Dan bereikt Kwame het bericht dat in Kumasi de christenen gruwelijk vervolgd werden: een offensief tegen de westerse wereld. Aangezien Kwame en Kwasi in Nederland gedoopt zijn, en dus christen zijn, wordt Kwames situatie uitzichtlozer. Hij leeft wel weer op als hij een ontmoeting met zijn moeder heeft, waarvan niet helemaal duidelijk is of dit nou echt zo was of niet. Dan krijgt hij bericht krijgt dat Kwasi’s vader een van zijn jongere broers als troonopvolger heeft aangewezen. Hoewel zijn Twi erop vooruit gaat, is zijn hoop vervlogen: hij pleegt op 22 februari 1850 in zijn slaapkamer zelfmoord met het jachtgeweer. Op het moment dat hij zelfmoord pleegt, weet hij ook dat hij Kwasi niet meer terug zal zien.
Deel 5:
Na afronding van Kwasi’s studie, keert hij terug naar Delft. Echter doet de dood van Kwame hem besluiten om een aanstelling op Indië aan te vragen als ingenieur. Kwasi stapte op 9 september 1850 aan wal te Bavaria. Hertog Bernard van Saksen, commandant in het Oost-Indische Leger, had logies voor hem geregeld, maar de plotseling opgedoken Cornelius de Groot gooide roet in het eten: de grillige Cornelius bleek Kwasi's baas te zijn en wilde dat hij als zijn secretaris op zijn erf kwam wonen. Cornelius wilde dat Kwasi sliep in een simpele kamer en at met de bedienden. Later kwam hij bij een Duitse familie in en vroeg hij om overgeplaatst te worden, maar de Nederlandse regering liet niets van zich horen. De familie behandelde hem zeer hoffelijk.
Met Cornelius maakte Kwasi tal van inspectiereizen door mijndistricten. Op een van die reizen, in juni 1852 naar Amboina, nam hij het op voor Ahim, de brutale inlandse bediende van de assistent-resident, waarbij hij zijn hand verwondde. Ondanks de vernederingen ontstond er toch een bijna vriendschappelijke band met Cornelius. Aan Kwasi's positie veranderde echter niets en op zijn verzoeken om zelfstandigheid kwam geen antwoord. Op 24 mei 1856 vertrok hij daarom naar Holland om zijn zaak bij Willem III te bepleiten. Onder de passagiers bevond zich de afgetreden gouverneur-generaal Duymaer van Twist, met wie Kwasi al eerder enkele keren had gepraat over Cornelius' brute optreden. Duymaer van Twist had ervoor gezorgd dat Kwasi vanaf april 1854 zeven maanden van het jaar werd vrijgesteld om zelfstandig onderzoek te doen. In die maanden schreef hij wetenschappelijke artikelen, maakte hij dagboeknotities en blies hij zijn correspondentie met Sophie nieuw leven in. In augustus 1856 trok Kwasi opnieuw bij Van Moock in, hoewel haar man intussen was overleden. Zijn talloze brieven aan Willem III werden niet beantwoord, dus gaf hij het na een jaar op. Op uitnodiging van Sophie woont hij een onthulling van een standbeeld. Tevens praat hij die avond met haar. Zij weet hem te vertellen dat Raden Saleh al jaren informant was voor de Nederlandse regering en negatief over Kwasi gerapporteerd had. Kwasi besloot hierna huur op landerijen te Java op te eisen als schadevergoeding voor het onrecht dat hem werd aangedaan. In 1858 keerde hij terug in Bavaria, maar in 1862 kreeg Kwasi pas een stuk land toegewezen. Hier wordt maanden hard aan gewerkt, ook door Kwasi zelf. Wanneer de werkers te hoge eisen stellen, biedt Ahim zijn diensten aan. Cornelius ontmoette Kwasi slechts nog eenmaal.
Op 3 augustus 1900 neemt Adeline Renselaar Kwasi mee naar het kantoor van haar man in Batavia omdat daar documenten liggen over Kwasi. Van Drunen blijkt ontslag te hebben genomen aangezien de Nederlandse regering de carrière van Kwasi heeft gedwarsboomd. Een verzoek van zijn vader om naar Kumasi terug te keren hebben ze nooit doorgegeven aan Kwasi. Van Drunen brengt hem later, op Kwasi zijn jubileum op 9 september, een bezoek. Tijdens dit bezoek vertelt Van Drunen over zijn wederwaardigheden: hij had zich altijd verantwoordelijk gevoeld voor Kwasi en Kwame. Hij wilde hun lot verbeteren, maar had hier geen kans toe. Uit het document dat hij Kwasi overhandigt, bleek echter dat de Nederlandse staat Kwasi tegengewerkt had omdat hij tot het zwarte, inferieure ras behoorde.
Personages
Kwasi
Kwasi Boachi is de hoofdpersoon in het boek. In het boek wordt hij ook wel Aquasi genoemd, de naam die hij kreeg toen hij in Nederland arriveerde. Als jongen van 10 jaar werd hij als onderpand voor de illegale slavenhandel geschonken aan de Nederlandse regering samen met zijn neefje Kwame, omdat zij hecht zijn. Wanneer Kwasi en Kwam aankomen in Nederland, probeert Kwasi zich uit alle macht aan te passen aan de cultuur in tegenstelling tot Kwame. Hij leert de taal snel aan en blijkt al snel een excellente student te zijn, iets wat zijn neef niet kan waarderen. Helaas worden de inspanningen van Kwasi niet door iedereen gewaardeerd. Door verschillende medestudenten wordt hij gepest. Cornelius de Groot helpt Kwasi zichzelf te verdedigen tot op het moment dat Kwasi een privilege vanuit de Nederlandse staat lijkt voorgetrokken te worden. Dit blijkt ook uit wanneer Kwasi na zijn opleiding voor Cornelius komt te werken, hoewel de Nederlandse staat tegen die tijd heeft besloten dat een zwarte niet een hoge functie mag hebben. Om deze redenen kunnen vroegere vrienden van Kwasi uit Nederland hem niet helpen. Cornelius behandelt hem als oud vuil. Kwasi heeft tijdens zijn verblijf in Nederland niet door dat hij wordt gediscrimineerd vanwege zijn uiterlijk, ondanks dat hij zich wel een echte Hollander voelt. Kwasi vermoed tijdens de dienstperiode bij Cornelius wel dat er iets aan de hand is, maar komt er pas achter wat het is wanneer hij zijn dagboeken schrijft.
Kwame
Kwame Poku, oftewel Quame zoals hij in Nederland wordt genoemd, is de neef van Kwasi. Hoewel het verhaal in principe gaat over twee Afrikaanse prinsjes die worden meegegeven aan Hollanders als onderpand van de slavenhandel, komt het leven van Kwame niet tijdens het gehele verhaal aan bod. Kwame en Kwasi hebben een hechte vriendschap als kind opgebouwd, maar deze komt in het geding zodra zij arriveren in Nederland. Kwame vecht namelijk om zijn Afrikaanse identiteit te behouden, in tegenstelling tot Kwasi. Om deze reden lijkt er een afstand tussen de neefjes te worden ontwikkeld, aangezien zij niet met dezelfde dingen bezig zijn. Hoewel de strijd van Kwame duidelijk wordt terwijl Kwasi aan het woord is, worden de redenen hiervoor pas weergegeven in de brieven die Kwasi van Kwame ontvangt. Hierin staan de gedachten en gevoelens van Kwame weergegeven. Uiteindelijk pleegt Kwame zelfmoord doordat hij niet meer wordt toegelaten tot zijn geboortestad in West-Afrika en hij weet dat hij Kwasi niet meer zal zien.
Sophie
Sophie is een prinses in Nederland, zij behoort toe tot de familie van Oranje. Wanneer Kwasi en Kwame een keer het koningshuis bezoeken, ontmoeten zij haar. Kwasi ontwikkelt een mooie vriendschap met Sophie. Hij wordt zelfs verliefd op haar, maar het was uit den boze dat een zwarte en een blanke een relatie hadden met elkaar in die tijd. Sophie wordt uiteindelijk uitgehuwelijkt en komt in Weiner te worden. Toch houden Kwasi en Sophie veel contact per brief. Af en toe zien zij elkaar nog. Sophie heeft altijd voor Kwasi klaar gestaan als hij haar nodig had. Zo heeft ze ook verschillende verzoeken gedaan aan haar familie om Kwasi bepaalde privileges te geven.
Cornelius
Cornelius de Groot is één van de studenten die samen met Kwasi en Kwame naar school gaat. Wanneer hij merkt dat Kwasi wordt gepest door klasgenoten, zorgt hij ervoor dat het stopt. Sterker nog, hij helpt Kwasi om van zich af te bijten. Echter verandert dit wanneer Kwasi mee mag in een koets om ergens heen te gaan en hij niet. Vanaf dat moment wil Cornelius geen vrienden meer zijn met Kwasi. Dit blijkt ook uit hoe Cornelius Kwasi behandelt wanneer Kwasi aan het werk gaat in Nederlands-Indië. Cornelius is zijn werkgever en hij laat Kwasi allemaal vervelende klusjes doen.
Thema
Discriminatie en Racisme
Hoewel Kwasi en Kwame dienden opgevoed te worden volgens de Nederlandse normen en waarden, zijn zij nooit volledig geaccepteerd door de maatschappij in Nederland. Kwame heeft dit gevoeld vanaf het moment dat zij arriveerden en verzette zich dus om zich te acclimatiseren. Kwasi doet er daarentegen alles aan om zich aan te passen, maar helaas zonder resultaat. Hij wordt namelijk voortdurend gezien als de zwarte. Dit blijkt uit de pesterijen die binnen de kostschool plaatsvinden, maar voornamelijk wanneer Kwasi zijn diploma heeft gehaald en in dienst van Cornelius de Groot is. Op zijn verzoeken voor promotie en/of onderzoek wordt ontwijkend gereageerd, want immers: een zwarte kan onmogelijk meer macht hebben dan een blanke. In de Gouden Eeuw was dit nog een duidelijk statement, ook in verband met de slavenhandel.
Motieven
Familie
Kwasi en Kwame zijn neefjes van elkaar. Naast dat zij familie van elkaar zijn, zijn zij ook beste vrienden. De vriendschap heeft pieken en dalen, maar uiteindelijk hebben ze wel grote steun aan elkaar. Nadat Kwasi en Kwame uit West-Afrika met de Nederlanders vertrekken, hebben zij amper contact meer met hun familie. Kwame heeft na zijn terugkeer wel contact met zijn oom, dus de vader van Kwasi, maar alleen via een tussenpersoon en brieven.
Machtsverhoudingen
Hoewel Kwasi en Kwame beiden van Koninklijke stand zijn, hetzij dan wel in West-Afrika, hebben zij vrijwel geen privileges zodra zij in Nederland aankomen. Uiteraard worden de jongens goed opgevangen op een kostschool, maar eigenlijk wordt hun leven door de Nederlandse regering bepaald. Wanneer Kwasi ouder wordt, merkt hij dat zijn verzoeken niet worden ingewilligd en dat zijn opleiding er eigenlijk niet toe doet zodra hij aan het werk gaat als ingenieur. Kwame wil hier zo snel mogelijk uitkomen en keert daarom terug naar West-Afrika zodra dat mogelijk is.
Heden en verleden
Kwasi vertelt het verhaal van Kwame en zichzelf in zijn dagboeken die hij in 1900 schrijft. Hoewel het verhaal van de Afrikaanse prinsjes voornamelijk gaat over hun avontuur en ervaring, beschrijft Kwasi ook hoe zijn leven er momenteel uit ziet.
Cultuurverschillen
Wanneer Kwasi en Kwame als onderpand voor de slavenhandel worden meegegeven naar Nederland, moeten zij eerst acclimatiseren op het gebied van taal en cultuur. In de periode dat de Afrikaanse prinsjes net aan zijn gekomen in Nederland, worden de verschillende culturen beschreven. In de tijd dat Kwame weer terugkeert naar het geboorteland, komt hij erachter dat hij de taal en gewoonten is verleerd. Hij moet zich opnieuw aanpassen, terwijl Kwame er altijd voor heeft gevochten Afrikaan te blijven.
Identiteitsverlies
Kwame is bang om zijn identiteit als Afrikaan te verliezen en vecht tegen alle principes van Nederland. Toch is hij de taal en de gewoontes zo verleerd wanneer Kwame weer terugkeert naar Afrika, dat hij niet meer wordt toegelaten tot zijn oude woonplaats. Bij Kwasi geldt identiteitsverlies evenzogoed, aangezien hij zijn Afrikaanse identiteit steeds meer verliest naar mate hij zich meer Nederlander voelt. Echter is dit alleen voor Kwasi zijn gevoel, want de Nederlanders zien hem als zwarte.
Titelverklaring
Kwasi, degene waar het boek over gaat en vanuit wie het verhaal is geschreven, is een Afrikaanse jongen die wordt vervoerd naar Nederland samen met zijn neefje Kwame als offer van zijn vader. Kwasi doet zijn best om zich aan te passen, maar Kwame wil er niets van weten. Dit wordt ook duidelijk voor andere mensen, aangezien er wordt opgemerkt: ‘De buitenkant is nog uit Afrika, maar binnenin zit Holland al’ en ‘Jij, zwarte met je witte hart’. De titel gaat dus over de verandering die Kwasi doormaakt. Ook herkent Kwasi het bij zichzelf, zeker wanneer hij een schilderij ziet hangen waarop hij zichzelf ziet met twee verschillende identiteiten.
Structuur en perspectief
Doordat het verhaal in dagboekvorm is, wordt er vanuit de ik-vorm geschreven. Degene die aan het woord is, is Kwasi. Hij schrijft zijn ervaringen op vanuit zijn invalshoek. De gedachten en gevoelens van andere personages komen eigenlijk vrijwel niet naar voren, tenzij dit duidelijk in het gedrag of houding van degene is te zien vanuit het oogpunt van Kwasi. Een voorbeeld: ‘maar Kwame was erdoor beledigd en dacht dat het haar niet kon schelen dat wij vonden omdat wij maar Afrikanen waren.’ (p. 164). Het enige deel in het boek waarin een ander aan het woord is, is deel vier. Hierin vertelt Kwame vanuit zijn optiek in brieven aan Kwasi, waardoor in dit stuk eigenlijk pas duidelijk wordt wie Kwame precies is en waarvoor hij staat. Hoewel het verschil in acclimatiseren tussen Kwasi en Kwame eerder wel wordt beschreven, komt hier pas aan de orde wat erachter zit bij Kwame.
Doordat het verhaal in dagboekvorm is, wordt er vanuit de ik-vorm geschreven. Degene die aan het woord is, is Kwasi. Hij schrijft zijn ervaringen op vanuit zijn invalshoek. De gedachten en gevoelens van andere personages komen eigenlijk vrijwel niet naar voren, tenzij dit duidelijk in het gedrag of houding van degene is te zien vanuit het oogpunt van Kwasi. Een voorbeeld: ‘maar Kwame was erdoor beledigd en dacht dat het haar niet kon schelen dat wij vonden omdat wij maar Afrikanen waren.’ (p. 164). Het enige deel in het boek waarin een ander aan het woord is, is deel vier. Hierin vertelt Kwame vanuit zijn optiek in brieven aan Kwasi, waardoor in dit stuk eigenlijk pas duidelijk wordt wie Kwame precies is en waarvoor hij staat. Hoewel het verschil in acclimatiseren tussen Kwasi en Kwame eerder wel wordt beschreven, komt hier pas aan de orde wat erachter zit bij Kwame.
Het boek is opgedeeld in vijf delen. Ieder deel beschrijft een bepaalde levensfase van Kwasi en Kwame in een bepaalde plek op de wereld, waarbij deel één en deel twee ook in het heden plaatsvinden. Het heden is hierbij het jaar waarin Kwasi de dagboeken heeft geschreven, namelijk 1900. In het eerste deel wordt beschreven wat de procedure is geweest van het onderpand voor de illegale slavenhandel waarbij Kwasi en Kwame aan koning Willem I worden geschonken. Het tweede deel gaat over het acclimatiseren in Nederland waar Kwasi en Kwame worden ondergebracht in een kostschool en het derde deel hoe het leven na de kostschool er voor Kwasi in Nederland uit zag. Het vierde deel gaat vervolgens over het leven van Kwame in de tijd dat hij terugkeerde naar West-Afrika tot zijn dood. In het laatste deel wordt beschreven hoe Kwasi zijn leven was toen hij in dienst van Cornelius de Groot was. In dit deel wordt tevens duidelijk gemaakt hoe het kwam dat zijn carrière gedwarsboomd werd door Nederland, de rode lijn van het verhaal.
Mening
Het thema van het boek sprak me aan toen ik de achterflap las. Ik was wel benieuwd naar het verhaal van de prinsjes, voornamelijk op het gebied van acclimatiseren in Nederland. Dit komt echt pas na een flink aantal bladzijden aan bod en daardoor komt voor mijn gevoel het verhaal pas laat op gang. Ook vind ik het einde erg abrupt en onverwacht, er is niet echt een conclusie gevormd. Ik had hier meer van verwacht, omdat er wel spanning in het boek wordt opgebouwd rondom het complot wat betreft de carrière van Kwasi. Hoewel het thema eromheen duidelijk is, had ik een beter antwoord verwacht op de vraag waarom alles wordt gedwarsboomd. Daarbij vond ik het verwarrend dat een deel van het boek ineens is geschreven vanuit het perspectief van Kwame, terwijl dit niet duidelijk wordt vermeld. Het gaat om de brieven die Kwame aan Kwasi schreef, maar hier moet je als lezer zelf achter komen. Jammer, want de brieven zijn zeker wel van toegevoegde waarde! Ik leerde namelijk zo ook Kwame een beetje beter kennen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden