meer zitten, vertelt ze, en al gauw noemt ze de oorzaak van haar depressie: Leo is terug, de vriend die voor de oorlog naar Amerika is gegaan. Hij is nu met zijn Amerikaanse vrouw in Amsterdam, ‘doing Europe in three weeks’; hij stond ineens voor haar. Hoewel ze elkaar vroeger iedere dag zagen en vier jaar lang met elkaar optrokken, blijkt hij nu haast een vreemde voor haar geworden te zijn. Het gesprek komt weer op de jaren voor de oorlog, op de vraag of het nog wel zin heeft te proberen iets van je leven te maken na alles wat er gebeurd is, maar dat is iets waarover Sepha juist niet wil praten. Haar reactie is Yona duidelijk. Ze voelt zich afgescheept en vertrekt. Wanneer Sepha dan toch vertrekt om naar het nieuwe huis te gaan, raakt ze opnieuw aan het dwalen. Tenslotte komt ze weer bij Thomas terecht, met wie ze opnieuw naar bed gaat. Uren later komt ze weer thuis, waar Mark al op haar wacht. Hij vertelt dat er die middag over de telex een bericht gekomen is met de mededeling dat Yona onder onduidelijke omstandigheden uit de trein is gevallen en verongelukt. Sepha gat dan naar Yona’s zolderappartement, waar ze een half-afgemaakt zelfportret vindt, wat oude foto’s en een dagboek, dat ze bewust niet inkijkt. Dan staat Mark achter haar, die haar met zachte dwang meeneemt naar buiten waar juist in de donkere straat de lantaarns aangaan. Titelverklaring ‘de titel van mijn boek is de leegte toegeven’ zegt Marga Minco in een interview. Die leegte is natuurlijk niet alleen in het huis, maar ook in de mens zelf. Je staat in een vacuüm. Het vervreemdingsproces moeten doormaken, dat is het.’ (de Nieuwe Linie, 1967) De titel is dus enerzijds symbolisch voor de vervreemding die Sepha en Yona na de oorlog ervaren, anderzijds is hij een verwijzing naar de onontkoombare realiteit: het verleden is uitgewist. Sepha en Yona herinneren hun ouderlijke huizen als iets vol leven. De huizen van Sepha en Yona zijn leeg: het huis naast het onderduikadres van Mark en Sepha, de gesloopte huizen van Yona´s ouders en Yona´s tante, en de nieuwe woning van Sepha en Mark. Om Yona en Sepha heen is het leven verdwenen. Thema Een leeg huis gaat over de vervreemding die de twee hoofdpersonen in de naoorlogse wereld ervaren, niet alleen in hun huizen maar ook in henzelf. De huizen waar ze in opgegroeid zijn, staan symbool voor hun innerlijk. Voor Yona is dat puin, voor Sepha is dat een andere identiteit. Sepha´s nog nieuwe lege huis staat voor het nieuwe begin dat zij wil maken. Het zoeken naar een houding ten opzichte van het verleden en de toekomst staat centraal in het boek. Gebeurtenissen uit het verleden moeten worden weggeschoven om verder te leven, Yona kan dat niet. Ook de onmacht van de mensen om tot werkelijke communicatie te komen, wordt behandeld. Voor Sepha gloeit aan het einde een sprankje hoop. Motto Het motto is ook enerzijds symbolisch voor de vervreemding die Sepha en Yona na de oorlog ervaren, anderzijds is hij een verwijzing naar de onontkoombare realiteit: het verleden is uitgewist. Mensen als Sepha en Yona willen in een huis dingen zien, die er niet meer zijn, of ze zien die dingen ook echt. Huizen zijn de herinnering aan vroeger, maar ook de realiteit van nu! Motieven Een van de belangrijkste motieven in het verhaal is identiteitsverlies.. Identiteitsverlies zie je vooral bij Yona. Wanneer ze samen in de laadbak zitten van de vrachtauto die hen naar Amsterdam brengt, vertelt ze aan Sepha over de tijd dat ze ondergedoken zat. Lang heeft ze niet geweten waar ze was. ‘Je bent nergens’, had de vrouw van het huis haar gezegd en op den duur was ze het zelf gaan geloven. Allen als ze naar haar handen keek bewees ze zichzelf dat ze er nog was. Vertelsituatie Het verhaal is in de ik-vorm geschreven. Sepha is de ikpersoon en vanuit haar oogpunt worden de gebeurtenissen verteld. Het effect is dat je merkt waaraan zij voortdurend moet denken. Je komt heel veel te weten over haar verleden, terwijl er slechts drie dagen zijn omschreven.
Tijd Door dat het tijdverloop van ieder hoofdstuk niet groter is dan één dag, wordt een sterke concentratie op de beleving van dat heden bereikt. De totale vertelde tijd van het verhaal laat zich echter niet zo gemakkelijk bepalen. De oudste flashbacks dateren nog van enkele jaren voor de oorlog. (flashback op blz 140/141: Sepha ziet hier op de kamer van haar ouders een kalender hangen met het (joodse) jaartal 5697 erop, dat is in onze jaartelling 1936. Sepha moet op dat moment 13 zijn. Later komt er nog een flashback waaruit je kunt opmaken dat Sepha een jaar of 10 is.) De totale vertelde tijd kan dus in ieder geval niet meer zijn dan zo’n 20 jaar. Ruimte Er zijn drie belangrijke plaatsen waar het verhaal zich afspeelt. Het verhaal speelt zich in het eerste deel af op weg naar Amsterdam. In het tweede deel speelt het verhaal zich af in een pension in Frankrijk en in het derde deel in Amsterdam. Het verhaal speelt zich af tussen Amsterdamse Joodse meisjes. Ik denk dat de ruimte wel belangrijk is voor de sfeer in het verhaal, want dat herinnert Sepha aan vroegere gebeurtenissen. Bijv. als ze op bezoek gaat bij haar minnaar Thomas. Ze ziet de divan en dat herinnert haar aan een keer, dat ze daar met Thomas heeft gevreeën, terwijl de kinderen van de buren door een dakraam keken. Verhaalfiguren Sepha is afkomstig uit een Joods gezin van vier personen (vader, moeder, zus Ellen en Sepha) Blijkbaar heeft ze geen typisch Joods uiterlijk, want in de laatste maanden van de oorlog loopt ze gewoon buiten. Ook lijkt het er niet op dat ze gelovig is, want wanneer een onbekende man enkele maanden na de oorlog eten en geld brengt, dankt ze God voor het eerst in haar leven. Tijdens de oorlog zit ze op allerlei verschillende plaatsen in Nederland ondergedoken. Zo komt ze ook in Amsterdam in een pand, waar ze Mark ontmoet, uiteindelijk trouwt ze ook met hem. Na de bevrijding brengt ze enkele maanden door in Friesland, op de terugweg vanuit Friesland ontmoet ze Yona. Twee jaar later brengt ze enige tijd door in Frankrijk, waar ze een relatie heeft met Gilbert. En als ze weer terugkomt in Nederland heeft ze ook een vluchtige relatie met Thomas, een kunstschilder die ze ontmoet heeft in de bioscoop. Sepha ziet dat zij en Mark steeds verder uit elkaar groeien. Hun liefde is ook niet ontstaat uit verliefdheid, maar het waren meer de omstandigheden die hen in elkanders armen dreven. ‘Liefde is wennen aan elkaar’, meent Sepha. ‘Als je eenmaal gewend bent, gaat alles zijn gang.’(blz.132) Opvallend aan Sepha is dat ze aan andere mensen zo weinig mogelijk van haar privé-geschiedenis vertelt. Zo vertelt ze bijvoorbeeld aan Gilbert alleen hoe ze heet en waar ze vandaan komt. Naar de rest vraagt hij ook niet. Als je het zo bekijkt, is het ook niet vreemd dat ze zich naar ergert aan Yona, die maar door blijft vertellen over de jaren van en voor de oorlog. Sepha wil daar niets over horen, ze wil niet steeds herinnerd worden aan het verleden. Ze merkt wel dat Yona eigenlijk iets van haar verwacht, maar ze kan haar de steun niet geven die ze zoekt en met haar reacties stuurt ze Yona op den duur in feite weg. ‘Ik zeg de verkeerde dingen, toon geen begrip, zet mijn stekels op, omdat ze een en al herinnering is aan iets waar ik niet aan herinnerd wil worden.’ (blz.129) Sepha trekt zich meer en meer terug, ze voelt zich schuldig tegenover Yona, omdat ze haar niet kan/wil helpen, maar ook tegenover Mark, omdat ze niet goed weet wat ze met hem aan moet. Ze trekt zich wel terug, maar in haar hart zou ze het tegenovergestelde willen. In plaats van bescherming te vinden bij Mark, voelt ze zich steeds meer van hem vervreemd en daardoor wordt ze steeds eenzamer. Niemand is bereid naar haar te luisteren, de mannen met wie ze een relatie had, Gilbert en Thomas ‘willen altijd hetzelfde, ze zijn altijd bezig met hun kleren, uit en aan en weer uit en weer aan, net zo lang tot hun eendere handelingen me de keel uithangen, omdat ik steeds iets anders verwacht, andere gebaren, andere woorden, andere gewaarwordingen (blz.139) Tenslotte beseft ze dat ze pas rust zal vinden wanneer ze voor het verlies en haar schuldgevoelens een plaats gevonden zal hebben in haar hart; vergeten zal ze echter nooit meer. Yona: een Joods meisje van dezelfde leeftijd als Sepha. Ze ontmoeten elkaar als ze terug liften naar Amsterdam. Sepha komt uit een welgesteld joods gezin. Al haar familieleden zijn omgekomen in de oorlog. Ook zij heeft op vele verschillende plaatsen ondergedoken gezeten. Terug in Amsterdam valt (?) ze in de gracht. Als ze gered is zegt ze verbitterd: ‘Ze hadden me kunnen laten liggen.’ (blz.49) Later gaat ze werken bij een stichting die mensen helpt met het verwerken van hun oorlogservaringen. Dat is haar vorm van solidariteit om de joden te helpen die niet zoals haar de dans ontsprongen zijn. Hieruit blijkt ook wel, dat Yona het leven in het naoorlogse Nederland eigenlijk helemaal niet aankan. Ze voelt zich, net als Sepha, schuldig dat ze nog leeft, omdat ze niets gedaan heeft om de anderen tegen te houden, omdat ze zich niet verzet heeft. Ook het hier en daar alweer opstekende antisemitisme raakt haar diep. Ze vereenzaamt meer en meer. Als haar ex-vriend ineens weer opduikt met zijn vrouw, bereikt haar eenzaamheid een dieptepunt. Ze komt dat vertellen aan Sepha, maar die begrijpt haar niet, dus Yona gaat maar weer. Later op die middag komt ze op onopgehelderde manier onder de trein en verongelukt. Mark heeft in het verhaal in feite geen verleden. Hij wordt eigenlijk bijna nooit sprekend opgevoerd, dus we komen van zijn innerlijk weinig te weten. Wat wel opvalt, is dat hij van Sepha en Yona helemaal niets begrijpt. Hij zegt dat ze door moeten gaan met het leven, terwijl zij nog volop bezig zijn met het verwerken van hun herinneringen. Hij gaat, voordat Sepha naar Frankrijk gaat, vreemd met Tinka. Later wordt hij erg boos als Sepha hem vertelt met wie ze relaties heeft. Wanneer Sepha aan het eind van het boek naar Yona’s zolderappartement gaat, komt hij haar achterna en haalt haar daar weg. De overige verhaalfiguren zijn alleen belangrijk om hun specifiek seksuele belangstelling voor Sepha en Mark. Taalgebruik Het taalgebruik is niet echt netjes, er wordt herhaaldelijk in gevloekt. Verder is het wel gewoon helder en goed te volgen. Bronvermelding Bert Peene, ‘analyse en samenvatting van literaire werken.’ In de Memoreeks, 1985
www.scholieren.com. www.studentsonly.nl Biografische gegevens van de schrijver 'Ik kom altijd weer op die periode '40-'45 terug, ik wil het vaak niet, maar die jaren hebben mij het hevigst aangegrepen.' Als er EEN schrijver is in wier werk de Tweede Wereldoorlog een centrale plaats inneemt, is het wel Marga Minco, auteur van de in 1957 gepubliceerde klassieker Het bittere kruid waarvan inmiddels ruim 400.000 exemplaren zijn verkocht. Marga Minco wordt op 31 maart 1920 als Sara Minco in Ginneken geboren in een orthodox-joods gezin. Al spoedig laat ze zich in plaats van Sara Selma noemen. Na haar schooljaren treedt ze in 1938 in dienst van de Bredasche Courant als verslaggeefster. Daar werkt ze tot het moment dat de directie verplicht wordt joodse personeelsleden te ontslaan. In deze tijd ontmoet ze de journalist en auteur Bert Voeten, die haar echtgenoot zal worden. In het begin van de oorlog verblijft ze in Assen, Delft en Amsterdam. Ze krijgt een lichte vorm van tbc en belandt in