Een goede zoon door Boudewijn Smid

Beoordeling 7.1
Foto van Cees
Boekcover Een goede zoon
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 5412 woorden
  • 1 februari 2011
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
7 keer beoordeeld

Boekcover Een goede zoon
Shadow
Een goede zoon door Boudewijn Smid
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Feitelijke gegevens over het boek
Verschijningsdatum 1e druk: 21 oktober 2010
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 268
Uitgeverij: De Bezige Bij

Beschrijving van de cover
Er ligt een jonge, roodharige vrouw in het helmgras van de duinen. Ze ligt op de cover met haar gezicht naar beneden en haar lijf naar boven.

Genre
“Een goede zoon” is een psychologische roman over een moeder-zoonverhouding, een vreemde liefdesrelatie en een ruim uitgewerkt motief van godsdienstwaanzin (bij de moeder)

De flaptekst
Krijn Sterveling is de oogappel van zijn moeder Lenna; hij verjaagt haar eenzaamheid met zijn jongenslach. Dat zijn moeder meer en meer opgaat in het pinkstergeloof, kan Krijn niet deren. Hij doet enthousiast mee met de wervingsacties in het polderdorp waar het gezin Sterveling is komen wonen. Tot de dag aanbreekt dat Lenna Krijn opdracht geeft zijn vader te doden.
Jaren later dringt de zonderlinge studente Doris zijn leven binnen. Zij daagt hem uit de godsdienstwaanzin van zijn moeder te ontrafelen. In de ban van Doris duikt Krijn in zijn moeders verleden, met verregaande consequenties.
In Een goede zoon vervlecht Boudewijn Smid in meeslepende stijl twee onconventionele liefdesgeschiedenissen. Een goede zoon is het verbijsterende verhaal over een moeder, een zoon, alles wat hen bindt en alles wat hen uiteendrijft.


Samenvatting van de inhoud
Proloog
Vader Ward, Moeder Lenna en zoon Krijn Sterveling gaan in 1980 schaatsen. Krijn kan het heel goed, maar zijn moeder valt met hoofd op het ijs. Duidelijk is in deze passage al de goede verhouding tussen moeder en zoon.


Er zijn twee verhaallijnen in deze roman; die van heden en het verleden. De hoofdstukken wisselen elkaar steeds af: het begint met een hoofdstuk uit het verhaalheden ( 2003) gevolgd door een hoofdstuk uit de periode vanaf 1970 tot minstens 1986.

Ik zal in dit boekverslag niet elk hoofdstuk apart samenvatten, omdat dit een rommelig geheel en waarschijnlijk verwarring geeft. Ik zal steeds enkele hoofdstukken “heden” samenvatten, gevolgd door enkele hoofdstukken “verleden.”

Op zijn 37e verjaardag wordt Krijn Sterveling, de ik-verteller, gebeld door zijn oudere broer Stan. Die meldt dat moeder Lenna ernstig ziek is. Voor Krijn heeft zijn moeder twaalf jaar geleden afgedaan en hij wil haar eigenlijk niet meer zien. Maar Stan haalt hem over haar toch te bezoeken. Krijn Sterveling rijdt naar het huis van zijn moeder in het dorp van zijn jeugd. Zijn moeder reageert verrast en blij. Ze is 75 jaar en ze heeft een cadeau voor hem: een snip van 100 gulden. Krijn Sterveling zegt dat het biljet verouderd is. Ze wil dat hij blijft slapen, maar hij vertrekt gewoon. Hij droomt daarna over zijn moeder, totdat hij wakker wordt gebeld door een mobieltje. Het is een telefoontje van ene Doris Vonkel, een jonge vrouw die hij niet kent. Ze wil met heem een ervaringstheater op straat starten, maar Krijn Sterveling reageert afwijzend. Dan krijgen ze op een wellustige manier telefoonseks. Ze pest hem een beetje met zijn moeder. Hij antwoordt dat hij veertien jaar was toen ze op haar hoofd viel. Hij is nu 37 jaar, waardoor je kunt uitrekenen dat het “heden” in 2003 speelt. Hij is nl. geboren in 1966.

Verleden: Met een andere verteller (meer auctoriaal dan personaal) wordt verteld dat het gezin Sterveling in 1970 neerstrijkt in een net aangelegd polderdorp. De vrouw Lenna is heel godsdienstig. De man Ward is ingenieur en ze hebben twee zoons: Stan en Krijn. Stan gaat al direct naar de basisschool, maar zijn moeder houdt Krijn nog een tijdje thuis, tot ze door de inspectie wordt gedwongen om hem toch naar school te laten gaan. Krijn wordt flink gepest en hij moet leren zich knokkend te verdedigen. Ze zijn vreemd in het dorp. Moeder laat traktaten over religieuze drukken die vader en zoons moeten rondbrengen. Daarna zijn ze helemaal geïsoleerd. Moeder vindt dat niet erg: het is de opdracht van de Heer. Maar eigenlijk is het een “lui wijf.’ Na haar tweede zoon te hebben verwekt, heeft ze geen seks meer met haar man, waardoor het huwelijk is verzand. Wel beschuldigt ze haar man steeds van seks met andere vrouwen , o.a. met haar knappe zus in Astrid, toen ze haar in Amerika bezochten.

Krijn bezoekt zijn moeder enkele keren. Ze hoort steeds stemmen van God en ze vertelt over haar vader die bloembollenexpediteur was, en over haar geile zus Astrid die “het” met Ward heeft gedaan. Krijn Sterveling wordt voor de tweede keer benaderd door Doris Vonkel: ze wisselen stekeligheden uit. Doris schampert over de godsdienstwaanzin van zijn moeder. Ze noemt Krijn een “moederskindje.” Wanneer hij haar later weer een keer belt, doen ze weer aan telefoonseks, wat hij erg opwindend vindt. Hij wil haar nu wel eens in het echt zien, want hij heeft geen idee hoe Doris eruit ziet. Ze zegt dat ze a.s. zaterdag naar Paradiso gaat en dan moet hij haar maar zien te vinden.

Verleden: Het effect van de door de jongens rondgebrachte traktaten is nihil. Lenna stort zich nu op de lammen en blinden in de samenleving en neemt bijvoorbeeld zwervers en verslaafden in huis. Zo komt er een homofiele drugsverslaafde een weekje logeren, maar hij past zich slecht aan en is na enkele dagen verdwenen. Ze bezoeken een bijeenkomst van de Pinkstergemeente. Zijn moeder moet optreden met zingen. Op de terugweg rijden ze een fazant dood. Een andere gelovige uit de gemeente, een Amerikaan, komt ook logeren. Hij wil met moeder Lenna bidden voor de genezing van de pijnlijke schouder van Stan. Maar het bidden helpt geen fluit. Ze bezoeken ook een bijeenkomst op de Veluwe. Krijn loopt met zijn moeder hand-in-hand, net alsof zij een stelletje vormen. Hij is een moederskindje. Ze is bijna verliefd op hem. Ze raakt in trance tijdens de bijeenkomst met de andere gelovigen. Vader Ward is duidelijk anders ingesteld dan zijn moeder.
Moeder laat op een dag d’r haar anders doen en ze trekt ook een vlotte jurk aan. Bij thuiskomst wordt vader geil en hij wil seks met haar. Het wordt een knallende ruzie waarbij Ward de klappen krijgt. Stan trekt partij voor zijn vader


Na een bezoek aan zijn tante Astrid, die natuurlijk alle onzin over haar en zijn vader ontkracht, hoort hij dat de godsdienstwaanzin waarschijnlijk in de genen van zijn moeder zit. Een ver “overgrootlid” van de familie leed er ook aan. Astrid geeft een biografie over dat familielid mee aan Krijn. Dat gaat hij ’s avonds lezen. Hij gaat de volgende zaterdag naar Paradiso. Hij denkt naar een blonde vrouw te zoeken, maar uiteindelijk blijkt Doris Vonkel zwart haar te hebben. Ze hebben elkaar eindelijk gevonden en ze ziet er leuk uit. Ze gaan eerst samen nog wat drinken in een café en daar vraagt ze hem wanneer zijn moeder op het ijs is gevallen (1980)

Verleden: Dat wordt dan in het hoofdstuk erna uitvoeriger verteld dan al in de proloog was gebeurd. Maar Lenna wil na de val niet genezen worden door een dokter. God zal haar gaan genezen. Ze moet na de val rusten en ze doet nu helemaal niets meer in huis. Vader Ward werkt zich het ‘apelazerus’: na zijn werk moet hij ook nog koken. Op een dag is hij het zat en hij geeft Lenna de opdracht gehaktballen te braden. Dat doet ze wel met tegenzin, maar als het eten op tafel komt, heeft ze maar één grote bal gemaakt, die niet te eten is, omdat hij nog helemaal rauw van binnen is. Stan begint te vloeken, wat “not done”is in het gelovige gezin.
Op een dag Komt Krijn thuis van school en zijn moeder zegt dat ze een boodschap van de Heer heeft gekregen. Hij moet het vleesmes pakken en zijn vader doden (een echt Oedipusmotief dus ) In de nacht staat hij inderdaad op, pakt het mes uit de lade en gaat met de hond naar buiten. Daar begraaft hij met het hulp van de hond in de grond. Hij krijgt het besef dat hij weg moet bij zijn ouders.


