Dooi door Rascha Peper

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
Boekcover Dooi
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas havo | 5483 woorden
  • 24 januari 2008
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
51 keer beoordeeld

Boekcover Dooi
Shadow
Dooi door Rascha Peper
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dooi

Gegevens:
Titel: Dooi
Schrijver: Rascha Peper
Uitgeverij: L. J. Veen, Amsterdam 1999 en Antwerpen 2001
Eerste druk: 1999, Amsterdam

Titelverklaring:
De eerste verklaring zou te maken kunnen hebben met de dooi van het ijs. Ruben zat vast met zijn woonboot aan de kust van een klein eilandje in het IJsselmeer doordat het ijs het onmogelijk maakte om terug te varen en de dooi van het ijs het onmogelijk maakte om over het ijs terug te lopen.

De tweede, en tegelijkertijd wat diepere betekenis, zou kunnen zijn dat Ruben op een gegeven moment door zijn eenzaamheid over het leven gaat nadenken en anders tegen het leven gaat aankijken. Hij zat voorheen in een psychische dal door zijn jeugdtrauma’s maar hij laat dat ‘harnas’ langzaam aan dooien.


Uittreksel:
Hoofdpersoon is de 58-jarige Ruben Saarloos, vertaler van beroep, al jarenlang getrouwd met Ina. Sinds hij zijn oude liefde voor de literatuur heeft afgezworen, vertaalt hij alleen nog maar non-fictie voor het geld. Hij is een tobberig en gedesillusioneerd man.

Tijdens een tochtje met hun woonboot (de Harnasman) op het IJsselmeer om een nieuwe motor te testen, zijn Ruben en Saar in het ijs vast komen te zitten. Hun boot ligt naast een kunstmatig eiland.

Het verhaal begint als Ina over het ijs naar het vasteland is afgereisd, omdat ze niet langer op haar werk gemist kan worden en Ruben alleen achterblijft, in afwachting van de dooi. Zo is er voor hem alle aanleiding om na te denken over ouderdom, naderende dood en zijn vader.
Rubens vader, een bioloog, heeft zijn leven lang gezocht naar de uitgestorven gewaande coelacanth, een fossiele vis met pootjes die de wegbereider zou zijn geweest voor de huidige amfibieën. Tot vijftig jaar geleden dacht men dat deze vis al tachtig miljoen jaar geleden was uitgestorven. Totdat Afrikaanse vissers in 1938 plotseling een exemplaar in hun netten vonden. Sindsdien waren er nog enkele coelacanthen gevonden. Ruben neemt het zijn (jong gestorven) vader nog altijd kwalijk dat hij zijn gezin in de steek liet om op 'een hersenschim' te jagen.

Het toeval wil dat Ruben bezig is met een vertaling van een boek over het paargedrag van vissen. Omdat zijn gedachten telkens afdwalen en het boek veel lastige woorden bevat, vordert de vertaling maar moeizaam.

Ruben desintegreert langzaam. Tijdens zijn dagelijkse tocht over het eiland meent hij een Chinese jonk aan de horizon te zien, een beeld dat even later oplost in het niets. Hij denkt ook een schaatser te zien. 's Avonds wordt hij gebeld door iemand die vraagt of de heer Omsof aanwezig is. Het telefoontje maakt hem bang. Die nacht denkt hij een insluiper op zijn boot te horen.

Hoewel de dooi het ijs al aardig heeft aangetast, komt tot Rubens verwondering op een dag een schaatster naar zijn boot. Een jonge, roodharige vrouw: Bente Nerwanen, zo leest hij aan de binnenkant van de noren die ze heeft uitgetrokken, als hij haar bij hun tweede ontmoeting op zijn boot uitnodigt. Ruben nodigt haar uit voor de thee en heeft moeite om een gesprek op gang te houden, omdat ze weinig zegt. Bij haar vertrek vraagt ze plotseling of ze, als ze hier morgen misschien weer in de buurt schaatst, iets voor hem mee kan nemen.

Inderdaad komt ze de volgende middag met de gevraagde sigaren. Ook nu begint het gesprek stroef. Nadat Ruben wat informatie over zichzelf heeft gegeven, zegt hij dat het nu haar beurt is. Ze blijkt aan de Vrije Universiteit pupillometrisch onderzoek te doen. Met enkele neurologen onderzoekt ze of er een relatie is tussen de ziekte van Alzheimer en pupilverwijding. Ze vertrekt met de belofte de volgende dag een pak lucifers te brengen.


Ruben bespeurt een verandering bij zichzelf. Hij voelt zich daadkrachtig en onweerstaanbaar aangetrokken tot het geheimzinnige 'sproetenmeisje', wier 'waterval van rood haar' een 'melancholiek gevoel van gemis en verlangen' in hem losmaakt.

Ruben moet terugdenken aan zijn tante Mady, de vijftien jaar jongere zuster van zijn moeder, die zijn eerste liefde was geweest. Ze was jong gestorven na een ongeval.
Aan dek van zijn boot cirkelen onophoudelijk kraaien om een spiegel. In een hallucinatie ziet Ruben plotseling een roerloos zittende kraai weerspiegeld met een snavel vol bloed, 'alsof hij zojuist in een verse prooi had zitten pikken' (p. 74).

Die middag verschijnt Bente weer, inderdaad met een pak lucifers. Hij heeft enkele keren de neiging om haar te omhelzen. Behalve over zijn liefde voor haar verbaast hij zich over zijn openhartigheid. Zo praat hij voor het eerst sinds twintig jaar ongeremd over zijn vader. Hij merkt dat zijn gevoelens voor hem zijn veranderd. 'Het is nu net of hij mijn zoon is, die zich onbezonnen en onverantwoord heeft gedragen, maar op wie je niet echt boos kunt zijn' (p. 83). Ruben hoort van haar vreemde hobby: het seinen met morsesignalen. Ondanks de aanhoudende dooi belooft ze de volgende dag weer te komen en een krant mee te nemen.

De volgende dag is het ijs door de aanhoudende dooi een zompige substantie geworden. Rond drie uur komt Bente tot zijn verbazing echter toch. Ze geeft hem niet de gevraagde Volkskrant maar The Daily Mirror . Hij is door haar aanwezigheid nerveus en begaat tijdens het theezetten enkele onhandigheden. Bente staat hem stilzwijgend peinzend aan te kijken. Voordat hij weet wat hij doet, stapt hij naar haar toe en omhelst haar. Ze gaan met elkaar naar bed. Tot twee keer toe komt hij klaar. Omdat ze voor het donker thuis wil zijn, vertrekt ze haastig rond half vijf. Ze belooft morgen vroeg in de middag te komen.

In The Daily Mirror leest hij tot zijn verbazing een artikel over de coelacanth, waarin uiteengezet wordt dat de opvatting dat de longvis een voorloper is van alle landdieren, als achterhaald moet worden beschouwd. Hij denkt aan de passie van zijn vader, die nu des te belachelijker wordt.

De volgende dag voelt hij zich 'jong, viriel, sterk' (p. 118). Dan ziet hij een ijsbreker naderen. Even later wordt hij door de kapitein ervan, Bertelink, gebeld. Ruben hoort dat zijn vrouw de Kustwacht heeft gevraagd een vaargeul voor hem open te breken. Lichte paniek overvalt hem. Zou Bente de vaargeul op tijd opmerken? Aan een boom hangt hij een briefje voor Bente met de vraag hem te bellen (hij heeft haar zijn telefoonnummer gegeven; zij weigerde het hare te geven). De Harnasman wordt uit het ijs bevrijd en Ruben kan naar zijn vaste ligplaats nabij Naarden varen. In totaal is hij zes weken met de boot weggeweest.

Ina verwelkomt hem bij aankomst. 's Avonds komen vrienden en kennissen langs met whisky en champagne. In een provinciaal dagblad verschijnt een relaas onder de kop: 'Eenzame schipper overleeft Nova Zembla' (p. 128).

Hij moet aan het werk (de deadline van het vertaalwerk nadert), maar dat wil niet vlotten: hij blijft aan Bente denken. Hij heeft geen adres van haar, weet alleen dat ze als pupillometriste aan de VU werkt. Ina zegt tegen Ruben dat ze hem veranderd vindt: het lijkt alsof hij met zijn gedachten nog 'op dat eiland' is (p. 129).

Ruben probeert zich te vermannen en Bente van zich af te zetten. Het wordt half maart. Dan belt hij in een opwelling naar de VU. Hij hoort tot zijn verbijstering dat Bente Nerwanen juli vorig jaar is overleden. 'We zijn allemaal naar de begrafenis geweest. In Nibbixwoud' (p. 136), zegt een medewerkster van het laboratorium, waar Bente heeft gewerkt. Ze zegt hem mevrouw Faaskes te kunnen geven, die nauw met haar heeft samengewerkt. Maar Ruben hangt haastig op, danig in de war. Heeft 'zijn' Bente niet haar eigen naam genoemd, maar die van een dode? En die naam in haar noren dan? Was mevrouw Faaskes soms 'zijn' Bente?


Ruben gaat naar het universiteitencomplex van de VU, ziet het laboratorium, blijft er een uur staan, maar komt er niet toe naar binnen te gaan.

Hij voltooit de vertaling van het vissenboek. De dag dat hij de vertaling inlevert, meent hij Bente te zien lopen. Ze is het niet. Tijdens het opknappen van zijn boot voelt hij een diep fysiek verlangen naar haar. Maar zijn gevoelens voor haar nemen af, 'men is niet voor niets achtenvijftig' (p. 144).
Ondanks zijn vertaalachterstand werkt hij dat voorjaar veel aan de boot. Een enkele keer haalt hij nog wel het telefoonnummer van het laboratorium tevoorschijn en overweegt hij te vragen of er nog iemand werkt met rood haar. Een 'vage angst' weerhoudt hem er echter van.

In verband met een nieuwe vertaling over West-Europese havensteden in de Gouden Eeuw die hij heeft aangenomen, reist Ruben naar Hoorn.

Op de terugweg hoort hij bij het station een engelachtig meisje tegen haar vriendin zeggen dat ze met de bus naar Nibbixwoud gaat. Ruben besluit met de streekbus mee te gaan. Door de chauffeur laat hij zich het kerkhof van Nibbixwoud wijzen. Systematisch bekijkt hij de grafstenen. Op een liggende steen van zwart marmer ontdekt hij de naam: BENTE JOHANNA NERWANEN, eronder de geboorte- en sterfdatum (3 juli). Ze was achtentwintig jaar geworden. In een impuls legt hij de zes appels die hij gekocht heeft op het graf; hij verlaat het kerkhof.
In de trein gebeurt er iets bijzonders: zijn verdriet ontlaadt zich en de tranen blijven stromen. 'Toen de trein Purmerend naderde en er geloop kwam, was het over' (p. 153).

Hij werkt weer aan zijn boot en jaagt er in een paar maanden twee vertalingen door. In Ina's zomervakantie varen ze met de Harnasman een eind de Rijn en Donau op. Na thuiskomst begint hij aan een nieuwe vertaling.

Op een warme dag in september krijgt Ruben bezoek van de Dood. Hij is niet bang en zegt wel mee te willen. 'Het is alleen beroerd voor mijn vrouw' (p. 155).

Maar hij gaat niet, 'Ruben Saarloos was er de man niet naar om zich lang door fantasieën en hersenspinsels te laten ringeloren' (p. 156). Steeds minder vaak denkt hij aan Bente.

In november wordt hij nog een keer aan haar herinnerd. Tijdens een kijkdag van een grote veiling van scheepsattributen in Amsterdam ziet hij een oud seintoestel en een leerboek met het morsealfabet erin. Hij loopt naar buiten en is in gedachten weer alleen op zijn eiland. Hij denkt aan de duizenden, miljoenen, ijle geluidjes van ver boven, niet waarneembaar voor het menselijk oor, 'boodschappen van buitenaardse wezens' (p. 157). Dan voegt Ina zich bij hem en veegt hij haastig een traan weg. Ze kopen nog een mooie, antieke scheepslantaarn op de veiling, 'voor een prikje' (p. 158).

Bron:
http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/

Twee professionele recensies en eigen mening:
Recensie 1, positief:
De Coelacanth en de liefde
door Teunis Bunt, 29-09-2000

Velen van ons zullen als kind het verhaal gelezen of gehoord hebben. Robinson Crusoë komt na een schipbreuk op een onbewoond eiland terecht en moet zich dan zien te redden. En natuurlijk waanden we ons allemaal Robinson en vonden we het spannend ons in te denken hoe het zou zijn in zo'n situatie. Ruben Saarloos is de hoofdpersoon van Dooi, de nieuwste roman van Rascha Peper, en hij is ook zo'n Robinson. Hij ligt met zijn woonboot vastgevroren in het ijs voor de kust van een onbewoond eilandje in het IJsselmeer. Aanvankelijk is zijn isolement nog niet zo groot, want over het ijs is hij zelfs per auto bereikbaar. Maar als het boek begint, heeft de dooi al ingezet. Rubens vrouw is alweer naar het vasteland en zijn enige gezelschap zijn de konijnen die hij bij zijn dagelijkse rondgang over het eilandje ontmoet. Ruben had gehoopt heel wat te kunnen doen aan zijn werk (hij vertaalt een boek over vissen), maar daar komt het niet zo van. Zijn dagen zijn eentonig: een rondje over het eiland, af en toe een telefoongesprek met zijn vrouw en voor de rest grauwheid. Die eentonigheid wordt doorbroken door een jonge vrouw op schaatsen. De vlam van haar vuurrode haar contrasteert met het ijs en de grauwheid die Rubens dagelijkse leven zijn geworden. Hij is dan ook blij verrast door haar komst, te meer omdat hij niet verwacht had dat hij over het dooiende ijs te bereiken zou zijn. De schaatsster komt de komende dagen terug, waardoor Rubens bestaan verandert. Hij heeft iets om naar uit te zien, zoals een ziekenhuispatiënt naar het bezoekuur. Je merkt als lezer dat er zich iets ontwikkelt tussen de twee, zonder dat er nog iets gebeurt. Maar Rascha Peper verstaat de kunst bijzonder goed om met heel kleine middelen de spanning op te voeren. In een vorig boek, Rico's vleugels, beschreef ze hoe een bejaarde schelpenverzamelaar verliefd wordt op een kansarme jongere. Ook daar gebeurde weinig, maar werd de sfeer steeds broeieriger. Iets soortgelijks gebeurt hier. Het is een soort blijde verwarring die Ruben overvalt. Hij had die op zijn leeftijd (hij is bijna zestig) niet meer verwacht en hij weet ook niet goed wat bij ermee aan moet. 'Wat sloeg hem zo uit het lood? Was hij verliefd? Het woord alleen al wekte een hevige irritatie. Misschien was het maar beter als dat meisje morgen niet meer kwam. Vrouwen hadden dat soort dingen snel in de gaten en hij wilde zich niet belachelijk maken. Maar alleen de gedachte al dat ze niet meer zou komen, veroorzaakte een wezenloos hol gevoel in zijn borst.' Als het verhaal van Ruben alleen maar een liefdesgeschiedenis zou zijn, zou het al ruimschoots geslaagd zijn. Peper is heel subtiel in het beschrijven van Rubens verwarring. Ze beschrijft mooi het krachtenspel tussen wat Ruben voelt en zijn reflectie erop waarin hij zich afremt. Maar Peper biedt meer. Het vissenboek dat Thomas vertaalt, besteedt ook een paragraaf aan de coelacanth, de vis die iedere literatuurlezer kent uit Achterbergs gedicht 'Ichtyologie'. De coelacanth is een vis die men in 1938 ontdekte. Tot die tijd had men aangenomen dat het dier al miljoenen jaren uitgestorven was. Rubens vader was gefascineerd door de coelacanth. Hij gaf alles op, zelfs zijn gezinsleven, om er een te vangen, maar het lukte hem zijn leven lang niet. Een dwaze passie, zou je kunnen zeggen, die bovendien het gezin mogelijk geschaad heeft. Ruben vraagt zich wel eens af of hij een ander mens geweest zou zijn als zijn vader normaal voor zijn gezin gezorgd had. Tegelijkertijd vindt hij het groots dat zijn vader zo veel overhad voor zijn bezetenheid. Ruben vertelt de geschiedenis van zijn vader aan de vrouw, waardoor zij er ook in deelt. Het is gemakkelijk om lijntjes te trekken tussen de twee geschiedenissen. De vrouw die tegen elke verwachting in opduikt en daarna weer verdwijnt, is te vergelijken met de coelacanth en Rubens speurtocht naar haar als ze niet meer komt, lijkt wel op de even vruchteloze speurtocht van zijn vader. Net als de coelacanth is de vrouw mysterieus. Ruben weet bijzonder weinig van haar. Hij denkt haar naam te kennen, maar het blijkt de naam te zijn van iemand die al gestorven is. Ook Rubens verliefdheid heeft wel iets van een coelacanth. Hij dacht dat die al jaren in hem uitgestorven was en opeens overvalt hem dat vreemde gevoel. Zo zijn er heel wat verbanden te leggen. In Dooi heeft alles met alles te maken, maar op een natuurlijke, onnadrukkelijke manier. De lezer mag de verbindingen maken als hij dat wil, hij mag het ook nalaten. De schrijfster dringt het niet op en dat bevalt mij zeer. Uiteindelijk is het de dooi die het prille contact tussen de schaatsster en Ruben verder onmogelijk maakt. De dooi, waar Ruben eerst zo naar uitkeek, maar die hij later meer en meer ging vrezen. Hij doet nog wat naspeuringen naar zijn vlam, maar tevergeefs. De geschiedenis van Ruben is eenvoudig, maar zij krijgt allure door de ogenschijnlijk dwaze passie van de vader, die op de achtergrond meeklinkt. De eenvoud, de kleine gebaren waarin het verhaal zich voltrekt is ook goed tot het einde volgehouden. In het eerder genoemde Rico's vleugels viel het slot naar mijn smaak volstrekt uit de toon door een overdreven dramatiek. Dooi zit technisch goed in elkaar en is geschreven in een mooie,
soepele stijl. Behalve dat is het ook een meeslepend boek. Ruben is met zijn onhandigheid en verwardheid zo menselijk dat iedereen zich gemakkelijk met hem kan identificeren. Daardoor ben je als lezer net zo nieuwsgierig als Ruben naar wat er verder zal gebeuren. Wat Ruben meemaakt, is allemaal veel minder spectaculair dan wat Robinson ooit meemaakte. Maar zoals we met Robinson meeleefden, kunnen we ons ook mee laten slepen door het verhaal van Ruben. Dooi is een boek dat geen lezer koud zal laten.

Bron: Nederlands Dagblad: http://www.knipselkranten.nl/literom/

Recensie 2, negatief:
Geheimzinnige schaatsster doet Rubens ijzige hart smelten
door Odile Jansen, 09-10-1999

Hoe serieus is een novelle te nemen over een geblokkeerde vertaler die met zijn zeilboot vastgevroren zit in het IJsselmeer, maar als de temperaturen gaan stijgen ook een emotionele dooi beleeft? Rascha Peper maakt in Dooi, haar nieuwste vertelling veelvuldig gebruik van dit soort 'van-dik-hout-zaagt-men-planken'-symboliek. Soms twijfel je of het nu opzet is, een ironisch stijlmiddel, of gewoon een sentimentele uitglijer. In elk geval is zowel een goede dosis sentiment als overdrijving aanwezig in Pepers verhaal over de achtenvijftigjarige depressieve vertaler Ruben Saarloos. Ruben die aan het begin van Dooi al ruim een maand in het ijs vastzit, worstelt niet alleen met een vertaling van een handboek over vissen, maar ook met zijn gevoelens. Zijn afkeer van 'hoe-word-ik gelukkig' boekjes heeft hem al de reputatie opgeleverd van een 'iezegrim'. Ten overvloede gaat de tweemaster waarmee Ruben en zijn vrouw Ina op tweede kerstdag zijn uitgevaren getooid met de naam 'Harnasman'. Het harnas dat Ruben jaren geleden heeft aangetrokken moet zoals gaandeweg blijkt in Dooi, hem vooral beschermen tegen de verwarring die het vertrek van zijn vader stichtte. Je kunt je daar wel iets bij voorstellen gezien zijn bizarre, door Peper niet bijster overtuigend neergezette familiegeschiedenis. Rubens vader, een zeebioloog, liet vrouw en kinderen in de steek voor, een gepassioneerde zoektocht naar de coelacanth, een lang uitgestorven gewaande oervis. Moeder Saarloos zoekt daarna haar heil bij God, maar slaat daarbij lichtelijk door. En zo groeit Ruben op in een puriteinse omgeving waar niet alleen de hagelslag, maar ook de moederliefde gerantsoeneerd is. Nu levert de combinatie van een afwezige vader en een koele moeder zoals we sinds Freud weten, een prachtige voedingsbodem op voor neuroses. Geen wonder dus dat Ruben een wat geremde melancholicus is. Hij kampt met de emotionele erfenis die zijn ouders hebben achtergelaten. Rubens vertaling van het vissenboek moet daarom ook wel leiden tot een confrontatie met het verleden. In elk geval wordt die onvermijdelijk nadat Ina is meegegaan met een hulpdienst en hij alleen achterblijft op de 'Harnasman' bij een minuscuul eilandje. Peper gaat dan gelukkig meer ambiguïteit en spanning in het verhaal creëren. Onder andere door Rubens verborgen fantasieën over de coelacanth aan zijn bewustzijn te laten opdringen. Zijn hallucinaties over een geweldige vis, waarvan de contouren zichtbaar worden onder de grijsblauwe ijsspiegel worden pakkend beschreven. Maar het zijn vooral Rubens ontmoetingen met een zwijgzame schaatsster in deze crisissituatie, die Dooi redden van melodrama en voorspelbaarheid. De anders zo overdadige symboliek is minder irritant aanwezig in deze scènes, of wordt ironisch ontdaan van haar loodzware lading. Dooi wint ook aan diepgang door de komst van deze geheimzinnige roodharige jonge vrouw. Niet in de laatste plaats door de vele vragen die haar identiteit oproept, vragen die overigens tot op het laatst toe onbeantwoord blijven. Aan die 'openheid' ontleent dit personage goeddeels de complexiteit die haar authentiek maakt, in tegenstelling tot de wat karikaturale Ruben. Even ongrijpbaar blijft de schaatsster ook in haar rol en betekenis. De gloed van haar lange rosse haren en de breekbaarheid van haar magere, sjofele verschijning oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op Ruben, een sirene of zeemeennin gelijk. Tegelijkertijd bezit deze verleidelijke schaatsster de goedheid van een engel. Elke keer als ze komt vervult ze een van zijn wensen, drie (!) in totaal. Ten slotte bevredigt ze zelfs de onuitgesproken hartstocht van deze anders zo passieloze man. Rubens spontaan opkomende doodsverlangen tijdens het bedrijven van de liefde, lijkt dan de sleutel te leveren tot het raadsel dat het intrigerende meisje vormt. Ze is niet minder dan de personificatie van 'eros' en thanatos', de levensdrift en de doodsdrift. Maar de schaatsster doet meer dan alleen ijzige harten smelten. Het meisje ontmoet Ruben niet toevallig als de eerste scheurtjes in zijn harnas zichtbaar worden. In het vervolg van Dooi fungeert ze als een katalysator voor Rubens geblokkeerde verwerkingsproces. In haar rol als zwijgzame, maar belangstellende luisteraar, brengt ze een emotionele kettingreactie teweeg die, eenmaal in gang gezet, zich met dezelfde verbluffende vaart afwikkelt als een omvallende spiraal dominosteentjes. Dat deze ervaring minstens zo bevrijdend is als de erotische 'ontmoeting' maakt Peper aannemelijk. De onbeholpen nieuwsgierigheid van Ruben, die met moeite zijn verliefdheid maskeert en de introversie van het meisje verlenen aan hun gesprekken een ontroerende charme. Daarvoor wil je Rascha Peper graag vergeven dat ze haar novelle even nadrukkelijk symbolisch eindigt als ze hem laat beginnen. Want nadat Ruben geheel tegen zijn zin door een ijsbreker wordt bevrijd, breekt er een tijd aan waarin hij even gedreven als zijn vader de coelacanth naspeurde, op zoek gaat naar het meisje. De suggestie dat ze al gestorven was voordat hij haar zag, transformeert Dooi met terugwerkende kracht tot een moderne spookvertelling. Dit einde inclusief kerkhofbezoek en dialoog met de Dood overtuigt niet erg. Maar gelukkig is de creatie van de zwijgzame roodharige schaatsster op het IJsselmeer dan al een feit.

Bron: Trouw:
http://www.knipselkranten.nl/literom/

Eigen mening, positief:
Dooi is een goed boek! Het laat je flink nadenken over hoe het nou allemaal in elkaar zit. Teksten die je leest vallen weer samen met eerdere teksten. Een voorbeeld is bijvoorbeeld de mysterieuze schaatsster Bente die later al lang dood blijkt te zijn en dus een geest moest zijn geweest toen zij zich verscheen aan Ruben.

Ik ben het met Teunis Bunt van recensie één eens dat het boek meeslepend is doordat je je goed kan inleven in Ruben omdat hij zo menselijk overkomt vanwege zijn onhandigheid en verwardheid. Je bent daardoor ook echt nieuwsgierig wat er gaat gebeuren.

Ik ben het met Teunis Bunt van recensie één oneens over zijn uitspraak dat het boek niemand koud laat. Het is namelijk een denkboek! Veel mensen zullen bepaalde dingen niet kunnen plaatsten en vinden de flashbacks verwarrend met het heden. Het is echt een boek dat je in je hoofd moet ordeneren om het te snappen.

Ik ben het met Odile Jansen van recensie twee eens dat Rascha Peper de familiegeschiedenis niet overtuigend heeft neergezet. Het wordt allemaal zo makkelijk beschreven waardoor het lijkt dat het niemand zou kunnen overkomen.

Ik ben het met Odile Jansen van recensie twee oneens over het probleem dat Ruben vastgevroren ligt niet serieus valt te nemen. Volgens Odile is het overdrijving maar in mijn referentiekader kan dit echt wel gebeuren. Ik vind namelijk dat er geen sprake is van overdrijving want anders had Rascha Peper het IJsselmeer laten verdampen met boot en al, want dat is pas iets dat niet serieus valt te nemen.

Verhaallijnen en ‘t einde:
Het boek kent twee verhaallijnen. Het één gaat over het heden (verteltijd) en de ander over het verleden (vertelde tijd). De hoofdverhaallijn gaat over het heden waarin Ruben Saarloos belevenissen heeft op en rond zijn woonboot. De bijverhaallijn gaat over het verleden die wordt vertelt door flashbacks. In de flashbacks wordt er dan vertelt over de jeugd van Ruben en de geschiedenis van zijn vader.

Het einde kent een open einde. De problemen waar Ruben meezat zijn dan wel op het einde opgelost: hij is van het eiland en zijn jeugdtrauma’s heeft hij kunnen verwerken, maar het boek vertelt niet of geeft niet de indruk hoe het verder zal gaan met Ruben.


Spanning en open plekken:
De spanning in het boek wordt in de eerste plaats gecreëerd door de hoofdvraag. De hoofdvraag is namelijk of Ruben ooit met zijn woonboot het vaste land weer bereikt en wanneer en hoe dit gebeurt. Maar de spanning wordt vooral gecreëerd door een aantal manipulatietechnieken die worden gevormd doordat er schakelingen zijn tussen de realiteit en de gedachtes van Ruben. Zo krijg je een vraag die pas later beantwoord wordt omdat Ruben afdwaalt met zijn gedachte naar bijvoorbeeld zijn verleden.

Ook de sfeer op de woonboot van Ruben brengt spanning in het boek. Overal is namelijk de dood aanwezig, in de vorm van gekraak, kraaien enz. Ondanks het feit dat Ruben alleen is, blijkt uit alles dat hij constant wordt geobserveerd door de dood. Ook komt de dood hem bezoeken om hem op te halen.

Een aantal belangrijke open plekken in Dooi zijn:
- Komt Ruben met zijn woonboot van het eiland af?
- Hoe komt Ruben met zijn woonboot van het eiland af?
- Wie of wat is de schaatsster Bente?
- Wat is er gebeurd tussen de periode dat de dood Ruben
kwam bezoeken en de twee maanden daarna?
- Hoe zal het verder gaan met Ruben?

Personages:
In het boek is er duidelijk sprake van karakters. De karaktereigenschappen zijn beschreven maar ook op te maken uit verschillende gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en die plaatsvinden in het boek. We kennen in het boek de karakters van: de hoofdpersoon ‘Ruben Saarloos’, Ina Saarloos en die van de vader van Ruben. Types in het boek zijn: Bente Nerwanen, de moeder van Ruben en het nichtje van Ruben ‘Mady’.

Hoofdpersoon: Ruben Saarloos
Ruben Saarloos is de hoofdpersoon van dit boek. We weten alles alleen over hem doordat er sprake is van een personale vertelinstantie.


Ruben is achtenvijftig jaar en is al 30 jaar getrouwd met Ina maar hebben samen nooit kinderen gekregen. Samen woont het paar in een haven van Amsterdam.

Vroeger is Ruben erg verwaarloosd. Met zijn moeder kon hij dan wel goed opschieten maar zijn vader verwaarloosde hem omdat die altijd bezig was met de zoektocht naar de ‘enige overgebleven Coelacanth’ (een vissoort). Ook het overlijden van Rubens nichtje ‘Mady’ heeft Ruben diep getroffen.

Het karakter van Ruben is op te maken vanuit zijn geschiedenis, gedachtes, gevoelens, handelingen en reacties. Hij blijkt een ironische, kritische en enigszins norse man te zijn, die niet gewend is om overweldigd te worden door zijn emoties. Hij houdt er niet van om onder de mensen te komen (mensenschuw) wat vooral te merken is wanneer de collega’s van zijn vrouw ‘Ina’ langskomen op de woonboot.

Het uiterlijk van Ruben is een beetje slordig. Hij draagt slordige kleren en heeft ook een stoppelbaard.

Ruben heeft als beroep het vertalen van Engelse wetenschappelijke boeken. Hij vertaalt de boeken het best op zijn woonboot midden op het IJsselmeer, want daar kan hij zich goed concentreren.

De achtenvijftigjarige man komt op een gegeven moment vast te zitten naast een eiland op het dan bevroren IJsselmeer. Hij probeert er weg te komen maar het ijs is te dun om erover te lopen en terugvaren gaat niet want dan zal de motor van de woonboot het niet houden. Hij blijft gedurende het boek op en rond zijn woonboot wachten op bevrijding. En bevrijding komt er! Zowel van zijn jeugdtrauma’s als van het ijs. Voornamelijk de mysterieuze schaatsster Bente heeft hem kracht gegeven om van jeugdtrauma’s af te komen. Zijn bevrijding heeft hem sterker gemaakt. Hij heeft waarschijnlijk daardoor weer zin in het leven gekregen want de kans om de dood in te gaan heeft hij laten liggen.

Relaties tussen bijpersonen en de hoofdpersoon:

Bijpersoon: Ina Saarloos
De vrouw van Ruben

Bijpersoon: Bente Nerwanen
De geest die Ruben helpt de dagen dat hij vast zit op zijn woonboot en het eiland door te komen. Het is eerst een vreemde voor Ruben daarna zijn geliefde en vervolgens weer een vreemde.

Bijpersoon: Ouders Saarloos
De ouders van Ruben Saarloos

Bijpersoon: Mady
Het nichtje van Ruben Saarloos

Thema:
Het thema is ‘de dood’. De dood achtervolgt Ruben namelijk constant en komt hem zelfs opzoeken.

Motieven:
Het eerste motief is ‘water en ijs (dooi)’. Het water van het IJsselmeer is bevroren maar dooit langzaam aan. Het komt steeds terug in het verhaal en zorgt ook voor het probleem waar de hoofdvraag om gaat.


Het tweede motief is ‘liefde’. Ruben is getrouwd met Ina maar krijgt gevoelens voor Bente Nerwanen. Deze gevoelens verdwijnen uiteindelijk weer wanneer Rubens bevrijding is gekomen en hij te weten krijgt dat Bente al die tijd dood was en dus een geest moest zijn geweest.

Het derde motief is ‘bevrijding’. Ina wilde Ruben al bevrijden van zijn jeugdtrauma’s en zijn non-sociale gedrag. Dit lukte haar niet waardoor Ruben als het ware gevangen bleef in zijn verleden. Ook wil Ruben uit het ijs komen en wacht op een bevrijding daaruit. Zijn jeugdtrauma’s verwerkt Ruben uiteindelijk zelf maar mede met de hulp van Bente.

Het vierde en laatste motief is ‘jeugdleed’. In het verhaal komt steeds maar weer terug dat Ruben nooit echt verwerkt had dat hij zo weinig vaderlijke aandacht had gehad. Zijn vader had hem in de steek gelaten om naar een vis op zoek te gaan. Ook het overlijden van zijn nichtje ‘Mady’ heeft Ruben diep getroffen.

Ruimte:
Het verhaal speelt zich af op en rond de woonboot van Ruben die vastgevroren is bij een klein eilandje op het IJsselmeer. De vastgevroren boot aan het verlaten eilandje zorgt ervoor dat Ruben over het leven gaat nadenken en bepaalde gebeurtenissen in zijn leven gaat verwerken.

De woonboot, het kleine eilandje en het ijs staan ook tegelijkertijd voor het leven van Ruben. De woonboot en het kleine eilandje staan voor de kleine wereld waar Ruben zich in het dagelijks leven in begeeft, hij is namelijk mensenschuw. Het ijs is natuurlijk bevroren water en staat voor het stil blijven staan bij het verleden wat Ruben doet. Het ontdooien van het ijs staat dan voor zijn verwerkte jeugdtrauma’s.

Tijd:
Het verhaal in het heden is in chronologische volgorde vertelt, alleen de herinneringen (flashbacks) zijn niet-chronologisch. Het verhaal kent een aantal flashbacks! Ze vertellen verhalen van ruim 50 jaar geleden over de jeugd van Ruben en vormen de vertelde tijd. Elke keer dat Ruben terug denkt aan vroeger, denken wij met hem mee. Wanneer we overstappen vanuit de vertelde tijd naar de verteltijd zijn we in het heden beland. Door die overstap snappen we beter waarom Ruben bepaalde gedachtes en gevoelens heeft en bepaalde handelingen doet en bepaalde reacties geeft.

Verschil tussen fabel en sujet:
De verteltijd is chronologisch. Alleen de vertelde tijd met de flashbacks zijn niet-chronologisch maar wel weer ten opzichte van de verteltijd waar de flashbacks dienen als herinnering. De herinneringen komen vanuit de verteltijd dat wel in chronologische volgorde is neergezet. Daardoor is het verschil tussen fabel en sujet in dit boek voornamelijk de chronologische volgorde die er niet is ten opzichte van fabel.


Flashbacks en vooruitwijzingen:
Zoals ik al schreef zijn er een aantal flashbacks in het verhaal. Een aantal opvallende flashbacks vertellen over:
- zijn jeugdtrauma’s
- de belangrijkste mensen die een rol in zijn leven
hebben gespeeld en die hij voor zijn dood nog eens zou
willen ontmoeten

Er is in het boek geen sprake van duidelijke voorruitwijzigingen.

Perspectief:
Ruben Saarloos is de hoofdpersoon van dit boek. We weten alles alleen over hem doordat er sprake is van een personale vertelinstantie.

Doordat er sprake is van een personale vertelinstantie is de informatie die je ontvangt subjectief. Daardoor beleef je personages en gebeurtenissen het meest vanuit Rubens interpretatie. Zo denken we dat Bente een vrouw is terwijl wanneer Ruben later erachter komt dat ze al lang dood was wij ook begrijpen dat zij waarschijnlijk een geest moet zijn geweest.

Ook blijf je met Ruben op het eiland en weet je niet wat er zich afspeelt op het vaste land. Hierdoor zie je meer de eenzaamheid in van Ruben en ben je ook benieuwd wat er zich allemaal op het vaste land afspeelt voor Ruben.


Structuur:
Het boek telt 158 bladzijden en kent tien in Romeinse cijfers genummerde hoofdstukken zonder naam. De hoofdstukken zijn door middel van witregels verdeeld in verschillende fragmenten die ieder vaak een tijdsprong aangeven. Er zijn geen illustraties en geen verdere bijzonderheden.

Samenhang:
Er is sprake van samenhang door herhaling en overeenkomst. Dit omdat alles eigenlijk met elkaar te maken heeft. Alles heeft te maken met de dood: de kraaien (lijkenprikkers), de vraag aan de telefoon naar de heer Omsof (is joods voor dood), dat Bente later dood lijkt te zijn enz…

Begin van het verhaal:
Het boek Dooi ligt tussen ab ovo en in medias res in. Ab ovo omdat er tijdens het lezen het probleem van het bevroren IJsselmeer begint. In medias res omdat de jeugdtrauma’s ook problemen zijn van Ruben en al veel en veel langer aan de gang zijn dan waar het boek begint.

Cyclische opbouw:
In het boek Dooi is er geen sprake van een cyclische opbouw. Dit komt omdat het verhaal begint met de woonboot en de situatie van Ruben en eindigt niet opnieuw. Het eindigt met de koop van een antieke scheepslantaarn en de situatie van Ruben is dan anders want ‘de bevrijding’ heeft zijn situatie veranderd..

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Dooi door Rascha Peper"