1. Schrijver: Marijn Bakkenhoven
2. Geboren/Overleden (tijd+plaats): Geboren en getogen in Nederland. Geboren in 1961
3. Beroep/Studie: Ze werkte eerst bij de Juridische Zaken, ze handelde klachten af. Na de whiplash werkte ze daar als receptioniste. Nu werkt ze als vrijwilligster in een activiteitencentrum.
4. Titel: In haar boek heeft ze het vaak over haar ziekte. En in elk onderwerp wordt het beschreven als ‘Dé whiplash’. ‘De orchidee’ komt uit het kantoor van de revalidatiearts. De eerste kamer waar ze geholpen werd en de laatste kamer waar ze is geweest voordat ze mee kon doen aan het whiplash onderzoek.
5. 1e druk: Uitgeverij De Kern, Baarn. De eerste druk komt uit 2002. Ik weet niet welke druk is las, omdat dat niet vermeld staat, dus ik verwacht de eerste.
6. Motto: Er is geen motto. Ze begon gelijk aan het verhaal.
7. Voorwoord: Er staat ook geen voorwoord in het boek. Nogmaals ze begon gelijk aan het verhaal.
8. Actualiteit: Niet wat voor mij bekend is. Heb wel op internet gezocht, maar kon niets vinden.
9. Onderwerp: Hoe haar leven is veranderd sinds de aanrijding.
10. Doel: Ik denk dat ze de lezers wil informeren over de ernst van een whiplash.
11. Hoofdpersoon:
Het hoofdpersoon is Marijn Bakkenhoven. Ze laat duidelijk blijken dat ze sinds de whiplash is veranderd. Enkele veranderde karaktertrekken zijn:
- Vroeger was ze alleen snel geïrriteerd, en daarna kon ze haar woede niet goed meer beheersen, zodat ze wel sneller geïrriteerd werd. Dat ook gedeeltelijk kwam door haar fysieke klachten.
- Ook was ze heel energiek en was ze graag buiten bezig met haar paard. Daarna had ze veel dagen dat ze alleen maar op bed wou liggen, omdat de inspanning haar te veel uitputte. Zelfs zelfverzorging was soms onmogelijk.
12. Hoogtepunt/dieptepunt: Het dieptepunt in het verhaal is beschreven op 16 maart, de tweede dag dat ze naar de psycholoog is geweest en ze over de keuringsarts moest vertellen. In dat stukje van het verhaal voel je de wanhoop van de hoofdpersoon.
13. Einde open/gesloten: Het einde is open. In het nawoord wordt wel beschreven hoe het later met haar is verlopen, 1 jaar nadat het verhaal oorspronkelijk was geschreven.
14. Hoe geschreven?: Het boek is autobiografisch. Het wordt ook vanuit haar perspectief beschreven. Alles wat ze dacht en wat ze zei wordt meestal zonder aanhalingstekens opgeschreven.
15. Perspectief: Het perspectief is niet wisselend. Het perspectief ligt alleen maar bij het hoofdpersoon vanuit haar gezichtspunt.
16. Waar: Het speelt zich af in Amstelveen. Het jaar is onbekend, maar in ieder geval in de tijd dat ze volwassen is. Rond het jaar 2000.
17. Citatie:
Pagina 99
’Een warme dag eind augustus. Het felle zonlicht deed pijn aan mijn ogen, ik lag nog op bed met de gordijnen dicht. Zo had ik de rest van de dag willen doorbrengen. Maar ik moest eruit. Ik had het beloofd. Met Stasz naar het bos.
Geen zin, geen energie.
Ik kon hem natuurlijk gewoon de tuin in sturen. Wie zou dat merken? Stasz kon het niet vertellen. Maar hij kon wel duidelijk maken wat hij wilde. Toen ik de voordeur van het huis van mijn ouders opendeed, liep hij doodleuk en rechtstreeks naar mijn auto. Naar het bos, dus.
De zon, gefilterd door de bomen, was nu met een zonnebril bijna aangenaam. Ik rolde mijn schouders naar achteren, rekte en strekte mijn nek, begon te wandelen.
Goed idee van Stasz om naar het bod te gaan. Waar was hij, trouwens?
Hij was stil blijven staan bij een struik. Ik ging kijken wat er zo interessant was.
Een braam. Ik zag hoe Stasz zijn lippen krulde en om een zwarte, glanzende vrucht vouwde. Lekker, hij nam er nog één.
Ik was bang dat hij zich zou prikken en plukte er een paar voor hem. Daar had hij geen belangstelling voor. Hij zocht ze zelf. Feilloos en voorzichtig, alleen de zwarte. Hoe wist hij dat de rode niet te eten waren?
Ik at mijn eigen bramen op. Zo rijp dat ze in mijn hand knapten. Zo zoet dat ik mijn vingers aflikte. De stilte van een doordeweekse dag in het bos, een bramen plukkende hond naast me. Toen begreep ik het.
Nee, geen dagjes uit voor mij. Geen tentoonstellingen, geen verjaardagsfeesten van vrienden met barbecue en een live band.
Maar dit was er wel. En dit was waar ik van moest genieten.’
18. Mening: Ik vond het een mooi geschreven boek, omdat ze zo goed uit haar eigen perspectief alles beschrijft, wat ze zei, wat ze dacht en wat ze deed, dat je snel gevangen raakt in de frustraties die zij heeft meegemaakt.
Ook vond ik het boek soms verwarrend. Omdat ze van het ene onderwerp overgaat naar het andere zonder dat het duidelijk aangegeven wordt. Alleen door alinea’s wordt dit aangegeven, maar in sommige stukken was dit ook niet zo. Daarom vond ik het soms wel verwarrend.
19. Samenvatting (3 data):
9 november
Het verhaal begint met dat ze voor het eerst in De Brinkhorst terecht kon. Ze moest naar een revalidatiearts. Ze moest daarheen voor een intakegesprek voor het revalidatie programma.
Ze vertelde de arts eerst over de oorzaak van de whiplash door een aanrijding. De man die haar aanreed was aardig en de zaken met zijn advocaat waren snel geregeld.
Ook vertelde ze over een boek die ze moest lezen van haar broer. Het boek wordt in dit boek ook in het kort beschreven. Uit dit boek constateerde ze dat zij een whiplash had als symptomen nekklachten en neurologische tekenen aangaf. Ze schrok wel toen ze las wat het termijn daarvoor stond. Minimaal 2 jaar.
Terwijl de revalidatiearts een vraag aan haar stelde zag een pot staan met een kale orchidee waarna ze opmerkte dat ze hem niet weg moest gooien. Nogmaals stelde de arts de vraag wat ze dacht dat ze mankeerde.
Ze zag de term meestal voorbij gaan om een ontslagvergunning te verlenen. Ze herkende de symptomen, maar niet bij zichzelf.
Ze kreeg veel belangstelling van buitenaf. Ook van een collega, die regelmatig whiplash dossiers behandelde, die haar belde leek persoonlijke belangstelling te tonen. Later bleek het toch zakelijke interesse te zijn. Ze wou het niet horen, vanwege de whiplash.
Aan het begin wist ze niet dat het een whiplash was. Ze had het druk waardoor ze moe werd en soms liet ze wel eens wat uit haar handen vallen. Maar de klachten werden erger en er kwamen klachten bij, zoals flitsende televisie beelden. Te veel prikkels voor het overbelaste zenuwstelsel. Haar ogen worden moe van structuur in het plafond, de vloeren, muren en schilderijen. Haar ogen moesten rusten. Ook haar geheugen was achteruit gegaan. Ze vergat dingen of was delen uit haar dag kwijt (black-outs). Ze werd gedesoriënteerd.
Op een nacht kreeg ze last van vreselijk kiespijn. Ze kon de volgende dag bij de tandarts terecht die haar doorstuurde naar de kaakchirurg. Daar kreeg ze 8 zenuwbehandelingen. Toen ze pijn nog niet op hield werd ze naar de neuroloog verwezen. De klachten bleken vanaf dat moment vanuit haar nek te komen. Dat verklaarde de kaakkrampen en haar slapende gezicht. De neuroloog deed een flexietest en hij zou een MRI regelen, maar het duurde haar te lang. Ze ging naar een polikliniek bij haar in de buurt. Eerst werd er verteld dat het kon, totdat ze de verwijzing gaf. Opeens kon het niet, dus ging maakte ze een afspraak bij de neuroloog. Daar bleek dat er weinig zuurstof tussen de wervels zaten, dus kreeg ze medicijnen en een verwijzing naar De Brinkhorst. De revalidatiearts vroeg naar haar verwachting, maar ze wou rust, omdat ze moe werd. Na een paar minuten vervolgde het gesprek. De arts vroeg wat ze nog meer heeft geprobeerd.
Bij fysiotherapie kreeg ze een halskraag. Na een paar keer dragen kon ze er niet meer tegen dat ze mensen niet meer kon aankijken, dus die deed ze weg. Ze kreeg ook bewegingsoefeningen. Die deed ze nog wel. Ook kreeg ze een nekmassage bij de fysiotherapeut. Beide hielpen, maar niet lang.
Ze probeerde Reiki. Er zou met aanrakingen warme energie moeten stralen, maar ze kon er mentaal niet goed tegen, dus ze stopte daar mee.
Ook probeerde ze Cranio (schedel) Sacraal Therapie. Zacht drukken op haar schedel met haar handen op een plek waardoor ze snel weer weg wou.
Vervolgens probeerde ze acupunctuur. Daar had ze wel baat bij. Ze had een jaar last van die kiespijn. Van de neuroloog hoorde ze dat ze de zenuw niet kon laten doorsnijden, maar dat acupunctuur die zenuw wel blokkeerde. Ze vond het eerst eng en het deed ook pijn, maar het hielp. De kiespijn was leefbaar geworden. Ze slikte nog wel medicijnen, maar niet veel meer.
De arts vroeg haar nogmaals naar haar verwachting van De Brinkhorst. Ze wilde duidelijkheid. Wat kon ze wel en niet. Hoe het zat met werken, sporten therapieën. Ze voelde dat alles werd behandeld. Maar de arts maakte haar snel duidelijk dat het slechts een intake gesprek was. Ze werd razend. Blinde vlekken voor haar ogen. De arts haalde haar nog een kop thee. Weg was de razernij. Alleen teleurstelling. De arts legde uit van het artsen tekort. Snel ging hij weer verder met het gesprek. Over haar werk.
Ze werkte volgens arbeidstherapeutische uren. Het was niet veel, maar door de kleine plek werd het haar als snel teveel. Ze werkte voor Juridische Zaken. Nu als receptioniste, maar door de whiplash kon ze geen twee dingen tegelijk doen. Ook in de trein naar huis rijden was een marteling voor haar. Steeds de schokken van de trein opvangen met haar nek. Daarom reed ze weer auto. Een stevigere auto dan de vorige. Een automaat met stuurbekrachtiging. Dar was het minst belastend voor haar hoofd en armen.
De arts vroeg naar haar hobby’s. Hij noemde haar paard en konijn, maar bij die woorden ging ze snel over naar een ander onderwerp. Schrijven en fotograferen.
Het intake gesprek was voor bij en ze werd op de wachtlijst gezet voor een psycholoog. Ze kreeg 2 folders mee over het whiplash programma de ze thuis kon doorlezen. Voordat ze weg ging zei de arts dat hij de orchidee niet weg zou gooien.
14 januari
Na 2 maanden wachten kon ze terecht bij de psycholoog. Ze was heel nerveus. Ze vond dat haar klachten niet erger waren dan mensen die in een rolstoel zitten. Onderweg naar haar psycholoog raakte ze de weg kwijt. Tot de revalidatiearts gaar naar de psycholoog begeleidde en haar vertelde dat de orchidee was uitgebloeid. Ze gaf hem tips om hem alsnog te laten bloeien.
De psychologe deed het licht en de computer uit, omdat whiplashpatiënten daar vaak last van hebben. Ze begon met de aanrijding maar merkte gelijk op dat dat nog een gevoelig onderwerp is om over te praten. Ze gaan verder praten over haar leven voor de aanrijding. De gelukkigere tijden. Ze vertelde de psychologe over de dagelijkse dingen. De leuke dingen op het werk. Haar paard en konijn.
De psychologe vraagt dan hoe haar leven eruit ziet na de aanrijding. Laat opstaan. Niet veel tillen, dus elke dag boodschappen doen. Soms huishoudelijk werk. Voor de rest lezen, wandelen en tv kijken. Waarop de psychologe op merkte dat het niet goed voor haar was om tv te kijken. Maar ze kon verder anders niets verzinnen. Schrijven en fotograferen. Ze had een artikel voor de dierenopvangcentrum geschreven. Een bestuurslid van het opvang vroeg of ze ook een bestuurslid wou worden. Verrast als ze was zei ze ja. Één van die taken was vergaderen, maar ze werd te moe om de vergadering te kunnen volgen.
Ze legt aan de psychologe uit dat ze snel moe is. De psychologe vertelt dat ze dat weet door haar dossier. Toch schrijft ze iets op. Daardoor werd Marijn nieuwsgierig en keek wat er stond: Onzeker in contact met anderen, zelfbeeld staat onder druk, gevoel van tekort schieten. Marijn kreeg een kleur. Ze werd nog roder toen de psychologe vroeg of er mensen waren die begrip hadden voor haar situatie. Ze mompelde haar vrienden en familie, maar die zijn niet aan wie ze dacht.
De eerste keer dat ze Sacha zag was hij het middelpunt van de belangstelling van het feest van een vriendin van haar. Maar dat gold niet voor Marijn. Bij haar was dat de hond van haar vriendin, omdat ze niet zo van honden hield. De tweede keer was niet lang na haar aanrijding. Op een receptie en weer in het middelpunt van de belangstelling. En ook van het hare, omdat er geen hond was. Na een gezellig en leuk gesprek werd ze snel moe. Hij vroeg haar om hem een keer te bellen. Maar ze vroeg zich af waar ze over zou moeten bellen. Ze was niet verliefd, omdat hij niet op vrouwen viel, maar het werd wel een mooie vriendschap. Hij was zorgzaam. De psychologe was eerder geïnteresseerd om te weten of hij er begrip voor had. Hij had er begrip voor, maar hij hield er geen rekening mee. De psychologe legde uit dat whiplashpatiënten moeite hebben met het verwerken van prikkels en impulsen. Een activiteit met veel prikkels moet een extreem sterke impuls er tegenover hebben staan. Verliefdheid is zo’n impuls.
Maar door het drukke schema van hem is de verliefdheid vrijwel aan de kant geschoven. Maar toch waren er meer mensen die begrip hadden. Vrienden, familie en collega’s. Het had haar veel moeite gekost om te praten over haar whiplash en de pijn.
Haar pijn zorgde ervoor dat ze zichzelf isoleerde. Als mensen langs kwamen wilden ze niet horen hoe het met haar ging. Voorla niet op medisch gebied. Dus ze grapte over haar aandoening. Ook door de eenzaamheid isoleerde ze zichzelf. Mensen praten over hun drukke leven, gezin en werk. Zij kon alleen maar hopen dat ze weer kon werken. Maar dat zei ze niet. Ze vertelde niets over haar gevoelens. Ze durfde niet, omdat mensen het of niet begrepen of alles uitgelegd wilden hebben. Wat haar elke keer weer meer moeite kostte. De psycholoog wilde weten waarom mensen het niet begrepen.
Ze legde uit dat ze aan het begin best rare dingen deed. Paardrijden wat de volgende dag bewegingsmoeilijkheden gaf. Of niet kunnen slapen van een sollicitatie en vervolgens het gesprek niet kunnen volgen. Maar ze heeft het wel aan mensen verteld die haar niet begrepen.
Ze begreep het zelf ook niet. Ze kon niet bevatten dat een verstuiking van de nek klachten als kiespijn, hoofdpijn, geheugenstoornissen, moeheid en duizeligheid kan veroorzaken. Ze werd boos toen de psychologe zei dat ze weet dat dat de klachten van whiplash waren. De woedeaanval bracht een herinnering aan Sacha naar boven. De psychologe wou geen discussie voeren en vroeg haar om een kopje koffie. Ze bedankte en legde uit dat de woedeaanvallen nieuw voor haar waren en verontschuldigde haar daarvoor. De psychologe had het niet persoonlijk opgevat en boos een kopje thee aan. Maar ze vroeg wel of Marijn boos was op degene die haar had aangereden.
Niet op die man vertelde ze, omdat hij heel aardig was. Wel op de keuringsarts van de WAO. Het onderzoek vond ze vreselijk, maar ze had nog geen uitslag. De psychologe stelde voor om dat in het volgende gesprek te behandelen. Vervolgens vroeg ze of er nog meer emoties waren die te maken hadden met de whiplash.
Wanhoop antwoordde ze. Wanhoop in het klein. Het hok van haar konijn Axel schoonmaken lukte niet meer. Ook het vangen van Axel en zijn antibiotica geven ging niet. Wanhoop in het groot. Haar werk, waar ze al een oplossing voor had bedacht. Ze kon tolk worden. Ze besprak de motivatie en toelatingseisen met de psychologe en samen zouden ze kijken of dat zou lukken.
De psychologe vroeg daarna naar haar paard. Een gevoelig onderwerp, maar na aandringen van de psychologe vertelde ze toch over haar paard en de wedstrijden die ze met hem reed. Nu rijd een kennis op haar paard. Maar het paard had toch professionele begeleiding nodig, wat veel geld kostte. Geld wat de aanrijder zou moeten betalen volgens haar advocaat.
De psychologe vroeg waarom ze het paard niet bij de naam noemde. Marijn legde uit dat dat pijnlijk was, omdat ze van hem hield. Het paard betekende alles voor haar. Zo veel dat ze het paard had verkocht, omdat het pijn deed elke keer dat ze hem zag en niet te kunnen paardrijden. Op de terugweg telde ze het geld en zei tegen haarzelf dat er goed voor het paard werd gezorgd. Thuis aangekomen voelde het huis leeg en alleen. Ze knielde voor het hok van Axel en hield het nog warme lichaam van haar dode konijn uren tegen haar aan. Geen traan had ze gelaten. Nog steeds niet.
Er zit een zwarte doos in haar hoofd met al haar pijnlijke herinneringen. De psychologe vraagt hoe ze het paard in de doos heeft gedaan en een plek in haar hoofd heeft gegeven. Gelijk moest ze denken aan de hond van haar ouders, Stasz. Ze moest Stasz een keer uitlaten, omdat haar ouders weg waren. Natuurlijk deed ze dat. Ze nam Stasz mee het bos in. Daar, genietend van de zon, aten ze samen heerlijke, zoete en rijpe bramen. Door de dingen waar ze nog wel van kon genieten, denkt ze niet meer aan de dingen die ze niet meer kan.
De psychologe legt uit dat dat verdringen heet, maar vind het wel knap dat ze de dingen blijft zien die ze de moeite waard vind, en dat het ook wel moeilijk is voor haar. Doordat ze wegloopt voor haar beperkingen, ontkent ze haar emoties en pijn. En die moet ze juist erkennen in de plaats van ontkennen.