Krijn Sterveling en Doris Vonkel beginnen elkaar in het café op te geilen. Hij zit met zijn handen in haar slipje en hij wil graag met haar naar bed. Doris stemt erin toe, maar ze hebben eerst seks in de auto. Ze noemt hem meteen haar minnaar. Ze wil bij Krijn Sterveling blijven slapen en die vindt het best. Hij leest haar voor uit het boek van het familielid van Lenna over de godsdienstwaanzinnige overgrootvader.

Doris lacht. De volgende morgen is ze echter al verdwenen als Krijn Sterveling wakker wordt en hij ziet haar een hele week lang niet. Dat is wel vreemd. Dan stuurt ze hem een sms’je waarin ze hem dwingt te komen. Hij gaat naar haar huis en ze opent de deur bijna naakt. Natuurlijk hebben ze meteen weer lekkere seks, waarna Doris in slaapt valt. Krijn Sterveling begint haar mailbox te lezen en merkt dat hij erin gelopen is. Doris heeft mailtjes aan haar zelf gestuurd, waaruit blijkt dat ze in haar bovenkamer toch niet helemaal jofel is. Ze laat aan zichzelf merken dat ze Sterveling voor haar project met het ervaringstheater wil strikken. Ze heeft het ook over het neuken in de auto. Krijn is behoorlijk van slag.

Krijn gaat ’s morgens naar zijn werk, maar hij wordt weggeroepen door iemand uit het ziekenhuis. Astrid heeft een thuisongeluk gehad en haar nekwervels gebroken. Ze wil hem spreken. Ze vertelt als hij haar bezoekt over het oorlogstrauma van zijn moeder. Ze was verliefd geworden op een Duitse soldaat,(ene Heinrich) maar ze begreep dat ze niets met hem kon beginnen in de oorlog. Zus Astrid vond de soldaat ook een lekkere vent en bij afwezigheid van Lenna had ze hem verleid. Lenna was op dat moment thuisgekomen en had de twee betrapt in een positie die aan duidelijkheid weinig te raden overliet. Daarna was Heinrich weggeroepen naar het Oostfront. Lenna beantwoorde zijn brieven niet. Na de oorlog
werd ze door de dorpsbewoners uit haar huis gehaald en werd ze als een moffenhoer behandeld: kaal geknipt. Dat was haar grote oorlogstrauma en misschien was ze daardoor wel godsdienstwaanzinnig geworden.

Krijn gaat nog een keer op zoek naar zijn moeder. Ze is eenzaam en ziek. Hij gaat haar wassen, hij kleedt haar helemaal uit en doet haar in bad. Maar hij duwt haar uitgemergelde lichaam onder water net zo lang tot ze verdronken is. Dan kleedt hij haar weer netjes aan en legt haar in bed. Vervolgens verlaat hij het huis en hij wordt gebeld door Doris. Ze spreken af op en terras in Amsterdam. Maar als hij daar aankomt, is ze er niet. Dan is er een flinke commotie op straat: Doris staat in haar nakie het verkeer te regelen op een rotonde. Het is met recht ervaringstheater in de publieke ruimte. Krijn loopt op haar af en neemt haar mee over zijn schouder. Wanneer ze weglopen, vraagt ze aan hem: “Zullen we een stukje over de rivier lopen. Als je erin gelooft, kan het? “

Boudewijn Smid over the making of…..
In een interview met Maarten Moll van de Twentsche Courant Tubantia (12 januari 2011) vertelt Smid over de totstandkoming van de roman.
'Ja, dat boek van Siebelink heeft een rol gespeeld in mijn schrijverschap,' zegt Boudewijn Smid. 'Toen ik Knielen op een bed violen las, dacht ik; nu moet ik ook. Ik wilde al heel lang schrijver worden, al voor dat ik Nederlands ging studeren in Amsterdam.'
Waar die roman over moest gaan wist hij ook al. Over zijn godsdienstwaanzinnige moeder die totaal opgaat in het pinkstergeloof. 'Ik heb veel pogingen ondernomen, maar die strandden telkens in zelfbeklag. Toen ik in de twintig was stond het onderwerp nog te dichtbij. Mijn pogingen waren te larmoyant voor woorden, waarschijnlijk omdat ze allemaal eigenlijk over mezelf gingen. Na drie pagina's was het op, en stopte ik.'
Na een korte pauze: 'De afstand tot mijn moeder was nog niet groot genoeg. Pas toen ik het leven van mijn moeder als uitgangspunt nam, lukte het.' Weer laat hij een stilte vallen.
[….]'
Mijn moeder was altijd al vreemd, maar zo rond mijn vijftiende werd ze echt knettergek. Ze viel met haar hoofd op het ijs, daar begint de roman ook mee. Dat had een enorme impact. Ik werd met mijn neus op de zinloosheid van het leven gedrukt. Waarom treft dit haar, dacht ik. Als dit kan gebeuren, als iemand die zo in god gelooft, zo wordt getroffen, dan is er geen god. Mijn wereldbeeld draaide 180 graden. Ik viel van mijn geloof. Al heb ik er nooit schuldgevoel over mijn afvalligheid gehad. En ik ben nooit bang geweest voor God's toorn.'
Een goede zoon sterk is dus sterk autobiografisch. Smid zegt er wel bij dat dat autobiografische slechts over een deel van de roman gaat. Het moest niet alleen de geschiedenis van een gekte zijn. In het ander deel wordt de hoofdpersoon, die niet een op een op Boudewijn Smid is geënt ('Krijn drinkt witte wijn, ik drink rode wijn') uit zijn lethargie wakker gekust door de mysterieuze Doris Vonkel. 'Zij is de tegenhangster van Lenna, de moeder. La belle dame sans merci. De Meedogenloze Jongen van Reve, zou je ook kunnen zeggen. Lust is haar weg naar extase. En daarin trekt ze Krijn mee.'
[….]In Een goede zoon komt een scène voor waarin de moeder Krijn opdraagt zijn vader te vermoorden. 'Schrik nu niet, jongen, maar God vertelde me vannacht dat jij papa moet vermoorden. Jazeker, dat vertelde God mij. Hij verkeert met foute vrouwen en gaat naar de hoeren. Hij is de rotte plek in ons gezin die jij moet uitsnijden.'
De vraag hoe autobiografisch die scène is schrikt Boudewijn Smid niet af. 'Echt gebeurd. En mijn vader leeft nog. Ik was diep geschokt natuurlijk, maar het was op een punt in haar gekte dat we alles konden verwachten. Mijn moeder had zich aan het gezin onttrokken en was in de ouderlijke, waaruit mijn vader was verbannen, gaan wonen. Eigenlijk was een gesprek niet mogelijk, omdat haar wanen voortdurend de overhand namen.'
'Natuurlijk heb ik geen gehoor aan de oproep van mijn moeder gegeven. Ik schaamde me enorm voor mijn moeder. Die voortdurend rare moeder die maar aan het evangeliseren bleef, die de winkelmeisjes waar ik zondige gedachten bij had probeerde te bekeren. Ik en mijn broers en zus waren heel bang dat ze op het schoolplein zou komen. Ik mocht ook niets. Ik mocht niet op voetbal, ik mocht niet kaarten, ik mocht geen lang haar, ik mocht geen spijkerbroeken dragen, ik mocht niet dansen. We hadden geen televisie, ik baalde altijd als er een belangrijke voetbalwedstrijd op tv was'

Titelverklaring
“Een goede zoon” behoeft nauwelijks een verklaring. Krijn is de goede zoon van zijn moeder. Als hij nog maar klein is, haalt ze de vreugde uit haar leven door zijn innemende glimlach. Bij bepaalde passages loopt ze hand in hand met haar kleine zoontje. Het is een wat “onfrisse” liefde van een moeder voor een zoon. Helaas valt ze op haar hoofd, wordt ze godsdienstwaanzinnig en ze dwingt hem op een zeker moment om zijn vader te doden. Dat vergt te veel van deze Oedipus en hij vlucht weg van zijn moeder die hij vervolgens twaalf jaar niet meer ziet. Aan het einde van de vertelling bezoekt hij nog een paar keer zijn moeder en hij lijkt haar liefdevol in bad te doen. Dan komt echter de aap uit de mouw. Hij duwt haar onder water, totdat ze verdronken is. Daarna kleedt hij haar weer aan en legt haar op bed.

De titel kan dus in het begin van de roman realistisch worden opgevat. Maar het einde is bizar. Hij is daar niet meer de goede zoon die zijn moeder in hem zag. Hij laat haar verdrinken. Daar is dus een sarcastische manier van de titelverklaring mogelijk. Je kunt echter zelfs stellen dat ook hier de titel in een goede betekenis wordt gebruikt, wanneer hij haar voor verder lijden wil behoeden. Ze was werkelijk bijna krankzinnig geworden en door haar te verdrinken is hij “een goede zoon.”.


Geen motto en geen opdracht
Er is geen motto en ook geen opdracht in deze roman.