ziekenhuizen in Utrecht en Amersfoort. In het najaar van 1942 komt ze terug in Amsterdam bij haar ouders die inmiddels op last van de bezetter wonen in het zogenaamde 'Judenviertel'. Dan komt de dramatische gebeurtenis die haar leven ingrijpend verandert en haar toekomstige literaire werk bepaalt: haar ouders worden opgepakt, zelf heeft ze de kans te ontkomen. Ze verblijft de rest van de oorlog op onderduikadressen en woont, voorzien van geblondeerd haar en een nieuwe naam (Marga Faes, de voornaam houdt ze aan), vanaf de zomer van 1944 met Bert Voeten in Amsterdam. Ze is de enige van haar familie die de oorlog overleeft: haar ouders, broer en zus worden door de Duitsers omgebracht. Na de oorlog werkt Minco voor een aantal kranten en tijdschriften (onder meer het satirische blad Mandril). Vlak voor de herdenkingsdagen van mei 1957 wordt Het bittere kruid gepubliceerd, de novelle waarin ze haar eigen ervaringen tijdens de oorlog beschrijft, al is de hoofdpersoon in het boek tien jaar jonger dan zij destijds was. Het boek maakt veel indruk, vooral door de sobere stijl. Zonder grote woorden is het in de details zeer ontroerend. Steeds voelbaarder worden voor de jonge hoofdpersoon en haar familie de anti- joodse maatregelen van de Duitsers. Maar Minco toont ook dat het bedreigende van sommige maatregelen niet altijd direct tot de mensen doordrong. In 1985 ontstond er opschudding over de film van Kees van Oostrum die gebaseerd was op Marga Minco's Het bittere kruid. De schrijfster maakte er in een proces bezwaar tegen dat de hoofdpersoon in de film vriendschappelijk omging met een NSB-gezin waarvan de kinderen lid zijn van de Jeugdstorm. Deze confrontatie van de schrijfster met de regisseur en de producent kreeg veel aandacht. De rechter bepaalde ten slotte dat de film onder de titel Het bittere kruid mocht worden uitgebracht, maar dat Marga Minco het recht kreeg voorafgaand aan de vertoning een verklaring op te nemen waarin ze afstand nam van het produkt van de regisseur. Na De andere kant dat in 1959 uitkomt en waarin de oorlog niet zo expliciet aanwezig is als in Het bittere kruid, publiceert Marga Minco in 1967 Een leeg huis. Twee jonge vrouwen van joodse afkomst die ieder als enige van hun familie de oorlog hebben overleefd, staan centraal. Het verhaal concentreert zich op drie dagen (resp. in 1945, 1947 en 1950) uit het leven van deze Sepha en Yona. Zij moeten na de oorlog een nieuw leven opbouwen en in het reine zien te komen met schuldgevoelens rond het feit dat zij wel en hun geliefden niet ontkomen zijn aan de verschrikkingen. Sepha weet zich te handhaven, maar Yona pleegt ten slotte zelfmoord. Hoewel ze na Een leeg huis nog wel een jeugdboek publiceert, is het uitkomen in 1983 van een nieuw boek van Marga Minco toch een grote verrassing. De val is een novelle geschreven naar aanleiding van een krantebericht over een oude vrouw die door een val in een put van de stadsverwarming om het leven kwam. Frieda Borgstein, hoofdfiguur in De val, woont in een bejaardentehuis. Ze is 85 jaar oud. De gebeurtenis die haar leven beheerst heeft, is het wegvoeren van haar man en kinderen tijdens de oorlog. Zelf was zij toen de Duitsers kwamen, juist boven in huis. Waarom werd het huis niet verder doorzocht en waarom hebben ze haar niet meegenomen? Als Boekenweekgeschenk schrijft Marga Minco in 1986 De glazen brug. Verteller in de novelle is Stella, die tijdens de oorlog haar vrienden en familieleden is kwijtgeraakt. Zelf overleefde ze doordat ze, ondergedoken in Zeeuws-Vlaanderen, een andere identiteit kreeg. Het eerste gedeelte beschrijft Stella's ervaringen tijdens haar onderduiktijd en haar liefde voor de jongen die ze daar als 'Carlo' leert kennen. Twintig jaar later gaat ze terug om meer te weten te komen over de vrouw onder wier naam ze de oorlog overleefde. In 1994 verschenen de beste jeugdverhalen van Marga Minco onder de titel De verdwenen bladzij. Bibliografie 1955 De verdwenen ambtsketen televisiespel voor kinderen

1957 Het bittere kruid. Een kleine kroniek roman
1959 De andere kant. Verhalen
1963 Kijk 'ns in de la kinderboek
1965 Het huis hiernaast novelle; in 1966 ingepast in Een leeg huis
1965 Terugkeer novelle
1966 Een leeg huis roman
1968 De trapeze kinderverhalen, met gedichten van Mies Bouhuys
1970 De dag, dat mijn zuster trouwde novelle
1970 De hutkoffer televisiespel
1974 Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren
1975 Daniël de Barrios televisiespel
1975 Je mag van geluk spreken verhalen
1982 Verzamelde verhalen 1951-1981
1983 De val roman
1986 De glazen brug Boekenweekgeschenk
1991 De zon is maar een zeepbel droomverslagen
1994 De verdwenen bladzij verhalenbundel voor kinderen
1997 Nagelaten dagen roman
1998 Door het land roman
Recensie Jaar van uitgave: 1966
Bron: Nieuwe Rotterdamse Courant
Publicatiedatum: 24 december 1966
Recensent: Ruth Wolf
Recensietitel: Een gat waar de wind doorheen blaast
Voor degenen die als volwassen mensen de jaren 1940-'45 hebben meegemaakt gaat "het" nooit meer over. Een deel van ons bewustzijn, en wie weet een hoeveel belangrijker deel nog van ons onderbewustzijn, is gevormd, misvormd door wat we in die jaren hoorden, zagen, ondergingen. Het is geen afgesloten tijdperk en dat wordt het niet zolang er mensen van die generatie in leven zijn. Nog worden we vrijwel dagelijks, hetzij heel concreet, via krantenberichten, foto's en films, hetzij op een onnaspeurlijke, voor iedereen andere manier door de herinnering opgewacht en overvallen. Dat 1945 geen afsluiting van en nachtmerrieachtig tijdperk kòn zijn, ja dat de jaren erna in het bijzonder voor de overlevende Joden aspecten vertoonden die in menig opzicht nog verschrikkelijker waren dan de oorlogsperiode zelf, waarin door velen met zo'n brandende hoop werd uitgezien naar "het einde", dit vormt het kernprobleem van Marga Minco's nieuwe boek: Een leeg huis. Ook in Het bittere kruid en in De andere kant speelden na-oorlogse ontgoochelingen en de schrijnende eenzaamheid die daar het gevolg van is al een rol, maar in deze nieuwe, uit drie gedeelten opgebouwde roman is dit speciale levensgevoel van "na 1945" het centrale motief geworden, waar stemmingen, denkbeelden en daden uit voortkomen die op hun beurt weer tot de bestendiging van die kenmerkende sfeer bijdragen. Op het eerste gezicht lijkt het alsof de drie delen elk een dag in het leven van de "ik" beslaan, te weten 28 juni 1945, 25 maart 1947 en 21 april 1950. Stuk voor stuk zijn die drie dagen echter geladen met herinneringen, die uit het gebeuren opduiken en eroverheen spoelen, ja er ten slotte zozeer een geheel mee gaan vormen, dat de lezer soms niet weet of hij in 1950 is dan wel terug in 1945, maar dan een 1945 dat in het eerste stuk van het boek nog onder de oppervlakte is gebleven en pas door latere gebeurtenissen is losgemaakt; het kan echter ook zijn dat hij in 1947 iets voorvoelt van wat er in 1950 gaat gebeuren, doordat er een reminiscentie bovenkomt aan een beeld uit het eind van de jaren dertig... Dit heen en weer stromen en golven van de tijd op het ritme van het bewustzijn maakt aan de ene kant die tijd tot iets fictiefs, op zijn best tot iets dat slechts een functie van ons denk- en gevoelsleven is, aan de andere kant worden wij juist in alle scherpte doordrongen van het besef: deze vijf jaren hebben onze existentie tot in de grond veranderd; nooit mogen, nooit kunnen wij de heugenis aan die tijd kwijtraken. Het is deze tegenstrijdigheid die dit boek, waarin op het eerste gehoor geen belangrijke gesprekken worden gevoerd, zijn diepte geeft. Als uit een afgrond lijken de landerige dialogen, het verslag van doelloos lopen en lusteloos vrijen nu omhoog te komen, de echo van eeuwenlang lijden klinkt door in ieder schijnbaar onbetekenend woord, en het sterkst misschien nog in alles wat verzwegen wordt. Verzwegen wordt er veel, en het is aan de lezer om uit kleine aanduidingen datgene tot leven te wekken wat voortdurend moet meeklinken, wil het boek die extra-dimensie krijgen die het behoeft en die de schrijfster eraan heeft willen geven, altijd met dien verstande, dat zij het werk als het ware niet meer alleen wenst te doen. Zij heeft lezers nodig voor wie suggesties voldoende zijn om het boek méé te creëren. Doet hij dat niet, dan houdt hij toch wel een zeer leesbaar boek in handen, maar net niet dat wat het kan zijn als wij voldoen aan de intentie van schrijfster, die al schrijvende een niet aflatend beroep op onze inspanning doet. Heel haar procédé van aanduiden, suggereren, verzwijgen, ja op zijsporen brengen en toch weer naar een oplossing terugleiden, zien we het mooist gedemonstreerd aan de wisselwerking tussen de "ik" die deze drie dagen beleeft en haar tegenspeelster Yona, van wie wij al lezen beginnen te vermoeden dat zij niets ander is dan een afsplitsing van "ik". Dit blijkt eigenlijk al (maar wie merkt het bij eerst lezing?) uit de ontmoeting tussen die twee jonge Joodse vrouwen op de eerste dag, ergens buiten Zwolle: "Ik ging in de berm zitten, in de schaduw van een paar struiken... Na een tijd mende ik iets aan te horen komen. Ik moest geslapen hebben. In elk geval lag ik met mijn hoofd tegen de koffer. Ik sprong op en keek uit over de weg. Er was geen auto te bekennen. Naast me in het gras stond een meisje. Ze droeg een rugzak. "Hoe lang zit je hier al?" vroeg ze. "Een half uur misschien." "Waar moet je naar toe?" "Amsterdam." Ik ging weer zitten. "Daar moet ik ook naar toe. ik ben op het kruispunt afgezet." Ze schuurde met haar voeten over het gras als iemand die passen op de plaats maakt. Aan haar grijsbestofte schoenen... zag ik dat ze een heel stuk gelopen had. Het moest wel. Er was geen kruispunt in de buurt." Met de soberste middelen, zonder één woord te veel of te zwaar aangezet, wordt de lezer hier gesuggereerd dat dit meisje zich op ongewone wijze bij de "ik" heeft gevoegd; ineens, heel reëel en toch als een droomgestalte, is ze er. En ze is er niet alleen, ze blijft, en steeds duidelijker wordt uit allerlei met geraffineerd schrijverschap aangezette toetsjes dat zij een alter ego van de hoofdpersoon is, maar dan een dat de "ik" niet wil zijn, eigenlijk niet eens wil zien. Yona irriteert haar van het begin af aan, met haar zelfbeklag, haar steeds weer terugvallen op het geïdealiseerde verleden, haar onmacht om contacten te maken, haar beklemtoonde eenzaamheid in een niet begrijpende wereld waar het antisemitisme steeds weer opvlamt. De "ik" heeft een vriend, Mark, met wie ze trouwt, ze heeft meer vriendjes en vrijt met ze, ze drinkt en gaat op reis, en het moet allemaal dienen als remedie tegen het alleen zijn in een wereld waarin haar familie is afgeslacht. Maar als ze op de avond van de "eerste dag", dus 28 juni 1945, bij het bed van Yona zit, die in de gracht is .... gevallen? gesprongen? en bij wijze van bemoediging tegen haar zegt: "Waarom probeer je niet te zien dat we op hetzelfde punt zijn?" dan weet Marga Minco ons te suggereren dat din punt een punt van wanhoop is, en dat ze zoals ze daar zijn aangeland van elkaar niet te onderscheiden zijn. Voordat Yona in het water terecht kwam, is ze naar haar vroegere huis geweest, een huis zo groot dat ze er als kind door de gang fietste. "Ik keek door de brievenbus." Ze praatte binnensmonds. "Als ik vroeger de deur niet open kon krijgen duwde ik tegen het klepje van de brievenbus en haalde het touw naar me toe. Er was niets meer. Niets dan een groot koud gat..." De "ik" moet bij dit verhaal denken aan het huis naast dat waar ze ondergedoken heeft gezeten en waar ze samen met haar vrienden in de hongerwinter alle hout heeft weggesloopt. Na het bezoek aan Yona richten haar schreden zich juist naar dàt huis: "(ik) beklom de stoep en stak mijn hand door de brievenbus. Als kind fietste ik wel door de gang. Ik voelde de kilte tegen mijn vingers, de kilte van een groot gat waar de wind doorheen blies." Dat is al, schijnt de schrijfster te willen zeggen, wat er van de wereld over is voor de Jood die "het" overleefde: een leeg huis, een kille wind. Het lege huis van Yona, waarvan zij nooit zal of wil weten waar het gestaan heeft, wordt voor de "ik" een steeds terugkerend droombeeld, waaraan zij probeert te ontkomen door een overhaaste reis naar Zuid-Frankrijk, de enige plek waar zij zich na de oorlog niet zo ontworteld meer voelt en waar zij toch niet blijven kan: waarom wordt nergens uitgesproken, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de "ik" het lege huis toch nergens kan ontlopen en in een trouw die sterker is dan de trouw aan haar man of aan vluchtige vrienden, steeds weer dáár wil zijn waar de herinnering gestalte krijgt in de vorm van een gat, waar de wind doorheen blaast. In het derde deel, dat een dag in Amsterdam in het voorjaar van 1950 verbeeldt, bereikt de landerige machteloosheid een dieptepunt. De "ik" verricht nog steeds geen enkel soort werk, Yona probeert te schilderen (ook de "ik" heeft vroeger "altijd willen tekenen"), maar het wil allemaal niet lukken. Op de bewuste aprildag is Yona bezig aan een zelfportret dat niet lijkt en zwerft de "ik", die niets om handen heeft, door de stad en kijkt naar het huis waarin zijzelf vroeger heeft gewoond. Zevenentwintig jaar is ze nu: "Wat had ik gedaan, wat zou ik nog doen dat van enige betekenis was en waaruit de zin bleek dat wij er nog waren en anderen niet meer?"... Het stellen van deze vraag is al een begin van een antwoord, het zoeken naar de zin wijst al op het bestaan van een zin. Yona, het alter ego, kan de vraag niet eens meer stellen, en de zinledigheid die zij overal ziet kan zij slechts met de zinledige daad beantwoorden: de avond van die dag wordt zij dood gevonden langs de spoorbaan bij Apeldoorn, en weer is het niet duidelijk of zij gevallen of gesprongen is. Het doet er ook niet toe. Terwille van een laatste confrontatie gaat de "ik" naar Yona's verlaten zolderkamer, waar zij het wazige zelfportret vindt en oude foto's en een dagboek dat zij niet in wil kijken, en waar zij één ogenblik in de verweerde spiegel een gelijkenis meent te bespeuren die zij een tel later al niet meer terug kan vinden. En dat laatste zoeken naar Yona's identiteit leidt haar naar een nieuwe weg, die ze tijdens het leven van Yona niet kon zien, een weg met aan weerszijden nog altijd de kille gaten waar de wind doorheen blaast, maar waar op het donkerste ogenblik de lantarens aangaan en ze niet meer helemaal alleen is. In dit uiterst sobere slot, waarin alle moetieven van het boek nog een laatste keer opklinken, breekt voor het eerst, In Marga Minco's hele werk, een schijnsel van hoop door, dat dit einde tot een begin maakt.

REACTIES

U.

U.

Ik heb een aanvulling op dit verslag; Rick and Morty humor is only for intelligent people.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Een leeg huis door Marga Minco"