Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De man die zijn haar kort liet knippen door Johan Daisne

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover De man die zijn haar kort liet knippen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo/vwo | 5732 woorden
  • 20 september 2010
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
12 keer beoordeeld

Boekcover De man die zijn haar kort liet knippen
Shadow
De man die zijn haar kort liet knippen door Johan Daisne
Shadow

1. Bibliografische gegevens

Auteur: Johan Daisne

Titel: De man die zijn har kort liet knippen

Jaar van oorspronkelijke uitgave: 1947

Uitgeverij: Elsevier Manteau

Plaats: Antwerpen

Jaartal: 1980

Druk van gebruikte uitgave: 16

2. Opdracht en motto

Voor wijlen Meester Gaston van Loo,

de vereerde collega en goede vriend

Niet zo kaal | ooit een mens | noch zo rens | ook een schaal |of het zuur | dat hij drinkt | in hem zinkt | als een vuur | en de bres | die het mes | heeft gesneden |

wordt de poort | voor Gods woord | hier beneden

3. Motivering boekkeuze

De titel intrigeerde me.

4. Verslag van je leeservaring

Tussenstand I

De hoofdpersoon, Govert Miereveld kijkt terug op zijn leven. Hij moet naar een afscheidsfeest van de directeur van de meisjesschool waar hij een aantal maanden heeft gewerkt. Hij gaat eerst naar de kapper, om zijn haar kort te laten wieken. Hij geniet van het gevoel van de tondeuse op zijn hoofd. Hij heeft lesgegeven over een klas die ‘de zeven’ werd genoemd. Daarin zaten onder andere Liesje, Bep en Fran. Het waren knappe meisjes, Liesje iets minder, Fran was de knapste. Na de diploma-uitreiking was hij bang om haar nooit meer te zien. Hij bleef haar in de gaten houden. Hij wilde bij haar zijn. Jammerlijk kreeg hij geen kans om haar te naderen. Hij voelde zich er miserabel om, dat hij haar nooit meer zou zien.

Hij heeft dan een baan als advocaat, maar dat gaat volledig de mist in. Zijn lieve vrouw Corra steunt hem, maar het mag niet baten.

Mening

Het is een vreemd boek om in te komen. De eerste bladzijden waren zwaar, maar het is me toch gelukt.

Tijd

Chronologisch (volgens mij).

Plaats

School, straat.

Stijl

Een continue stijl, zonder hoofdstukken en alinea’s.

Perspectief

Eerste persoon, vanuit Govert zelf.

Motieven

- Zijn kapsel. Hij geniet ervan dat zijn haar wordt kortgeknipt.

- Liefde. Hij koestert een leerlinge uit zijn klas.

Verwachting

Hij komt niet over zijn liefde voor Fran heen.

Tussenstand II

Inhoud

Govert heeft een succesvolle baan als advocaat. Zijn carrière eindigt echter sneller dan gehoopt, want snel merkte hij dat zijn zaken minder succesvol verlopen, en eindigt uiteindelijk als klerk in het Paleis. Tien jaar later is er dan iets dat hem hevig om het hart pakt. Zijn geleerde vriend professor Mato, voor wie hij een groot respect heeft, vraagt hem mee om een lijkschouwing bij te wonen. Ze gaan naar een plattelandsdorp waar een bankloper is vermoord. Govert vindt het een weerzinwekkende gebeurtenis, hoewel het hem erg boeit en hij graag naar de professor luistert.

Na de lijkschouwing gaat Govert mee met Mato en zijn assistent de stad in. Ze `doen nog een uitje. Ze boeken een hotel en gaan naar de schouwburg. Eerst laat hij echter zijn hoofd opkalefateren bij de kapper. Hij beschrijft dan hoe hij geniet van die rubberen knop tegen zijn hoofd. Als hij bij de schouwburg komt blijkt Fran daar op te treden. Ze is een actrice geworden. Dan wordt later ook duidelijk dat Fran in hetzelfde hotel slaapt als hij. Ze heeft kamer 21, in de buurt van zijn kamer, en doet graag een poging om haar nog te zien.

Mening

Het is naar mijn mening vaak iets te langdradig voor mij. het verhaal lijkt maar niet op gang te komen. Het is eerder een worsteling dan een eye-opener.

Tijd

Ogenschijnlijk chronologisch.

Plaats

Bij een lijkschouwing op het platteland, een hotel. Maar het verhaal speelt zich naar mijn mening eigenlijk af in het hoofd van Govert.

Stijl

Langdradig een beetje. Naar mijn mening moeilijker taalgebruik dan nodig is. Geen alinea’s en hoofdstukken. Ik kan me in Daisne’s stijl moeilijk focussen.

Perspectief

Eerste persoon, vanuit Govert.

Motieven

- Zijn kapsel. Het is voor de tweede maal dat hij zich laat knippen bij de kapper, vol genot.

- Maatschappelijke neergang. Govert was een succesvol advocaat, maar vanwege zijn neurotisch karakter is die carrière mislukt en is hij als klerk gaan werken bij het Paleis van Justitie. Hij ziet zijn neergang, omdat hij steeds refereert naar zijn ‘zielig klerkenbestaan’.
Verwachting

De confrontatie met Fran zal dramatisch verlopen.

Tussenstand III

Inhoud

Hij zoekt Fran op en houdt een gesprek met haar, over hoe hij het leven beleeft en haar ziet. Hij ziet namelijk geen zin voor zijn leven, en zoekt de reden voor zijn voortbestaan in Gods genade. Fran verklaart dan dat zij ook op hem hebt gewacht, en ze ziet in hem ook een zielsverwante. Ze zien elkaar als een Dostojevkiaanse broer en zus. Zij vertelt over haar moeilijke jeugd, die ze alleen met haar vader had. Die is overleden. Hij was moeilijk en toonde geen liefde voor haar. Zij is van huis weggegaan. Haar vader heeft haar toen niet tegengehouden, en zelfs een revolver meegegeven. Vervolgens verteld ze ook over haar verhouding met Brantink, dat de reden was dat Govert moest lesgeven op school. Ze is actrice geworden en is verder gegaan met avonturen. Ze heeft zoveel jongens en grijsaards gehad dat ze van Govert verlangt haar te sturen naar de ‘reine Dageraad’. De haalt uit haar koffertje vier voorwerpen die ze hem wilt tonen, waaronder de revolver, het portret van Brantink en Goverts boek.

Fran vraagt Govert om haar neer te schieten met het dienstpistool. Aarzelend doet hij het, maar als Fran instort heeft hij spijt, en weet dat God hem vervloekt. Hij wordt gearresteerd en bekend alles. Hij wilt zijn straf ondergaan. Tijdens de rechtszaak wordt hij ontoerekeningsvatbaar verklaard, en wordt in een inrichting gestopt. In de inrichting kopt hij een advertentie tegen dat Fran aan het eind van de week optreedt. Hij mocht er niet heen van de directeur, omdat dan de cyclus weer begon. Govert wil de geschreven bladzijden ook niet herlezen. Hij wil het pak anoniem versturen naar Corra, Does en San, zijn gezin, en wil zich verder storten op een tuintje, waar hij Ogentroost wil kweken (zo noemde hij Fran).

Mening

Ik vond het een zwaar boek. Ik snap er weinig van en de stijl was voor mij ongrijpbaar.

Tijd

Chronologisch

Plaats

Het hoofd van Govert

Stijl

De stijl is moeilijk, wellicht karaktiserend voor Vlaams. De laatste tussenstand bestond uit twee monologen, die moeilijk waren te volgen. Er zat geen samenhang in. Wellicht is dat te verklaren uit het karakter van Govert.

Perspectief

Eerste persoon, vanuit Govert zelf.

Thema

Het gaat om het leven. Govert is nogal een piekeraar over de zin van zijn leven. Hij heeft een hele neergang meegemaakt, van carrière en zelfrespect. Als hij dan ook Fran doodt, dan snapt hij niet wat God voor plan met hem heeft en verwacht dat God geen vrede met hem heeft.

5. Korte samenvatting

Govert Miereveld gaat naar een feest van School. Hij heeft zijn zinnen gezet op Fran, een meisje waaraan hij les geeft. Na school maakt hij een maatschappelijke neergang mee. Als hij na een lijkschouwing Fran terugziet in het hotel heeft hij een lang gesprek met haar. Zij blijkt geestesverwant te zijn met hem en laat zich zelfs neerschieten door hem.

6. Informatie over de schrijver

Johan Daisne (Herman Thierry) is een Vlaming die groot is geworden in het magisch-realisme. Hij stamt af van een adellijke geslacht uit het departement Aisne, waar zijn pseudoniem vandaan komt.

Als literator is hij begonnen in 1935 met poëzie. Hoewel hij communistische ideeën heeft, mag hij ze toch publiceren onder bezettingstijd. Later belegt hij zich op het schrijven van romans, met als hoogtepunt “De trap van steen en wolken” (magisch-realistisch debuut), “De man die zijn haar kort liet knippen” en “De trein der traagheid”. Hij was met Hubert Lampo een van de eerste magisch-realisten in het Nederlands taalgebied. Hij schreef naar voorbeeld van het Duitse Magischer Realismus. Hij heeft met Lapo een publicatie gedaan over het magisch-realisme, waarin hij beschouwingen doet over en op het magisch-realisme. Hij vindt het belangrijk om bijvoorbeeld de droom te verweven met werkelijkheid.

Hij was ook journalistiek acties, en daarnaast schreef hij ook hoorspelen en scenario’s. Films vond hij belangrijk, wat te merken is aan zijn Filmografisch lexicon der wereldliteratuur.

7. Secundaire literatuur

Schrijver

Daisne, Johan

Titel

Man die zijn haar kort liet knippen, De

Jaar van uitgave

1947

Bron

NRC Handelsblad

Publicatiedatum

21-12-2001

Recensent

Martijn Meijer

Recensietitel

`Dankzij Daisne kon ik mijn verliefdheid uiten' : HET BESLISSENDE BOEK VAN: CHARLOTTE MUTSAERS

Charlotte Mutsaers las Johan Daisne toen ze voor het eerst verliefd was. Ze leerde dat zelfs vergeefse liefde kan worden beloond. Charlotte Mutsaers ziet voor het eerst het boek terug dat ze las als vijftienjarige, De man die zijn haar kort liet knippen van Johan Daisne. ,,Zowat het enige wat ik me herinner is dat het compleet hoofdstukloos is. En verder een merkwaardig detail, dat de verliefde hoofdpersoon, als hij helemaal over zijn toeren is, om rust te krijgen in zijn kop een behandeling neemt bij een kapper, die hem met een soort elektrische knop masseert.'

We zoeken in het boek de passage op: `Het was een toestelletje [...] met een grote, zwarte gummiknobbel die electrisch op zichzelf ronddraaide. Daarmee wreef de kapper me in de nek, over wat hij de grote lichaamszenuw heette. De rubberknikker kneedde mijn gonzend achterhoofd als een doffe, verwoede duim en daverde week en hard, koud en heet tegelijk'.

,,Ik heb dat later ook nog eens bij een kapper gevraagd, of dat bestond', vertelt Mutsaers (1942) in haar werkkamer in Amsterdam. ,,Het is merkwaardig dat ik juist dat zo goed onthouden heb. Ik heb trouwens pas een boek gekocht over de kapper van Picasso, die wist meer van Picasso dan menigeen. Je hebt vaak een hele intieme verhouding met je vaste kapper. Maar ja, kappers hebben er op zich weinig mee te maken. Toch is dat ene detail blijven hangen, maar ik kan het niet verklaren ? daarom zit ik nu over kappers te praten.'

Johan Daisne was het pseudoniem van Herman Thiery (1912-1978), die van 1945 tot 1977 hoofdbibliothecaris was van de Gentse stadsbibliotheek en parttime leraar. Om romans als De trap van steen en wolken (1942) en De man die zijn haar kort liet knippen (1948) werd Daisne als een vernieuwer beschouwd, een magisch-realist. Het is een boek zonder hoofdstukken, als een lange biecht opgeschreven. `We kennen geen voorbeeld in onze letterkunde waar zo diep wordt gepeild in de menselijke ziel, die hier tot in haar fijnste vezels wordt uitgerafeld', schreef de Nieuwe Rotterdamse Courant in 1948 over De man die zijn haar kort liet knippen.

Mutsaers: ,,Misschien is het zo simpel dat je in geestelijke nood ? zoals je een gepassioneerde verliefdheid kunt omschrijven ? je toevlucht zoekt tot iemand die je min of meer lichamelijk verzorgt, bijvoorbeeld een kapper. Toen ik het boek destijds aantrof in een boekhandel in Utrecht, was ik voor het eerst verliefd, en wel op mijn leraar Nederlands. En bij Daisne las ik over een leraar, meester Van Miereveld, die verliefd is op het meisje Fran! De omgekeerde wereld dus. Ik had nog nooit met iemand over mijn eigen verliefdheid gesproken, wist eigenlijk ook niet wat verliefdheid was. Ik wist alleen, dat zal het zijn, verliefdheid, wat mij overkomen is. Met dit boek kreeg ik het bewijs dat die heftige gevoelens ook in een volwassene konden bestaan, ten aanzien van een meisje, en dat mijn kansen dus niet helemaal op nul stonden. Als Johan Daisne nu eens die leraar in het verhaal was geweest, zoals hij ook wel lijkt te suggereren, dan was het niet onmogelijk geweest dat...

,,Ik was eigenlijk zo groen als gras, maar als je groen als gras bent weet je ook niet dat je groen als gras bent. Ik had wel termen opgevangen als bakvisverliefdheid; niet ten aanzien van mijn eigen persoon, want ik wachtte me ervoor om me uit te spreken tegen wie dan ook. Ik wilde mijn gevoelens niet laten devalueren tot bakvisverliefdheid. Als vrouw vond ik dat je niet iemand kon benaderen op wie je verliefd was. Wat ik wel kon doen, dacht ik, was Johan Daisne na lezing van dit boek een brief schrijven. Dat heb ik dus gedaan; over magisch realisme gesproken! Dat Daisne bij die stroming wordt ingedeeld, daar wist ik toen niets van, ik hou ook helemaal niet van stromingen. Het enige magisch-realistische in dit verhaal is, dat ik zelf een beetje magisch-realistisch was en dacht, als ik Daisne een brief schrijf, en hij schrijft terug, dan heb ik mezelf al iets dichter bij mijn eigen leraar in de buurt gebracht.

,,Ik kreeg een brief terug; helaas is een deel van mijn belangrijke brieven me ontstolen dat ik in een geldkistje had gestopt, en daar zaten de brieven van Daisne ook tussen. Ik weet nog wel dat hij schreef dat ik wel heel anders was dan hij, en wel iets weg had van Fran. Dat is dat meisje uit dat boek, dus ik dacht dat is een-nul voor mij. Voor Sinterklaas vroeg ik toen zijn volgende boek, Baratzeartea (1962). Daarmee kon ik me minder vereenzelvigen, maar omdat het nu eenmaal door Daisne geschreven was, en ik me mezelf magisch-realistisch met hem in verband had gebracht, schreef ik hem weer een brief. In Baratzeartea komt een passage voor waarin hij in Frankrijk wat eet in een herberg: de herbergierster dient het eten op en dan piept er wat okselhaar uit haar oksel. Daar is hij dan 's nachts opgewonden van. In mijn brief heb ik Daisne de les gelezen, dat ik dat niet diepgaand qua liefde vond, en dat ik me ook niet kon voorstellen dat iemand opgewonden raakt van zoiets als okselhaar, want dat ik dat zelf, als het bij mijn moeder uit de mouw kwam, onsmakelijk vond.

,,Ik las laatst dat iemand nu bezig is met de biografie van Daisne en dacht: als hij die idiote brieven van mij nu eens vindt. Ik kom daarin als een enorme puritein naar voren. Discreet is misschien een beter woord, dat was ik, en ik kon me niet voorstellen dat iemand van een ander droomde op grond van okselhaar, dat vond ik te weinig reden om iemand lief te hebben. Toen heeft Daisne me weer teruggeschreven en bovendien een Spaanse vertaling van De man die zijn haar kort liet knippen meegestuurd. Op mijn bezwaar antwoordde hij me: `Dat kun jij nog niet begrijpen, hoe een man dat ziet'.'

Mutsaers laat een schrift zien met daarin haar uitgeknipte en opgeplakte bijdragen aan de schoolkrant van het Utrechts Stedelijk Gymnasium: verhalen, gedichten en tekeningen. ,,Dat boek van Daisne', zegt ze, ,,heeft me aangezet, niet alleen om mijn verliefdheid op papier te uiten, maar vooral om de energie die ontstaan was een beetje te kanaliseren. Dat je niet bij de pakken gaat neerzitten, maar dat je denkt, ik doe er iets mee ? dat is toch beter dan naar een kapper gaan die met een knop je nek masseert. In De man die zijn haar kort liet knippen kreeg de hoofdpersoon ook zijn zin niet; je ziet er duidelijk in dat verliefdheid fictie is, maar dat vergeefse verliefdheid beloond kan worden doordat het gedreven fictie oplevert. Later heb ik zelf over mijn ervaringen van toen, over de kern van mijn verliefdheid als meisje, in Rachels rokje geschreven. Het zijn radicaal andere boeken, De man die zijn haar kort liet knippen en Rachels rokje, maar toch zijn het in mijn hoofd pendanten.';

Schrijver

Daisne, Johan

Titel

Man die zijn haar kort liet knippen, De

Jaar van uitgave

1947

Bron

Utrechts Nieuwsblad

Publicatiedatum

22-12-1951

Recensent

F. Bordewijk

Recensietitel

Van goed tot uitmuntend in de romankunst : Vlaamse literatuur voor ons een richtsnoer : Ab Visser en Joh. Daisne

Het lijkt geen voor onze tijd te boude bewering dat "roman" krachtens de wet der evolutie in de kunst identiek is met "familieroman". Daarbij dienen we ons evenwel vooreerst los te maken van de enigszins discriminerende klank, aan het laatste begrip verbonden geraakt, en zulks niet ten onrechte: immers, onze familieromans waren tot voor kort goeddeels naturalistisch opgevatte tranches de vie uit de kleine groep der Nederlandse intellectuele burgerij. En anderzijds mogen we het woord familie niet te zeer vastkoppelen aan 't Burgerlijk Wetboek en bepalen tot bloed- en aanverwanten onderling. Roman wil zeggen beschrijving van leven en onderlinge aanraking tussen familie- of andere maatschappelijke kringen. De roman speelt zich dus af op minstens twee plans: zijn compositorische verdienste ligt des te hoger naar de mate van het aantal plans, van hun sociale verscheidenheid, en de hechtheid van het onderlinge samenweefsel. Roman wil zijn: meer dan éénkamerbouwwerk van de taalarchitect.

De factor van verschillende hoogte in de plans die alle tezamen het maatschappelijk bestel vormen van een volk, ontbreekt in De erfenis door Ab Visser (De Arbeiderspers). Maar deze factor, hij zij een bewijs van uitmuntendheid in de bouw, is geen eis voor zijn bestaan. Vissers boek is een echte roman, en wel van bloed- en aanverwanten uit wat men de kleine burgerij noemt: een vader, in en weer uit het armhuis-, een zoon, Hendrik, kruidenier, een andere, Jaap, boekbinder, een dochter, Martha, met een weggelopen en op het gerucht der aan de vader ten deel gevallen erfenis weerkerende echtgenoot-reiziger; een jongste zoon, Koos, die het door een huwelijk wat verder heeft gebracht, tot procuratiehouder, maar in zijn opvattingen toch de kleine burger is gebleven. Hoe het de nalatenschap vergaat moge de lezer zelf ondervinden.

Een boek voor velen

Het uitvoerigst en het best werd het gezin Hendrik getekend, met name naast Hendrik zelf met zijn eeuwige en ietwat navrante droom een zaak in sportartikelen op te zetten, ook zijn "moderne" dochter Nettie. Visser schrijft doodeenvoudig, wel eens wat slordig, maar uit kracht van een scherpe opmerkingsgave en niet zonder humor. Deze laatste steekt niet slechts in het azen van de kinderen op het geld van de oude, tengevolge waarvan ze hem ijlings uit het gesticht weghalen om dit onverdraaglijk tyrannetje beurt om beurt in hun huis te willen koesteren, - maar ook, en meer nog, in de tekening der kinderen als niet geheel gespeend van waarachtige ouderliefde, naast hun hebzucht, en niet van wroeging over de bejegening die ze de vader hebben aangedaan. Ook de oude heer staat ten voeten uit voor ons. Maar aan geen der figuren ontbreekt reliëf.

Visser koos een klein veld voor zijn arbeid, en bewerkte het met de ernst van de kunstenaar. Het is nu eens niet dat van de intellectueel gevormde burgerij, noch dat van de arbeidersstand. Het is de kleine middenstand die, naast zijn nog durende maatschappelijke verdrukking, hier te lande ook altijd min of meer het kind is geweest van de literaire rekening. Na een wat vage opening begon het boek mijn wezenlijke aandacht te trekken toen ik, nog niet ver gevorderd, stiet op de zo raak weergegeven passage van Hendrik, de vrouw van lichte zeden en de kastelein in het kroegje. Van toen af bleef ik het boeiend vinden. Een boek dat niet groots is, maar het ook allerminst zijn wil. en dat - niet te onderschatten verdienste - een boek zijn wil en is voor velen.

Grote letterkunde

Met Johan Daisne, De man die zijn haar kort liet knippen (Nijgh & van Ditmar, 2de druk, Nimmer Dralend Reeks) zijn we in de grote letterkunde. Ik heb al meer opgemerkt dat ons, Nederlanders, blijdschap past en trots over het peil der Vlaamse schone letteren, een peil, thans mogelijk hoger dan ooit. Hier valt het verschil in nationaliteit volkomen weg tegenover de eenheid der taal. Dit is onze letterkunde, gelijk de onze ook de hunne is. De titel heeft iets vreemds in zijn nuchterheid. De verklaring vinden we passim, en reeds op blz. 11, waar de onderstelde schrijver van deze roman in biechtvorm, dus in de eerste persoon, Godfried (Govert) Miereveld, een ongelukkige dwaas, lijdend aan een zware vorm van neurose, die zijn zenuwen voelt sidderen "als een zoemende telefoonpaal", het volgende optekent: "Daarom, om dat enigszins te bestrijden, door me bloot te geven aan regen en wind, heb ik mijn haar steeds maar korter en korter laten knippen." Tegenover de vaalheid van dit vlaggedoek is evenwel de bontheid der lading, als wij de luiken lichten, een des te groter verrassing. Want men stelle zich niet voor dat hier de eigen ziel, naast die van anderen, op de koele, wetenschappelijke manier wordt ontrafeld die ons, Noordelingen, zo bij uitstek ligt; dit boek schuimt en bruist op elke pagina van de hartstocht ener ongelukkige liefde. Ik zal het verhaal niet op de voet volgen. De tijdelijke leraar Govert Miereveld heeft de leerlinge uit zijn klasse, Eufrazia Veenman, door hem in stilte Fran genoemd, lief, van haar zelf ongeweten.

Het schoolfeest, haar afscheid tevens van de leertijd, waarbij zij als een der meestgeslaagden met anderen wordt bekroond, is voor hem één marteling. Daarna verdwijnt zij voor tien jaar uit zijn gezichtsveld. En dan, als zij een gerijpte vrouw en beroemd is geworden, en anderzijds is hijzelf afgezakt tot klerk in het Paleis van Justitie, als Daisne de parallel van deze levens trekt met het boek van Heinrich Mann. Professor Unrath, en de verfilming daarvan in De blauwe engel, - dan ontmoet Govert Fran nog eenmaal in een hotel en biechten zij elkaar hun levensloop op. Daarna eindigt het boek snel met de plaatsing van Govert in een psychiatrische inrichting.

Maar indien ik hem hierboven een ongelukkige dwaas heb genoemd moet ik dit beeld aanvullen met de begrippen dichter, denker, vereerder van echtgenote en gezin, - met de begrippen zuiverheid in de hartstocht, nederigheid in de Godsvrucht. Dit boek is daarmee wel het volkomen tegendeel van de kille analyse: elke regel, elk woord als het ware wordt door de adem der liefde in haar onderscheiden verschijningsvormen gedragen. En zelfs de reddende humor ontbreekt niet.

Contrasten

Het is een boek van felle, doch met de grootste artisticiteit naast elkaar geplaatste tegenstellingen. De ongelukkige Govert, maatschappelijk mislukt, en met de onbeholpenheid van zijn te grote lichaamsafmetingen, is in wezen, door zijn mateloze verering voor Fran, gelukkig. De geslaagde Fran, met evenredige schoonheid en talent vorstelijk begiftigd, heeft van leven niets terecht gebracht en met verlangen naar de dood verlossing. Voor elk hunner is de uitkomst een andere. dat zij het precies van zichzelf of elkaar beseffen, heeft Govert - om de titel van een boek van Ina Boudier-Bakker aan te halen - goud uit stro gewonnen, - Fran daarentegen stro uit goud. Dezelfde dag waarop Govert in zijn argeloosheid getuige is geweest van een lijkschouwing, in haar volle weerzinwekkendheid nochtans uiterst boeiend beschreven, beleeft hij het hoogtepunt in zijn ontmoeten van Fran in het hotel. De rechter Branting, die Fran, als gelukkiger medeminnaar, de stoot heeft gegeven naar de zedelijke afgrond, wordt later geroepen om Govert te vonnissen. Alles dus tegenstelling.

Eén tegenstelling echter is in de uitwerking niet geslaagd. Dat de biecht van Govert, als hij met Fran voor de eerste en enige maal, in het hotel, een uitvoerige uiteenzetting kan hebben, het acme van deze roman vormen moest, is duidelijk, en dat zij dit inderdaad vormt is een schoonheid te meer. Dat daartegenover de biecht van Fran aan Govert een anticlimax moest betekenen is meer dan verantwoord, het is een eis. Een wederwoord toch op hetzelfde verheven, dichterlijke, idealiserende peil als het woord van Govert, ware in het algemeen een vermoeienis voor de lezer, in het bizonder een anomalie uit de mond dezer geschonden en ontgoochelde vrouw. Daarvoor heeft Daisne zich gehoed. Maar hij heeft niet de anticlimax bereikt die wij behoefden. Hortend, stotend, ruw, rauw, ontstellend van cynisme, en toch met een verborgen ader van goedheid, - zo had het moeten klinken. Fran echter spreekt boekerig; in overtuigingskracht schiet zij te enen male te kort.

Gaat de roman in deze episode gevaarlijk hellen, hij breekt geenszins. Hij richt weer op zodra Govert zelf aan het woord komt, hij snelt als het ware omhoog tot het vorig niveau en handhaaft dit ten einde toe.

Geëerbiedigd woordbezit

Ik zou op nog veel meer kunnen wijzen, op de uitstekende compositie ook van kleine détails, gelijk de klerenhaak met opgeplakte meisjesnaam in de schoolgarderobe, of de schotwond en andere verminking ontdekt aan het geschouwde lijk, détails die later hun zin in het totaal blijken te bezitten - op de fraaie ontleding der namen: Godfried, hij die vrede vindt bij het Opperwezen, en Miereveld, de tobber. de "mierder" (een tegenstelling bovendien!). Eufrazia, de blijde boodschapster, tevens het geneeskrachtig kruid Ogentroost, - op de beschrijving van natuur en mensenwereld, van een oude gracht, een kleurig schoolfeest met tentoonstelling, mode-show en dans, de overdadige pracht van een internationaal hotel. Welk een trouvaille is het voorts dat de nieuwe verschijning van Fran, gemaquilleerd met het modernste raffinement, aan de verering van Govert geen de minste afbreuk doet, hoe scherp ook hij haar verandering opmerkt en weergeeft.

En dan, tot mijn hernieuwde verrassing (want ik heb dat al eerder bij een andere Vlaming ervaren), vond ik woorden die onze achteloosheid in onbruik deed raken, maar die onze Zuiderburen, met eerbied voor het schone bouwwerk der taal, zijn blijven hanteren. Ik behoef wel nauwelijks te vermelden dat wij hier verschillende bouwplans aantreffen, elk op zijn eigen sociaal niveau: het gesticht, de school, de snijtafel, het hotel van de orde grand luxe, - dat dit de roman is van de veelzijdige ontplooiing en tevens om zo te zeggen de waterdichte geslotenheid.

Onder de lezing van De man die zijn haar kort liet knippen doemde herhaaldelijk in mijn gedachten de biecht op van een andere zielszieke, ook een monument in onze literatuur. Een nagelaten bekentenis, door Marcellus Emants, thans gelukkig herdrukt (Van Oorschot). De vergelijking welke zich vanzelf opdringt moet, dunkt me, tot deze slotsom leiden: ginds was er een aan het woord uit het Noordelijk deel van ons taalgebied, hier een uit het Zuiden, ginds - en dat is belangrijker - groeide er een bloem, hier evenwel, en onder de invloed ener zich ontwikkeld en verbreed hebbende zielkunde, hangt een rijpe vrucht. Wij kunnen van onze dochteren en zonen der lauwe Westerstranden niet verlangen hun geaardheid te wijzigen in ene als van Daisne, reeds mediterraan getint. Toch mogen wij, wijzend op jongere Vlamingen als deze, of als Brulez, of als Kuypers (ik noem er slechts enige die mij bijzonder opvielen), de oproep plaatsen: dit zij ons richtsnoer voor de naaste toekomst en naar de mate van ons vermogen. Govert omschrijft het schoonste dat hij zich altijd van de literatuur gedroomd heeft op deze wijze: "een luchtboodschap te brengen, een weinig onwerkelijk, en daardoor van een hoger waarheid, met iets van Gods algemeenheid". En nu is het voor geen tegenspraak vatbaar dat een letterkunde niet bestaan kan bij de gratie van enkel luchtboodschappen. Deze toch omvat het leven als geheel, "het" leven. Maar juist daarom mogen zulke boodschappen niet ontbreken.

Schrijver

Daisne, Johan

Titel

Man die zijn haar kort liet knippen, De

Jaar van uitgave

1947

Bron

Het Vaderland

Publicatiedatum

25-08-1951

Recensent J. Greshoff

Recensietitel

Johan Daisne : geboren schrijver : waarneming, visioen en bedenksel in één boek

JOHAN DAISNE is een aangename verschijning in de letterkunde der Nederlanden. Hij bemoeit zich weinig of niet met de deining-om-de-boeken, teneinde al zijn tijd en geestkracht voor de boeken zelf te sparen. In betrekkelijke afzondering schrijft hij met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen romans, verhalen, toneelstukken, gedichten en beschouwingen. En, nog jong, kan hij reeds op een omvangrijk levenswerk bogen. In het oude Spanje werd de naam van veelschrijver als een eretitel beschouwd. Wij denken daar enigszins anders over. Doch wanneer wij hebben te kiezen tussen een vrije, rijke, opgewekte en vanzelf ongelijke voortbrenging en het krampachtig uitpersen van heel kleine bijna-meesterstukjes, gaat onze genegenheid van nature naar het eerste procédé uit. Wanneer er sprake is van een oprechte overdaad, nemen wij de kans op mislukkingen gaarne op de koop toe. Frederik van Eeden, met zijn verbijsterend gebrek aan zelfcritiek en zijn vele zonderlinge en onzinnige geschriften, is toch, in zijn geheel beschouwd, een veel, veel groter en belangrijker mens, schrijver en letterkundige figuur dan, bijvoorbeeld, Frans Eerens, die voorzichtig en met smaak enige keurige kleine prozastukken samenstelde, waaronder een waar meesterstukje als "Berbke".

Johan Daisne bezit alle eigenschappen van de veelschrijver: de deugden en de gebreken. Onder deze laatste valt het eerst het gebrek aan zelfcritiek op; onder de eerste bewonderen wij de rijkdom, de drift, de overgave en de sterke bewogenheid. Zo van iemand dan kan men van hem zeggen dat hij een geboren schrijver is, die leeft om te schrijven, daartoe alléén voorbestemd en uitgerust. Ik houd niet van wat Daisne schrijft, althans niet van het gedeelte van zijn oeuvre, dat mij onder de ogen kwam. Doch dat mag en kan mij niet beletten zijn eerlijke en dwingende schrijversgaven te erkennen. Ik geloof zeker, dat de roman "De Man die zijn Haar kort liet knippen" (A. Manteau, Brussel) zijn beste boek tot heden is. En in elk geval geeft het iedere belangstellende een volledig overzicht van de goede en kwade eigenschappen deze schrijver eigen.

Ik werd in het bijzonder getroffen door zijn meeslepende voordracht. Hij vertelt zo overtuigend, dat wij hem, geboeid en genietend, volgen. Wij aanvaarden, gebiologeerd door de klank van zijn stem, volledig zijn rhythme en zijn wil. "De Man die zijn Haar kort liet knippen" begint traag. Het lijkt mij toe dat deze aanvankelijke traagheid door Daisne gewild is, om een geleidelijke opvoering van vaart en spanning mogelijk te maken. Tot wij dan komen tot een breed opgezet en breed uitgewerkt tafereel, dat zijn weerga in onze letterkunde niet bezit: de lijkschouwing. Het woord tafereel is eigenlijk onjuist. Ik moet hier spreken van visioen. En niet van werkelijkheid, doch van bovenwerkelijkheid, zonder daarmede surrealisme te bedoelen. Ik wil zeggen: Daisne stelt uit enige gegevens, aan onze wereld ontleend, een beeld samen van een bovenwereldse verschrikking en aan dat beeld geeft hij een bestaansrecht zo sterk, zo onwederstaanbaar, dat wij het niet als een andere maar als de enige werkelijkheid aanvaarden. Het nadeel aan dit onmiskenbaar grootse welslagen verbonden, is: dat alles wat er na komt, hoe dramatisch, hoe belangrijk ook, vlak en kleurloos gaat gelijken. Daisne heeft in het midden van zijn boek en dan veel te vroeg een hoogtepunt bereikt, waardoor hem en de lezer slechts de mogelijkheid blijft om langzaam af te dalen. Deze lijkschouw is het enige noodzakelijke en mogelijk verantwoorde deel van dit boek. Men bemerkt dat de schrijver deze handeling doorleefd en doorleden heeft. Terwijl al wat er uit voortvloeit, ons natuurlijk noch onvermijdelijk voorkomt. Het maakt op mij de indruk of Daisne, bezeten door een (reële of gedroomde) ervaring, om die ervaring een roman bedacht heeft. Intellligent bedacht, zeker; maar .... bedacht.

Deze roman, hoewel, tegen de goede gewoonte in, niet in hoofdstukken ingedeeld, valt in drie gedeelten , duidelijk onderscheiden, uiteen. Het begin is een trage, ietwat banale aanloop. Deze traagheid en banaliteit laten zich, met het oog op de bouw, verdedigen. De beschrijving van het schoolfeest en de prijsuitdeling zouden doen vermoeden, dat ons een van de vele gemoedelijke stalen van de onuitputtelijke vaderlandse copieerlust des dagelijksen levens wordt voorgelegd. Juist daardoor bereikt de schrijver de beklemmende verrassing, die het middenstuk vormt. Maar dan is, in het derde deel, een teleurstelling onvermijdelijk. De romanschrijver ziet zich hier gesteld voor de onmenselijke taak ons te wijzen hoe en te verklaren waarom die lijkschouwing een ingeschrompelde, half mislukte burgerman maakt tot een waanzinnige met een rijk en spannend verbeeldingsleven. De gruwelijkheid van de overgebleven resten en de nog beklemmender gruwelijkheid van de behandeling ervan door de arts brengen "de ....." opeens aan de andere zijde, de ......, van het bestaan. De dood, aanvankelijk een verre, vage mogelijkheid, heeft zich als een altijd dwingend aanwezige werkelijkheid in hem genesteld en alle leugens van leven en samenleving verdrongen. Wie aanschouwde wat mr. G. Miereveld aanschouwd heeft, kan niet meer rustig en vanzelfsprekend deelnemen aan de geringe dingen des dagelijksen levens. Hij vlucht in een verbeeld leven. Hij wordt onwerelds, onmaatschappelijk en onmenselijk: een fantast in een gesticht. Het is te betreuren dat Daisne het nodig heeft geoordeeld, aan deze ontwikkeling enige simplistische theologische beschouwingen te koppelen. Ze verwarren de lezer en verminderen de dramatische werking.

Het eerste deel toont Daisne als realist, met een scherpe opmerkingsgave en een levendig beeldend vermogen. In het tweede zien wij, verwonderd en bewonderend, hem als visionnair van een zeldzame overtuigingskracht. Het derde deel brengt ons in kennis met zijn vernuft en vaardigheid. En wij zien dan ook, helaas, duidelijk hoe hij hier en daar zijn opzet bederft door een hinderlijk te véél zowel aan vernuft als aan vaardigheid. De opvolging is dus: alledaagse werkelijkheid, bovenwereldse werkelijkheid en kunstmatige, in elkaar getimmerde werkelijkheid. Of achtereenvolgens eenvoudige waarneming geestelijk gezicht en bedenksel; het beleefde, het geziene, het gemaakte. Ik vind het derde deel, doordat Daisne zichzelf en het leven telkens geweld aandoet, bepaald niet goed. Ik verfoei wat men in het Frans noemt: "forcer a note". Maar dit neemt niet weg dat "De Man die zijn Haar kort liet knippen" als geheel beschouwd, met al zijn fouten en tekortkomingen, een boek is dat een eerlijk vurig schrijverschap openbaart en waar men, al ware het slechts om de vraagstukken, welke het aanroert, kennis van moet nemen.

Het is verdrietig dat Johan Daisne zijn uitdrukkingswijze niet beter verzorgt. Ook in dit opzicht is hij een echte veelschrijver: hij gunt zich, door zijn schrijversdrift voortgejaagd, niet de tijd woordenkeuze en zinsbouw zo zuiver en nauwkeurig mogelijk vast te stellen. Ik heb vele tientallen aantekeningen gemaakt betreffende het verkeerd gebruik voornamelijk van erkende uitdrukkingen. Voorts bleek mij, dat Daisne, alweer helaas, niet bang is voor een goede scheut rederijkerij. En tenslotte vreest ook hij de al-te-ergheid niet. Hoe innig wenst men, telkens als hij weer een effect bedorven heeft, dat hij toch een toontje lager zou zingen. En hoe verfoeit men zijn verliteratuurdheid, welke op de minst gelegen ogenblikken met namen van schrijvers en boeken, ja zelfs met aanhalingen op de proppen komt.

Op bladzijde 226 zegt Daisne, bij monde van Miereveld, dat de corrector gerust in zijn verhaal mag snoeien. Ik betreur het bitter dat de corrector het naliet. Deze roman zou er, als hij deze taak met overleg, kennis en smaak volbracht had, aanzienlijk door gewonnen hebben.

8. voorlopige slotbeschouwing

Dit boek is mij zwaar bevallen. Het was een zwaar onderwerp, maar wel een dat mij normaal ligt. Toch lag het boek mij niet lekker, en gelukkig ben ik niet de enige (al lijk ik alsnog in de minderheid). Het boek was naar mijn mening traag, en de climax viel mij alsnog tegen. Ik vind dat zo jammer, omdat het concept van een psychisch gestoorde die zijn leven verteld mij erg aanspreekt. Het viel helaas tegen, omdat de stijl mij niet aansprak. Ik kon niet in het verhaal komen.

De recensies melden veelal dingen die voor mij niet nieuw waren, zoals de verklaring van de namen en de obsessie voor kappers. De wil om te biechten is mij echter ontgaan, al past het ook in het thema over leven. Het is een interessant boek, maar toch is het voor mij tegengevallen. Daar is gelukkig iemand het over eens, want ik was bang dat niemand mijn mening deelde.

157

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De man die zijn haar kort liet knippen door Johan Daisne"