Structuur
Het boek begint met een proloog waarin de moeder van Krijn bij het schaatsen op haar hoofd knalt. Daarna volgen er 27 hoofdstukken, die afwisselend het heden en verleden vertellen. In het ene hoofdstuk (heden) is Krijn Sterveling de ik-verteller die over zijn moeder en haar godsdienstwaan praat met een nieuwe relatie Doris.
In het daarop volgende hoofdstuk is er een auctoriale verteller die informatie verstrekt over het verleden van het gezin met daarin als opvallende personage de godsdienstgekke moeder Lenna. Zoals gesteld worden die twee verhaaldraden afwisselend verteld, waardoor er dus geen chronologisch verhaal ontstaat. Overigens is de structuur heel eenvoudig te volgen o.a. door de wisseling van vertellers. De laatste drie hoofdstukken spelen echter in het heden met Krijn als verteller. Het verhaal krijgt dan een verrassende apotheose.

Perspectief
Er zijn twee soorten vertellers.
In het verhaal heden is Krijn Sterveling de ik-verteller in de o.v.t. Hij vertelt over zijn zieke moeder die hij al twaalf jaar niet meer heeft opgezocht. Dan belt zijn broer Stan en hij gaat weer terug naar zijn moeder. In deze verhaallijn ontmoet Krijn een vreemde studente Doris Vonkel met wie hij een spetterende seksuele relatie onderhoudt.

In het deel van het verleden is er een spoort auctoriale verteller die vertelt wat er sinds de jaren zeventig in het gezin Sterveling is gebeurd. Ze zijn verhuisd naar een dorp in de polder en ze zijn het lachertje van het dorp door de godsdienstwaan van moeder. Deze verteller overziet meestal meer dan één personage en hij vertelt in de o.t.t.

De tijdlagen van het verhaal
Grofweg zijn er twee tijdlagen:

- het verleden dat zich aan het begin afspeelt in het jaar 1970 wanneer het gezin Sterveling van woonplaats verandert. Stijn is dan ongeveer vier jaar: hij gaat nog niet naar de lagere school. Hij vertelt later aan Doris ook dat hij veertien jaar is, wanneer zijn moeder in 1980 op d’r hoofd valt. Dan zou hij in 1966 geboren zijn.

- het heden, dat in ieder geval na de komst van de euro kan worden gedateerd. Krijn krijgt namelijk 100 gulden van zijn moeder voor zijn 37e verjaardag. De gulden is dan geen betaalmiddel meer. Krijn wordt aan het begin van deze verhaallijn dus 37 jaar.
Dat betekent met de gegevens van hierboven dat het heden zich afspeelt in augustus 2003 tot en met enkele weken daarna.

Het decor van de handeling
Er zijn ook twee belangrijke decors:
- Het verleden speelt in een polderdorp waar het gezin Sterveling in 1970 gaat wonen. Het dorp ligt ergens in de Randstad, maar er wordt door de verteller geen naam genoemd.
- Het heden speelt in Amsterdam, waar Krijn Sterveling en Doris Vonkel in 2003 wonen. Ze ontmoeten elkaar in Paradiso.

Uitgewerkte thematiek
Er zijn enkele bekende literaire thema’s die in dit boek aan de orde komen. Het meest voor de hand liggende thema is de verhouding tussen moeder en zoon. Moeder Lenna heeft een bijzondere voorkeur voor haar tweede zoon Krijn. Ze is bijna verliefd op hem. Er zijn passages waarin ze verliefd naar hem kijkt en op een bijeenkomst van de Pinkstergemeente lopen ze hand in hand. Deze liefde heeft Oedipale trekjes waarbij moeder en zoon een sterke band hebben en de vader als een concurrent in de liefde wordt gezien. Ward krijg geen toegang meer tot het lichaam van Lenna na de verwekking van Krijn. Niet voor niets krijgt Krijn later van zijn moeder de goddelijke opdracht om zijn vader met een vleesmes te doden. Immers, een klassieke Oedipusfiguur is verliefd op zijn moeder en doodt zijn vader. Maar Krijn komt tot het besef dat dit geen goede opdracht is en begraaft het mes in de grond. Later wanneer hij
Zijn moeder die hij lange tijd niet meer heeft gezien, gaat hij haar weer bezoeken. Ze is zieker geworden en ook gekker. Bij zijn laatste bezoek aan haar doet hij haar liefdevol in bad, maar hij verdrinkt haar wel. Blijft voor de lezer vraag open of het een psychologische moord is, waardoor hij zich voorgoed losmaakt van de moeder of een liefdevolle handeling waarmee hij zijn moeder een verder fysiek en psychisch lijden wil besparen. Daarover wordt niets verteld.

In het interview in de Twentsche Krant met Maarten Moll (12-01-2011) zegt Boudewijn Smid hierover: “In “Een goede zoon” vermoordt de zoon de moeder. 'Het is de meest liefdevolle moord in de Nederlandse literatuur. Ik bedacht het toen ik aan het fietsen was. De tranen liepen anderhalf uur over mijn wangen. Ik heb die scène al fietsend in mijn hoofd geschreven. Toen ik thuis kwam heb ik het in een keer opgeschreven. Het doet recht aan de verhouding tussen mij en mijn moeder. Jaja, we hebben hier te maken met een omgekeerd Oedipusverhaal. Krijn lijkt eerst, heel klassiek, zijn vader te gaan vermoorden, maar doodt uiteindelijk zijn moeder.'

Een tweede thema is dat van de godsdienstwaanzin van zijn moeder. Ze raakt in de ban van de Pinkstergemeente met haar Hallelujagedachte. Zeer tegen de wensen van haar gezin manifesteert ze zich nadrukkelijk in haar nieuwe woonomgeving door het verspreiden van godsdienstige traktaten. Er komt geen reactie op de traktaten, waar Lenna had gedacht dat de telefoon roodgloeiend zou staan om zich te laten bekeren. Het pakt zelfs helemaal anders uit, want het dorp laat het gezin Sterveling nu helemaal links liggen. De waanzin van hun moeder neemt bizarre vormen aan. Bovendien verwaarloost ze de lusten van haar man. Na de verwekking van Krijn heeft ze geen seks meer met Ward en ze beschuldigt haar brave man steeds van vreemdgaan, zelfs met haar zus Astrid. De lezer wordt echter in het ongewisse gelaten wat de oorzaak van de godsdienstwaanzin van Lenna is. Er zijn drie mogelijke oorzaken aan te wijzen. Het zit in de genen van de familie: een overgrootvader leed ook aan godsdienstwaanzin, krijgt Krijn van tante Astrid te horen. Een tweede logische verklaring is de val op haar achterhoofd toen ze in januari 1980 voor het eerst sinds lange tijd weer de schaatsen onderbond, Niet de dokter maar God zou haar genezen. De derde mogelijke verklaring is het oorlogstrauma dat Lenna moet hebben overgehouden aan een mooie maar korte relatie met de Duitse soldaat Heinrich. Omdat ze voor het huwelijk geen seks met hem wilde, had ze hem in een onbewaakt ogenblik verloren aan haar zus, maar ze had het vrijende stel betrapt. Dat had de relatie met haar zus bekoeld. Na de oorlog werd Lenna als een moffenhoer beschouwd en ze onderging toen de uit films en boeken bekende vernedering: het afknippen van de haarlokken. Haar reis naar Zuid-Afrika direct na de oorlog krijgt in dat licht bezien een ander aspect.

Een derde belangrijk motief is dat van de eenzaamheid. Er zijn nogal wat eenzame mensen in deze roman. Moeder Lenna brengt haar laatste jaren in eenzaamheid door: haar ene zoon Krijn die haar lievelingetje was, bezoekt haar zelfs helemaal niet meer. Dan gaat hij op aanraden van Stan enkele keren kijken, maar een echte warme relatie ontstaat niet meer. Z’n moeder is steeds gekker geworden. Ze heeft natuurlijk ook iedereen om zich heen vervreemd: de mensen in het dorp, Stan, haar echtgenoot, haar zus Astrid en tenslotte Krijn met de opdracht om zijn vader te doden. Haar door is de oplossing van zijn eenzaamheid.

Ook Krijn is een eenzame jongen die misschien wel door zijn bizarre moeder-zoonband moeilijk contacten legt met andere meisjes. In één hoofdstuk wordt verteld dat hij uit het huis van een vriendin wordt geknikkerd. Daarna komt Doris op zijn 37e in zijn leven en dat leidt aanvankelijk tot telefoonseks , wat toch ook een vorm van eenzaamheid is. Maar goed, hij verlangt er tenslotte naar contact met hem te hebben. is dat misschien de reden dat hij zich losmaakt van de moeder? Opvallend is wel dat hij zich ook wendt tot een meisje met vreemde trekjes. Deze Doris is ook eenzaam: ze heeft zelf contact met hem gezocht, ze hebben eerst telefoonseks, daarna vrijen ze een keer in de auto als hij haar heeft opgespoord in Paradiso en wanneer hij bij haar slaapt, ziet hij dat ze allemaal mails heeft gestuurd naar zichzelf waarin ze over haar relatie met Krijn spreekt. Ook de slotpassage is wel bizar. Ze staat naakt op een rotonde het verkeer te regelen en Krijn neemt haar mee. Ze stelt hem voor over het water van de rivier te lopen, wat een verwijzing is naar het Nieuwe testament waarin Jezus over het water kon lopen, als je geloof maar groot genoeg is. Heeft ze een tic meegekregen?

Andere motieven in deze roman:
- Telefoon- en andere seksualiteit
- Dood
- Moord
- Vader-zoonverhouding
- Verhouding tussen broers

Beoordeling scholieren.com
“Een goede zoon”is een typisch Hollandse roman met bekende motieven als geloof, seksualiteit, en een moeder-zoonrelatie. Het boek verwijst natuurlijk naar de bekende roman van Jan Siebelink “Knielen op een bed violen”, maar daar richt een vader zijn gezin ten gronde aan zijn godsdienstwaanzinnigheid. Zover gaat het in “Een goede zoon’ niet. Desalniettemin is het boek goed te combineren met boeken over het geloof van bijvoorbeeld Maarten ’t Hart (Het vrome Volk) Jan Wolkers ( Terug naar Oegstgeest) Gertjan van Dijk (De openbaring van Hendrik Vis) en Stefan Brijs (De Engelenmaker)

Boudewijn Smid weet echter ook humoristische passages te schrijven, waardoor je van het boek minder depressief zal worden dan van de zwaarmoedige roman van Siebelink. Zelfs van de moord op zijn moeder sla je niet van schrik achterover door de manier waarop die beschreven wordt.

Bovendien leest het boek vlot weg dankzij een fijne bladspiegel en je hebt niet eens zoveel tijd nodig om het boek te lezen, ondanks zijn 268 bladzijden.
Een aanrader voor de liefhebber van het genre. Het is goed te lezen voor havo-en vwo-eindexamenkandidaten. Ook literair gezien mag het boek er best wezen: 2 punten.

Recensies
Boudewijn Smid is nog geen bekende schrijver in Nederland, wat betekent dat hij zijn positie tussen de recensenten van de bekende dagbladen nog moet “verdienen.”

Op de site van www.cultuurbewust.nl staat een positieve recensie: Universele thema’s
Ondanks dat Smid het niet expliciet noemt, schittert het thema van eenzaamheid door Een goede zoon heen. Krijn is een eenzame man van 37 die het liefst wil opgaan in de massa. Zijn moeder verjaagt haar eenzaamheid door de lach van haar jongste zoon en Doris is een eenzame studente die de wereld wil shockeren. Alle drie zijn ze op hun eigen manier op zoek naar een methode om de eenzaamheid te doorbreken, maar allen weten: uiteindelijk sterft iedereen alleen. Met Een goede zoon raakt Smid aan universele thema’s: loyaliteitsbesef, liefde, eenzaamheid, religie en de dood. Een goede zoon is een prachtige roman die direct de weg naar je hart vindt.

Op de site van
www.literairnederland.nl bespreekt Ingrid de Graaf de roman vrij uitvoerig: “Het romandebuut van Boudewijn Smid is een familiegeschiedenis die zich afwisselend afspeelt in de polder en in Amsterdam, en loopt van 1970 tot 2003. In een boeiende en levendige stijl vertelt Smid hoe een gezin uiteen gedreven wordt door de gekte van de moeder en welke gevolgen dit heeft voor met name, de jongste zoon. Het verhaal is, zoals Smid openbaarde tijdens zijn boekpresentatie op 21 oktober, geïnspireerd op zijn inmiddels overleden moeder. Een monument voor zijn moeder die geestesziek was, wil hij Een goede zoon nu niet meteen noemen. Wel wilde hij, zoals hij het zelf zegt: zijn moeder met dit boek in zekere zin herwinnen op de gekte.[…..] Hoe ver kan je gaan wanneer je als ‘een goede zoon’ te boek staat? Een vraag waar Krijn zijn hele leven mee geconfronteerd wordt en waar hij uiteindelijk het antwoord op vindt. Heel ver kun je gaan, blijkt dan.
De verteltrant van Smid is ‘to the point’ zonder enig sentiment, en werkt geregeld, op een bevrijdende manier op de lachspieren. En dat alle vragen die opgeroepen worden, niet beantwoord worden, doet er in feite niet toe. Want wat was er nu eigenlijk aan de hand met Lenna? Was het door de klap op het ijs, maakte het moederschap haar kwetsbaar, of was het haar traumatische liefde in de oorlog dat ze de realiteit uit het oog verloor? De geest van een ander is ondoorgrondelijk lijkt de schrijver met dit verhaal te willen zeggen. Een heerlijk, en vooral eerlijk boek.

In de Twentsche Courant Tubantia (03-01-2011) is Arie Storm (ook bekend recensent van het Parool) de beoordelaar:hij vindt het een typisch Hollandse roman in de trant van Maarten ’t Hart en Jan Siebelink. Wel een lekker verhaal om te lezen, maar niet echt een schokkende gebeurtenis die gepresenteerd wordt.
Een goede zoon gaat op dezelfde weg verder. De toon is weer die van de Hollandse school van de (vroege) romans van Hans Vervoort, Peter Andriesse en vergelijkbare auteurs. Aangenaam, kabbelend, bepaald niet hemelbestormend, maar toch eigenlijk ook wel lekker om te lezen. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Dat werk. Jeroen Brouwers kon er zich behoorlijk over opwinden.
De behandelde stof in Een goede zoon is wederom helemaal Hollands. De rustige stijl dekt namelijk slechts moeizaam af wat er allemaal onder ligt te borrelen: godsdienstwaanzin, moordplannen binnen het gezin, trauma’s uit de Tweede Wereldoorlog. We zijn daarmee helemaal thuis in de wereld van Jan Wolkers, Maarten ‘t Hart en Jan Siebelink.[….] Dat verleden wordt vanuit het hier en nu herinnerd door Krijn, een van de twee zonen. Een man van 37 inmiddels. Op beproefde wijze - alternerende hoofdstukken - worden vroeger en nu afgewisseld. Nee, dit is bepaald geen wild boek. En dat terwijl er al snel nog een mallerd opduikt; deze keer in de hoofdstukken die in het heden spelen.[….] De roman is dan wel al bijna voorbij. Tot het einde toe blijft die soepel lezen, en hij wordt nergens al te gecompliceerd, ondanks al die rare types erin. Want dat is wat Een goede zoon is, een lekker boek, een beetje ouderwets. De personages doen weliswaar soms gekke dingen, en misschien zelfs schokkende dingen. Maar écht schokkend wordt deze roman zélf nooit. Misschien zet Boudewijn Smid die stap met zijn volgende, derde roman.

Daniëlle Serdijn in De Volkskrant van 24 december 2010 zegt het volgende over de roman : ‘Twaalf jaar heeft Krijn zijn moeder niet gezien. En dan belt broer Stan met de vraag of Krijn hun moeder niet toch eens wil bezoeken. Het zou de laatste keer kunnen zijn. Moeder is ernstig ziek. 'Het is toch goed dat ze doodgaat?', denkt Krijn. 'Voor sommige mensen was het nu eenmaal beter dood te zijn.
Deze gedachte is de motor van de roman Een goede zoon door Boudewijn Smid (1964). Smid spreidt zijn verhaal over twee periodes: de jaren zeventig waarin de jonge Krijn, met zijn ouders en broer, naar het platteland verhuist en de latere jaren, waarin hij een studente leert kennen die alles van hem wil weten.
Aan haar vertelt Krijn de geschiedenis van zijn godsdienstwaanzinnige moeder. Geen bijster ingewikkelde constructie. De schools opgebouwde roman moet het vooral hebben van de psychologische reikwijdte.
Moeder valt tijdens het schaatsen met haar hoofd op het ijs. Door de val ontwikkelt zij eigenaardige trekken. Hele dagen blijft ze in bed. Daarnaast verscherpt haar geloof in God. Krijn doet z'n best tot haar door te dringen, maar zonder veel succes. Vader Ward neemt de huishouding op zich, maar raakt zo vermoeid dat hij het op een dag niet langer trekt en moeder ertoe dwingt gehaktballen te draaien. De spanning in het gezin neemt almaar toe, wat moeders waanzin zodanig opstuwt dat zij Krijn de taak geeft zijn vader om te brengen.
Wat Smid en passant meeneemt in zijn roman is een bijzonder fragmentje (emancipatie)geschiedenis. Zijn er nog vaders die hun vrouwen dwingen gehaktballen te draaien? Of vaders die géén professionele hulp inroepen wanneer hun echtgenotes aan waanzin tenonder gaan? Smid is sterk in de schets van dit milieu: van de geslotenheid van een gezin, tot het verbod op groene rubberlaarzen; dergelijke details vallen verrassend op hun plek.


Over de schrijver en eerder gepubliceerde werk
Bron: website auteur

Boudewijn Smid (Zwolle, 1964) studeerde Nederlands, werkte als taalkundige aan het P.J. Meertens-Instituut (Het Bureau) en is schrijver en journalist. In die hoedanigheid werkt(e) hij onder meer voor de VPRO, Adformatie en Intermediair. Samen met Vincent Breij schreef hij De Geur van Gras. Het voetbalhandboek voor de amateur dat in 2007 bij De Arbeiderspers verscheen. In mei 2008 verscheen bij dezelfde uitgeverij zijn debuutroman Op de helling. Onlangs voltooide hij zijn tweede roman Een goede zoon, ditmaal bij De Bezige Bij. Op 21 oktober 2010 in de boekhandel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees