Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door Nescio

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
Boekcover De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 4539 woorden
  • 18 juni 2012
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
5 keer beoordeeld

Boekcover De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje
Shadow
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door  Nescio
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Voorwoord
Voor je ligt een werkstuk over de verhalen ‘De Uitvreter’ en ‘Titaantjes’ van Nescio. Dit werkstuk is gemaakt voor het vak Nederlands naar aanleiding van het onderwerp ‘vooroorlogse literatuur’: Nederlandse literatuur gemaakt tussen 1880 en 1940. In dit werkstuk vind je eerst een inleiding waarin een korte biografie van Nescio is verwerkt en waarin er wordt ingegaan op de literair-historische achtergrond van het boek. Vervolgens volgt het daadwerkelijke boekverslag waarin dieper wordt ingegaan op de verschillende onderdelen van het boek en waarin ook mijn mening over de twee verhalen is verwerkt.

Ik hoop dat je het een interessant werkstuk vindt en bij voorbaat bedankt voor het lezen.

Inleiding
Biografische Schets
In 1882 werd in Amsterdam Jan Hendrik Frederik Grönloh geboren als zoon van een winkelier en smid in een ogenschijnlijk normaal Hollands gezin met nog twee broertjes en twee zusjes. Na zijn lagere school en drie jaar HBS ging hij naar de Handelsschool in Amsterdam en na in 1899 zijn diploma gehaald te hebben werkte hij bij verschillende handelskantoren in Amsterdam, Hengelo en ook even in Duitsland.

In 1906 trouwt hij met Aagje Tiket, de vrouw waarmee hij later vier dochters zou krijgen. In 1910 schrijft hij zijn eerste grote verhaal, ‘De Uitvreter’ genaamd, onder het pseudoniem Nescio (Latijn voor ‘ik weet het niet’). Het verhaal gaat over zijn leven toen en ook over dat van zijn vrienden en zijn eeuwige zoektocht naar baantjes op handelskantoren. Nadat het verhaal eerst geweigerd werd door enkele tijdschriften, wordt het in 1911 na enkele aanpassingen toch gepubliceerd in het tijdschrift ‘De Gids’.

Dit tijdschrift wilde zijn volgende verhaal, ‘Titaantjes’, praktisch gezien een soort vervolg op De Uitvreter, niet meer uitgeven en mede daarom raakt hij overspannen en wordt hij depressief. Na een tijdje in een rusthuis te hebben gezeten gaat het weer goed met Grönloh en wordt Titaantjes in 1915 alsnog gepubliceerd in het tijdschrift ‘Groot-Nederland’.

Nadat hij in 1917 ‘Dichtertje’ heeft geschreven, een verhaal waarin zijn vrouw een grote rol speelt, verschijnt een jaar later zijn eerste verhalenbundel (De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje gebundeld) bij uitgeverij J.H. de Bois, wederom onder het pseudoniem Nescio. Hierna wordt hij ernstig ziek en komt hij voor lange tijd in het ziekenhuis terecht en nadat hij weer beter is gaat hij lange tijd op zakenreis in Europa en later ook naar Brits-Indië en Bombay. Als hij weer terug in Amsterdam is wordt hij directeur van een handelsvereniging tussen Nederland en Bombay.

Na een korte periode van succes raakt hij weer overspannen en doet hij jarenlang niets. In de tussentijd wordt zijn echte naam bekendgemaakt en verschijnt er een nieuwe druk van de bundel De Uitvreter - Titaantjes - Dichtertje onder zijn echte naam en bij een nieuwe uitgever.

In 1935 wordt dan eindelijk weer zijn volgende verhaal gepubliceerd in het tijdschrift ‘De Stem’. Het verhaal heet ‘Mene Tekel’ en gaat weer over zijn vrienden, net als Titaantjes. In 1946 ook in boekvorm uitgegeven. Niet veel later in 1935 wordt ook ‘Een Lange Dag’ gepubliceerd in het tijdschrift ‘Kristal’.

In 1942 schrijft hij ‘Insula Dei’ en ‘Boven het Dal’, beide werken die toen nog niet gedrukt werden. Insula Dei is later in 1960 in het tijdschrift ‘Tirade’ verschenen en Boven het Dal is een jaar later in boekvorm gepubliceerd bij uitgever Van Oorschot.

In 1948 stopt Grönloh met werken en vanaf dit moment wordt hij steeds meer erkent, onder andere met een benoeming tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Marianne Phillips prijs.

In 1961 wordt Grönloh opgenomen in het ziekenhuis wegens een hevige beroerte en de naweeën van hersentrombose. Op 25 juli 1961 sterft Jan Hendrik Frederik ‘Nescio’ Grönloh op 79 jarige leeftijd in het ziekenhuis van Hilversum.

Literair-historische achtergrond
Nescio was een echte vernieuwer in de literatuur van zijn tijd (1910-1945). Hij schreef in makkelijk leesbaar Nederlands met zelfs een Amsterdams dialect, waardoor de lezer zich er makkelijk in verplaatste en echt door de woorden geraakt werd. Dit makkelijker schrijven hoorde zeker bij de nieuwe tijd die aanbrak in de literatuur. Schrijvers en dichters moesten het modernistische en gemakkelijke leven wat in het interbellum opkwam ook in hun werk laten blijken. Het schrijven moest zakelijk en duidelijk zijn voor de lezer.

Naast Nescio deden ook bijvoorbeeld Willem Elsschot, Martinus Nijhoff, Simon Vestdijk en Boordewijk aan deze nieuwe schrijfstijl. Het waren allen schrijvers of dichters die zakelijk schreven, alleen voor wie de romantische en expressionistische inhoud van het verhaal of gedicht ook nog heel belangrijk waren. Het gevoel en de gedachten van de hoofdpersoon speelden belangrijke rollen in de verhalen, en ook twijfel was hierin een veelvoorkomend onderwerp. Deze twijfel is goed te verhalen op de dingen die er in het interbellum gebeurde: de Eerste Wereldoorlog was net achter de rug en mensen waren voor het eerst niet meer zeker van de goede wil van de mens en de logischheid van de wereld. Tenslotte was er net een zeer bloederige oorlog achter de rug waarin veel fouten gemaakt werden en waarin mensen elkaar zonder gevoel vermoordden. Hierdoor geloofde de jongeren die in deze tijd opgegroeid waren niet meer in de westerse beschaving zoals hij was en werden ze onzeker over het bestaan. Deze twijfel werd door de kunst en dus ook door de literatuur verwoord door de gevoelens en gedachtes van de hoofdpersonen sterk naar voren te laten komen zodat deze twijfel en de zoektocht naar iets nieuws benadrukt werd. Bij Nescio geldt ook dat hij vooral de nadruk legt op de gedachten en gevoelens van zichzelf (Koekebakker, de ik-persoon), maar ook zeker op de gedachten en gevoelens van andere hoofdpersonen in het boek, met name in ‘De Uitvreter’ op de gedachtes van Japi. Verder bevatten Nescio’s boeken ook veel twijfel, vooral over filosofische kwesties als ‘waar dient het leven tot’, maar ook over ‘wat te doen’ of andere, schijnbaar nutteloze, twijfels, zoals die op bladzijde 35 van De Uitvreter: “Toen begon i weer anders. De zon kon zoo mooi in de Waalschijnen. Bij Zaltbommel had i de zon in de Waal zien schijnen toen i de laatste maal met den trein over de brug kwam. Tusschen de brug en de stad maakte de zon een grootte lichtplek in het water. Het water stroomde maar, de zon scheen er maar in, honderd, duizend, honderdduizend maal. Voor twee duizend jaar scheen de zon er al en stroomde het water maar. God weet hoe lang al. Meer dan 700.000 maal was de zon sedert al opgegaan, meer dan 700.00 maal was i ondergegaan, al dien tijd had het water gestroomd. Hij werd beroerd van dat getal. Hoeveel regendagen zouden daarbij geweest zijn? Hoeveel nachten zou het zoo hard gevroren hebben als nu, en harder? Hoeveel menschen zouden dat water hebben zien stroomen en de zon er in zien schijnen en al die sterren gezien hebben in de nachten dat ’t zoo vroor? Hoeveel menschen die nu dood zijn? En hoeveel menschen zouden dat water nog zien stroomen? En 2000 jaar was nog niets; duizenden jaren langer had de aarde al bestaan, duizenden jaren kon i nog bestaan. Duizenden jaren kon het water nog stroomen, zonder dat hij het zien zou. En als de aarde verging dan was er eigenlijk nog niks gebeurd. Daarna kwam nog zooveel tijd, er kwam geen einde aan den tijd. En al dien tijd zou hij dood zijn.” Dit is een opvallend stukje omdat Japi hier twijfelt over dingen die toen pas net bekend waren. De wetenschap heeft al deze dingen aan het licht gebracht en de gewone mens is daarop gaan twijfelen over of het leven er nog wel toe doet. Deze twijfel is dus typisch iets van de tijd waarin Nescio dit schreef; de tijd waarin de wetenschap zijn opmars maakte.

