1 Zakelijke gegevens
a. Auteur: Jan Hendrik Frederik Grönloh
b. 'De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje' in: Nescio, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1990, 120blz. (eerste druk 1918) c. Genre: historische roman. 2 Eerste reactie a. Ik heb dit boek gekozen, omdat de leraar over een paar boeken wat vertelde waar het over ging en toen leek het me wel een leuk boek, dus wilde ik die wel lezen. b. Ik vond het wel een leuk verhaal, maar wel lastig. Dat kwam door het oud Nederlands dat er werd in gebruikt. Op een begeven moment wen je er wel aan en dan kan je er heel snel doorheen lezen. Ik vond de verhalen ook niet erg diepgaand. Alles draaide om het onderwerp heen en voor de rest gebeurde er geen andere dingen. 3 Verdieping a. De Uitvreter
Koekebakker ontmoet Japi via zijn vriend Bavink. Bavink heeft Japi ontmoet in Zeeland. Japi keek altijd uit over het water en Bavink vond hem erg interessant. Ze gaan samen leven van het geld dat Bavink verdient aan zijn schilderijen. Japi maakt niet alleen misbruik van Bavink, maar ook van de andere vrienden. Na een tijdje verliezen ze Japi uit het oog. Hij moest van zijn vader een baan aannemen, die hem door zijn vader aangeboden werd. Nu is hij geen uitvreter meer. Hij heeft ondertussen een tijde een verhouding gehad met Jeanne. Zij is gestorven aan kanker. Japi voelt zich niet gelukkig. Hij moet van zijn werk naar Afrika Na 2 jaar komt hij weer terug maar hij is erg ziek. Japi ziet het niet meer zitten en pleegt zelfmoord door van een brug af te stappen.
Titaantjes
De titaantjes is een vriendengroep Koekebakker, Hoyer, Bekker, Ploeger en Bavink vormen die. Ze komen vaak bij elkaar en praten dan met elkaar over wat ze van het leven vinden. Ze praten over hoe het is en hoe het had moeten zijn. Ze denken dat de rijke heren het veel beter hebben dan zij, maar toch denken ze ook weer van niet. Uiteindelijk gaat ieder zijn eigen weg. Na 6 jaar rondzwerven in Rhenen, gaat Koekebakker weer terug. Hij krijgt weer de verlangens terug die hij had, maar denkt zelf dat ze nooit zullen uitkomen. Koekebakker gaat zijn vrienden opzoeken en kijken wat er van iedereen geworden is. Hoyer is nog steeds een zeer succesvolle schilder. Hij heeft erg veel geld en woont nu bij een vrouw achter het concertgebouw. Bavink schildert nog steeds, maar is een alcoholist en krankzinnig geworden. Ploeger verdient erg weinig. Hij werkt bij een gasfabriek. Hij is erg ongelukkig en heeft veel kinderen. Koekebakker, de ik-persoon, is journalist. Hij verdient niet veel maar is tevreden met wat hij krijgt. Dichtertje
Dichtertje is getrouwd met Coba. Hij leerde haar kennen toen hij 19 jaar was en vroeg haar bij de Muiderpoort ten huwelijk. Ze zijn nu 6 jaar getrouwd. Hij wil uit de huwelijkssleur komen, dit blijkt uit een heftige verliefdheid op een nette dame in de tram. Maar hij ziet haar nooit meer. Zijn vrouw wil ook uit de huwelijkssleur komen, maar ze weten het niet van elkaar. Coba gaat met hun dochtertje een taartje eten op het Damrak. Ze kijkt daar een man lang aan, maar de man en zij durven niet tot actie over te gaan. Dichtertje wordt steeds rijker. Dan ontmoet hij het zusje van zijn vrouw, Dora. Deze wordt gelijk verliefd op hem, maar hij ziet haar niet staan. Dora mag een paar weekjes blijven bij een vriendin in Berg en Dal. Dichtertje brengt haar weg en tijdens de treinreis wordt hij ook verliefd op haar. Hij brengt haar later naar Berg en Dal zonder dat er iets gebeurt. Dan is het de volgende lente. Coba en haar kind logeren in Den Haag en het Dichtertje neemt samen met Dora drukproeven door. Hij vertelt Dora dat hij een vriend heeft die verliefd op haar is en met haar wil trouwen, maar zij zegt dat ze nooit zal trouwen. Het dichtertje geeft Dora de sleutel van zijn huis. Als Dora dan naar huis gaat, vindt ze dat het lijkt of ze voorgoed afscheid heeft genomen van Dichtertje. Ze gaat dan terug naar zijn huis, en gaat ook met hem naar bed. Een paar dagen later wordt het Dichtertje krankzinnig gevonden door een paar vrienden van hem. Dora leeft verder als ongehuwd moeder samen met Coba. Nu is dichtertje geworden wat hij altijd al wilde, groot worden en doodvallen. b. De Uitvreter 1. Schrijfstijl: De tekst is episch, want het verhaal wordt verteld. 2. Ruimte: In het begin speelt het verhaal zich af in Zeeland, daarvan wordt vooral het water beschreven. Daarna gaat Japi naar Amsterdam, Brussel, Friesland en Afrika. 3. De verhaalfiguren: • Japi: Hij is de uitvreter van het verhaal. Hij maakt veel misbruik van zijn vrienden. Japi is een persoon die helemaal tot rust komt als hij bij het water zit. Hij heeft nooit gewerkt, daarom maakte hij ook misbruik van zijn vrienden om te kunnen overleven, totdat hij een baan van zijn vader aan kreeg geboden. Hij moest deze ook wel aannemen om te kunnen overleven. Hier begint zijn ellende. Hij komt na een aantal jaren weer terug en is doodziek. Ondertussen heeft hij ook nog een tijdje een verhouding gehad met Jeanne. Zij is gestorven aan kanker. Hij ziet het allemaal niet meer zitten en pleegt zelfmoord door in het water te stappen. • Koekebakker: Hij is de verteller van het verhaal. Hij weet veel van zijn vrienden. Hij is een schrijver. Koekebakker heeft niet erg veel geld. Hij is erg trots op alles wat hij bezit. Hij vindt haast niks erg wat Japi doet. • Bavink: Hij is een schilder. Hij kwam Japi als eerste tegen. Bavink interesseerde zich erg in Japi en nam hem daarom mee naar huis en stelde hem voor aan zijn vrienden. Bavink liet Japi heel lang op zijn kosten leven. Hij vindt Japi’s mening over zijn schilderijen erg belangrijk. • Hoyer: Hij is ook een schilder en heeft vrij veel geld. Hij komt vrij grof en krenterig over. • Bekker: Hij speelt niet een erg grote rol in het verhaal. Hij behoort tot de vrienden groep. 4. De situaties: • Bavink ontmoet Japi in Zeeland. • Japi ontmoet alle vrienden van Bavink. • Japi krijgt een baan. • Japi krijgt een vriendin. • Japi komt terug uit Afrika. 5. De vertelwijze: Het verhaal wordt chronologisch verteld, maar heeft wel tijdindikkingen. Van het begin tot aan het eind duurt het verhaal ongeveer zes jaar. Er komen geen flashbacks of flashforwards in voor. c. Het thema en de motieven: In het boek komt naar voren dat je zonder geld niet gelukkig bent. Zonder geld kun je niet van het leven genieten. Water is een symbool in dit boek. Japi kan uren in het water staren en zo genieten van het leven. Japi pleegt zelfmoord door in het water te stappen. Een aantal motieven zijn uitvreten, zwerver, op zoek zijn, ongelukkigheid, verlangen en geld. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in januari 1911. Ik weet dat de schrijver het alledaagse leven van de gewone man in die tijd beschreef. Ik weet dat er in die tijd een soort van standenmaatschappij nog bestond, meerdere mensen leerden lezen en schrijven en boeken konden in grotere hoeveelheden worden gepubliceerd, waardoor ze goedkoper werden en daardoor konden meerdere mensen gaan lezen. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er verzet in voorkomt in de vorm van kritiek en de persoonlijke vrijheidsdrang. Er was ook veel liefde voor de natuur, dat merkte je aan dat de een graag aan het water zat en de ander weer van iets anders hield. Titaantjes
b. 1. Schrijfstijl: Koekebakker gebruikt een ironische stijl, omdat hij in tegenstelling tot
de andere Titaantjes een goed bestaan heeft opgebouwd. 2. Ruimte: de natuur is heel belangrijk, die wordt heel mooi beschreven, terwijl de steden heel grauw en grijs worden beschreven, de Titaantjes hebben zeer lelijke huizen. 3. De verhaalfiguren: • Bavink komt uiteindelijk in een gesticht terecht. • Koekebakker is een journalist en heeft een goed loon. • Ploeger werkt in een gasfabriek, na een tijd werkloos te zijn geweest en een paar kleine baantjes te hebben gehad. • Hoyer had veel geld ontvangen voor een schilderij en hij was socialist geworden. • Bekker was met een eigen bedrijfje begonnen, maar daar ging het niet goed mee, dus moest die failliet laten verklaren. 4. Situaties: • Koekebakker gaat naar Rhenen. • Koekebakker komt terug om te kijken wat er van iedereen is geworden. • Hoyer wordt socialist. • Bavink wordt gek. 5. Vertelwijze: Het verhaal wordt chronologisch verteld en heeft geen flashbacks
en flashforwards. c. Het thema en de motieven: Ze verlangen er naar om iets te bereiken, maar het lukt ze niet. Hun gedachtegang en de realiteit verschillen heel erg. Ze praten over onderwerpen, die allemaal verandert moeten worden volgens hun, maar in de werkelijkheid ligt dat allemaal een stuk moeilijker. Ze sluiten zich daardoor een beetje af van de werkelijkheid. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in juni 1915. Ik weet dat de schrijver het alledaagse leven van de gewone man in die tijd beschreef. Ik weet dat er in die tijd een soort van standenmaatschappij nog bestond, meerdere mensen leerden lezen en schrijven en boeken konden in grotere hoeveelheden worden gepubliceerd, waardoor ze goedkoper werden en daardoor konden meerdere mensen gaan lezen. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er verzet in voorkomt in de vorm van kritiek en de persoonlijke vrijheidsdrang. Er was ook veel liefde voor de natuur, dat merkte je aan dat de een graag aan het water zat en de ander weer van iets anders hield. Dichtertje
b. 1. Schrijfstijl: De tekst is episch, want het verhaal wordt verteld.
2. Ruimte: In Amsterdam, waar dichtertje met zijn vrouw en dochtertje woont.
3. De verhaalfiguren:
• Eduard: is kantoorbediende. Hij hoopt een grote dichter te worden en er met een te trouwen. Hij trouwt met Coba en krijgt een kind met haar, maar hij verlangt nog steeds naar jongere meisjes, maar gaat niet vreemd. Het gaat steeds beter met hem, hij krijgt promotie. Maar op een begeven moment gaat hij toch vreemd met de zus van Coba Dora. Hij wordt krankzinnig en denkt dat hij god is. Wanneer zijn boek uitkomt en het een groot succes is sterft hij.
• Coba: zij heeft ook verlangens om seks met een ander te hebben. Wanneer Eduard sterft gaat zij met haar dochtertje bij haar zus wonen.
• Bobi: dochtertje van Eduard en Coba.
• Dora: Zij is de zus van Coba. Ook zij heeft verlangens. Ze houdt van haar zwager en wil graag net zo goed kunnen schrijven als hem. Als dichtertje haar naar Beek en Dal brengt om bij te komen, omdat haar man is overleden, kunnen beide mensen hun verlangens bijna niet onderdrukken. Uiteindelijk gaan ze met elkaar naar bed.
4. Situaties:
• Dichtertje en Dora gaan met elkaar naar bed.
• Coba en Eduard trouwen.
• Dichtertje zijn grote wens komt uit.
5. Vertelwijze: In dit verhaal is een alwetende verteller aan het woord. Hij weet van
ieder wat ze denken en voelen. Zelfs God zijn gedachten komen er in voor. c. Het thema en de motieven: Thema: Het verlangen om een groot dichter te zijn, verlangen naar andere vrouwen. Motieven: eenzaamheid, onbereikbaarheid, seks, liefde en ongelukkigheid. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in april 1918. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er aandacht is voor droom en fantasie. In het boek komen namelijk geheimzinnige gevoelens en mysterieuze verlangens voor. 4. Beoordeling Ik vind het een boek dat echt typerend is voor die tijd. Het taalgebruik is heel apart en je moet er even aan wennen, maar wanneer je eenmaal een tijdje aan het lezen was dan had je er niet meer zo’n last van, je las bijvoorbeeld steeds den, maar onbewust maak je er op een begeven moment automatisch de van. Ik vond het heel apart dat de eerste twee verhalen De Uitvreter en Titaantjes over dezelfde mannen gaat, dat het verhaal dus eigenlijk gewoon verder gaat en dat Dichtertje dan opeens over iets heel anders gaat. Het was wel een goed boek en ik raad het dan ook wel aan anderen aan om het te lezen. Verwerkingsopdracht De Titanen waren in de Griekse mythologie goden, die na een gevecht om de macht, in de onderwereld gevangen werden gezet. Zij hadden dus niets bereikt na een lang en zwaar gevecht. Bavink, Hoyer, Bekker, Koekebakker en Ploeger praatten altijd alleen maar over de heersende opvattingen die ze niet kunnen uitstaan, maar ze doen er nooit wat aan. Of ze er niks over durven tegen te doen, of te zeggen ik denk dat, dat het is. Ook al zouden ze er iets van zeggen, dat zou helemaal geen verschil maken, want wie luistert er nou iemand in die tijd naar iemand die onder aan de ladder staat. Uiteindelijk wordt Hoyer ook een rijke man terwijl hij eerst altijd zei:’ik nooit!’ Uiteindelijk werd hij dus iemand die hij vroeger altijd verafschuwde. Zij voeren dus ook een gevecht, maar halen nooit de eindstreep die ze willen halen.
b. 'De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje' in: Nescio, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1990, 120blz. (eerste druk 1918) c. Genre: historische roman. 2 Eerste reactie a. Ik heb dit boek gekozen, omdat de leraar over een paar boeken wat vertelde waar het over ging en toen leek het me wel een leuk boek, dus wilde ik die wel lezen. b. Ik vond het wel een leuk verhaal, maar wel lastig. Dat kwam door het oud Nederlands dat er werd in gebruikt. Op een begeven moment wen je er wel aan en dan kan je er heel snel doorheen lezen. Ik vond de verhalen ook niet erg diepgaand. Alles draaide om het onderwerp heen en voor de rest gebeurde er geen andere dingen. 3 Verdieping a. De Uitvreter
De titaantjes is een vriendengroep Koekebakker, Hoyer, Bekker, Ploeger en Bavink vormen die. Ze komen vaak bij elkaar en praten dan met elkaar over wat ze van het leven vinden. Ze praten over hoe het is en hoe het had moeten zijn. Ze denken dat de rijke heren het veel beter hebben dan zij, maar toch denken ze ook weer van niet. Uiteindelijk gaat ieder zijn eigen weg. Na 6 jaar rondzwerven in Rhenen, gaat Koekebakker weer terug. Hij krijgt weer de verlangens terug die hij had, maar denkt zelf dat ze nooit zullen uitkomen. Koekebakker gaat zijn vrienden opzoeken en kijken wat er van iedereen geworden is. Hoyer is nog steeds een zeer succesvolle schilder. Hij heeft erg veel geld en woont nu bij een vrouw achter het concertgebouw. Bavink schildert nog steeds, maar is een alcoholist en krankzinnig geworden. Ploeger verdient erg weinig. Hij werkt bij een gasfabriek. Hij is erg ongelukkig en heeft veel kinderen. Koekebakker, de ik-persoon, is journalist. Hij verdient niet veel maar is tevreden met wat hij krijgt. Dichtertje
Dichtertje is getrouwd met Coba. Hij leerde haar kennen toen hij 19 jaar was en vroeg haar bij de Muiderpoort ten huwelijk. Ze zijn nu 6 jaar getrouwd. Hij wil uit de huwelijkssleur komen, dit blijkt uit een heftige verliefdheid op een nette dame in de tram. Maar hij ziet haar nooit meer. Zijn vrouw wil ook uit de huwelijkssleur komen, maar ze weten het niet van elkaar. Coba gaat met hun dochtertje een taartje eten op het Damrak. Ze kijkt daar een man lang aan, maar de man en zij durven niet tot actie over te gaan. Dichtertje wordt steeds rijker. Dan ontmoet hij het zusje van zijn vrouw, Dora. Deze wordt gelijk verliefd op hem, maar hij ziet haar niet staan. Dora mag een paar weekjes blijven bij een vriendin in Berg en Dal. Dichtertje brengt haar weg en tijdens de treinreis wordt hij ook verliefd op haar. Hij brengt haar later naar Berg en Dal zonder dat er iets gebeurt. Dan is het de volgende lente. Coba en haar kind logeren in Den Haag en het Dichtertje neemt samen met Dora drukproeven door. Hij vertelt Dora dat hij een vriend heeft die verliefd op haar is en met haar wil trouwen, maar zij zegt dat ze nooit zal trouwen. Het dichtertje geeft Dora de sleutel van zijn huis. Als Dora dan naar huis gaat, vindt ze dat het lijkt of ze voorgoed afscheid heeft genomen van Dichtertje. Ze gaat dan terug naar zijn huis, en gaat ook met hem naar bed. Een paar dagen later wordt het Dichtertje krankzinnig gevonden door een paar vrienden van hem. Dora leeft verder als ongehuwd moeder samen met Coba. Nu is dichtertje geworden wat hij altijd al wilde, groot worden en doodvallen. b. De Uitvreter 1. Schrijfstijl: De tekst is episch, want het verhaal wordt verteld. 2. Ruimte: In het begin speelt het verhaal zich af in Zeeland, daarvan wordt vooral het water beschreven. Daarna gaat Japi naar Amsterdam, Brussel, Friesland en Afrika. 3. De verhaalfiguren: • Japi: Hij is de uitvreter van het verhaal. Hij maakt veel misbruik van zijn vrienden. Japi is een persoon die helemaal tot rust komt als hij bij het water zit. Hij heeft nooit gewerkt, daarom maakte hij ook misbruik van zijn vrienden om te kunnen overleven, totdat hij een baan van zijn vader aan kreeg geboden. Hij moest deze ook wel aannemen om te kunnen overleven. Hier begint zijn ellende. Hij komt na een aantal jaren weer terug en is doodziek. Ondertussen heeft hij ook nog een tijdje een verhouding gehad met Jeanne. Zij is gestorven aan kanker. Hij ziet het allemaal niet meer zitten en pleegt zelfmoord door in het water te stappen. • Koekebakker: Hij is de verteller van het verhaal. Hij weet veel van zijn vrienden. Hij is een schrijver. Koekebakker heeft niet erg veel geld. Hij is erg trots op alles wat hij bezit. Hij vindt haast niks erg wat Japi doet. • Bavink: Hij is een schilder. Hij kwam Japi als eerste tegen. Bavink interesseerde zich erg in Japi en nam hem daarom mee naar huis en stelde hem voor aan zijn vrienden. Bavink liet Japi heel lang op zijn kosten leven. Hij vindt Japi’s mening over zijn schilderijen erg belangrijk. • Hoyer: Hij is ook een schilder en heeft vrij veel geld. Hij komt vrij grof en krenterig over. • Bekker: Hij speelt niet een erg grote rol in het verhaal. Hij behoort tot de vrienden groep. 4. De situaties: • Bavink ontmoet Japi in Zeeland. • Japi ontmoet alle vrienden van Bavink. • Japi krijgt een baan. • Japi krijgt een vriendin. • Japi komt terug uit Afrika. 5. De vertelwijze: Het verhaal wordt chronologisch verteld, maar heeft wel tijdindikkingen. Van het begin tot aan het eind duurt het verhaal ongeveer zes jaar. Er komen geen flashbacks of flashforwards in voor. c. Het thema en de motieven: In het boek komt naar voren dat je zonder geld niet gelukkig bent. Zonder geld kun je niet van het leven genieten. Water is een symbool in dit boek. Japi kan uren in het water staren en zo genieten van het leven. Japi pleegt zelfmoord door in het water te stappen. Een aantal motieven zijn uitvreten, zwerver, op zoek zijn, ongelukkigheid, verlangen en geld. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in januari 1911. Ik weet dat de schrijver het alledaagse leven van de gewone man in die tijd beschreef. Ik weet dat er in die tijd een soort van standenmaatschappij nog bestond, meerdere mensen leerden lezen en schrijven en boeken konden in grotere hoeveelheden worden gepubliceerd, waardoor ze goedkoper werden en daardoor konden meerdere mensen gaan lezen. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er verzet in voorkomt in de vorm van kritiek en de persoonlijke vrijheidsdrang. Er was ook veel liefde voor de natuur, dat merkte je aan dat de een graag aan het water zat en de ander weer van iets anders hield. Titaantjes
b. 1. Schrijfstijl: Koekebakker gebruikt een ironische stijl, omdat hij in tegenstelling tot
de andere Titaantjes een goed bestaan heeft opgebouwd. 2. Ruimte: de natuur is heel belangrijk, die wordt heel mooi beschreven, terwijl de steden heel grauw en grijs worden beschreven, de Titaantjes hebben zeer lelijke huizen. 3. De verhaalfiguren: • Bavink komt uiteindelijk in een gesticht terecht. • Koekebakker is een journalist en heeft een goed loon. • Ploeger werkt in een gasfabriek, na een tijd werkloos te zijn geweest en een paar kleine baantjes te hebben gehad. • Hoyer had veel geld ontvangen voor een schilderij en hij was socialist geworden. • Bekker was met een eigen bedrijfje begonnen, maar daar ging het niet goed mee, dus moest die failliet laten verklaren. 4. Situaties: • Koekebakker gaat naar Rhenen. • Koekebakker komt terug om te kijken wat er van iedereen is geworden. • Hoyer wordt socialist. • Bavink wordt gek. 5. Vertelwijze: Het verhaal wordt chronologisch verteld en heeft geen flashbacks
en flashforwards. c. Het thema en de motieven: Ze verlangen er naar om iets te bereiken, maar het lukt ze niet. Hun gedachtegang en de realiteit verschillen heel erg. Ze praten over onderwerpen, die allemaal verandert moeten worden volgens hun, maar in de werkelijkheid ligt dat allemaal een stuk moeilijker. Ze sluiten zich daardoor een beetje af van de werkelijkheid. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in juni 1915. Ik weet dat de schrijver het alledaagse leven van de gewone man in die tijd beschreef. Ik weet dat er in die tijd een soort van standenmaatschappij nog bestond, meerdere mensen leerden lezen en schrijven en boeken konden in grotere hoeveelheden worden gepubliceerd, waardoor ze goedkoper werden en daardoor konden meerdere mensen gaan lezen. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er verzet in voorkomt in de vorm van kritiek en de persoonlijke vrijheidsdrang. Er was ook veel liefde voor de natuur, dat merkte je aan dat de een graag aan het water zat en de ander weer van iets anders hield. Dichtertje
ieder wat ze denken en voelen. Zelfs God zijn gedachten komen er in voor. c. Het thema en de motieven: Thema: Het verlangen om een groot dichter te zijn, verlangen naar andere vrouwen. Motieven: eenzaamheid, onbereikbaarheid, seks, liefde en ongelukkigheid. d. Het werk is voor het eerst gepubliceerd in april 1918. Dit werk is typerend voor die tijd, omdat er aandacht is voor droom en fantasie. In het boek komen namelijk geheimzinnige gevoelens en mysterieuze verlangens voor. 4. Beoordeling Ik vind het een boek dat echt typerend is voor die tijd. Het taalgebruik is heel apart en je moet er even aan wennen, maar wanneer je eenmaal een tijdje aan het lezen was dan had je er niet meer zo’n last van, je las bijvoorbeeld steeds den, maar onbewust maak je er op een begeven moment automatisch de van. Ik vond het heel apart dat de eerste twee verhalen De Uitvreter en Titaantjes over dezelfde mannen gaat, dat het verhaal dus eigenlijk gewoon verder gaat en dat Dichtertje dan opeens over iets heel anders gaat. Het was wel een goed boek en ik raad het dan ook wel aan anderen aan om het te lezen. Verwerkingsopdracht De Titanen waren in de Griekse mythologie goden, die na een gevecht om de macht, in de onderwereld gevangen werden gezet. Zij hadden dus niets bereikt na een lang en zwaar gevecht. Bavink, Hoyer, Bekker, Koekebakker en Ploeger praatten altijd alleen maar over de heersende opvattingen die ze niet kunnen uitstaan, maar ze doen er nooit wat aan. Of ze er niks over durven tegen te doen, of te zeggen ik denk dat, dat het is. Ook al zouden ze er iets van zeggen, dat zou helemaal geen verschil maken, want wie luistert er nou iemand in die tijd naar iemand die onder aan de ladder staat. Uiteindelijk wordt Hoyer ook een rijke man terwijl hij eerst altijd zei:’ik nooit!’ Uiteindelijk werd hij dus iemand die hij vroeger altijd verafschuwde. Zij voeren dus ook een gevecht, maar halen nooit de eindstreep die ze willen halen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden