Gebruikte editie
Eerste druk: oktober 2006
Gebruikte druk: 2e
Aantal bladzijden: 280
Uitgever: Sapienta/ Prelum Uitgevers, Maarn Gegevens voorkant Op de voorkant van de roman staat een hoge rode stoel , waarover een doktersjas hangt. Het moet de stoel van God voorstellen. Genre In zijn verantwoording geeft de schrijver aan dat hij een roman heeft willen schrijven en dat er sprake is van fictie. Geen van de personages berust op werkelijkheid. Maar de manier waarop het verhaal wordt verteld doet toch heel sterk denken aan non-fictie en de aanduiding “roman”lijkt meer een camouflagetechniek. Als lezer vind ik de genreaanduiding “roman”ook minder geschikt, daarvoor beschikt het boek over m.i. te weinig literaire kwaliteiten. Er is bovendien een overdaad aan medische termen, die weliswaar in een woordenlijst verklaard worden, maar die in een roman als overdaad kunnen worden gezien. Niettemin is het een indrukwekkend boek dat ik toch liever zou willen indelen bij de zogenaamde “non-fictie” boeken. Ik denk dat de auteur daar ook beter aan had gedaan, maar wellicht heeft te maken met de gevoeligheid en de taboesfeer van het onderwerp. Als beschrijving van een aantal casussen zou ik als lezer ook dezelfde interesse hebben gehad voor het onderwerp. Als roman is het boek toch minder geslaagd. Niettemin acht ik het boek wel geschikt om op de literatuurlijst te plaatsen voor havo en vwo, met de bovengenoemd beperkingen in aanmerking genomen. Een waardering van 2 punten is zeker op zijn plaats. De flaptekst Actieve levensbeëindiging bij kinderen is een controversieel onderwerp. De praktijk in Nederland leidt met enige regelmaat tot internationale kritiek, zoals onlangs nog door de Italiaanse minister Giovanardi. Zelfs in vakliteratuur voor kinderartsen wordt de Nederlandse situatie aan de kaak gesteld. Het standaardwerk “Nelson Textbook of Pediatrics” vergelijkt in haar 15de editie de Nederlandse situatie met die van Nazi Duitsland. De Zwolse kinderarts Paul Brand is hierdoor geprikkeld. In zijn debuutroman “De Stoel van God” geeft hij op een aangrijpende, ingetogen en integere manier inzicht in de overwegingen van een arts rondom euthanasie bij kinderen. In “De Stoel van God” volgen we het werk en leven van kinderarts Theo van Diepen. We leren hem kennen als co-assistent op de afdeling kindergeneeskunde en volgen hem tot in zijn carrière als kinderlongarts. We zijn betrokken bij belangrijke leermomenten tijdens zijn opleiding en leven mee bij emotionele gebeurtenissen als het overlijden van ernstig zieke kinderen. Een van die kinderen is Klaas. Klaas lijdt aan de taaislijmziekte oftewel cystic fibrosis. Kinderen met deze ziekte worden vaak niet oud en sommige van hen leiden een leven dat zich half in ziekenhuizen afspeelt. Klaas is elf als de ziekte in de terminale fase komt. Theo is zijn arts en maakt van dichtbij mee hoe het kind en zijn ouders daarmee omgaan. Klaas geeft duidelijk aan niet voor longtransplantatie in aanmerking te willen komen. Een besluit met grote gevolgen. Voor Klaas en voor zijn ouders. Maar zeker ook voor Theo van Diepen. Als arts wordt hij geconfronteerd met het grootste dilemma van het vak. Kiezen tussen leven en dood. Kiezen tussen zakelijke wetenschappelijke kennis en zijn gevoel als mens. Kiezen tussen wat wettelijk mag en wat vanuit goed dokterschap moet. Worstelen met dilemma’s rondom actieve levensbeëindiging bij kinderen. Wie aan dit boek begint, heeft geen andere keus dan het uit te lezen. Het boek geeft een indrukwekkend inzicht in de persoonlijke afwegingen die artsen maken bij de behandeling van hun meest zieke patiënten, maar biedt ook een onthullende blik in de keuken van de besloten medische beroepsgroep. Het is ingetogen geschreven, maar zodanig aangrijpend dat het iedere lezer, ook die geen ervaring met ernstig zieke kinderen heeft, zal intrigeren. Motto en opdracht Het boek heeft geen motto en geen opdracht.
Structuur en verhaalopbouw
Er is eerst sprake van een “Voorwoord”waarin de auteur de positie van euthanasie in Nederland schetst. Het gaat in dit boek om euthanasie bij kinderen en dat is internationaal fel omstreden. Nederland wordt in publicaties wel vergeleken met nazi-Duitsland.
Daarna is er een proloog waarin de ikfiguur aangeeft hoeveel moeite het doktoren kost om kinderen te zien sterven. Daarna komen er 17 hoofdstukken die op hoofdstuk 1 na chronologisch worden verteld. Hoofdstuk 1 zou in principe helemaal aan het eind kunnen worden geplaatst, want het is de sollicitatie van de hoofdfiguur na afloop van zijn proces. De sollicitatie kan niet met succes worden afgerond. Daarna word in de hoofdstukken 2 tot en met 17 de loopbaan van dokter Theo van Diepen verteld,van zijn assistent-schappen tot aan de beslissing om actieve euthanasie toe te passen. Het laatste hoofdstuk (epiloog) is dan een brief van d e ouders van de jongen op wie Theo euthanasie heeft toegepast om hem te bedanken. Daarna volgt een verantwoording waarin Paul Brand aangeeft dat hij een roman heeft willen schrijven en de problematiek van het sterven van kinderen heeft willen aangeven. Tenslotte is er nog een verklarende woordenlijst, waarin allerlei medische termen worden uitgelegd. Deze medische termen worden in de loop van de roman veelvuldig gebruikt.
Perspectief
Het belangrijkste deel van de roman wordt verteld in de ikvorm door dokter Theo van Diepen. Hij is in 1967 geboren (volgens één van de flashbacks) en in 2003 is hij dus 46 jaar. De andere vertellers zijn Annemarie, de moeder van Klaas en Klaas zelf. Zij vertellen in de hij/zijvorm en zijn dus eigenlijk personale vertellers met auctoriale trekjes. Er wordt boven een hoofdstuk steeds aangegeven wie de verteller is. De hoofdstukken hebben geen titel maar een aanduiding van de verteller bijvoorbeeld: Theo 1992.
Titelverklaring
De titel van de roman wordt uitgelegd in de roman zelf. Doktoren moeten vaak een beslissing nemen die eigenlijk in handen van God is, ze moeten namelijk beslissen over leven en dood. Ze nemen dan plaats in de stoel van God. De titel wordt enkele keren in de roman in de gesprekken aangegeven. Dat gebeurt o.a op blz. 91, wanneer Theo met zijn zwaar zieke oma (ze heeft borstkanker in een terminaal stadium) een gesprek voert over het voortijdig beëindigen van het leven, omdat ze vreselijke pijnen lijdt.
Tijd en decor
Aangezien in de hoofdstukken steeds wordt aangegeven in welk jaar de handeling zich afspeelt, is het niet moeilijk de tijd van de roman te bepalen. De eerste handelingen van Theo zijn in 1991 en de laatste in september 2003, wanneer hij in hoofdstuk 1 solliciteert naar een nieuwe betrekking. In een afwijkend lettertype worden twee flash backs verteld: een bezoek aan een polikliniek toen hij nog een jongen was en een bezoek aan zijn oma die terminaal was. Beide flashbacks zijn van belang voor de doktersopvattingen van Theo.
Het decor is een ziekenhuis in Zwolle waar Theo op den duur arts in de kinderlong geneeskunde is. Er is eigenlijk meer sprake van een belangenruimte, omdat het vooral gaat om de belangen die de dokter moet afwegen op de IC van een ziekenhuis. Daar wordt beslist over leven of dood en wie er op de stoel van God gaat zitten.
Samenvatting van de inhoud
In het eerste hoofdstuk (gedateerd september 2003) wordt verteld over een sollicitatie die Theo van Diepen heeft. Het gesprek verloopt heel goed en hij krijgt een heel goed gevoel. Maar de hamvraag wordt ook hier: “Wat heeft u in de periode van 2002-2003 gedaan?. De open plek in zijn CV. Hij moet dan antwoorden dat hij in die tijd met een rechtszaak te maken heeft gekregen vanwege het uitoefenen van actieve euthanasie. Hij krijgt later te horen dat hij de baan niet krijgt.
Daarna gaan we terug in de tijd en leren we Theo van Diepen kennen als co-assistent in een ziekenhuis. Het is een heel sympathieke man die ervoor gekozen heeft de mensheid te dienen. Zij houding wordt mede bepaald door ervaringen in het verleden: o.a. de keer toen hij met zijn moeder in de polikliniek van een ziekenhuis was, werden ze onheus behandeld. Zijn moeder zei daar iets van en ze werd door de dokter berispt: ze moest haar excuus aanbieden aan de secretaresse van de dokter en dat deed ze niet. Theo ervaart dat collega’s van hem nog steeds de ouders niet goed behandelen. Wanneer hij zichzelf anders opstelt, merkt hij dat ouders dat heel erg op prijs stellen en dat bepaalt wel zijn houding in het ziekenhuis. Hij is dan ook best populair en ook zijn hoogleraren mogen hem in principe graag. Zo ziet hij een keer hoe ene dokter Tjebbe een “slechtnieuwsgesprek” heeft met een volwassen patiënt bij wie de leukemie teruggekeerd is. De manier waarop de dokter dit gesprek voert, krijgt de bewondering van Theo mee. Het is best moeilijk om iemand te vertellen dat hij dood gaat, maar het is wel heel belangrijk voor de mensen zelf dat dit op een respectvolle manier geschiedt.
In die periode wordt Theo ook geconfronteerd met Klaas, een baby van wie al heel vroeg geconstateerd wordt dat hij cystic fibrosis heeft. Hierna wordt de ziekte steeds aangeduid met CF. In het Nederlands staat die ziekte bekend als “taaislijmziekte”. Patiënten die daaraan lijden, worden niet heel oud en krijgen het op het laatst van hun leven heel benauwd. Theo helpt de vertwijfelde ouders Annemarie en Edward Reukema heel goed en ze bedanken hem voor zijn menselijke inzet. In dit hoofdstuk wordt veel informatie verstrekt over de ziekte CF en dat is voor een romanlezer toch wel erg technisch.
Het is voor Theo een eerste ervaring bij de kindergeneeskunde als co-assistent en hij weet nog niet goed welke richting hij uit moet. Een week later ontmoet hij een nieuwe patiënt op die afdeling: Kevin en die baby is ook binnengebracht met ernstige verschijnselen. Een van de zaalartsen maakt een cruciale fout door de verschijnselen bij Kevin ook voor CF aan te zien. Theo denkt zelf aan iets anders en na het weekend blijkt dat ook het geval te zijn. De zweettest die bij CF erg belangrijk is, werd door de zaalarts verkeerd geïnterpreteerd en de diagnose is lang zo erg niet: het ging meer om de gevolgen van extreem eczeem. De hoogleraar corrigeert de zaalarts met een standje (vergissen is menselijk , maar ze moet haar fout erkennen en dat doet ze niet) Theo mag van het bijzondere geval een artikel voor The Lancet schrijven en wonder boven wonder wordt dat later geplaatst ook, waardoor hij toch wel enige faam verwerft. Publiceren in The Lancet is toch iets unieks voor doktoren. Het levert ook jaloerse gevoelens op.
Een jaar later heeft hij een co-schap bij een huisarts. Hij moet visites rijden en ze komen bij een oude man die een heel zwaar hartinfarct heeft. De Gronings huisarts beslist dat d e man gewoon thuis moet sterven en bij zijn familieleden moet blijven in plaats van in een ziekenhuis te sterven. In dit hoofdstuk is een belangrijke flashback te lezen. De oma van Theo van Diepen sterft in 1982 aan een ongeneeslijke borstkanker: ze moet helse pijnen lijden maar haar artsen willen haar niet laten inslapen. Zijn oma en hij praten over “op de stoel van God zitten.” Het is een van die ervaringen die Theo in zijn latere leven meeneemt.
Intussen heeft Theo gekozen voor de kindergeneeskunde. Na enkele jaren wordt Klaas met zijn CF weer binnengebracht. Ook vertelt een van d e doktoren hem dat een andere arts op de afdeling het lijden van een kind niet goed heeft kunnen aanzien en toen een slaapmiddel en een spierverslapper had toegediend. Dat is in Nederland niet toegestaan, een verpleegkundige had hem verraden, en de dokter was veroordeeld vanwege het niet juist invullen van de papieren. Theo is nog steeds van mening dat je kinderen niet onnodig moet laten lijden. Dat ziet hij aan de hand van het geval met de zwaar zieke Sven. Dat jongetje heeft een fline doodsstrijd mee te maken en actieve beëindiging van het leven zou de beste oplossing zijn. Dokter Jaarsema besluit na overleg met de ouders op de stoel van God te gaan zitten. Hij geeft een extra middel o.a. een spierverslapper en Sven sterft een humane dood. Op het formulier wordt een natuurlijke dood vermeld. Svens ouders zijn erbij en zijn vader vertelt aan Sven dat hij hem halverwege de reis zal brengen. Theo vindt het fantastisch van de ouders, maar heeft als hij thuiskomt toch heel veel stof om na te denken. Hij kan er niet zo over praten met zijn vrouw Saskia die het allemaal rationeel bekijkt. Theo heeft inmiddels ook kinderen gekregen.
Intussen heeft de moeder van Klaas veel kennis verworven over CF en ze is coördinator bij de landelijke patiëntenvereniging. Ze komt weer met Klaas die zijn eerste longontsteking oploopt in het ziekenhuis en ook met Theo praat ze over de levensbeëindiging van kinderen. Zij is van mening dat kinderen zelf mogen meebeslissen over wat er met hen gebeurt. Theo maakt ook weer een geval mee op de afdeling “Neonatalogie”. Dit zijn kinderen die te vroeg geboren zijn en de apparaten en de dood heersen daar op de afdeling. Hij raakt betrokken bij een incident waarbij een Oostenrijkse toeriste een kind veel te vroeg ter wereld brengt: het kind weeg 650 gram en is nauwelijks levensvatbaar. Hij vertelt de waarheid aan de ouders; de ziekenhuispastoor wil het kind ’s nachts niet dopen en daarom vragen de ouders of Theo het wil doen: hij is immers katholiek en dan mag je dat ook doen in geval van nood Het is een uniek moment. Later geeft Theo het kind nog een extra middel waardoor het heel rustig in de armen van zijn moeder sterft. De Oostenrijkers zijn hem erg dankbaar en hij krijgt een jaar later nog een geboortekaartje van een kindje van het stel.
Met Klaas gaat het steeds slechter: hij is 8 á 9 jaar oud en hij komt in het ziekenhuis ook weer in aanraking met een ander CF-patiëntje Kim. Deze krijgt een longtransplantatie: er is een donor voor haar gevonden en dat zou in de toekomst ook kunnen gebeuren met Klaas, die een aandoening krijgt aan zijn longkwabben. Beiden liggen op een zeker moment op de IC. Bij Kim komen echter afstotingsverschijnselen van de nieuwe longen voor en Klaas is er getuige van dat Kim een ongelijke en zware doodstrijd meemaakt. Ze moet veel vocht binnenkrijgen het lijkt wel een opblaaspop, wanneer ze tenslotte sterft. Ook voor Theo is dit weer een flinke klap.
Wanneer hij een half jaar later met vakantie is, maar wel dienst heeft, wordt hij opgepiept omdat Klaas een longbloeding zou hebben gekregen. Dat is bijna altijd fataal: hij gaat naar het ziekenhuis waar het gelukkig met Klaas wel meevalt, maar hij komt in gesprek met de ouders Annemarie en Edward die vinden dat Klaas het laatste jaar sinds de dood van Kim erg veranderd is. Hij is niet meer zo onbezorgd en hij wil maar niet met zijn ouders praten over wat hem dwars zit. Theo neemt die taak op zich en hij hoort dat Klaas eigenlijk met een moeilijk probleem rondloopt: hij wil niet zo’n dood sterven als Kim en wil dus zeker geen transplantatie voor zijn longen ondergaan. Wanneer Theo dit vertelt aan de ouders zijn die erg van slag, maar het is nu eenmaal wel de wil van Klaas zelf. Hij blijkt bovendien diabetes te hebben, ook dat nog. Dat is weer een complicerende factor voor zijn gezondheid. Het gaat eerst weer een tijdje goed met Klaas maar daarna weer niet. Hij is vroegrijp voor zijn leeftijd, wat vaak voorkomt bij kinderen die veel in een ziekenhuis verblijven. Zijn lievelingsnummer op zijn MP-3speler is “Mooie dag” (voor de dood) van Blöf. Theo kent het niet. Hij is intussen wel van mening dat Klaas een eerlijke en humane dood verdient. Er volgen nog wat gesprekken met Klaas, Annemarie en Edward. Het plan voor een actieve euthanasie lijkt klaar te liggen. Theo laat de verklaring ook nog ondertekenen door Klaas. Dat wordt hem achteraf fataal als een verpleegkundige Eline dat later verklapt aan de Officier van Justitie. Hij raadpleegt nog zijn collega Jaarsema , die ooit Sven “geholpen” heeft en die geeft hem nog wat adviezen over de procedure. Klaas krijgt het weer heel benauwd en dan is het zover: na de morfine krijgt Klaas een slaapmiddel en een spierontspanner en treedt de dood in. Het is allemaal erg mooi, want zijn ouders zijn erbij en hij sterft een humane dood.
Toch komt er nog ellende van, want hij heeft niet zorgvuldig genoeg gehandeld in de ogen van de Officier van Justitie. Ook Theo is aangeklaagd door de verpleegkundige . Het komt tot een rechtszaak en hoewel er best begrip is van de zijde van de rechters, wordt hij toch veroordeeld tot een week voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar.
In de epiloog schrijven Annemarie en Edward, de ouders van Klaas, een jaar na diens dood een bedankbrief. Ze hebben zich niet met de rechtszaak willen bemoeien, omdat ze dat niet aankonden, maar ze bedanken Theo van Diepen voor alles wat hij voor hen en Klaas heeft gedaan. Voor Theo heeft het wel gevolgen (zie hoofdstuk 1) Hij krijgt de begeerde baan niet.
Thematiek en symboliek
Het is natuurlijk niet moeilijk wat het thema van dit boek is. Alles draait om de vraag of actieve euthanasie in Nederland ook op kinderen mag worden toegepast. Tot nu toe verbiedt de wet dat. Een arts moet bij de aanvaarding van zijn ambt een eed af leggen. (“primum non nocere”, wat “in eerste instantie geen kwaad doen “ betekent) Met deze hoofdgedachte in hun werk hebben veel doktoren moeite wanneer ze mensen ondraaglijk zien lijden. Waarom is het noodzakelijk het leven onnodig te rekken. Door onze moderne apparatuur zijn we in staat mensen langer in leven te houden, maar het is niet zo dat ze daarmee een menswaardig bestaan krijgen. Voor volwassenen is nu wettelijk euthanasie geregeld, maar kinderen mogen niet zelf beslissen of ze een nog langere behandeling willen, omdat ze wilsonbekwaam zouden zijn. Daardoor moeten sommige kinderen op de IC een ongelijke en vaak pijnlijke strijd tegen de toch onafwendbare dood voeren. Artsen vinden dit soms heel onrechtvaardigheid en staan met de Latijnse spreuk in hun achterhoofd voor een geweldig dilemma. In de roman is dit dilemma voor de sympathieke kinderlongspecialist Theo (let op de naam, afgeleid van God) van Diepen. In zijn jeugd heeft hij gezien hoe zijn oma een pijnlijke strijd tegen borstkanker voerde en hij sprak met haar over “De stoel van God.” In zijn co-assistentschap zag hij hoe een huisarts op het platteland voor een zelfde beslissing stond en dat in Theo’s ogen heel verstandig aanpakte. Op de kinderafdeling van de ziekenhuis waar hij stage liep en in de praktijk van de afdeling neonatalogie kwam steeds weer de vraag bij Van Diepen op tot hoever de medische behandeling moet worden doorgevoerd, waar pijnbestrijding begint en waar de vraag voor een humane dood begint. Mag de dokter op “de stoel van God gaan zitten.”
In zijn handelen blijkt dat Van Diepen (en dus waarschijnlijk zijn geestelijk vader Paul Brand) voorstander zijn van een soort zelfbeschikkingsrecht van de zieke kinderen zelf. Door zijn handelwijze kweekt hij begrip voor de problematiek bij zijn lezerskring. Hij geeft aan dat kinderen die al heel lang pijn hebben gelden, recht hebben op een pijnloze dood. Actieve euthanasie op kinderen valt juridisch onder de noemer “moord.” , maar de lezer die gezien heeft hoe Sven, Kim, Klaas en de kleine Oostenrijkse boreling weet dat de dokter alleen maar zijn lijfspreuk “primum non ocere” nakomt. Daarmee is “De stoel van God” een indrukwekkend boek, maar nogmaals gesteld het is geen geslaagde roman. Een andere vorm voor dezelfde problematiek zou m.i. waarschijnlijk beter op zijn plaats zijn geweest.
Over de schrijver
Dr Paul L.P. Brand werd in 1961 geboren in Haren (Groningen). Hij studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na het behalen van het artsexamen in 1987 verrichte hij enkele jaren onderzoek bij de afdeling longziekten van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Dit onderzoek werd afgesloten met een promotie cum laude in 1993.
Van 1990 tot 1995 werd hij opgeleid tot kinderarts in de Beatrix Kinderkliniek van het Academisch Ziekenhuis in Groningen en in het St Elisabeth Hospital op Curaçao. Vervolgens werd hij, opnieuw in Groningen, opgeleid tot kinderarts-pulmonoloog.
Sinds 1997 is Brand kinderarts in de Isala klinieken in Zwolle, het grootste algemene opleidingsziekenhuis van Nederland. Hij is in dit ziekenhuis opleider kindergeneeskunde en hoofd medisch opleidingsbeleid. In 2005 werd hij uitgeroepen tot ‘zorgvernieuwer van het jaar’ in de Isala klinieken. Naast kinderarts is hij ook een erkend onderzoeker.
Gebruikte druk: 2e
Aantal bladzijden: 280
Uitgever: Sapienta/ Prelum Uitgevers, Maarn Gegevens voorkant Op de voorkant van de roman staat een hoge rode stoel , waarover een doktersjas hangt. Het moet de stoel van God voorstellen. Genre In zijn verantwoording geeft de schrijver aan dat hij een roman heeft willen schrijven en dat er sprake is van fictie. Geen van de personages berust op werkelijkheid. Maar de manier waarop het verhaal wordt verteld doet toch heel sterk denken aan non-fictie en de aanduiding “roman”lijkt meer een camouflagetechniek. Als lezer vind ik de genreaanduiding “roman”ook minder geschikt, daarvoor beschikt het boek over m.i. te weinig literaire kwaliteiten. Er is bovendien een overdaad aan medische termen, die weliswaar in een woordenlijst verklaard worden, maar die in een roman als overdaad kunnen worden gezien. Niettemin is het een indrukwekkend boek dat ik toch liever zou willen indelen bij de zogenaamde “non-fictie” boeken. Ik denk dat de auteur daar ook beter aan had gedaan, maar wellicht heeft te maken met de gevoeligheid en de taboesfeer van het onderwerp. Als beschrijving van een aantal casussen zou ik als lezer ook dezelfde interesse hebben gehad voor het onderwerp. Als roman is het boek toch minder geslaagd. Niettemin acht ik het boek wel geschikt om op de literatuurlijst te plaatsen voor havo en vwo, met de bovengenoemd beperkingen in aanmerking genomen. Een waardering van 2 punten is zeker op zijn plaats. De flaptekst Actieve levensbeëindiging bij kinderen is een controversieel onderwerp. De praktijk in Nederland leidt met enige regelmaat tot internationale kritiek, zoals onlangs nog door de Italiaanse minister Giovanardi. Zelfs in vakliteratuur voor kinderartsen wordt de Nederlandse situatie aan de kaak gesteld. Het standaardwerk “Nelson Textbook of Pediatrics” vergelijkt in haar 15de editie de Nederlandse situatie met die van Nazi Duitsland. De Zwolse kinderarts Paul Brand is hierdoor geprikkeld. In zijn debuutroman “De Stoel van God” geeft hij op een aangrijpende, ingetogen en integere manier inzicht in de overwegingen van een arts rondom euthanasie bij kinderen. In “De Stoel van God” volgen we het werk en leven van kinderarts Theo van Diepen. We leren hem kennen als co-assistent op de afdeling kindergeneeskunde en volgen hem tot in zijn carrière als kinderlongarts. We zijn betrokken bij belangrijke leermomenten tijdens zijn opleiding en leven mee bij emotionele gebeurtenissen als het overlijden van ernstig zieke kinderen. Een van die kinderen is Klaas. Klaas lijdt aan de taaislijmziekte oftewel cystic fibrosis. Kinderen met deze ziekte worden vaak niet oud en sommige van hen leiden een leven dat zich half in ziekenhuizen afspeelt. Klaas is elf als de ziekte in de terminale fase komt. Theo is zijn arts en maakt van dichtbij mee hoe het kind en zijn ouders daarmee omgaan. Klaas geeft duidelijk aan niet voor longtransplantatie in aanmerking te willen komen. Een besluit met grote gevolgen. Voor Klaas en voor zijn ouders. Maar zeker ook voor Theo van Diepen. Als arts wordt hij geconfronteerd met het grootste dilemma van het vak. Kiezen tussen leven en dood. Kiezen tussen zakelijke wetenschappelijke kennis en zijn gevoel als mens. Kiezen tussen wat wettelijk mag en wat vanuit goed dokterschap moet. Worstelen met dilemma’s rondom actieve levensbeëindiging bij kinderen. Wie aan dit boek begint, heeft geen andere keus dan het uit te lezen. Het boek geeft een indrukwekkend inzicht in de persoonlijke afwegingen die artsen maken bij de behandeling van hun meest zieke patiënten, maar biedt ook een onthullende blik in de keuken van de besloten medische beroepsgroep. Het is ingetogen geschreven, maar zodanig aangrijpend dat het iedere lezer, ook die geen ervaring met ernstig zieke kinderen heeft, zal intrigeren. Motto en opdracht Het boek heeft geen motto en geen opdracht.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Als de dokter is geboren in 1967, dan is hij 36 in 2003 en niet 46.
10 jaar geleden
Antwoorden