Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Denise door Hans Andreus

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
Boekcover Denise
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 3673 woorden
  • 2 augustus 2004
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
15 keer beoordeeld

Boekcover Denise
Shadow
Denise door Hans Andreus
Shadow
3. Naam van de uitgeverij: Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. 4. Jaar van uitgave van het boek: 1986; het is de 3e druk. De eerste druk werd in 1962 gepubliceerd. 5. Aantal bladzijden: 146 bladzijden. Genre: Psychologische en filosofische roman. Hoe is het boek ingedeeld? Het boek bestaat uit 13 hoofdstukken, die elk op een Romeinse manier genummerd zijn en elk geen titel dragen. Hoe begint het boek? Maakt de auteur gebruik van 'ab ovo', 'medias res' of 'post rem'? Laat tevens de eerste paar regels uit het begin zien. De auteur maakt gebruik van 'post rem', hetgeen betekent dat alle gebeurtenissen waarover in het boek verhaald worden, al hebben plaatsgevonden. Het hele verhaal wordt dus verteld ná al die gebeurtenissen. Dat kun je ook duidelijk in het begin van het boek zien. Maar goed, hier zijn de eerste paar regels uit het boek. Ze zijn terug te vinden op bladzijde 5 in het boek, want daar begint het eigenlijke verhaal pas. “Toen ik Denise ontmoette, was zij tweeëntwintig jaar. Ik zwierf toen al een week of wat rond door deze al te beroemde stad, waar ik meer uit verveling dan om een betere reden maar weer eens naar toe was gegaan. Ik bekeek in de grote parken de grijze en vergrijsde beelden of zat in magere buurtparkjes tussen oude mannetjes en volksvrouwen met uitpuilende boodschappentassen op een bank. Langzamerhand was er een soort rust over me gekomen, had ik een ijl gevoel van onverschilligheid in mij voor de dingen die ongetwijfeld wel weer eens zouden gaan gebeuren. ’s Avonds keerde ik terug naar het huis van een vriend van mij en zijn vrouw, die mij gastvrijheid verleenden, en schreef soms na het eten een brief aan een blond meisje met grijsgroene starende ogen, een meisje dat zo uit de zee gekomen kon zijn, of uit een rivier: zeermeermin, najade. Ik was niet gelukkig, niet ongelukkig, ging stil mijn gang, hield mij stil.”
Samenvatting van het boek: De Nederlandse dichter Bert, die al een tijdje zonder werk zit, trekt op een gegeven moment naar Frankrijk. Naar Parijs, de stad waar een vriend van hem (die ook Nederlands is) woont – desbetreffende vriend is getrouwd met een Nederlandse vrouw en werkt bij de Wosec, een wereldorganisatie voor wetenschap, onderwijs en cultuur. Tevens is hij dichter, iets dat hij en Bert dus met elkaar gemeen hebben. De vrouw van Bert’s vriend werkt in een annex-gebouw van de Wosec waar men zich bezig houdt met het theater over de gehele wereld. Deze vriend van Bert en zijn vrouw worden in het ganse boek niet bij naam genoemd; ze worden steeds op een omslachtige manier genoemd, zoals “mijn vriend en zijn vrouw.” Bert logeert een tijdje bij zijn vriend en zijn vrouw. Op een gegeven moment gaan ze gedrieëen naar een toneelvoorstelling, waar ze een meisje in een rode mantel tegen het lijf te lopen. Het meisje blijkt de 22-jarige Denise te zijn; ze heeft zeer donkere ogen, een volle onderlip en een lichtgebogen neus met enkele zwarte haren uit de neusholten groeiend. Op het eerste gezicht vindt Bert haar niet zo aardig, maar dat verandert al gauw. Denise blijkt een collega van zijn vriend en zijn vrouw te zijn; ze werkt ook bij de Wosec. Na de toneelvoorstelling gaan ze naar het huis van Berts vriend en zijn vrouw, waar ze zich tegoed doen aan een avondmaal en Bert de kans krijgt om Denise wat beter te leren kennen. Aan het einde van die avond gaat Denise naar huis, maar voordat ze naar huis gaat, spreekt Bert met haar af dat ze elkaar de volgende dag weer zouden ontmoeten, bij de triomfboog. Ze gaan dan naar de bioscoop. Na de film lopen ze een stukje, en onder een brug beginnen ze elkaar te zoenen. Ze worden gestoord in hun handelingen door politie-agenten, die hen er op attent maken dat het ’s nachts na 2 uur verboden is om onder de bruggen te zijn. Ze slenteren ze hele nacht rond, om vervolgens weer bij het huis van Berts vriend en zijn vrouw uit te komen. Bert en Denise nemen afscheid voor het huis, maar de volgende dag ontmoeten ze elkaar weer, en ontmaagt Bert Denise. Dan begint hun romance pas goed en wel. Bert en Denise willen op een gegeven moment weg bij zijn vriend en zijn vrouw, want tenslotte was Bert eigenlijk voor een vakantie van een week of vier, vijf naar Parijs gekomen en zijn vriend en zijn vrouw hadden hun eigen leven. Denise bleef ’s nachts dikwijls bij Bert daar, maar zij verbleef zo nu en dan ook wel eens thuis. Maar Bert en Denise kregen er genoeg van en wilden nu helemaal bij elkaar zijn, samen wonen, samen leven, samen eten, samen slapen en samen bestaan. Om dat te bewerkstelligen, moet Denise eerst bij haar familie weg. Ze komt uit een bourgeoise familie, en alhoewel haar vader nog leeft, is haar moeder jaren geleden al gestorven. Ze heeft een stuk of acht zussen, met wie ze allemaal niet kan opschieten, behalve met het allerjongste zusje (die iets van 17 jaar is en met wie Denise een kamer deelt). Haar familie, en dan vooral haar zussen, wil niet dat Denise bij hen weggaat, dat ze zich zo gaat emaniciperen en ongetrouwd met Bert gaat samenwonen en leven. Gelukkig trekt Denise zich daar geen bal van aan en gaat ze met Bert weg. Diezelfde dag dat Denise bij haar familie wegging, zochten Bert en zij een hotelkamer in de stad. En ze vonden er een, in een heel apart hotel. Alle kamers in het hotel hadden een bepaald thema – er waren maar 10 kamers, en ze heetten: de Kamer van de Boot, de Chinese Kamer, de Moorse Kamer, de Martelkamer, de Kamer van de Lach, de Maagdenkamer, de Dodenkamer, de Koningskamer, de Oerwoudkamer en de Normale Kamer. Bert en Denise kregen de Kamer van de Boot. Ze verblijven een aantal weken in het hotel, en vertrekken daarna weer naar het huis van Berts vriend en zijn vrouw, die dan inmiddels verhuisd zijn naar een ander huis. Ze slaan daar het grootste deel van hun bagage op, overnachten daar en laten zich de volgende dag oppikken door een vrachtwagen die naar een groot schiereiland gaat. Daar blijven ze eventjes. In die periode begint Bert Denise af en toe liefkozend Solange te noemen. Op een gegeven moment gaan ze weer terug naar het aparte hotel waar ze eerst logeerden. Op een dag worden Bert en Denise uitgenodigd door de chef van Denise om de zondag bij hem en zijn familie door te brengen. De chef van Denise is een 40-jarige Engelsman en woont in een dorp dat een behoorlijk stuk buiten Parijs ligt. Hij is gelukkig getrouwd en heeft een zoon (van ongeveer 8 of 9 jaar oud; hij is gek op het vangen van insecten, zoals mestkevers) en een dochter (van ongeveer 5 jaar oud; zij is overal overgevoelig voor). De chef van Denise had al meerdere malen bij haar geïnformeerd naar Bert; naar wat voor iemand hij was, wat hij deed, wat voor ideeën hij had, enzovoorts. In zijn huis heeft de Engelsman een atelier, waar hij en zijn vrouw samen vaak ‘monsters’ boetseren; het zijn beeldjes die ze maken om hun geest zuiverder te maken (of om zichzelf te bevrijden nadat ze een nachtmerrie hebben gehad). Bij de Engelsman thuis gaan ze allemaal eens languit in de tuin in de zon liggen en whisky drinken en over koetjes en kalfjes praten. Op een gegeven moment laat de Engelsman Bert echter een kapot raampje proberen te repareren; dit is als test, maar dat weet Bert dan nog niet. In ieder geval lukt het Bert om het raampje enigszins te repareren, maar hij kan niet vermijden dat er per ongeluk een barstje in het raampje komt. Het geeft niet, en ze gaan weer gewoon verder met drinken en praten. Dan wordt het tijd voor de lunch en doen ze zich binnen tegoed aan een goed maal, voor het eerst in gezelschap van de kinderen van de Engelsman. Na de lunch trekken de Engelsman, Denise en Bert zich terug in een kamer op de eerste verdieping, en 20 minuten later komt dan ook de echtgenote van de Engelsman de kamer in met thee en cake. Daar gaan ze weer verder met praten, maar het komt daar op een gegeven moment tot een discussie tussen Bert en de Engelsman. De Engelsman is een groot liefhebber van de Engelse schrijver D.H. Lawrence, maar Bert houdt juist helemaal niet van hem. Toch zegt Bert dat hij niet helemaal kan oordelen over D.H. Lawrence, omdat hij diens werk “De gevederde slang” nog nooit gelezen heeft. De Engelsman heeft het boek in zijn bezit en leent het aan Bert. Nadat ze een aantal uren in de kamer hebben vertoefd, gaan ze naar het atelier, en krijgen Bert en Denise een rondleiding in het atelier. Na de rondleiding gaan ze samen met de Engelsman en zijn vrouw beeldjes boetseren. Op een gegeven moment gaan Denise en de vrouw van de Engelsman samen even weg, waarop Bert en de Engelsman even alleen in het atelier zijn. De Engelsman begint Bert dan de bekritiseren, zegt dat hij niet goed is voor Denise, zegt dat hijzelf van Denise houdt op een manier die niet te begrijpen valt, en dat als Bert Denise ooit kwaad deed, hij met de Engelsman te maken zou krijgen. Bert wordt daar kwaad om, maar houdt zich verder in. De twee zoeken daarna het gezelschap van de dames weer op, die in de tuin liggen. Denise wil sigaretten hebben, maar die zijn op en Bert gaat ze halen in het dorp. Hij gaat in het dorp tevens even in een café zitten, en hij komt ’s avonds weer terug bij het huis van de Engelsman en zijn vrouw, waar hij net op tijd voor het avondmaal is. Ze hebben daar allen een zwijgend maal, en na het eten trekken ze zich weer terug in een kamer waar ze het over vogels en schilderijen van de Nederlandse schilder Jeroen Bosch hebben. Niet lang daarna vertrekken Bert en Denise uiteindelijk bij de Engelsman en zijn vrouw; het was wel weer eens mooi geweest. De dag daarop, op het werk, roept de chef Denise bij zich en vertelt haar dat Bert de incarnatie van het Kwade is, dat hij zich altijd door de modder rolt (figuurlijk gezien) en dat de Engelsman en zijn vrouw daardoor de hele tijd de neiging hadden om hun handen te wassen. Zelfs hun overgevoelige dochtertje had alleen al door Berts aanwezigheid de hele nacht niet kunnen slapen. Denise is geschokt door wat ze hoort, maar laat zich niet van de wijs brengen. ’s Avonds vertelt ze het aan Bert, die de Engelsman voor gek verslijt. Maar ze blijven bij elkaar, ongeacht wat de buitenwereld van hen denkt. Het hotel waar ze intussen in verblijven, is niet echt ‘bevolkt’, om het maar even zo te zeggen. Bert en Denise bevinden zich daar vooral in het gezelschap van Amerikaanse joden; één joodse jongen was rond (die Een en Twintig genoemd werd, naar het nummer van de kamer waarin hij verbleef), er was ook een joodse pianist en componist, en verder nog een rond joods meisje. Bert en Denise praten nog over vanalles en nog wat met deze joden. In deze tijd raakt Denise ook zwanger van Bert, maar ze wil absoluut geen kinderen hebben. Nog voordat Bert te weten komt dat ze zwanger is, is ze al naar iemand toegeweest die haar een middeltje gegeven heeft waardoor de foetus (die iets van 3 maanden oud is) zich gauw genoeg los zal maken. Wanneer dit geschiedt, is Bert bij haar en staat hij haar bij in de pijn die ze heeft en vangt steeds het bloed voor haar op met een bidet. Op een gegeven moment komt ook het kind eruit; het is een jongen en hij heeft al nageltjes. Bert had zelf best een kind willen hebben, maar de lezer komt in het boek vrijwel niets te weten over wat hij vindt van de abortus. Na de abortus blijft Denise een paar dagen op bed liggen; daarna gaat ze weer vastberaden aan het werk. Een maand of twee daarna besluiten Bert en Denise om naar Italië te gaan, en dit doen ze dan door mee te liften met een vrachtwagen. Zij zijn echter niet de enigen die meeliften met desbetreffende vrachtwagen en bevinden zich in het gezelschap van een Algerijn, een piepjonge bleke Engelsman, een Israëliet en een Fransman. Ze reizen helemaal met de chauffeur mee en helpen hem ook steeds wanneer hij in een dorp iets van zijn vracht moet uitladen. In één dorp gaat de chauffeur niet meer verder en moet hij Denise en Bert daar achter laten (dichter in de buurt van Italië ging de chauffeur niet meer). Ze zijn dan nog steeds in Frankrijk. Denise en Bert gaan dan liften, totdat ze in Nice aankomen. Van daaruit pakken ze de trein naar Genua, blijven daar een paar dagen, zakken dan nog een 30 kilometer zuidelijker af, tot in een klein vissersdorp onder een grote zon aan een veeltintige baai die de Paradijsgolf heet. Daar is de liefde tussen Bert en Denise tenslotte kapotgegaan. Wat gebeurde er? Bert had op een middag (om 2 uur) in de hete zon opeens de drang om een stuk rots te pakken en Denise de hersens in te slaan. Bert wist niet eens waarom dat gebeurde, maar hij beheerste zich met een ziekmakende inspanning en vluchtte naar het dorp. Denise volgde hem een half uur later. Bert heeft daarna nog bijna 3 weken in een donkere achterkamer van het hotel gelegen (men dacht dat hij een zonnesteek had, maar dat was het niet), en daarna heeft men hem daarna naar Amsterdam laten overbrengen. Toen lag hij vervolgens een klein half jaar in een Nederlandse ziekeninrichting; men had ‘psychische instorting’ als diagnose bij hem gesteld. Na zijn ziekteperiode keerde Bert weer terug naar Denise, die inmiddels alweer in Parijs was en haar werk op de Wosec weer hervat had. Bert hield nog steeds evenveel van Denise, en zij ook van hem, maar om de een of andere reden kon Bert het nooit langer dan één week meer bij Denise uithouden; steeds vluchtte hij maar weer terug naar Nederland of een ander land. Dit had natuurlijk zijn gevolgen voor de relatie tussen Bert en Denise, en Denise zei op een gegeven moment dan ook dat Bert voorlopig maar niet meer moest terugkomen; dat hij later nog maar weer eens terug moest komen. Dat deed hij, en hij bleef twee jaar weg. Daarna ontmoeten ze elkaar weer, maar alles was teveel veranderd tussen hen, het kon gewoon niet meer. Bert keert dan weer terug naar Amsterdam, waarna hij waarschijnlijk nog een tijdje bij psychiaters langs gaat. Denise trouwt ondertussen met een man die groot is op het gebied van tekenfilms. En zo eindigt de relatie tussen deze twee geliefden, die maar ongeveer een jaar heeft mogen duren. Wie is de hoofdpersoon in dit boek? Het boek draagt de titel “Denise”, en dan zou je toch denken dat het verhaal vooral om desbetreffende Denise gaat. Toch durf ik te zeggen dat het verhaal toch meer om Bert en zijn belevenissen met Denise draait. Dat komt ook omdat de lezer alles door zijn ogen en zijn herinneringen ziet. Maar toch voelt het niet goed om te zeggen dat alleen Bert de hoofdpersoon is in het boek; sámen met Denise vormen zij de hoofdpersonen van het boek. Van beide personages komt de lezer niet veel te weten (ik merk dat in dit boek de auteur niet graag tijd verspilt aan details). Van Bert weten we dat hij uit Nederland komt, dichter is, graag filosofisch praat en dolverliefd op Denise is, maar dat is dat. En van Denise komen we te weten dat ze 22 jaar is (aan het eind van haar romance met Bert is ze 23 jaar), Franse is, uit een bourgeoise familie komt, tig zussen heeft, stellig geen kinderen wil en op het eind van het boek getrouwd is met een man die groot is op het gebied van tekenfilms. En dat is ook alles wat we over haar te weten komen. Wie zijn de andere belangrijke personages? Die zijn er niet. Er komen in het verhaal weliswaar andere personages dan Bert en Denise aan bod (zoals de wederzijdse vrienden van Bert en Denise, Denise’s baas, etcetera), maar geen van hen heeft echt belang. De nadruk ligt op Bert en dan vooral op Denise, en op hun romance. Alles daarbuiten is ondergeschikt in het verhaal. Dat zie je ook terug in het feit dat de andere personages in het verhaal geen (voor)naam dragen; alleen Denise wordt regelmatig bij naam genoemd (zelfs de naam van Bert komt amper langs). Zo wil de auteur de belangrijkheid van Denise onderstrepen; de andere personages zijn nietig en naamloos. 12. Wáár speelt het verhaal zich af? Is dat van belang voor het verhaal? Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Frankrijk, in de hoofdstad Parijs. Om specifieker te zijn: in Parijs speelt het zich af in het huis van de vrienden van Bert, en in hotels. Later in het boek spelen kleine gedeeltes zich ook af in het huis van de baas van Denise (die een Engelsman is), maar waar het huis precies staat (of het in Parijs is of daarbuiten), dat mag Joost weten. Nog wat later in het boek, als Bert en Denise reizen, speelt het verhaal zich ook af in een rondtrekkende vrachtwagen en in Italië (waar ze onder andere in Genua vertoeven). Ik vind de locatie niet echt van belang voor het verhaal; een liefdesgeschiedenis zoals die tussen Bert en Denise kan óveral ter wereld plaatsvinden. Je kunt dit verhaal gemakkelijk in Amerika, Brazilië, China of Japan plaatsen. Dat maakt weinig tot niets uit. 13. Wannéér speelt het verhaal zich af? Is dat van belang voor het verhaal? Er wordt niet duidelijk aangegeven wanneer het boek zich afspeelt; maar het speelt zich af in de moderne tijd zoals wij die nu ongeveer kennen (dus de geïndustrialiseerde tijd met auto’s, popmuziek, etcetera), en aangezien het boek is geschreven in 1962, neem ik aan dat het verhaal zich in of rond die periode afspeelt. De tijd is niet echt relevant voor het verhaal; een liefdesgeschiedenis zoals die tussen Bert en Denise is universeel en kan in iedere tijdsperiode geplaatst worden.
14. In welk perspectief is het boek geschreven? Het boek is voornamelijk geschreven in het ik-perspectief; de lezer ziet bijna alles door de ogen van de hoofdpersoon (Bert). Wat is de thematiek? Ik zou zeggen dat de thema's hier vooral liefde (vanwege de liefde tussen de hoofdpersoon en Denise), kunst (vanwege het beroep van de hoofdpersoon; kunst komt verder ook regelmatig in het boek terug) en reizen (omdat de hoofdpersoon en Denise samen overal naar toe gaan) zijn. Maar het thema liefde voert de boventoon. Hoe is het taalgebruik in het boek? Ik vond het een gemakkelijk boek om te lezen; het taalgebruik was vlot en vrij van zeer moeilijke woorden. De zinnen werden ook kort gehouden; zelden kwam ik een langdradige zin tegen. Het taalgebruik maakt dus dat het boek is voor iedereen toegankelijk is. Hoe eindigt het boek? Heeft het een open of een gesloten einde? Laat tevens de laatste paar regels uit het slot zien. Naar mijn mening heeft het boek een gesloten einde. Alles is over en uit tussen de hoofdpersoon en Denise – zij is getrouwd met iemand anders en ze zien elkaar helemaal niet meer. Hun liefdesgeschiedenis is voorgoed over, en kan ook nooit meer tot bloei komen. Ik als lezer bleef niet met vragen zitten, dus voor mij is het gewoon een gesloten einde. Maar goed, hier is het laatste stukje van de laatste bladzijde (bladzijde 146): “Men zegt dat Denise nu onlangs getrouwd is met een groot man op het gebied van tekenfilms; ik hoef niet te weten of dat wel of niet zo is. Ik heb dit leven, mijn eigen leven. Maar dokter Jan zei – een antroposoof maar dat ontdekte ik helaas eerst later - : “Het is om dat kind dat jullie niet kregen,” en psychiater Piet zei: “Het was de traumatische herhaling van een prenatale tweelingverhouding, waarbij één van de tweeling werd geaborteerd, in de buik van de eigen moeder dus, zo’n dode tweeling wordt dan geabsorbeerd door de placenta – en de rest van je leven blijf je naar die verloren tweeling zoeken, tragisch, tragisch, maar we spelen het goddomme wel klaar,” – en ze hebben misschien gelijk, die Rudolf Steiner-dokter en die prenatale specialist, maar, maar, maar – Maar, Denise, dit kleine sentimentele monument, dit beeldengroepje, deze slordige collage van een hoogstwaarschijnlijk onaangepaste en hoogstwaarschijnlijk onrijpe en onzinnige en hoogst- Waarschijnlijk onwerkelijke en onmogelijke liefde is voor jou. Niet dat je dit ooit zult lezen, denk ik. Maar dat hoeft ook niet. Ik wens je alleen zoveel geluk als mogelijk is, voor een mens.” Wat vond je van het boek (evaluatie)?: Alhoewel het boek best wel lekker weglas met dat vlotte taalgebruik en het ik-perspectief, vond ik er niets aan en heeft het gefaald om me er echt enthousiast over te maken. Ook al is het een psychologische en filosofische roman (wat leesvoer is dat doorgaans bij me past). Dit boek was me gewoon té filosofisch. Natuurlijk houd ik van een aardig staaltje filosofie in een boek, maar in dit boek ging me dat te ver. Dat langdradige en zweverig gezever werd me te veel en maakte me al gauw verveeld. Bovendien vond ik het verwarrend werken en begreep ik het boek daardoor minder goed en werd ik ook niet echt betrokken in het verhaal. Het boek had ook nog een naargeestige toon, en daar had ik voor de verandering eens géén zin in. Mensen die erg into dit soort diepzinnige en langdradige werken zijn, moeten dit boek vooral gaan lezen, maar voor de gewone mens raad ik het boek niet aan. Dit boek was dus min of meer een misser voor mij; het ging niet echt over iets (naar mijn mening dan).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.