De scheepsjongens van Bontekoe door Johan Fabricius

Waarom dit boek?

Dit boek heb ik niet zelf uitgezocht, maar een kennis heeft het aan mij gegeven.
Het is al een erg oud boek, het namelijk gedrukt in 1960.
Ik heb het nu al 4 keer gelezen en het werd niet saai, want het is precies het soort boek waar ik van houd. Voor dit boekverslag hoefde ik het dus niet meer door te lezen.
Omdat ik het al erg goed ken, ik het een erg leuk boek vind en omdat het volgens mij een C- boek is, heb ik dit boek genomen.

Korte samenvatting.

Het verhaal begint als Hajo bij toeval door een ruzie met zijn latere vriend en scheepsmaat Rolf, mee mag op het schip ,, De nieuw Hoorn ". Dat komt goed uit, want Hajo kan maar geen baan vinden en hij wil eigenlijk heel graag naar zee. Hajo wil op alles voorbereid zijn en neemt bijna een ,, scheepslading " aan bezittingen mee. Zijn beste vriend Padde gaat met hem mee naar Texel om hem uit te zwaaien. Padde valt op het schip in slaap en wordt pas wakker als ze op volle zee zijn. Zo zijn de drie vrienden bij elkaar op het schip, waarvan Rolfs oom schipper is. Op het schip maken ze veel vrienden en vijanden. Padde krijgt een gemakkelijk baantje als ,,Botteliersmaat", maar de anderen moeten als scheepsjongens heel hard werken.
De reis loopt voorspoedig, met veel lol en avonturen. Rond Kaap de goede hoop krijgt de 207 koppige bemanning met scheurbuik te kampen, maar ze kunnen nergens aan land gaan. Zo verliezen ze een paar bemanningsleden. Na een tijdje kunnen ze langs de oostkust van Afrika een paar eilandjes aandoen. Ze hebben het geluk dat het eiland waar ze voor een maand blijven, onbewoond is, want zo zijn de dieren nog tam en zijn er nog volop vruchten.
De bemanning gaat op jacht en heeft voor een maand volop eerste klas eten. Als ze weer vertrekken hebben ze het hele schip volgeladen met nog levende schildpadden, duiven, kalkoenen enz. Na een tijdje komen ze bij een bewoond eiland en daar kunnen de maats volop ruilhandel plegen. Zo komt Hajo o.a. aan een boog waar hij heel goed mee leert schieten.
Daarna moeten ze de Indische Oceaan oversteken. Als ze op de helft zijn laat Padde per ongeluk een vaatje brandewijn in brand vliegen en daardoor verbrand en ontploft het schip.
Er worden ongeveer 70 mannen en 2 roeiboten gered. Daarmee trachten ze toch nog Oost Indië te bereiken. Ze komen helemaal uitgedroogd en uitgehongerd op Sumatra aan, maar dan zijn ze er nog niet, want ze moeten op Java zijn. De mannen proberen van de inboorlingen voedsel te kopen, maar dat lukt niet en de drie vrienden en Harmen, de koksmaat, worden gevangen genomen. Ze worden bevrijd door Dolimah, een meisje dat aan hun kant staat en met hen meetrekt. Ze trekken dwars door het oerwoud van Sumatra naar de andere kust om te proberen Java alsnog te bereiken. Onderweg krijgen ze met alle mogelijke gevaarlijke dieren te maken, maar ze verhongeren niet, omdat Hajo zijn Boog heeft meegenomen. Onderweg word Padde ziek, maar ze ontmoeten Saleiman, een behulpzame jongen die een dokter haalt en Padde geneest. Het lukt ze om de kust van Sumatra te bereiken. Nu hoeven ze alleen nog de ,,Straat van Sumatra" over te steken. Ze bouwen een zeewaardig vlot en steken de zee over.
Dolimah wil niet mee, en blijft bij Saleiman. In Java komen ze hun oude schipper en scheepsmaats weer tegen. Na een voorspoedige terugreis komen ze weer in Hoorn, met hun loon, dat hun moeders hard nodig hebben.

Tijd.

Het boek begint in 1618, en het eindigt in 1620. Het speelt zich af in Hoorn, op het schip, in het oerwoud van Sumatra en in de Nederlandse kolonie op Java. De hoofdpersonen in het boek zijn iets ouder dan ik, ze zijn in het begin van het boek 14 en aan het eind 16. De tijd kan je merken aan de schepen, het gedrag, de namen, de kleding, het voedsel, dus aan bijna alles dat in het boek staat.

(Hoofd)personen.

Hajo: (hoofdpersoon) Handige jongen die maar geen baan kan vinden, omdat hij steeds wegloopt. Zijn vader is verdronken en daarom mag hij eerst niet naar zee.

Padde: Een beetje dikke jongen die niet erg handig is, maar wel de beste vriend van Hajo is. Zijn vader was een zuiplap en is verdronken in een sloot. Hij zou eerst bierbrouwer worden, maar doordat hij in slaap viel, werd hij ,,botteliersmaat" op ,,de nieuw Hoorn"

Rolf: De neef van schipper Bontekoe. Slim en mag daardoor in de kajuit van zijn oom om boeken te lezen en te leren. Hij heeft geen ouders meer en woont bij zijn oom. Hij wordt verdrietig of boos als de anderen over ouders praten.

Harmen: Koksmaat op ,,de nieuw Hoorn" Hij is twee jaar ouder dan de anderen en heeft al eerder een reis naar Oost Indië gemaakt. Hij weet alles van eten maken en opeten.

Dolimah: Meisje van de stam der ontvoerders, maar staat aan de kant van de vrienden. Ze helpt Padde als Harmen hem pest.

Saleiman: Niet erg knappe jongen die gepest wordt door zijn dorpsgenoten. Hij kan goed met dieren opschieten en steelt voedsel voor Hajo, Padde, Rolf en Harmen.

Schipper Bontekoe: Een aardige schipper en de oom van Rolf.

Mijn eigen mening.

Ik vond het een spannend en avontuurlijk boek. Ik vond het zo leuk om te gebruiken voor mijn leesverslag, omdat het precies het soort boek is waar ik van houd. Het gaat over vroeger en het leukst daarvan vind ik die grote schepen en de V.O.C. Er gebeurt veel in het boek en dat vind ik leuker dan de saaie boeken over nu. Het is interessant om te weten hoe het vroeger ging, en door dit boek weet ik al veel meer over die schepen en de V.O.C.
Ik vind dat het op een leuke manier geschreven is en de hoofdpersonen lijken me wel aardig.
Ik vond tijdens het lezen wel dat het er ruw aan toe ging op die schepen. Johan Fabricus vind ik een goede schrijver en ik zou graag meer boeken van hem lezen.
Over hem kon ik geen informatie vinden, want het boek is al zo oud.