Een ander aspect van de neoromantische en expressionistische inhoud van de literatuur was dat het verhaal vaak niet chronologisch wordt verteld. Er kwamen veel flashbacks in voor en er werd veel gebruik gemaakt van tijdsprongen. Ook Nescio maakt hier gebruik van, bijvoorbeeld in ‘Titaantjes’, waarin eigenlijk het hele eerste deel van het verhaal een terugblik op een eerder deel van zijn leven is. Pas in hoofdstuk 8 vanaf de zin ‘Zes jaar was ik weggeweest en nu stond ik daar’ zit hij weer in het heden. Titaantjes is dus een goed voorbeeld voor een verhaal dat belangrijke tijdsprongen bevat.  

De zakelijkheid in de schrijfstijl vind zijn oorsprong in Duitsland. Daar ontstond in de jaren twintig ‘het Bauhaus’. Dit was een beweging in de architectuur waarin functionaliteit centraal stond. Ze vonden alle franje rond de architectuur overbodig en ze vonden dat de vorm zich moest aanpassen aan de functie. Gerrit Rietveld is een van de belangrijkste figuren in de architectuur van deze periode.

In navolging van dit Bauhaus werd in Nederland in 1932 het tijdschrift Forum opgericht door Menno ter Braak en E. du Perron en waarin onder andere Elsschot, Nijhoff, Vestdijk en in mindere mate ook Nescio veel voorkwamen. In dit tijdschrift mochten alleen verhalen en gedichten staan die makkelijk geschreven waren. Dit was voornamelijk omdat ze vonden dat de schrijver zich niet achter mooie woorden moest verstoppen, maar zijn echte persoonlijkheid moest tonen en kritisch moest zijn op de samenleving. Ook dit heeft weer te maken met de Eerste Wereldoorlog die net achter de rug was. Mensen geloofden niet meer onbeperkt in de goedheid van de maatschappij en dus was het heel goed om je kritiek te uiten in harde bewoordingen en je vooral niet te verschuilen achter duur en niet te begrijpen taalgebruik. Zoals eerder gezegd was deze versimpeling van de taal ook gewoon om het de lezer makkelijker te maken en meer mensen aan het lezen te zetten. Lezen werd op deze manier toegankelijk voor meer lagen van de bevolking.

Nescio is heel beroemd om zijn platte schrijfstijl. Hij schrijft dingen op zoals men ze in de spreektaal zegt, wat toen nog ongebruikelijker was dan het nu is. Dit is ook de reden dat Nescio, zeker aan het begin van zijn schrijfcarrière, maar weinig gewaardeerd werd. Pas na de komst van Forum en andere zakelijk schrijvende schrijvers en dichters werd zijn werk meer en meer erkend. Het bekendste voorbeeld van Nescio’s taalgebruik is zijn veelvuldig gebruikt van het woord ‘datti’ en ‘hatti’: een samentrekking van ‘dat hij’ en ‘had hij’, wat ook in die tijd bijzonder was. Zo creëerde hij een typisch eigen stijl die goed herkenbaar was en wat er ook zeker voor heeft gezorgd dat hij ook nu nog een zeer gewaardeerd schrijver is.

Samenvatting
De Uitvreter
Het verhaal begint in Veere, waar de schilder Bavink Japi tegenkomt. Ze trekken een tijdje op en Bavink leert Japi kennen als ‘iemand die zich oefent in het versterven’ en bovenal als een ‘uitvreter’. Hiermee bedoelt de schrijver dat Japi veelvuldig gebruik maakt van de spullen van anderen, zonder hier iets terug voor te geven. Letterlijk eet Japi altijd uit: hij scharrelt zijn eten via anderen bij elkaar.

Terug in Amsterdam leert ook schrijver van het verhaal Koekebakker Japi kennen, net als enkele ander leden van de vriendenclub van Koekebakker en Bavink: Hoyer, Kees Ploeger en Bekker. Na een tijd met elkaar opgetrokken te zijn gaat Japi naar Friesland om daar te versterven. Nadat het versterven niet helemaal lukt komt Japi terug naar Amsterdam, maar het gaat weer niet helemaal goed met hem: hij zit in geldnood maar wil geen baantje en is bovenal niet gelukkig. Hierna volgt een lange periode van afwisselend in Amsterdam en daar buiten zijn. Zo wordt hij door Bavink gezien in Brussel en door Hoyer in Veere en als zij hem daar zien lijkt het goed te gaan, maar in de periodes dat hij in Amsterdam vertoeft gaat het weer een stuk minder. Daarom neemt hij uiteindelijk toch maar een baan, in Afrika zelfs. Na twee jaar in Afrika gewerkt komt hij terug in Amsterdam, maar zijn tijd in Afrika leek hem weinig goeds te hebben gebracht: hij is een tijd ernstig ziek geweest en zijn Franse vriendin die hij in Veere had ontmoet is van hem weggegaan. Japi blijft nog een tijd in Amsterdam maar kan er nog steeds zijn grote geluk niet vinden. Als zijn Franse vriendin waar hij nog steeds verliefd op is overlijdt, besluit Japi zelfmoord te plegen door van de Waalbrug af te stappen. Hiermee eindigt het verhaal.

Het verhaal gaat voornamelijk over hoe de vrienden over Japi denken en over het grote zoeken naar geluk en een goede levensinvulling. De vrienden en dan vooral Japi zijn ervan overtuigt dat niets doen de mens gelukkig maakt, maar uiteindelijk blijkt dit dus toch niet helemaal te kloppen.

Titaantjes
Net als in De Uitvreter is ook in ‘Titaantjes’ Koekebakker de ik-verteller. Dit verhaal gaat over de Titaantjes: de vriendgroep van Koekebakker, verder ook nog bestaande uit Bavink, Hoyer, Bekker en Kees. Het zijn allen jongens van net boven de twintig jaar die hun leven zoveel mogelijk proberen te vullen met niets doen en denken, weer voornamelijk over de goede invulling van dat leven en ook over het geloof.

Het verhaal begint met een lange terugblik van de schrijver op het leven dat hij zes jaar geleden had met zijn vrienden. Hij schrijft bijvoorbeeld dat ze erover dachten om een huis op de hei in Rhenen te kopen, omdat ze zo van die natuur en stilte hielden. Verder hebben ze een hekel aan de rijke mensen, al hebben ze zelf wel plannen om een toekomst op te bouwen en rijk te worden, en tijdens wandelingen en andere uitstapjes denken ze na over de vaak nutteloze dingen rondom hen. 

Het ‘echte’ verhaal begint als Koekebakker aankomt op het station van Rhenen om naar de plek te gaan waarover zo veel verteld en geschreven is, maar waar hij nog nooit is geweest. Hij heeft daar nostalgische gevoelens over die tijd en besluit daarom weer eens opzoek te gaan naar zijn oude vrienden. Eerst gaat hij naar Hoyer en komt tot de ontdekking dat hij ontzettend rijk is geworden door zijn schilderkunsten en omdat hij met een rijke vrouw is getrouwd. Hij heeft zijn doel om socialist te worden ook bereikt. Als Koekebakker bij Bekker komt ontdekt hij dat Bekker in een goedlopend kantoor een saai baantje vervuld, nadat zijn eigen bedrijf failliet is gegaan. Kees is gaan werken bij een vieze gasfabriek en verdient maar net genoeg om zijn gezin te onderhouden. Via Hoyer komt Koekebakker erachter dat Bavink opgenomen is in een gesticht, nadat hij niet meer tevreden was over zijn eigen schilderijen.

Koekebakker besluit zijn verhaal met een mooie tekst over zijn leven. De conclusie hiervan is, is dat hij zeer tevreden is: hij verdient genoeg met zijn schrijversloon en ziet het leven eindelijk weer als een oplossing in plaats van een probleem.

De hele strekking van het verhaal is dat je niet te veel moet nadenken over het leven en alles daaromheen. Bavink deed dat wel en met hem is het niet goed gekomen, maar Koekebakker is er grotendeels mee gestopt en is daar blij mee. Het leven doet hem eindelijk weer goed.

Tekstanalyse
Typering
‘De Uitvreter’ is een psychologische roman. Dit omdat het boek vooral gaat over het karakter, de gevoelens en de gedachtes van de personages. Er wordt minder verteld over de gebeurtenissen en handelingen die zich afspelen in het boek. In De Uitvreter gaat het vooral over het karakter van Japi.

Ook ‘Titaantjes’ is een psychologische roman, het is dan ook een soort vervolg op De Uitvreter. Net als in De Uitvreter worden vooral de gedachtes en gevoelens van de personages, in dit geval vooral de ik-verteller Koekebakker, in het boek weergegeven.

Tijd
De Uitvreter: Het verhaal speelt zich af tussen ongeveer 1905 en 1910. Dit weet je doordat er aan het einde van het verhaal vermeld staat dat het boek is geschreven tussen 1909 en 1910, en vanaf daar kun je het aantal jaren die er in het boek zijn beschreven terugtellen. De verhaaltijd van De Uitvreter is zo’n 5 jaar. Er wordt verschillende keren een flinke tijd overgeslagen. Zo gaat Japi 2 jaar naar Afrika en een tijdje naar Friesland en er zitten nog meer tijdssprongen in. Alles bij elkaar opgeteld kom je op een jaar of 5. De leestijd van De Uitvreter was voor mij ongeveer 1,5 uur.

De belangrijkste vertraging in de Uitvreter is ongetwijfeld die op het einde van het boek, op bladzijde 42. Het begint bij “Op een zomermorgen om half vijf” en loopt tot “had de man gezegd, hij was er afgestapt.” Hierin pleegt Japi zelfmoord door van de Waalbrug af te springen. De vertraging is te herkennen aan de details die er over dit stuk worden gegeven. Met deze vertraging bouwt de schrijver een soort spanning op, het is een manier om de lezer extra op te laten letten. Het moment is dan ook belangrijk voor het verhaal.

De grootste en opvallendste versnelling van De Uitvreter staat op bladzijde 37: “Kort na het bezoek van Bavink zonden ze hem naar Afrika. Binnen de twee jaar was i terug: ziek, half dood. Niemand hoorde iets van hem tot ik hem op een November-namiddag zag staan achter den steenen wal bij het haventje bij Wijk bij Duurstede”. Hierin verstrijkt een lange tijd van maarliefst 2 jaar en dit is door die duur belangrijk voor het verhaal.

De belangrijkste versnelling van Titaantjes vind plaats in hoofdstuk 8. Hierin maakt Nescio de brug tussen zijn terugblik op zijn oude leven met zijn vrienden en het moment dat hij op de hei in Rhenen staat. Dit is een belangrijke versnelling omdat hier weer een lange duur wordt versneld en ook omdat hij vanaf dit moment weer in de tegenwoordige tijd gaat schrijven, in plaats van in de verleden tijd zoals hij toto dit moment deed. In de uitvreter kan ik geen duidelijke flashbacks vinden.

Titaantjes: Ook dit boek moet rond dezelfde tijd hebben afgespeeld. Het is waarschijnlijk iets later begonnen omdat Japi in dit verhaal al dood is. Het verhaal is gepubliceerd in 1918 dus als je zoals in het boek staat ongeveer 6 jaar terugtelt begint het boek omstreeks 1912. De verhaaltijd van Titaantjes is iets langer dan die van De Uitvreter. In het begin verstrijkt er niet echt duidelijk tijd, het is alleen een terugblik op wat er gebeurde. Tijdens de bezoeken van Koekebakker aan de hei en zijn oude vrienden hebben ook een bepaalde duur, maar dit is niet echt lang. Uiteindelijk kom je uit op een verhaaltijd van ongeveer 6 tot 7 jaar. De leestijd van de Titaantjes was voor mij eveneens ongeveer 1,5 uur. Samen met De Uitvreter komt dit op ongeveer 3 uur leestijd.

Een opvallende vertraging in Titaantjes is die van bladzijde 62 tot bladzijde 64, van “Toen ik den volgenden ochtend tegen negenen in Amsterdam aankwam” tot het einde van hoofdstuk 9. Ook in deze vertraging komen veel details voor. De vertraging is hier voornamelijk gebruikt om herkenning bij de schrijver op te wekken. Koekebakker rijd hier met een tram door Amsterdam en beschrijft hierbij verschillende plaatsen in Amsterdam. Mensen die hier vaker komen herkennen dat en dat geeft de lezer een goed gevoel. Ook hier is geen flashback te vinden.

Ruimte
De Uitvreter: Het begint in Veere op een plek vanwaar Bavink en Japi uitkunnen kijken over de stad. Daarna zijn ze in Amsterdam op de zolder van Bavink. Deze ruimte is knus en huiselijk. Dan volgt het huis van Koekebakker, eveneens in Amsterdam, waar weer een huiselijke sfeer heerst en met daarin het meubilair dat je in een begin twintigste-eeuws huis verwacht. Op het einde speelt het boek zich nog even af buiten in Wijk bij Duurstede. Het meest speelt dit verhaal zich in ieder geval af in Amsterdam, maar omdat in dit boek niet zozeer de gebeurtenissen, maar vooral de gedachtes van de personages belangrijk zijn, is ook de ruimte niet heel erg van belang.

In De Uitvreter is er sprake van belangenruimte in het huis van Koekebakker. Het is hier een beetje donker maar er staat mooi meubilair en het is er huiselijk, waardoor het toepasselijk als er een stel vrienden gezellig met elkaar zit te kletsen en te roken. Het zou een andere indruk geven als dit zich afspeelde in bijvoorbeeld een lelijk kantoor.

Titaantjes: Dit verhaal begint op de zolder van Kees, ook wel ‘het hok’ genoemd. In een van hun uitstapjes waren de vrienden ook in Leiden op het station en later op het strand van Zandvoort en nog even in Bussum. De belangrijkste plek in het verhaal is de hei in Rhenen. Eerst wordt veel verteld over spoorbrug waar Koekebakker op staat en later over de berg waarop de vrienden wilde gaan wonen en waarover zo veel verteld is. Aan het eind van het verhaal is Koekebakker weer  in Amsterdam. Vanaf het Centraal Station neemt hij de tram door Amsterdam waarbij allerlei plekken en straten beschrijft. Hij komt bij het huis van Hoyer, een groot en netjes huis met een mooi atelier. Als laatste gaat hij naar het kantoor van Bekker. 

In Titaantjes is er minder sprake van belangenruimte. Alleen de hei in Rhenen heeft er iets van weg omdat Koekebakker veel dingen ziet waarvan hij al veel heeft gehoord en gelezen, maar wat hij nog nooit echt had gezien. Deze dingen worden uitvoerig beschreven en zijn dus wel letterlijk van belang, maar het is niet zo dat de ruimte de situatie versterkt.

 

 

2.5: Personages
In Titaantjes spelen dezelfde personen als in De Uitvreter.

- Japi: De Uitvreter: hij leefde met anderen mee op hun kosten. Hij is erg brutaal en spraakzaam. Een voorbeeld van zijn uitvreten is:“En als Bavink werkte dan zat Japi er bij in 't gras of binnen, omgekeerd op een stoel en rookte. En als ze binnen waren dan had Japi een tweede stoel erbij staan met een borreltje er op, waar i af en toe de hand naar uitstak. En hij hield Bavink aan de gang"

- Koekebakker: De schrijver van het verhaal. Hij is erg snel tevreden, ook al heeft hij eigenlijk niet zoveel. Verder is er maar weinig over het exacte karakter van hem bekend, het gaat wel over zijn gedachtes, maar hij verteld meer over de karakters van anderen. Hij veranderd in de twee boeken ook van karakter. Uiteindelijk wordt hij als volgt beschreven: “En Koekebakkertje is een wijs en bedaard man geworden. Hij schrijft maar, ontvangt z'n schamel loon en geeft geen ergernis.”

- Bavink: Een schilder. Hij is snel onder de indruk, alleen van zichzelf vindt hij dingen nogal snel slecht. Dat is ook de reden waarom hij krankzinnig is geworden. Bavink is ook een stuk minder spraakzaam dan Japi. Dit voorbeeld uit het boek illustreert goed dat Bavink zijn eigen werk niet goed vind: “Neen, dat deugt niet', zei i dan, 'veel te blauw; je weet toch wat we gisteren afgesproken hebben? Veel te blauw, kerel. Denk je dat je 't zoo zou aangepakt hebben als 't die rare blauwe kleur had?”

Koekebakker en Japi zijn in 'De Uitvreter' de round characters, omdat beide personen een echte ontwikkeling in het verhaal ondergaan en je ook hun gedachtes te weten komt. De andere leden van de vriendengroep zijn flat characters omdat dit vooral typetjes zijn met maar één belangrijke eigenschap en ze hebben ook maar één rol in het verhaal.

Koekebakker is de enige round character in 'Titaantjes', hij is de enige die een ontwikkeling ondergaat. Van de rest van de vriendengroep krijg je maar weinig gedachtes of gevoelens mee en alhoewel ze wel veranderd zijn in de loop van het boek, krijg je alleen het resultaat van die verandering te horen en niet de manier waarop of waarom die verandering heeft plaatsgevonden.

Vertelwijze
Beide boeken zijn vanuit het ik-perspectief verteld, met Koekebakker als ik-persoon. Hij doet zich ook echt voor als schrijver en verteld ook over het schrijven zelf.

Structuur
De Uitvreter: Dit verhaal is helemaal chronologisch verteld. Er komen wel veel tijdssprongen in voor. Het verhaal is opgedeeld in 8 hoofdstukken. De Uitvreter begint heel traditioneel met de introductie van de hoofdpersoon  (Japi) en iets later volgt een korte omschrijvingen van de andere personen. Alleen een omschrijving van Koekebakker zelf blijft uit. Dit verhaal heeft een gesloten einde. Japi, de hoofdpersoon, is dood en er valt dus niets meer over hem te vertellen. Toch is er een vervolg gemaakt op dit boek, maar dan met een ander hoofdonderwerp: Koekebakker zelf in plaats van Japi.

Titaantjes: Titaantjes is ook een chronologisch verhaal, al lijkt dit op het eerste gezicht misschien niet zo, omdat er veel over het verleden wordt verteld. Dit is echter allemaal in de verleden tijd geschreven, dus de ik-persoon zelf is niet aanwezig bij die gebeurtenissen. Dat is hij pas vanaf het moment dat er weer over wordt geschakeld op de verleden tijd. Ook de gebeurtenissen in het verleden zijn ‘gewoon’ chronologisch opgeschreven. Titaantjes is een vervolg van De Uitvreter, dus een introductie is eigenlijk niet meer nodig. Toch wordt er nog even kort verteld over de personages, waarbij er geen terugverwijzingen zijn op De Uitvreter. Ook Titaantjes heeft een gesloten einde. Er is een rondgang gemaakt om te kijken wat er met alle vrienden is gebeurd en Nescio eindigt met te concluderen wat hoofdpersoon en schrijver Koekebakker zelf van zijn leven vind. Er kan niets meer over verteld worden en er staan geen toekomstplannen meer open.  

Motieven, thema en motto
Motieven
De Uitvreter: Het belangrijkste motief is denk ik de zoektocht naar de zin van het leven. Alle hoofdpersonages worstelen voortdurend met de vraag wat ze nu en in de toekomst zullen gaan doen en hoe ze dat willen bewerkstelligen. De natuur is ook een motief omdat ze hun gedachtes vaak ophangen aan dingen die ze in de natuur zien. Geld is ook een motief: Japi heeft geen geld en dat is de reden dat hij moet uitvreten.

Titaantjes: Hier is het motief nadenken over het leven in het algemeen, en dan voornamelijk het nadenken over het nadenken. Vragen als is het goed om na te denken worden gesteld en met de krankzinnigheid van Bavink ook negatief beantwoord. Een ander motief is God, het boek eindigt dan ook met een combinatie van deze twee motieven: “…en wee die hem (God) vraagt: Waarom”.

Thema
De Uitvreter: Hoe vul ik het leven het beste in, met nietsdoen of met geld verdienen?

Titaantjes: Denk niet teveel na over het leven!

Titelverklaring
De Uitvreter: De Uitvreter slaat terug op de hoofdpersoon Japi, die altijd uitvreet: op kosten van anderen leeft en eet.

Titaantjes: De Titaantjes zijn de vrienden van Koekebakker waar hij naar opzoek gaat. Titaantjes komt uit de Griekse mythologie van de Titanen: daar zijn het een groep vechters die uiteindelijk verliezen. Net als in het boek, waar de vechters de vrienden zijn die voor hun levensdoel vechten, maar waarbij het uiteindelijk toch anders uitpakt. Behalve bij Koekebakker natuurlijk.

Motto
Er zit geen motto in een van de twee boeken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door Nescio"