Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De witte door Ernest Claes

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
Boekcover De witte
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 6394 woorden
  • 21 augustus 1998
  • 199 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
199 keer beoordeeld

Boekcover De witte
Shadow
De witte door Ernest Claes
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel De Witte Auteur Ernest Claes Samenvatting Dit boek gaat over Lewie Verheyden, die de bijnaam de Witte heeft, vanwege zijn spierwitte haar. Bij plechtige gelegenheden noemt hij zich echter 'Ludovicus'. Hij woont met zijn vader, moeder en twee oudere broers, Heinke en Nis in het dorpje Zichem in Vlaanderen. In het begin van het verhaal is hij negen jaar oud en gaat hij nog zes dagen per week naar school! De Witte zijn vader is boer en zijn broers helpen mee op het bedrijfje. In het boek wordt niet zozeer een avontuur van de Witte vertelt, maar komen zijn streken en gedrag meer aan de orde. Het is eigenlijk een streekroman. In het eerste hoofdstuk, waarin men kennismaakt met de jonge heer Verheyden en alles leest wat men over hem moet weten wordt al snel duidelijk dat de Witte een hekel aan school heeft. Hij heeft namelijk weer geen zin om zijn bed uit te gaan, maar als hij er achter komt dat hij 's middags vrij heeft gaat hij zich toch maar aankleden en zich klaarmaken om naar de dorpsschool te gaan. Zijn relatie met de rest van het gezin is ook niet je-van-het. Zijn moeder bromt altijd op hem als er ook maar iets fout gaat, zijn broers pesten en jennen hem ontzettend, al ziet de Witte niet in dat het slechts geintjes zijn. Zijn vader ziet hij nauwelijks, alleen tijdens het eten, wanneer hij meestal een flink pak slaag krijgt. Het lijkt er misschien op dat de Witte het niet zo naar zijn zin heeft in het gezin, maar dat is wel wat overdreven gezegd. Waarschijnlijk kijkt hij zo tegen de gezinssituatie op omdat hij nog een kind is. Het verbeeldt de situatie op het platteland rond 1900 uitstekend en dat is erg leuk voor de lezer. Op het gebied van godsdienst is de Witte wat serieuzer dan dat hij op het gebied van school is. Dit vaak tot ergernis van de overige familieleden, want de Witte bemoeit zich met alles wat wordt gezegd dat in 'strijd' is met de wetten van het Katholieke Geloof. Of de Witte nu echt serieus bezig is met het geloof valt te betwijfelen, maar in ieder geval staat hij bij de kerkelijken in een goed boekje. Af en toe iets kattekwaad werd hem dan ook wel weer gauw vergeven, alleen miste hij het pak slaag nooit. De Witte vond de tijd op de jongensschool in het nonnenklooster dan ook fantastisch. Maar nu zat hij op de dorpsschool en dat was even wat anders ! De meester duldde absoluut geen kattekwaad en dat was iets waardoor hij het nog vol kon houden om naar school te gaan. Zo'n strenge meester maakt het verhaal natuurlijk wel compleet, het is net of je tijdens het lezen weer terug in de tijd gaat. Als hij dan eindelijk klaar is met het doorwerken van de ochtendrituelen gaat hij op weg naar school. Het eerste kattekwaad geschiedt nu al, nauwelijks enkele zinnen na de introductie van de Witte. Maar gezien de tekst op de achterkant van het boek was dat ook wel te verwachten. Hij komt een man tegen, die hem de weg vraagt, dat leek de Witte wel lachen worden en hij stuurt hem de verkeerde kant op. Maar de vreugde was van korte duur, de vervelende dingen van school kwamen al weer boven. Voor vandaag moest hij weer een hoofdstuk uit de catechismus leren en dat had hij niet gedaan, maar de straf die daar opstond was wel hoog. Dan kon hij weer schoolblijven en het middagje vrij wel vergeten. Nou ja, hij zou wel weer gaan spieken. Dat was iets waar de jongens in zijn klas wel kaas van hadden gegeten. Dat bleek wel weer, want de Witte kreeg geen straf. Daarna kwam de rekenles en slim waren ze geen allen, dus dat was een ramp. Een oorvijg hier en ééntje daar, de meester was niet echt in een goede bui vandaag. Dabbe, één van zijn klasgenoten, had vandaag wel pech. Hij moest een half uur nablijven vanwege het verkeerd uitspreken van de naam van Pepijn de Korte, een grote man uit de Belgische geschiedenis. En ook Tjeef had pech, want hij kende zijn aardrijkskundeles niet. Eindelijk kwam dan het einde van de dag in zicht en dus kwam het dagelijkse halfuurtje, waarop gezongen of gedeklameerd werd, eraan. Dat vond de Witte het enige positieve punt van een schooldag. Alleen vandaag had hij de pech, dat hij even niet bij de les was. De meester vroeg hem naar voren, maar hij kon 'Jantje en de Pruimen' niet opzeggen. Een fikse straf volgde, hij moest met de meester mee naar diens huis en daar werd hij in de kelder opgesloten. Maar ondanks zijn straf kon hij zich daar niet inhouden en hij begon weer kattekwaad uit te halen. De hond leek hem wel een leuk slachtoffer en het beest had tenminste ook een vervelende middag. Want de Witte trok de hond aan zijn staart, die voor het getraliede raampje van de kelder lag en dat vond die absoluut niet leuk. Eindelijk, het leek wel na uren, liet de meester hem gaan en de weg naar vrijheid en kattekwaad lag voor hem open. Nu dacht hij dat hij alles gehad had, want hij liep blij over het landweggetje naar huis toe. Maar eenmaal thuis had vader geen genade met hem en zoals altijd deed hij de straf nog eens dunnetjes over. Het gevolg was dat de Witte zich verbrande aan de soep die door de klap in zijn gezicht terecht kwam. Ja, zijn vader was niet bepaald lief voor de Witte en altijd verwenste hij zijn vaders strengheid dan ook. Zijn broers waren ook al niet te aardig tegen hem, na hem eerst nog even met zijn soepgezicht geplaagd te hebben, zeiden ze dat de Witte hetzelfde vervelende werk als zij moesten gaan doen ook moest gaan doen. Het was namelijk hooitijd en dat betekende lange zware dagen maken in de bloedhete zon. Maar gelukkig mocht hij deze keer een ander karweitje doen, hij mocht naar Meneer Boon toe om boodschappen over te brengen. Toen iedereen weg was pakte hij stiekem wat tabak en geld van zijn broers en ging op weg. Nu hij tabak en geld had was hij goed geluimd en als een brave jongen ging hij zijn boodschappen doen bij meneer Boon. Onderweg komt hij zijn vrienden, Dabbe en Krol nog tegen en hij spreekt alvast wat af voor de middag. Dabbe en Krol hadden de natuur weer eens verkent en ze hadden daarbij een aantal nesten gevonden. Het uittrekken van nesten was namelijk het meest geliefde vermaak van de jongens. De Witte gaat gauw weer verder zodat hij nog mee kan doen als hij terug is van meneer Boon. Met Max, de hond van de familie Verheyden die ook mee was gegaan, belt hij aan bij meneer Boon. Dat was niet verstandig, want Max ging, zodra hij meneer Boons kat zag, meteen het huis in en zette daar de boel op de kop. Gelukkig kon meneer Boon het hem vergeven en mocht hij binnenkomen. Daar zag hij een luxe die hij niet vaak had gezien en die luxe verleidde hem tot nog een diefstal van tabak. Ditmaal moesten de sigaren van meneer Boon het afleggen tegen de Witte's grijpgrage vingers. Meneer Boon had schijnbaar niets gemerkt, want nadat de Witte de boodschap had overgebracht bood hij hem een glas bier en een sigaar aan, wat in die tijd een goed gebruik was. Dat was lekker, maar de Witte had toch meer zin in het middagje spelen, zodat hij gauw weer weg was bij meneer Boon. Eindelijk had hij vrij en kon hij zich uit gaan leven met zijn vrienden: Krol en Dabbe. Ze vonden na lang zoeken een hommelnest. Na even overleggen wisten ze hoe ze het nest gingen uittrekken, al waren ze wel voorzichtig met de hommels. Maar het noodlot wilde dat Max ook zin had in spelen en hij sprong recht het nest in. De hond kwam er dan ook gauw achter dat hommels geen vliegen waren, waar hij anders zo graag mee speelde. Nadat ze het nest toch kapot hadden gekregen gingen ze maar wat vervelen in het weiland. Jammer genoeg voor de Witte waren zijn vrienden net zo hebberig als hijzelf en nadat Krol en Dabbe ontdekten dat de Witte rijkdommen bij zich had brak een waar gevecht los. Max dacht zijn baasje goed te helpen en beet een stuk uit Dabbes broek. Dat was meteen de oorzaak voor het einde van de kortstondige ruzie en allen gingen naar huis. Voor de Witte was het geen beste thuiskomst, zijn buit werd ontdekt en voor de zoveelste keer in het verhaal ging hij over de knie. Gelukkig leven wij niet in een tijd waarin ouders zo streng waren, alhoewel het geen kwaad kan om streng te zijn. 's Zaterdags daarop was hij al weer vroeg uit bed, want hij moest biechten, net als alle andere kinderen. Zondag was namelijk de processie van Sint-Victorius en dat hield in dat alle kinderen moesten gaan biechten. Dat was iets waar hij respect voor had, want net als de meeste bengels had de Witte een grote mond, maar een klein hartje. De onderpastoor nam het biechten af en ook met hem, het kon niet missen, kreeg de Witte het aan de stok. Hij kon namelijk het lange wachten niet uitstaan en ging kattekwaad uithalen. Petik, zijn 'slachtoffer' was voor zijn beurt het biechthokje ingekropen en de Witte kon dat natuurlijk niet uitstaan. Hij ging in het hokje naast dat van Petik zitten en gaf als eerste antwoord op de vraag van de onderpastoor. Petik werd kwaad, want het antwoord was niet erg leuk, en hij haalde meteen uit naar de Witte De onderpastoor had het natuurlijk meteen door. Dus wachtte er weer een pak slaag voor de Witte en huilend ging hij naar school, want vrij kregen ze nadat ze gebiecht hadden niet. Eerst Petik wilde hij Petik nog pakken, wat echter geen zin meer had. Dat was het biechten maar nu kwam de dag eraan dat de Witte zijn eerste communie moest gaan doen. Dat maakte hem nieuwsgierig naar die dag, want misschien kreeg zou hij wel nieuwe kleren krijgen. Ondanks zijn wilde karakter was de Witte op catechisatie, dat hij nu dus moest volgen, niet zo baldadig als anders. Hij had een soort respect voor geloven en de kerk en dat komt iedere keer weer terug in het verhaal. Hij dacht ook vaak na over God en de hemel. Met als resultaat dat hij daar de meest vreemde verhalen over ging ophangen. Ook moest hij verschillende sermoenen bij gaan wonen. En die sermoenen maakten een ware angst los in de Witte. 's Nachts kon hij bijna niet meer slapen, omdat hij dacht dat de duivel hem kwam halen. Ondanks dat volgde de Witte toch getrouw zijn catechisatie. Maar natuurlijk was er ook wel even tijd voor kattekwaad. Voor de catechisatie kwamen de jongens vroeg bij elkaar om in de kerk lekker te ravotten. Iedere keer maakten ze jacht op kaarsestompjes wat één van de meest geliefde bezigheden van hen was tijdens de catechisatie. Van de pastoor kreeg de Witte, opvallend genoeg niet zoveel vermaningen als van zijn vader en de meester. Dat kwam waarschijnlijk omdat hij, zodra het geloof er aan te pas kwam opeens heel rustig werd. Daarom gaf hij bij catechisatie ook wijze antwoorden terwijl die op school er niet uit te persen waren. Eén keer was het wel raak. De Witte had op laatste vraag, die altijd hetzelfde was een ander antwoord gegeven als ze normaal altijd deden. Hij vond namelijk die keer dat het zonde was om mensen uit een boom te schieten, ook al schoot je wel mussen uit een boom. De reden om een ander antwoord te geven als normaal was de beloning die je kreeg. Diegene die het antwoord wist kreeg 10 cent ! En de Witte liep die 10 cent altijd mis, dus probeerde hij maar een ander antwoord. De daarop volgende week was Dabbe ziek en iedereen in de klas benijdde hem, want Dabbe hoefde niet naar school en hij liep ook de straffen van de meester mis. De meester was ook weer erg op dreef met straffen, want Fompe was net de dag ervoor afgeranseld door de meester. Dikwijls ook kwamen de ouders klagen, dat de meester te zwaar strafte, maar veel meer konden ze niet doen. Er was namelijk geen andere school waar ze hun kinderen naar toe konden sturen. Tjeef wist nog wel een truukje om jezelf ziek te maken, om zo toch ook niet naar school te moeten. De Witte was er natuurlijk als de kippen bij en hij wilde het wel uitproberen. Dries was hem echter voor zodat hij de ui die Tjeef had meegebracht onder zijn oksel stopte, want volgens Tjeef kreeg je zo het 'zenuwwater'. Alleen had Dries niet gezien, dat zijn Hemd nu uit zijn broek hing en dat was een schande in die tijd. Natuurlijk ging het als een lopend vuurtje door de klas en al gauw stond de hele klas op stelten. De meester had al gauw door dat Dries z'n hemd uit zijn broek had hangen en die kreeg dan ook ogenblikkelijk een flinke mep. Dat had als gevolg dat de Witte de ui kon pakken, die onder Dries' oksel vandaan was gevallen. De Witte probeerde ook de ui uit, maar er gebeurde niets. Toen dacht hij slim te zijn en hij slikte de ui in. Dat hielp wel degelijk en de Witte werd misselijk en liep paars aan. De meester was verbaasd en Tjeef zei gauw, dat de Witte zijn ui had ingeslikt. Dat was foute boel en ja hoor, de Witte kreeg een flink pak rammel en moest nablijven, maar toen hij eenmaal thuis kwam voelde hij zich toch behoorlijk ziek. Dit is wel één van de meest plezantste stukjes uit het boek, temeer dat het op zo'n leuke manier vertelt wordt. Je moet er gewoon om lachen. De donderdag daarop moest het hooi naar binnen worden gehaald en Joo en Nand van de Weef met hun baby van 7 maand Anneke kwamen helpen. Joo en Nand waren kennissen van de familie Verheyden. En wat de Witte al zag aankomen gebeurde, hij moest op Anneke passen terwijl de rest ging hooien. Maar als je dit leest zie je het al aankomen, dat kan niet goed gaan. En het gaat ook fout. Gust en Tist, twee straatschoffies komen langs en meteen beginnen de jongens tegen elkaar op te scheppen en te leuren met de spullen die ze bij zich hebben. De Witte ruilt een zijn babymutsje tegen een gouden soldatenknoop en dan komen de twee bengels het huis binnen. Als ze Anneke zien liggen dan komen er allerlei kwade plannen op in hun hoofden. Ze besluiten om te kijken hoe Anneke zal reageren op een pijp in haar mond. Maar als ze de proef willen uitvoeren komt moeder binnen en Gust en Tist gaan ervandoor. Nu zit de Witte echter met de gebakken peren. Hij krijgt zo'n pak slaag, dat hij de rest van de middag blijft schreeuwen dat hij zelfmoord wil plegen. 's Avonds is alles gelukkig weer goed en de Witte krijgt zelfs een nieuw hemd van moeder. Zo gaat het leven toch weer vrolijk verder. Zo zie je maar weer, alles kan toch weer goed komen en dat verwoordt de schrijver hier prachtig. De volgende dag zei de meester dat ze morgen vrij zouden hebben en dat voorstel viel natuurlijk in de goede aarde. De Witte stond voor het eerst zonder ochtendhumeur op, maar bij het koffiedrinken werd hij toch wat rustiger. Nis of Heinke zou vader over kunnen halen de Witte aan het werk te zetten, maar gelukkig gebeurde dat niet. Maar vader gooide op een andere manier roet in het eten. De Witte had de dag ervoor stiekem peren uit de boom gehaald en nu moest hij dat bekopen met aardappels schillen. De Witte zat alleen in huis aardappels te schillen en dat was saai, dus pakte hij de poes maar wat aan door die met een breinaald te prikken. Moeder kwam op het lawaai dat volgde af en dat betekende het einde van het aardappels schillen, want ze zag meteen dat er genoeg waren. Toen nog zout erop en de Witte kon zich gaan voorbereiden op de vrije middag. Weer maakte hij een hoop lawaai zodat moeder nog eens kwam kijken en ze vroeg de Witte of er wel zout op de aardappels zat, de Witte die wel wat leven in de brouwerij wilde antwoordde van niet. Dus ging er meer zout op de aardappels. Voordat hij wegging kwam Heinke al thuis en ook die vroeg hetzelfde en weer was het antwoord van de Witte hetzelfde. Direkt daarna smeerde hij hem snel, want als vader de aardappels zou proeven dan zwaaide er wat ! Hij ging lekker in het weiland liggen en daar genoot hij van Gods mooie schepping zoals iedereen wel eens doet op zijn tijd. Hij was zijn streken al weer vergeten en viel in slaap. Na een poosje werd hij weer wakker en hij zag opeens vijf jongens aangedraafd komen. Het waren Fompe, Turke Leunes, Krol, Dabbe en Tjeef van Voskes. Ze wilden gaan zwemmen, want de Witte zag dat Turke zijn varkensblaas bij zich had en zonder varkensblaas kon die niet zwemmen. Hij riep ze en even later waren ze gezellig aan het kletsen. Maar het was zo warm dat de Witte besloot om maar eens het water in te duiken. Na een hele poos gezwommen te hebben, wat van hun moeders eigenlijk niet mocht, gingen ze maar op droge zitten om hun meegebrachte boterhammen op te eten. Dat zorgde natuurlijk voor plezier, want als de jongens rustig aan gingen doen, dan zorgde er altijd wel één voor leven in de brouwerij. Ditmaal was dat de Witte die Dabbe een boterham in zijn gezicht sloeg. Het werd een hele heisa en Krol stompte Tjeef, die Turkes varkensblaas om had gedaan, tegen die varkensblaas. Dat werd gevaarlijk, want de varkensblaas zat verkeerd en Tjeef viel in het water en bleef drijven met zijn hoofd onder water. Gelukkig waren de jongen alert en hielpen ze Tjeef vlug uit zijn benarde positie. Even later keerde rust terug, maar niet voor lang. De moeder van de Witte kwam eraan en de Witte verstopte zich gauw in een sloot. De andere jongens vertelden dat ze de Witte niet hadden gezien, maar daar trapte moeder niet in. Ze zag zijn kleren liggen en nam die mee naar huis. Toen moest de Witte naakt naar huis, met zijn arm voor zijn gezicht en zijn klak als zwembroek voor zich dragende. De zondag daarop was de Witte al vroeg uit zijn bed. Vandaag ging hij met vader naar de stad om een nieuwe klak te kopen. En dat was als een dagje uit. De Witte keek zijn ogen uit op het station, daar was altijd wel wat te beleven. Het was er een drukte van belang, want op zondag had iedereen tijd om eens de stad in te gaan. Na een poosje wachten kwam de trein eraan en eindelijk konden ze instappen, hij verveelde zich en ging maar wat uit de trein hangen. Daar zag hij ook een dikke boer die uit de trein ernaast hing met een 'dure' klak op zijn hoofd. De Witte bedacht al een plan om die boer op z'n nummer te zetten en toen de trein vertrok pakte hij snel de klak van het hoofd en ging weer gewoon in de trein zitten, even hoorde hij de boer nog schreeuwen, maar eindelijk waren ze op weg naar de stad. Met een boer die bij hun in de trein zat gingen eerst naar de mis in de stad en toen gingen ze eindelijk een klak kopen en wat was de Witte blij ! Daarna doken ze de herberg nog in om een pilsje te drinken en toen was het einde van deze prachtige dag voorbij en keerden ze terug naar huis. Dat de Witte ook onverwachte dingen kan doen was waarschijnlijk al duidelijk, maar dat hij zich ging verdiepen in de Vlaamse heldenverhalen, dat was wel het laatste wat men zou verwachtten. Toch gebeurde dat en dat kwam omdat de Witte voor de zoveelste keer straf had gekregen en in de rommelkast van school moest gaan zitten. Daar vond hij het boek 'De Leeuw Van Vlaanderen', waarin allerlei verhalen stonden over Vlamingen die grote dingen hadden gedaan. En dat vond de Witte wel interessant, dus ging hij lezen. Toen hij naar huis moest nam hij het boek stiekem mee om het in de weilanden in één adem uit te gaan lezen. Dat resulteerde in een jongetje die helemaal losgeslagen was toen hij het boek uit had gelezen. Hij deed zichzelf voor als een ridder en ging ook vechten, maar na het eerste 'gevecht' lag hij al in de haag. Dat betekende het einde van 'De Nieuwe Leeuw Van Vlaanderen' zoals hij zichzelf noemde. Het boek besluit met een heel leuk hoofdstuk, dat het hoogtepunt van het jaar vertelt. In Averbode wordt de Sint-Jansmarkt gehouden en dat is een evenement dat niemand in de omgeving mocht missen. Ook de Witte niet en natuurlijk was hij ook van de partij, lekker ravotten, eten, drinken en natuurlijk kattekwaad uithalen. Met heel erg veel geluk wist hij 15 cent los te peuteren bij zijn broer en als een jonge hond haastte hij zich naar de markt. Het was er nog niet zo druk toen hij daar kwam, maar de sfeer zat er al goed in. Eerst een spelletje doen, dan een blikken fluit kopen en daarna zou hij wel verder zien. Dat waren zijn eerste voornemens om de dag door te komen. Zo gezegd zo gedaan en de Witte doolde daarna wat over de markt rond. Dankzij de man van de draaimolen leerde de Witte een slimme streek, die hij ook uit ging halen. Bij de herberg stonden namelijk allemaal pinten bier en die bleven daar staan totdat de eigenaar ze haalde of ze op liet halen. Dat laatste deden de Witte en Gust, die hij tegen was gekomen en zo kwamen ze de dag goed door, mede omdat ze, toen ze verdacht waren de markt op vluchtten en daar veilig waren. Na wat luisteren en kijken naar handelaren, troubadours en 'tandartsen' was de dag voorbij en keerde de Witte huiswaarts. Toen hij twee dagen later op bed lag waren zijn ouders boos. Hij had weer eens kattekwaad uitgehaald, maar dit keer met financiële gevolgen. Een ruit was gesneuveld doordat de Witte met stenen aan het gooien was geweest en nu moest dat betaald worden. De Witte moest maar op het veld gaan werken vonden zijn ouders en dat wilde hij helemaal niet. De volgende dag stond zijn besluit vast, hij wilde in de drukkerij van het klooster werken en de volgende zondag stond hij na de mis voor de deur van het klooster en kon hij al beginnen. De Witte was geen belhamel meer en dat is meteen het einde van dit prachtige verhaal over één van de grootste deugnieten van Vlaanderen. Verhaalanalyse Titel De titel van dit boek is gemakkelijk uit te leggen, op de achterzijde wordt de lezer zelfs al duidelijk gemaakt, waarom het de Witte heet. Er staat: "Hoe de Witte er uit ziet ? Om met zijn kop te beginnen: sprietel-wit haar, 'verkenshaar' noemde hem de meester somtijds..." Het boek heet dus de Witte omdat de bijnaam van de hoofdpersoon, Lewie Verheyden, zo luidt. En die naam heeft hij te danken aan de kleur van zijn haar.
Genre Dit boek is echt een streekroman, omdat het over het leven op het platteland gaat en alles wat daarmee samenhangt. Let wel dat het wordt gezien door de ogen van een kind en het dus andere aspecten bevat dan een 'normale' streekroman. Subgenres zijn niet echt aan te duiden, de beste beschrijving voor een eventueel subgenre zou een avonturenroman zijn, maar dan bedoel ik wel de avonturen van een bengel. Thema, motief, idee en wereldbeeld Het thema in dit boek is moeilijk aan te wijzen, omdat de schrijver zich niet echt op een bepaald doel richt. Leven is het woord dat het beste gebruikt kan worden om het thema aan te duiden, maar dan niet de vergankelijkheid van het leven maar meer de (kleine) pleziertjes en minder vrolijke dingen van het leven. De echte harde levenservaringen komen niet aan bod. Motieven die de schrijver hierbij gebruikt zijn strengheid, vrijheid, vreugde en onbezorgdheid. Voor de hoofdpersoon is zijn leven een lolletje, waarin de erge momenten de momenten van straf zijn, vandaar deze motieven die vaker gebruikt kunnen worden om het leven van een kind in een rustig dorpje op het platteland te vertellen. Dit laatste houdt automatisch in dat het wereldbeeld en het idee in deze roman van geringe betekenis zijn. Symbolen en beelden Over symbolen en beelden valt ook weinig te vertellen, omdat ze gewoonweg bijna niet voorkomen in het boek. Twee kleine voorbeelden zijn er te noemen. Dat is ten eerste het moment dat de Witte een klak van iemand steelt, hij weet even niet wat hij gedaan heeft en later krijgt hij er spijt van. Ten tweede kan ik het voorbeeld noemen van het lezen van het boek 'De Leeuw Van Vlaanderen', dan worden er zulke vaderlandse gevoelens bij de Witte opgewekt dat hij helemaal door het lint gaat. Opbouw, structuur en spanning De opbouw is vrij simpel, het begint bij de jaren dat de hoofdpersoon op de 'lagere school' zit en gaat door totdat deze gaat werken op twaalfjarige leeftijd. Daartussen wordt niet veel gezegd over opbouw, er worden meer enkele flarden van een onbezorgd leventje verteld. Van echte opbouw is dus niet te spreken. Dit boek is niet geschreven met een speciaal verhaal erachter, dus van echte spanning is ook niet te spreken. Enige spanning is wel per hoofdstuk te ontdekken, er wordt duidelijk opgebouwd naar een climax; de streek die de hoofdpersoon deze keer uithaalt. Dat er weinig spanning in het verhaal voorkomt komt mede doordat de schrijver de lezer nauwelijks nieuwsgierig maakt naar een volgende gebeurtenis. Dit is wel het geval per hoofdstuk, zoals eerder gezegd en vooral op het eind van het hoofdstuk. Personages Lewie Verheyden is de hoofdpersoon in dit verhaal. Hij is een stevige jongen die wel houdt van wat kattekwaad uithalen. Hij ziet zichzelf graag vooraan staan en dat resulteert nogal eens in straf. Maar de Witte is meestal na een poosje weer de oude en begint weer vrolijk opnieuw. In hart en nieren is hij een goede kerel en soms ook serieus al sluimeren er af en toe misdadige ideeën door zijn hoofd, zoals diefstal. Door zijn omgeving wordt hij niet verstoten al is hij niet bijzonder geliefd. Zijn uiterlijk doet meteen denken aan een gemeen kereltje, maar dat valt toch wel mee. Ook heeft zijn verrassende kanten, op een gegeven moment gaat hij bijvoorbeeld van de natuur liggen genieten en een poosje later gaat hij lezen in een dik boek. Kortom hij is een nieuwsgierig jochie met zijn ups en downs. Een ontwikkeling maakt hij pas mee in het laatste hoofdstuk als hij besluit in het klooster te gaan werken en zijn jeugd achter te laten. Bijfiguren zijn er nogal, maar ze hebben allen eenzelfde taak, al is het wel zo dat er twee groepen zijn: volwassenen en kinderen. De meester en zijn ouders behoren tot de eerste groep, zij zijn de strenge en wijze generatie en hebben de functie om alles toch in goede banen te laten lopen. Tot de andere groep behoren al zijn vrienden en die moeten helpen het kattekwaad uit te gaan voeren, zij zijn de vrolijke generatie en moeten leven in de brouwerij houden.
Tijd Het verhaal speelt zich af in chronologische volgorde en er zijn vrijwel geen flash-backs in het boek te vinden. Hooguit een aantal keer als hij aan een paar uur terug denkt of iets dergelijks, maar deze flash-backs zijn nauwelijks van enige betekenis. Tijd is ook zo'n beetje het minst belangrijke punt in het verhaal. Het verhaal speelt zich zo ongeveer af rond het jaar 1900 in de tijd waarin het 'leven' op het platteland op gang gaat komen. Perspectief De schrijver heeft ervoor gekozen om dit verhaal te vertellen vanuit de alwetende vertelsituatie. Hij wijkt hier vrijwel niet vanaf, af en toe misschien als hij iets vanuit het oogpunt van de Witte wil laten zien gaat hij over naar de ik vertelsituatie. Een mooi voorbeeld om te laten zien dat het vanuit de alwetende situatie is verteld is de laatste zin van het verhaal: '... En dat was het einde van mijn heerlijke deugniet !' Ruimte Het boek gaat over het leven rond het jaar 1900 en dat houdt in dat de ruimte op het platteland nogal bekrompen was en dat is duidelijk te merken. Vanuit dat laatste oogpunt gezien speelt ruimte toch een grote rol. Je merkt als lezer direkt dat de Witte uit zijn bol gaat als hij wat anders ziet als het dorpje waar hij woont en dorpje waar hij naar school gaat. Dat is onder andere te zien als hij naar de stad gaat en naar de jaarlijkse markt, hij kan als het ware zijn dagelijkse bekrompen leefruimte ontduiken. Taalgebruik en stijl Dit boek is van een Vlaamse schrijver en daarom is het niet verwonderlijk dat het in het Vlaams geschreven is en wat ook niet verwonderlijk is, is dat het gedeeltelijk in dialect is geschreven. Ondanks dat en het feit dat het boek in 1920 gepubliceerd is, is het toch niet moeilijk om te lezen, maar af en toe gebruikt de schrijver Vlaamse woorden en voor ons Nederlanders is dat best lastig om te lezen. Een voorbeeld is het woord 'holleblokken', wat klompen betekent. Zijn schrijfstijl is eenvoudig, maar duidelijk en toch is het leuk om te lezen. Zo blijkt maar weer ook eenvoudigheid kan een boek wel leuk maken. Ook de levendige stijl van schrijven kenmerkt dit boek alsmede het goed weergeven van de gedachten van de personages, ook al is het vanuit de alwetende vertelsituatie geschreven. Kortom het is een eenvoudig, doch compleet boek, maar voor ons Nederlanders zal het niet meevallen om het te begrijpen als we het de eerste keer lezen. Daarna zal het wel lukken, want de schrijver maakt vaak al snel duidelijk, hetzij direct, hetzij indirect wat een woord betekent en zo leer je het Vlaams snel te snappen. Wat natuurlijk ook een aardig aspect is van het lezen van dit boek. Het onderwerp Het onderwerp van dit boek was vrij gemakkelijk te vinden en dat is niet verwonderlijk bij een roman over een plattelandsjochie. Maar ik ging meteen op zoek of ik het onderwerp nog wat uit kon breiden, dat was een lange zoektocht en ik slaagde er niet echt in. Ondanks dat was het onderwerp toch boeiend en de schrijver ging ook goed om met dit onderwerp. Hij liet alle kanten van het onderwerp zien en ook op een leuke manier. Daar tegenover staat wel dat een onderwerp zoals dit de lezer niet veel kan beïnvloeden, je gaat ook niet van een andere kant denken over sommige dingen. Het laat je eigenlijk een beetje koud. De schrijver heeft het boek waarschijnlijk ook niet met de bedoeling geschreven om het menselijk denken te veranderen. Desalniettemin maakt het onderwerp dit boek mooi, origineel en grappig om te lezen.
De gebeurtenissen Zoals misschien al uit de samenvatting valt op te maken draait dit boek helemaal om de dingen die de Witte meemaakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gebeurtenissen de grootste rol spelen en ook dat ze bijna het enige zijn waarover de schrijver vertelt. Natuurlijk zijn het geen serieuze gebeurtenissen, maar dat doet aan de echtheid geen afbreuk. Het zijn streken die je als kind zo uit had kunnen halen. Je kunt je dan ook goed inleven in de situaties die ontstaan bij de gebeurtenissen. De gebeurtenissen zijn allen vrijwel hetzelfde van inhoud, zo denkt de hoofdpersoon telkens niet na bij het uithalen van zijn streken, maar heeft hij later spijt. Dan is het ook vaak te laat, want de volwassenen zijn keihard in hun oordeel en een afranseling is het gevolg. Dat de gebeurtenissen van begin tot eind inhoudelijk niet veel verschillen houdt niet in dat het verhaal saai wordt, integendeel er zit enige opbouwende lijn in de ernst van de gebeurtenissen, hoe verder je in het boek komt hoe erger de streken zijn. De afloop van het boek is wel heel leuk als je bedenkt dat er niets dan streken worden vertelt. Je zou verwachten dat een hele grote streek het einde van het boek is, maar dat is juist niet het geval. De deugniet wordt namelijk in één keer braaf en dat maakt het boek heel aardig. De bouw Zoals hierboven al vermeld zit er enige opbouwende lijn in de ernst van de gebeurtenissen, maar voor de rest is er geen sprake van enige opbouw. Het boek zit gewoon logisch in elkaar en dat maakt wel dat het gemakkelijker en beter te lezen is. Het is verder simpel hoe het verhaal loopt, want er wordt eigenlijk per tijdseenheid vertelt. Het lastigste is dat de grootte van de tijdseenheden verschillend zijn, maar tijd is helemaal niet belangrijk in dit verhaal, dus is daar ook weinig over te zeggen. Wel kan ik opmerken er vreemd met de tijd wordt omgegaan, want in het begin is de hoofdpersoon 9 en aan het eind 12 jaar. Op zich is dat niet vreemd, maar in dit boek wordt niks vertelt over het opgroeien van de hoofdpersoon. De personages Over de personages valt eigenlijk geen echt oordeel te vellen, gewoonweg omdat je het verhaal eigenlijk meemaakt zoals de hoofdpersoon. Je gaat personages eigenlijk bekijken zoals de hoofdpersoon ze ziet en dat is wel goed van de schrijver. Want hij vertelt het verhaal vanuit de alwetende vertelsituatie en als je dat effect weet te bereiken, dan is een boek geslaagd. Als je achteraf nog eens goed nadenkt lukt het wel redelijk om iets over de personages te vertellen. De volwassenen vond ik niet erg sympathiek, vanwege hun manier van straffen en omgaan met elkaar, maar dat komt waarschijnlijk omdat wij in een andere tijd leven. De leeftijdgenoten van de hoofdpersoon waren iets sympathieker, maar toch 'voelde' je een sfeer van rivaliteit en dat doet afbreuk aan de mening over enkele personen. Doordat de schrijver de alwetende vertelsituatie gebruikt is het moeilijk je in te leven in de gedachten en daden van de personen, maar daar staat wel tegenover dat de schrijver zo heeft geschreven dat het verhaal wel gaat leven. Erg knap vind ik dat en daarvoor verdient hij zeker een pluim. Het taalgebruik Zoals al eerder een aantal keer werd vermeld, is het taalgebruik niet erg moeilijk, maar ik wel veel moeite (in het begin) om de taal te begrijpen. Dat komt weer doordat Ernest Claes een Vlaamse schrijver is en ook in zijn moedertaal schrijft. Gelukkig geeft hij veel beschrijvingen van woorden en dat maakt dat je het Vlaams als het ware leert te lezen. Ik vond dat één van de meest positieve punten van het boek. Niet echt positief sta ik tegenover het aantal dialogen dat de schrijver gebruikt. Hij gebruikt er niet echt veel en voor mij maken juist de dialogen een verhaal levendig. Voor de rest is het qua stijl een prima boek. Argumenten Dit verhaal is in verschillende opzichten te beoordelen en naar mijn mening zullen de verschillende aspecten een even grote rol spelen. Je zou dus kunnen concluderen dat dit boek een gemiddelde beoordeling waard is en ikzelf vind het dat ook zeker waard. De verschillende opzichten uiten zich bij de inhoudelijke kwaliteiten van het boek. Aan de emoties van personen wordt door Claes weinig aandacht besteed. Dat is in romans als deze ook niet echt nodig, maar ik krijg het idee bij het lezen van dit boek dat hij zich er met een jantje-van-leiden afmaakt. Enige gevoelens moeten toch wel worden besproken en dat gebeurt nauwelijks. Meer dan me een beetje vrolijk maken doet dit boek mij dan ook niet en voor mij is een boek echt geslaagd als het je tot nadenken gaat zetten. In dit geval zou Claes moreel zeker een grote boodschap over kunnen brengen, want de hoofdpersoon maakt veel dingen mee, die op de rand van goed en kwaad staan. Voorgaande heeft ook tot gevolg dat er geen echte bedoeling in het verhaal is te vertellen, het lijkt alsof Claes niks wil veranderen of nergens de aandacht op wil richten. Het enige dat hij eigenlijk doet is vertellen hoe het leven op het platteland is. Wil je er wat mee doen, dan moet je voor jezelf er iets achter gaan denken, kortom dan moet je er bewust erg veel aandacht aan gaan besteden. Zoiets doe je doorgaans niet na het lezen van een boek. Ik vind dat Claes aan het inhoudelijke best wat meer aandacht had kunnen besteden. Oppervlakkig gezien verdient hij echt een grote pluim, zijn manier van vertellen over gebeurtenissen van vroeger is zo echt dat je je hier wel goed in de situatie kan inleven. Maar dan alleen van buiten, in de gevoelens van de personen kun je je moeilijk inleven en dat is toch wel weer jammer. Het doet duidelijk afbreuk aan zijn manier van vertellen. Vanuit realistisch oogpunt gezien kan ik weinig aanmerkingen maken over zijn boek en ik ben het ook meer als een soort geschiedenisboekje gaan zien. Maar daarbij moet ik wel zeggen dat ik dit een literair geschiedenisboekje vind en dat is niet mis om zo te schrijven. Ik zou het in elk geval niet kunnen om op zo'n manier een verhaal te schrijven en dus heb ik erg veel respect voor Claes' manier van schrijven. Verder is het een rustig boekje, maar om het drukker te maken door verandering van vorm of iets dergelijks zou het er niet mooier op maken. Dit boek moet zo blijven om zijn waarde te houden. Ik waardeer dit boek dan ook erg en het mag niet ontbreken in de Nederlandse literatuur, ook al verdient een gemiddeld cijfer. Waar ik als laatste nog op wil wijzen is dat dit één van de beste humoristische boeken is die ik ooit heb gelezen en ik zal zeker met plezier aan het lezen ervan terugdenken.

REACTIES

R.

R.

Spijtig van de vele dt fouten. Voor de rest, best aangename samenvatting.

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De witte door Ernest Claes"