Datum uitgave: 1996
pagina’s: 422, 23e druk
Psychologische roman Titelverklaring: De titel is vrij moeilijk te verklaren. De acacia wordt in de roman explicit ‘het oud symbool der onsterfelijkheid’ genoemd. ‘De acacia blijft altijd groen’ (p.415). Alices bed is bedekt met acaciatakken. en Arthur huilt er ontroostbaar. Tranen worden in de roman meermalen verbonden met bloed. bijvoorbeeld in de al geciteerde passage, waarin Arthur met Andrea voor het laatst vrijt in de lift (p.390). De tranen lijken dan het symbool van de dood. De titel zou dan het contrast formuleren tussen de wanhoop van de tranen en de hoop van de eeuwig groene acacia’s. Of het gaat om de tegenstelling tussen het vergankelijke en het onvergankelijke: het vergankelijke van de mens, met name van de jeugd, tegenover het onovergankelijke van de natuur, het leven? Maar het is ook mogelijk de tranen te interpreteren als het levenssap van de acacia’s. Dan zou de titel
Arthurs problematiek voorstellen las eeuwig, dus onoplosbaar. Alleen het wenen blijft, onveranderlijk, zou dan de betekenis van de titel zijn. De lezer mag een keus maken.
Motto:
Het motto van de roman is: ‘Elle dit l’avenir’ / Et je suis chargé de le vérifier’. Met ‘elle’ zal de paranormaal begaafde grootmoeder worden bedoeld. Zij heeft Arthur in geuren en kleuren een toekomst vol (vooral fysieke) rampen voorspeld. Hij zal tenslotte een afschuwelijke dood sterven, luidde haar profetie. Hoewel Arthur weinig waarde hecht aan de voorspellingen van zijn grootmoeder, heeft hij toch het gevoel dat hij gedoemd is althans een deel van haar profetie in vervulling te laten gaan.
Verhaalopbouw:
Het boek bestaat uit 21 hoofstukken. Variërend van 13 tot 36 pagina’s per hoofdstuk. de eerste 13 hoofdstukken spelen tijden de bezetting in Amsterdam, de laatste 8 in Brussel na de bevrijding.
Thematiek:
Hermans schrijft ideeënromans. Zijn proza moet dienen om zin visie op de mens en het menselijk bestaan duidelijk te maken. die visie is uitgesproken somber. Veelzeggend is zijn voorkeur voor het thema van de oorlog. Voor Hermans is oorlog niet een uitzonderlijke en ongewenste verstoring van de maatschappelijke orde. Oorlog is voor hem illustratief voor het menselijk bestaan. Verschijnselen als verwarring en chaos beperken zich niet tot oorlogssituaties, ze zijn kenmerkend voor de menselijke leefsituatie. In de oorlog toont de mens zijn ware aard. Als de spelregels van de beschaving wegvallen komt aan het licht hoezeer de mens beheerst wordt door lage driften. List en bedrog, zelfzucht en vernietigingsdrang vieren hoogtij. Arthur verkondigt bij herhaling: ‘De oorlog is de beste leerschool voor het leven’ (p. 358, 378)/ Hij ziet niet in ‘waarom het erger zou zijn een mens dood te maken dan een dier’ (p.359). En wanneer hij Ernst doodsteekt, vervult dat hem zelfs met een geluksgevoel (p.214).
Behalve de overduidelijke slechtheid van de mens hanteert Hermans ook graag het menselijk onvermogen om de werkelijkheid te kennen als thema. De mens kent zichzelf noch zijn medemensen noch de hem omringende wereld. Zekerheden bestaan evenmin als waarheden. Het leven is raadselachtig en willekeurig.
Een wisseling van de macht is bijzonder illustratief voor Hermans bedoeling. In de tranen der Acacia’s doet zich voor bij de overgang van bezetting naar bevrijding. Om dezelfde daad wordt Oskar bijvoorbeeld eerst als verzetsman gearresteerd door de Duitsers, later als collaborateur door de Nederlandse justitie. En als Arthur Ernst doodsteekt bij de intocht van de Canadezen is hij er zich helder van bewust dat eenzelfde daad - het doden van een SS-er - de ene dag geprezen zal worden als een dappere verzetsdaad, maar een paar dagen later veroordeeld zal worden als een ontoelaatbare moord.
Ver zet en collaboratie vormen een onontwarbaar geheel van tegenstrijdige meningen. Als Arthur door Amsterdam dwaalt, hoort hij Oskar beurtelings prijzen als onverschrokken verzetsman (p. 187) en brandmerken als ‘stinkende lafbek’, ‘ rottige verrader’ (p. 245). Carola hoort hij nu een bewieroken als ee heldin in he verzet (p. 244), dan weer afbranden als onbetrouwbare ‘ moffenhoer’ (p. 216). Kortom: ‘ alles, slecht en goed, vijand en vriend, verbod en overtreding liep door elkaar heen’ (p. 203). Hermans accentueert de thematiek van het gebrekkige kenvermogen van de mens bovendien door in de roman met opzet tal van raadsels onopgelost te laten.
Motieven:
Als motief draag ik aan dat hij zijn eigen interpretatie van hoe iemand die in Amsterdam heeft gewoond tijdens de bezetting en hoe hij meespeelt in de oorlog, hij doet bijvoorbeeld niet echt veel en is gewoon kwaad op iedereen heeft willen weergeven. Maar vrienden van hem zitten wel in het verzet.
Perspectief:
De vertelsituatie wisselt in de eerste 8 hoofdstukken regelmatig, dan weer vanuit Arthur dan weer vanuit Oskar. En nu en dan ook bij Carola of Ernst. Na hoofstuk 8 wordt de roman vrijwel geheel vanuit Arthur verteld.
Personagages:
Oskar Ossegal, hoofdpersoon, hij heeft 2 identiteiten. zijn eigen en eentje van de goochelaar Eduard Rollinet. Hij is een vriend van Arthur.
Arthur Muttah, hoofdpersoon, hij is sadistisch en rancuneus, ook zien we in het boek verschillende kanten van hem, hij mishandelt zijn grootmoeder en carola en steekt Ernst dood. Maar tegenover zijn vader in Brussel is hij juist zeer vriendelijk.
Carola: bijpersoon, zus van Arthur, haar vriend is een mof die bij hun ingelegerd is.
Ernst: bijpersoon, vriend van Carola en is ingelegerd in het huis van Carola, Arthur en de stiefmoeder.
De stiefmoeder: bijpersoon, zij is een soort orakel voor de mensen in de buurt, Arthur vind haar maar vreemd, en moet niks van haar hebben.
Tijd en volgorde:
Het boek is in een chronologische tijdsvolgorde verteld en speelt zich tijdens de periode 16 mei 1946 - 4 januari 1948.
Plaats/ruimte:
Amsterdam en Brussel
Spanning:
Op het begin is het vrij moeilijk om te blijven lezen omdat je nog niet wanneer het zich afspeelt waar en wat eraan vooraf is gegaan. Maar hoe verder je in het boek komt hoe groter de drang naar het eind wordt. er wordt in het verhaal duidelijk naar een climax toegewerkt.
Stijl:
Hermans streeft ernaar de verhaalwerkelijkheid zo authentiek en exact mogelijk weer te geven. De suggestie van waar-gebeurd-zij wil hij zo sterk mogelijk overbrengen. Daartoe hanteert hij een heldere, beeldende stijl, die met grote precisie registreert. Zo gaat hij ook te werk in ‘De tranen der acacia’s’.
De dwaaltochten van Arthur door Amsterdam en Brussel zijn op een stadsplattegrond te volgen. De oorlogsfeiten bepalen de chronologie van de roman, van maart 1944 tot december 1945: de invasie in Normandië en Dolle Dinsdag, de hongerwinter en de voedseldroppings, de bevrijding van Amsterdam met de schietpartij op de Dam, de atoombom en de capitulatie van Japan, het hele tijd-ruimte decor klopt tot in de details.
Verder zijn de vermelding van destijds populaire liedjes, zoals ‘Don’t fence me in’, de letterlijke weergave van Andrea’s brabbeltaal en van Luciens hoogdravende Vlaams, versterken de werkelijkheidssuggestie van het verhaal.
Taalgebruik:
Hij hanteert een heldere beeldende stijl. Daardoor is het heel makkelijk om het verhaal te blijven lezen en door de door elkaar lopende een vaste verhaallijn te volgen. En tegelijkertijd de verschillende plotwendingen te kunnen plaatsen. Het woordgebruik is normaal net moeilijk niet makkelijk en het verhaal is vanwege de vlotte zinsbouw makkelijk te lezen.
Literaire stroming:
Moderne Nederlandse Literatuur.
Genre:
Psychologische roman.
Samenvatting:
Het verhaal speelt zich af tijdens de tweede wereld oorlog. In het grootste deel van het boek is Arthur aan het woord, in het begin soms ook Oskar, een vriend van Arthur, maar later niet meer. Arthur woont in een flat, boven zijn oma en zijn schoonzus, Carola. Het verhaal begint in een trein, in die trein zit Oskar en hij is op weg om een pakketje af te leveren in de buurt van Kampen. Als hij op de plaats van bestemming aankomt, kan hij zijn treinkaartje niet vinden, en vlucht daarom van het station af. Als hij veilig ontkomen, zoekt hij een herberg. In die herberg slaapt hij ’s nachts met een meisje, hoewel hij er niet veel zin in had. Ondertussen denkt Arthur dat Oskar opgepakt is omdat hij hem een brief zou sturen, die Arthur in het Vondelpark op zou halen, maar die brief kwam dus maar niet. Arthur wordt later ook opgepakt en naar een Duitse gevangenis gebracht, waar hij eerst steeds met andere mensen, en uiteindelijk- met drie andere jongens in een cel komt. Als Arthur dit van Carola hoort verwijt hij haar dat zij niets om Oskar geeft en hij baalt ervan dat hij zelf niets voor hem kan doen. Hij is bang dat hij zelf binnenkort opgepakt zal worden, en gaat daarom opzoek naar een fiets om zelf te vluchten en om de vrouw van Oskar, Andrea te waarschuwen. Toen hij de fiets ging halen, zag hij daar het lampje van Carola liggen en dacht dat zij daar geweest was. Om die mensen te helpen en om zijn zus te vervelen, vroeg hij aan die mensen of zij Oskar kenden. Toen hij later niet veel informatie daarover kwijt wilde, werd hij in elkaar geslagen, maar toen hij bij kwam lieten ze hem gaan. Toen hij daarna weer thuis kwam, zat er een Duitser op de bank. Hij zij dat hij een gedeserteerde soldaat was en een vriend van Carola, maar Arthur vertrouwde hem niet. Toen hij de kans kreeg ging hij daarom zo snel mogelijk naar Andrea. Andrea is een zeer aantrekkelijke vrouw en Arthur blijft bij haar slapen tot Oskar weer thuis komt. Oskar zat ondertussen in een cel met een boer, die constant over vrijkomen praatte, en een Deen. Zijn gezelschap stelde Oskar wel op prijs, maar helaas werd de Deen na een paar dagen naar een andere cel verplaatst. Er zat ook nog een jongen bij hem in de cel. Deze jongen was erg depressief, en bang, en zij probeerden hem een beetje op te vrolijken of af te leiden. Een tijdje later, hangt deze jongen zichzelf op, maar Oskar kan hem nog net op tijd naar beneden halen. Dan komt de Deen met een ontsnappingsplan. De jongen en Oskar mogen ook mee, maar worden later weer opgepakt. Wel krijgt Oskar een nieuwe mogelijkheid om te ontsnappen, hij moet dit ook doorgeven aan een Engelsman, maar dit lukt hem niet meer. Ze zullen verplaatst worden, en de laatste wagen wordt overvallen. Als hij thuiskomt, ligt Andrea met Arthur in bed, maar Oskar wordt helemaal niet kwaad. Daar kan Arthur niet goed tegen. Oskar duikt met Andrea een tijdje onder in Veluwe . Arthur vind Oskar een verrader, omdat hij van Andrea een ander verhaal hoorde over de reis naar Kampen dan van Carola. Oskar biedt Arthur aan in zijn huis te blijven zolang hij en Andrea weg zijn, omdat Arthur niet meer naar huis wil en durft. Dat wil Arthur niet en die besluit naar zijn vader in Brussel te gaan. Die avond gaat hij wel naar huis, en maakt daar ruzie met Carola. Dan wordt Nederland bevrijd, Arthur is niet erg onder de indruk. Het huis van Carola wordt met moffenhoer en andere kreten beschildert, en mensen knippen stukken van haar haar af. Al hij terug komt, zit hij zijn oma achterna met een gloeiende pook, en als Ernst haar te hulp wil schieten vermoord hij Ernst. Carola en Arthur dumpen het lichaam ’’s nachts in een gracht, zodat zij een dokter voor grootmoeder kunnen halen die al die tijd ineen gezakt op de grond lag. Ze dachten dat grootmoeder dood was, maar later blijkt dat niet zo te zijn. Hij lift met wat geallieerden mee naar Brussel. Daar wordt hij bij zijn vader hartelijk ontvangen. Hij probeert daar een meisje te vinden zodat hij bij zijn vader kan blijven. In de meid die daar werkt, heeft hij echter geen interesse. Hij vindt er later een meisje, Gaby waar hij wat tijd mee doorbrengt. De vrouw van zijn vader is ziek, zij is zeer gesteld op Arthur. Als Arthur na een tijdje weg moet uit het huis, vanwege het geldgebrek van zijn vader, sterft zij door de zorgen die zij zich om hem maakt. Arthur besluit dan in het leger te gaan. Zijn vader zorgt voor hem voor een nieuw persoonsbewijs, hij is nu een Jood, die eigenlijk omgekomen is tijdens de oorlog. Na vier maanden krijgt hij het benauwd en gaat een paar dagen naar Amsterdam. Daar krijgt hij te horen dat Arthur gearresteerd is. Daarna gaat hij weer naar Brussel en daar hoort hij dat Alice, de vrouw van zijn vader overleden is. De man van een van haar dochters verwijt hem dat ze dood gegaan is, als hij nooit gekomen was, had zij zich ook nooit zo’’n zorgen om haar te maken. Arthur liftte met een paar Canadese soldaten mee. Hij komt dan op een feest terecht waar Carola ook is maar voor zij hem in de gaten krijgt gaat hij er weer vandoor.. Hij gaat met een hoertje mee dat zijn geld steelt. Dan gaat hij weer naar het huis van zijn vader om Alice bloemen te brengen. Later geeft hij daar over, van dronkenschap. De volgenden ochtend gaat Arthur er weer vandoor, en hij gaat weer naar hetzelfde hoertje terug, en daar pleegt hij zelfmoord.
geloofwaardigheid van het verhaal:
Doordat Hermans ernaar streeft de verhaalwerkelijkheid zo exact mogelijk weer te geven is het waar-gebeurd-zijn gehalte hoog. Hij hanteert een heldere, beeldende stijl, die met grote precisie registreert. Zo gaat hij ook te werk in de tranen der acacia’s.
Iets over de auteur:
Willem Frederik Hendrik behoorde samen met Harry Mulisch en Gerard Reve tot de drie grote naoorlogse schrijvers.
Hij werd geboren in Amsterdam op 1 september 1921 en volgde zijn middelbare opleiding aan het Barlaeus gymnasium te Amsterdam. In 1940 is hij aan een studie sociale geografie begonnen maar stapte na een jaar over op fysische geografie. In 1953 werd hij benoemd aan de rijksuniversiteit Groningen aanvankelijk als assistent en later als lector in fysische geografie. Hij promoveerde in 1955 aan de universiteit van Amsterdam op een Franstalig proefschrift dat handelde over aardlagen in een gebied in Luxemburg.
Hermans werd na de oorlog medewerker aan verschillende literaire tijdschriften, ondermeer Podium. Hij trouwde op 4 juli 1950 met Emmy Meurs met wie hij een kind kreeg (Ruprecht).
In 1952 werd hij vervolgd wegens een passage in Ik heb altijd gelijk, die beledigend voor katholieken werd geacht. Er volgde vrijspraak. Eind jaren zestig koos Hermans partij tegen Renate Rubinstein en Aad Nuis in de zogeheten Weinreb-affaire.
Daarnaast werd Hermans bekend doordat hij de filosoof Ludwig Wittgenstein bij het grote publiek introduceerde; hij vertaalde diens Tractatus logico- philosophicus.
In de omgang was Hermans doorgaans niet gemakkelijk. De titel van een van zijn romans Ik heb altijd gelijk was zeker ook op hem persoonlijk van toepassing, en zijn tegenstanders kon hij op onaangename (maar zeer rake en voor toeschouwers vermakelijke) wijze de grond in boren.
Toch kon Hermans in zijn persoonlijk leven ook heel hartelijk zijn. Tot zijn vrienden behoorden ondermeer de schilder Carel Willink, de actrice Sylvia Kristel, en de schrijver Freddy de Vree.
Zijn werk bestaat uit romans, korte verhalen, essays, filosofisch en wetenschappelijk werk.
Hermans overleed op 27 april 1995 als gevolg van zijn jarenlange rokersgewoonte.
Verdiepingopdracht:
Evaluatie:
Ik heb het boek met plezier gelezen en ben ook blij dat ik het gedaan ehb, maar ik denk niet dat ik denk niet dat ik het nog een eker kan lezen. het is te langdradig en er spelen teveel dingen om een duidelijke verhaallijn te ontdekken.
Het eind van het boek is wel te verwachten, Arthur heeft al die voorspelling van zijn stiefmoeder gekregen dat hij een verschrikkelijke dood zou hebben en hijzelf heeft al gezegd dat hij helemaal niemand is. Dus het moment dat hij doodgaat komt dan ook niet meer echt aan als een schok.
Geraadpleegde literatuur:
Het boek de tranen der Acacia’s.
Samenvattingen van de bibliotheek.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Frederik_Hermans
pagina’s: 422, 23e druk
Psychologische roman Titelverklaring: De titel is vrij moeilijk te verklaren. De acacia wordt in de roman explicit ‘het oud symbool der onsterfelijkheid’ genoemd. ‘De acacia blijft altijd groen’ (p.415). Alices bed is bedekt met acaciatakken. en Arthur huilt er ontroostbaar. Tranen worden in de roman meermalen verbonden met bloed. bijvoorbeeld in de al geciteerde passage, waarin Arthur met Andrea voor het laatst vrijt in de lift (p.390). De tranen lijken dan het symbool van de dood. De titel zou dan het contrast formuleren tussen de wanhoop van de tranen en de hoop van de eeuwig groene acacia’s. Of het gaat om de tegenstelling tussen het vergankelijke en het onvergankelijke: het vergankelijke van de mens, met name van de jeugd, tegenover het onovergankelijke van de natuur, het leven? Maar het is ook mogelijk de tranen te interpreteren als het levenssap van de acacia’s. Dan zou de titel
Arthurs problematiek voorstellen las eeuwig, dus onoplosbaar. Alleen het wenen blijft, onveranderlijk, zou dan de betekenis van de titel zijn. De lezer mag een keus maken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
D.
D.
De samenvatting van 'De tranen der Acacia's bevat fouten. Bv de zin 'Ondertussen denkt Arthur dat Oskar opgepakt is omdat hij hem een brief zou sturen, die Arthur in het Vondelpark op zou halen' (hoofdstuk 2) Deze zin staat in de samenvatting op deze site. In hoofdstuk 2 staat echter duidelijk dat hij de brief af moest halen bij een van de kiosken op het Damplantsoen, die daar in de oorlog stonden en overigens al lang verdwenen zijn.
Verder lees ik in de samenvatting: 'Arthur wordt later ook opgepakt en naar een Duitse gevangenis gebracht'. Dat staat niet in het boek. Dit gaat nog steeds over Oskar. Arthur is nooit gearresteerd.
Met vriendelijke groet
Dan
15 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
mooi man
20 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Goed overgenomen van Reyer Kraan, puik stukje kopieer-en-plak werk.
11 jaar geleden
AntwoordenO.
O.
Het boek speelt zich niet af van 1946-1948, maar is geschreven in die tijd. De bevrijding, die midden in het boek plaatsvindt, was immers in 1945
10 jaar geleden
Antwoorden