Toch geeft Marijn een voorbeeld van waarom zij het zo doet. Ze vertelt over een vriendin die 2 weken op wintersport was geweest. Een wintersport waar zij ook graag heen wilde, maar niet kon vanwege haar beperkingen. Daarom verdiepte ze zich in twee goudvinken die van haar pindasliert hadden gegeten. De psychologe vroeg of ze het erg vind. Met wat tegen gespurt bekende ze dat ze dat inderdaad erg vond. Het gesprek was dit keer ten einde.
16 maart
Marijn zit te wachten op de psychologe met de WAO keuringsrapport naast zich. Volgens het rapport was ze meer dan 85% geschikt om te werken. Zelf vond het werk, onbegonnen werk. Nadat ze naar een luchtfoto van De Brinkhorst te hebben gekeken kwam de psychologe haar ophalen. In de spreekkamer met een kop thee verteld ze dat de informatie waarin stond dat ze op allerlei gebieden beperkingen had, tegen haar had gewerkt. De psychologe wil het verhaal van Marijn horen zodat ze misschien weet waar ze alsnog kunnen helpen. Ook al heeft Marijn daar niet veel vertrouwen in.
De eerste keer naar de bedrijfsarts droeg ze een halskraag. De reis en het wachten was voor haar niet prettig. Maar het gesprek verrassend genoeg wel. Samen spraken ze af dat ze 2 keer 2 uur ging werken. Toen ze de bedrijfsarts opbelde om te vragen of ze 3 keer 2 uur ging werken vond hij het niet zo’n goed idee. Ze zouden 4 weken later kijken of ze het nog steeds wou. Maar 4 weken later wou ze helemaal niet meer werken. Ze had vreselijke kiespijn waar ze niet vanaf kwam. Maar toch stimuleerde hij haar om dingen te blijven doen, zoals vrijwilligerswerk op het DierenOpvangCentrum. Maar toen ze op tv kwam vond de personeelszaken (pz) dat heel vreemd. Wel op PR voor de Opvang en niet werken. Ze legde uit dat de bedrijfsarts dat een goed idee vond. De pz stelde een functiegeschiktheid onderzoek voor. Als het blijkt dat ze niet meer kan werken, wordt ze ontslagen. Boos werd ze ervan. Maar ze zag zichzelf ook niet meer werken. Ze was het steeds proberen zat. Elke keer als ze het probeerde moest ze zich weer ziek melden. De psychologe stelde voor om het daar tijdens de revalidatie over te hebben. Vervolgens vroeg ze naar wat de advocaat heeft gedaan en hoe de tegenpartij zich heeft opgesteld. Marijn begon over haar advocaat.
Marijn vond het niet leuk dat al haar persoonlijke informatie in 3 mappen op het bureau van haar advocaat lag. Ze was heel selectief in het verstrekken van informatie over haarzelf. Ze baalde ook van het feit dat de arbeidsdeskundige van de tegenpartij haar onderzocht om te kijken of ze nog wel kon werken. Ze had liever een arts van haar eigen partij. Haar advocaat zei dat ze mee moest werken met het gesprek met de arts. De arts vroeg naar haar hele verleden, werk als privé. Het gesprek was snel afgelopen toen ze hollend naar de wc moest om over te geven. Maar het gesprek was nog niet afgelopen. Er was een tweede gesprek. Daarvoor har hij informatie van haar baas nodig. Het enige wat haar advocaat zei was dat ze mee moest werken. Ook al overschreed het al haar persoonlijke grenzen. Maar toch viel het rapport haar mee, zelfs al kon ze het niet goed lezen. Af en toe begreep ze een zinnetje. Ze meent dat dat komt doordat het verslag van de WAO 2 dagen daarvoor kwam en haar bijna had getraumatiseerd. De psychologe begon snel het rapport te lezen. Dat irriteerde Marijn, ook al wist ze niet waarom. Ze staarde maar naar buiten en dacht aan haar moeder. Ze schrok toen de psychologe een verbaasde kreet slaakte. In het verslag staat dat Marijn makkelijk kan werken, wat volgens de psychologe absoluut niet klopt. De psychologe leest verder en Marijn kijkt verder naar buiten. Toen de psychologe klaar was met lezen, ging Marijn weer zitten. Verbaasd vroeg de psychologe hoe het gesprek met de WAO arts was verlopen, omdat hij beredeneerde dat zij weer kon werken.
Vanaf het eerste moment dat hij haar zag zei hij dat hij haar niet zou afkeuren. Hij had haar medicijnen en het neurologen rapport, die overigens verdween. Niet alleen in zijn map, maar waren ook niet terug te vinden in het verslag. Op al de vragen die hij aan stelde antwoordde hij met een vast besluit dat hij haar niet ging afkeuren. En ook al verklaarde een andere bedrijfsarts haar arbeidsongeschikt, de arbeidsarts van de WAO deed dat niet. Wel was ze benieuwd naar de ‘gangbare arbeid’ die ze volgens de tweede arbeidsarts kon verrichten. In het rapport van de keuringsrapport kwam de conclusie van de arts uit dat ze een simulant was. Ze moest nu afwachten op het gesprek met de arbeidsdeskundige. Alleen hoe langer ze moest wachten, hoe moeilijker de tijd voor haar voorbij ging. Na vele moeizame nachten kwam ze aan bij de arbeidsdeskundige. Die stelde haar 3 functies voor. De eerste was artsenbezoeker, iemand die medicijnen bij artsen aanbeveelt, maar waar veel gereden moest worden, wat zij niet meer kon. De tweede was bankmedewerker. Dat zou geen stressvol beroep zijn, maar omdat ze helemaal opnieuw opgeleid moest worden en er rijen mensen met een druk leven voor haar balie zouden kunnen staan vond ze dat haar huidige baan absoluut niet stressvol was. Daardoor dacht de arbeidsdeskundige dat ze haar huidige baan gewoon kon uitvoeren. Snel onderbrak ze hem door te vragen wat de derde functie was. Dat bleek porties te zijn, maar niet bij een hotel omdat je daar veel moet tillen. Bij dit voorstel kon ze haar lach niet langer inhouden.
Samen met de psychologe lachte ze het uit, maar het hield snel op. De psychologe vroeg wat haar advocaat hierover zei. Haar advocaat zei dat ze de officiële beschikking moest afwachten. Waar ze best goed in is geworden, het wachten. Totdat ze thuis kwam van het boodschappen doen. Daar lag een brief van haar werkgever. Het was een bezwaarschrift van de WAO. Het was niet naar haar of naar haar advocaat gestuurd, maar alleen naar haar werkgever. En het was zelfs 3 weken later dan opgestuurd. Het was op een zaterdag, dus ze kon bij niemand terecht. Na 2 dagen had ze nog maar 2 weken om bezwaar aan te tekenen. Het werd haar allemaal teveel. Ze raakte in paniek, omdat ze met niemand erover kon praten en omdat ze geen bezwaar brief kon schrijven. Het lukte haar niet om tot de kern van het verhaal te komen. Zeer frustrerend. Maar haar advocaat had haar toch geholpen meet het bezwaar. Ze zitten nu op het punt dat ze moet wachten op antwoord van de WAO. Haar advocaat had om de medische achtergrond gevraagd waarop ze de beschikking hebben gebaseerd.
Plots werd er gebeld. Gebeld voor haar. Of ze bij de revalidatiearts langs kon komen. De psychologe bracht haar erheen. Onderweg zegt de psychologe dat ze volgende week met het revalidatieprogramma kon beginnen. Marijn reageert niet zo enthousiast, maar ze had geen tijd om uit te leggen waarom ze zo reageert. Ze waren bij het kantoor van de revalidatiearts. Daar kreeg ze uitleg over het revalidatieprogramma. Ze stapte het kantoor binnen en zag de orchidee staan met de stengel net boven het tweede oog afgeknipt.
REACTIES
1 seconde geleden