Boekverslag: De Verdronkene
Ons thema is zoektocht. Hierbij kwamen we uit bij het boek de Verdronkene van Margriet de Moor. Op de kaft van het boek staat dat het verhaal gaat over twee zussen – Lidy en Armanda - ten tijde van de watersnoodrampEerste verwachting
‘Zo ontvouwen zich twee verhalen: een dat zich afspeelt binnen 36 uur, een ander dat 75 jaar beslaat – volkomen tweestemmig, in volmaakte harmonie.’
Hierdoor lijkt het alsof Armanda (die het leven van Lidy volgens de kaft over zal nemen) op zoek zal moeten gaan (thema zoektocht) naar Lidy, en naar wat er in de 36 uur is gebeurd die voor haar zijn bestemd.
Eerste reactie
De verwachtingen die zijn gewekt zijn waarheid geworden: het boek gaat inderdaad over twee zussen die gesplitst raken. Het verhaal is om en om verdeeld in hoofdstukken van Lidy (tijdsbestek van 36 uur) en van Armanda (tijdsbestek 75 jaar, met grote tijdssprongen tussen de hoofdstukken).
De zoektocht van Armanda komt midden in het boek tot stilstand, eigenlijk op het moment dat de hoofdstukken die dan over Lidy gaan relatief rustig zijn. Op het einde van het verhaal vind Armanda Lidy compleet onverwacht terug, in de periode dat Lidy doodgaat.
Het boek eindigt ook in harmonie: het is een soort gesprek tussen Lidy en Armanda, waarschijnlijk na de dood van Armanda, als ze samen terugkijken op hun leven, alsof er geen dag voorbij is gegaan sinds het begin van het boek.
Al met al is het boek dus zeer ‘intelligent’ is geschreven.
Samenvatting
Er zijn twee verhaallijnen te vertellen: de lijn van de Watersnoodramp, waarin Lidy Brouwer terechtkomt en de lijn na de Watersnoodramp waarin haar zus Armanda terechtkomt. In deze samenvatting heb ik ervoor gekozen om niet per deel de gebeurtenissen te vertellen. In de roman staan deze verhaallijnen afwisselend door elkaar (zie hiervoor ook de verklaring onder het motto). De gebeurtenissen worden daarom per verhaallijn hieronder weergegeven.
Verhaallijn EEN: De Watersnoodramp
Armanda Brouwer is 21 jaar: ze is peettante van een nichtje in Zierikzee dat ze éénmaal per jaar op haar verjaardag bezoekt. Dat is a.s. zaterdag 31 januari 1953. Maar ze heeft veel meer zin om naar een feestje van haar vriendin Betsy Blaauw te gaan en op maandag 26 januari 1953 vraagt ze aan haar zus Lidy (23 jaar) of die niet in haar plaats naar Zeeland wil gaan. Ze lijken bovendien ook nog heel erg op elkaar. Lidy wil dat wel, omdat ze dan ook nog in de auto van haar vader mag rijden. Lidy is getrouwd met Sjoerd Blaauw, de halfbroer van Betsy, de vriendin van Armanda. Armanda was ook verliefd geweest op Sjoerd, maar die had in een onbewaakt moment Lidy versierd en haar zwanger gemaakt. Sjoerd en Lidy hebben een kind, dat Nadja heet.
Lidy gaat op weg naar Zierikzee en neemt de route met allerlei veerponten via Zuid-Holland om in Zierikzee te komen. Een soort zwerftocht dus. Op een van de ponten ontmoet ze een ingenieur van Rijkswaterstaat die haar vertelt dat het wel eens zou kunnen gaan spoken in die nacht. Maar Lidy wordt er niet echt angstig door. Ze gaat naar de familie en viert het feest mee. Toch komen er berichten binnen dat het wel erg hard zal gaan stormen. Desondanks gaat Lidy (nadat er een foto genomen is van haar met haar petekind) rustig slapen, maar midden in de nacht wordt ze door de dijkgraaf Simon Cau uit haar bed gehaald. Hij vraagt of hij haar auto mag gebruiken om mensen te waarschuwen en de dijken te inspecteren. Lidy wil liever zelf mee gaan en op die manier krijgt de lezer een indruk van het snel wassende water. Ze ziet hoe de mensen hiermee omgaan: een aantal van hen gaat met een gerust hart slapen: ze zijn wel wat gewend. Maar allengs wordt duidelijk dat het water hoger en hoger komt en dat de terugweg van veel mensen wordt afgesneden. Er komt een moment dat de dijken breken en dat Schouwen-Duiveland (het eiland waarop Zierikzee ligt) onder water loopt. Lidy Brouwer bevindt zich op dat moment in gezelschap van de dijkgraaf Simon Cau, wat familieleden die overgebleven zijn van het feest en daarbij komen mensen die onderweg gestrand zijn en met moeite het huis kunnen bereiken waarin Lidy voorlopig zit. Er is nog plaats op de zolderverdieping, want het water heeft zijn verwoestende werk al voor een belangrijk deel gedaan. Zo komen er een gebochelde jongen bij, een hoogzwangere vrouw, die haar eerste weeën heeft en een Zeeuwse boer die de avond ervoor weer eens zijn handen heeft misbruikt toen hij dronken thuiskwam en zijn vrouw zoals zo vaak daarvoor in elkaar heeft geslagen. Lidy beschrijft de personages heel goed en geen ogenblik denkt ze eigenlijk aan haar man en Nadja die in Amsterdam zijn achtergebleven. Eigenlijk voelt ze zich wonderbaarlijk thuis in deze nieuwe omgeving. Het deel waarin deze episode wordt beschreven, heet dan ook “Familieroman”. Ze beleeft als het ware de belangrijkste zaken uit haar leven (de laatste 36 uur vanaf haar vertrek naar Zierikzee) in een nieuwe familie. Wel merkt ze als ze uit het raam kijkt dat het water steeds hoger wordt, dat er delen van huizen komen voorbijdrijven. Ze ziet ook dieren verdrinken. Het is een bizarre gebeurtenis dat er nieuw leven wordt geboren in het uur van de dood. De hoogzwangere vrouw (Cathrien Padmos) bevalt kranig van een jongetje en Lidy helpt zo goed als ze kan bij de bevalling.
In de namiddag van zondag 1 februari 1953 raakt het huis los van zijn fundamenten en worden ze weggespoeld: ze komt op een stuk voorbijdrijvend rietland terecht en iedere keer weer wordt daarvan een stuk losgescheurd en verdwijnt er weer een Zeeuws “familielid” uit haar leven. Op het laatst blijft ze over met een de Zeeuwse boer Hocke, ze liggen in elkaars armen om elkaar warmte te geven. Maar ook hij wordt van haar losgerukt en verdwijnt in de golven. Dan is ze nog helemaal alleen over in die grote Oosterschelde. In de verte hoort ze gezang. Het idee aan de klassieke Sirenen dringt zich op, maar het blijkt een zeer gelovige familie te zijn die boven op het dak van hun boerderij psalmen zingend op de dood wacht. Dan geeft Lidy Brouwer eigenlijk ook de moed op. We schrijven maandagochtend 2 februari 1953. In het laatste deel (hoofdstuk V) wordt nog verteld wat haar laatste gedachten zijn.
Verhaallijn twee: Armanda na de ramp.
De 21-jarige Armanda (net zo knap als haar zus) gaat met haar zwager Sjoerd naar het feest van haar beste vriendin Betsy Blaauw (10 jaar ouder dan zij). Op het feest danst ze met Sjoerd cheek-to-cheek en ze merkt dat ze zich lichamelijk tot elkaar aangetrokken voelen. Ze gaan samen van het feest weg, maar ze kan zich beheersen en ze gaat naar haar eigen bed bij haar ouders. De volgende dag komt Sjoerd wel ontbijten en hij heeft geen contact kunnen krijgen met Lidy, omdat de telefoonlijnen niet werken. Er is sprake van een informatiekloof (er is nog geen televisie). Enkele dagen later gaat Sjoerd zelf naar Schouwen-Duiveland, maar hij vindt geen spoor van Lidy. Wel ziet hij veel lijken van mensen die begraven worden, soms zonder dat men weet wie het betreft. In de maanden erna zoekt Sjoerd wel troost bij Armanda, maar er is geen sprake van lichamelijk intimiteit. Er wordt van hogerhand een noodwet afgekondigd, waarbij het mogelijk wordt dat een vermiste na ongeveer anderhalf jaar dood wordt verklaard. Dat was enkele jaren ervoor ook met de vermiste oorlogsslachtoffers gebeurd. Betsy, Sjoerd en Armanda organiseren in juni 1954 een rouwdienst, maar er is geen kist en geen lichaam aanwezig. Armanda voelt wel veel voor Sjoerd; ze wordt min of meer moreel gedwongen de positie van haar zus in te nemen.
Het komt in mei 1955 dan ook tot een huwelijk tussen Sjoerd en Armanda. Voor het eerst hebben ze seksueel contact, want Armanda is als maagd het huwelijk in gegaan. Hoewel ze toen ze vrijgezel was hevig lichamelijk naar Sjoerd verlangde (vgl. het feest bij Betsy), is het nu allemaal heel anders. Ze heeft een vreemd gevoel, omdat ze zich in alles de plaatsvervangster van haar zus voelt. Alles in het huis doet denken aan Lidy. Ze heeft zich bij de bruiloft ook verschrikkelijk geërgerd aan een oom die hoewel goedbedoeld een minuut stilte had gevraagd om Lidy te herdenken. Betsy heeft op die bruiloft een jonge oom van Armanda ontmoet en enige tijd later trouwen die ook met elkaar. Armanda voedt Nadja op als haar eigen kind, maar het meisje is niet erg gemakkelijk voor haar. Sjoerd maakt maatschappelijk carrière en ze krijgen twee kinderen: een meisje Violet en een jongen Allen. Dan ook is Armanda het zat om in het huis van Lidy te blijven wonen: alles in het huis tot en met het meubilair toe, ademt de sfeer van Lidy uit. Ook dit wordt in het deel “Familieroman” beschreven. Armanda voelt ze zich als een vreemde in de vertrouwde omgeving: ze is daarmee precies de tegenpool van haar zusje Lidy (zie hierboven) die zich zo vertrouwd voelt in de nieuwe omgeving.
In 1962 ziet Nadja (dan 11 jaar oud) een foto van Armanda met een ander meisje. Maar Armanda vertelt haar dat dit een afbeelding is van haar eigen moeder op de dag van haar dood. Ze heeft de foto van familie uit Zeeland gekregen. In het hoofdstukje “Mijn vrouw begrijpt me niet” vertelt Sjoerd dat hij op een dag naar Schouwen-Duiveland is gereden om de sluiting met caissons van de zeearmen daar bij te wonen. Armanda is eigenlijk heel boos dat hij daarnaar toe is gegaan; in wezen is ze daarmee jaloers op haar overleden zus. Op die avond maakt Sjoerd zijn eerste afspraak om vreemd te gaan: een toevallige ontmoeting met een mooie vrouw op een Amsterdams terras, waarbij de traditionele zin, dat hij niet wordt begrepen door zijn vrouw in de roman naar voren komt. Op blz. 234 trekt Armanda de vergelijking met de Middeleeuwse verhaalfiguur Beatrijs. Zo voelt ze zich: ze doet dienst in de plaats van, terwijl Beatrijs de hoer speelt.
We springen in deze tweede verhaallijn met grote sprongen door de tijd heen. Het wordt duidelijk dat het huwelijk tussen Sjoerd Blaauw en Armanda geen stand houdt. In 1968 scheiden ze.
We schrijven augustus 1972. Armanda ontvangt een brief van Nadja. Het is een treurige brief waarin staat dat ze door haar Surinaamse vriend in de steek gelaten is. Armanda had haar gewaarschuwd en nu heeft ze toch gelijk gekregen. Haar vriend gaat terug naar Suriname, waar hij getrouwd is. Nadja is helemaal van slag. Toch is het een lieve brief voor Armanda.
Ze maakt in de brief ook gewag van de situatie in de Bijlmer, waarin steeds meer allochtonen dreigen te verschijnen. In dit hoofdstuk vertelt Armanda dat ze eigenlijk meer houdt van Nadja dan van haar eigen kinderen.
Als ze negenenveertig jaar is (28 jaar na het begin van de roman) sterft haar vader. Het is 1981. Aan diverse onbekende mensen (in de rij voor het Rijksmuseum om de Nachtwacht te zien en in het museum zelf) vertelt ze dat haar vader eigenlijk twee keer gestorven is. De eerste keer was hij van het randje van de dood teruggehaald. Daarna was hij sterk van karakter veranderd en een jaar later was hij toch definitief doodgegaan door een plotselinge hartstilstand. Het laatste deel van het verhaal vertelt ze aan Betsy Blaauw, die ze weer eens ontmoet. Sjoerd was in 1978 hertrouwd en Armanda hield er een lat-relatie op na met een leraar van haar school.
In het laatste hoofdstuk van deel IV “De verdrongene” krijgt Armanda van de politie bericht dat er overblijfselen zijn gevonden van wat waarschijnlijk Lidy moet zijn geweest. Haar beenderen zijn nog enigszins geconserveerd, omdat ze in het slik terecht gekomen is. Voor de bouw van de Stormvloedkering moet er gegraven worden. Gezien het feit dat de Stormvloedkering in 1986 voltooid was, ligt deze episode dus tussen 1981 en 1986. Armanda kan in deze tijd dus maximaal 54 jaar oud zijn. Ze wordt verzocht een foto van Lidy te leveren: er kan echter niet met stelligheid vastgesteld worden dat het de overblijfselen van Lidy zijn, maar het is wel aannemelijk. Aan de patholoog-anatoom vraagt ze nog hoe het is om te verdrinken. Die geeft aan dat het een zachte dood is, omdat je in koud water snel het bewustzijn verliest. Armanda en Nadja reizen met de trein naar Zierikzee en wonen daar een plechtigheid bij om de overblijfselen te begraven. Armanda wil een foto van Lidy in de kist schuiven en als die even open gaat, ziet ze dat er op een doek slechts wat beenderen en botten zijn gelegd. Net als Lidy op haar reis met de veerpont (de ingenieur van Rijkswaterstaat), ontmoet Armanda nu in de trein iemand die veel informatie geeft over de Deltawerken (een waterloopkundige van de Deltadienst). De spiegel wordt steeds duidelijker. Nadja en Armanda gooien een schep zand op de kist. Armanda vraagt zich af of je op deze plek de zee zou kunnen horen.
Slot: Responsorium
Armanda is opgenomen in het verpleegtehuis Tabitha. Ze is er slecht aan toe. Ze houdt een gesprek met de geestverschijning van Lidy. De laatste vindt dat Armanda er maar slecht uitziet. Armanda vraagt hoe het is om onder het wateroppervlak te drijven. Zoals het twee zussen betaamt, halen ze ook jeugdherinneringen op. Ze waren soms wat jaloers op elkaar. Armanda vertelt dat ze het daarna moeilijk had om de stand-in voor Lidy te zijn: ze had zelfs haar eetgewoonten aangepast om op Lidy te lijken. Lidy vraagt hoe Armanda Sjoerd in bed vond. Armanda vertelt dat Sjoerd intussen met zijn derde vrouw Blaauw weer in Amsterdam woont. Dan vraagt Lidy naar Nadja. Dat was een heel naar voorval geweest. Nadja was plotseling overleden aan een hartstilstand. Armanda vermoedt dat de hartstilstand veroorzaakt werd door emotionele beschadiging: Nadja was al weduwe, ze had een nieuwe relatie met een man die getrouwd was. Dat leverde dus ook spanning op. Intussen is moeder Brouwer op 93-jarige leeftijd ook overleden. Ze stierf in hetzelfde verpleeghuis als waarin Armanda nu ligt. Lidy vraagt aan Armanda hoe oud ze nu is. Armanda weet het niet, maar het is in ieder geval niet stokoud. Dan wordt ook nog uitgesproken waarom Armanda Lidy gevraagd had haar plaats op 31 januari 1953 in te nemen. Er was toch wel iets van jaloezie te bemerken: Armanda had Sjoerd immers ook gewild. In een opwelling had ze haar zus gevraagd, zodat zijzelf naar het feest van Betsy kon gaan. Intussen wordt duidelijk dat ze min of meer aan het dementeren is en niet lang meer te leven heeft. Ze vraagt zelfs aan Lidy of ze haar komt halen. Ze vraagt ook hoe het op de laatste momenten in de Oosterschelde is geweest. Lidy geeft aan dat ze heel rustig is gebleven. Op het moment van de dood zelf was haar laatste gedachte dat ze het jammer vond dat ze het recept van pannenkoekjes met gembersnippers niet had kunnen uitproberen.
Lidy geeft aan dat sterven niet erg is en dat het waar is dat je wordt opgehaald door mensen met wie je je wilt omringen. Dan is het moment daar. Armanda sterft…
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden