Gebruikte editie
Eerste druk: januari 2007
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 167
Uitgever: Atlas Gegevens voorkant Op de voorkant staat een afbeelding van een schaaltje waarin een half geschilde appel en een mes op een tafeltje ligt. Genre “De laatste gasten” is een psychologische roman. Mijn mening Mensje van Keulen vertelt in “De laatste gasten” een mooi verhaal van een stel vreemde gasten in een Amsterdams pension. Het zijn allen kunstenaars of beoefenaars van verwante beroepen en hebben (pseudo) interessante tafelpraat. Het meisje Florrie, herstellende van een nare ervaring met haar tante die haar heeft opgevoed, komt als een soort dienstbode in het pension. In een strakke verhaallijn brengt Mensje van Keulen suspense in de vertelling: de gasten blijken niet zo aardig als ze zich voordoen aan tafel. Florrie ervaart desillusie op desillusie en voelt zich zelfs in enige mate schuldig aan de gang van zaken in het pension. Dat loopt helemaal leeg, ook al omdat de stichting die het pension beheert de directrice van fraude verdenkt. Gezien al deze verwikkelingen heeft de roman een interessante plot. Hij is daardoor heel geschikt voor scholieren uit de eindexamenklassen en kan mooi worden gecombineerd met een klassieker op de literatuurlijst: “Villa des Roses” van Willem Elsschot. (over vreemde pensiongasten gesproken) In 2006 publiceerde Margriet de Moor bovendien een roman over vreemde kostgangers in een Amsterdams pension, “De kegelwerper”. Maar juist vergeleken bij de laatste roman is “De laatste gasten” een veel helderder en spannender, zeer deskundig verteld verhaal. Je kunt het talent van de volwassen schrijfster uit de vertelling proeven. Je zou kunnen zeggen dat “Mensje” “Mens “is geworden. Aanradertje, ook al omdat het boek lekker wegleest en daarmee een mooi nummer voor de literatuurlijst is. De flaptekst Wanneer Florries liefdeloze tante overlijdt, moet Florrie het huis verlaten. Ze vindt werk in De Meihof, een landhuis aan de Amstel. Hier verblijft een aantal eigenzinnige gasten, waaronder een kunstschilder, een kunsthistoricus, een gepensioneerd echtpaar, de medewerkster van een uitgeverij, een musicoloog en de weduwe van een beeldhouwer. Met de komst van Florrie veranderen de onderlinge verhoudingen en al snel is niets meer hetzelfde. In haar nieuwe roman beschrijft Mensje van Keulen een groep mensen die elk op hun eigen wijze hun leven leiden binnen de afgebakende grenzen van een pension. De laatste gasten onderstreept haar talent tragedies en vreugdes van levensechte personages te vangen in een meeslepende roman, die een verrassende wending kent. Motto en opdracht Er is geen motto en ook geen opdracht.
Structuur en verhaalopbouw
De opbouw van de roman geschiedt in 23 genummerde maar titelloze hoofdstukken en een met 3 stippen aangegeven epiloog. De vertelster heeft een gebeurtenis in een soort hotel/pension met de laatste gasten meegemaakt en jaren later doet ze daarvan verslag. De 23 hoofdstukken worden in principe chronologisch verteld vanuit dat achteraf-perspectief. In hoofdstuk 23 geeft de vertelster aan dat ze nadat ze het hotel/pension heeft verlaten nog acht jaar met de directrice heeft samengewoond. In dat hoofdstuk vertelt ze net als in de epiloog het slot van de verhaallijn. Een even eenvoudige als heldere verhaallijn.
Perspectief
De vertelster is een ikfiguur die jaren nadat ze als negentienjarig meisje Florrie de laatste dagen en de laatste gasten van een pensioen heeft meebeleefd, de gebeurtenissen aan de lezer vertelt. Ze vertelt daarom in de o.v.t. In de epiloog doet ze een mededeling die weer een nieuw licht op de zaak werpt.
Titelverklaring
“De laatste gasten “ verwijst naar de gasten die in het pension D’ Meihof verblijven. Omat de stichting waaronder het pension valt, wordt opgeheven, verdwijnen de gasten successievelijk van het toneel. Het dienstmeisje Florrie is van hun gesprekken getuige en vertelt jaren later de ware toedracht.
Tijd en decor
Het is niet goed op te maken uit de tekst in welk jaar de gebeurtenissen van het pension zich afspelen. De schrijfster geeft geen expliciete details van jaren . Maar met wat impliciete gegevens uit de roman te bekijken, valt misschien op te maken dat de gebeurtenissen in het pension zich afspelen omstreeks het eind van de jaren tachtig. Het Muziektheater waar Florrie namelijk als garderobejuffrouw werkt en de opera Salomé bekijkt, werd geopend in 1986 en op blz. 29 spreekt de vertelster over “het Nieuwe Muziektheater aan het Waterlooplein” Dat zou dus inderdaad kunnen betekenen dat de gebeurtenissen in het pension zich afspelen in 1987 of 1988. Daarna heeft Florrie noch acht jaar samengewoond met de oude eigenares van het pension en ze gaat daarna nog navraag over één van de gasten doen. Bij het Mauritshuis wordt gesproken over de ex-directeur van het museum die in het pension woonde. Hij was nog gesignaleerd bij de laatste grote Vermeer-tentoonstelling in het Mauritshuis. Die vond plaats in 1996. Aangezien dat ook in de o.v.t wordt verteld, zal het standpunt van vertellen ook nog na dat jaar liggen. Maar er zijn verder weinig concrete aanwijzingen te vinden waaruit je zou kunnen opmaken dat de fabel in een zeker jaar speelt. Veiligheidshalve kun je stellen dat de gebeurtenissen in het pension eind jaren tachtig spelen en het vertelstandpunt na 1996 ligt.
Het decor daarentegen is wel wat gemakkelijker te benoemen. Het pension D’Meihof bevindt zich in Amsterdam en is nabij de rivier de Amstel gelegen. Maar het gaat natuurlijk om het symbolische decor, dat van het pensioen. Daarbinnen spelen de belangrijkste feiten zich af en het gaat om de ruimte waarin de pensiongasten elkaar steeds lelijker gaan bejegenen. Het is wel opvallend dat dit na de komst van Florrie in het pension gebeurt. Is zij de boodschapper van het slechte nieuws, de intrigante. Is het dan toch waar wat haar zo liefdeloze tante Lena van haar heeft beweert. Is zij de brengster van het ongeluk, zoals ze volgens haar tante ook de dood van haar moeder heeft veroorzaakt. Is zij de Salomé van het pension?
.
Thematiek en symboliek
Natuurlijk draait alles om de gebeurtenissen in het pension D’Meihof. Na het liefdeloze leven met haar tante Lena wordt Florrie opgevangen door Alice Müller, de directrice van het pension. Die behandelt haar heel goed, een combinatie tussen moeder en oudere vriendin. In het pension ontmoet Florrie een aantal interessante mensen die zich echter steeds weer anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. Zo wordt Faan Fagel, de kunstschilder, iemand die achter de rokken van Florrie zit, blijkt de kunsthistoricus Waterman ontmaskerd te worden door dezelfde Fagel en denken de andere pensiongasten meteen dat het andere onheil in het gebouw(de naderende sluiting, de kwelling van het hondje Victor ) ook op zijn rekening kunnen worden geschoven. Dan blijkt toch ook dat ze allemaal een façade hebben opgehouden : het meisje Daphne is geen studente, maar werkt gewoon bij een uitgeverij,de weduwe Tutein wil ene boek schrijven over haar dwergman Benny, maar ze is al snel van haar plan af wanneer Florrie haar een ander kapsel heeft gekregen. De directrice pleegt fraude door de gasten langer dan de wettige drie maanden in haar pension op te nemen en doet dit door ze steeds een andere naam te geven. De huiskokkin Mia neemt ongevraagd eten mee naar hun eigen huis. Zo blijkt iedereen zich in werkelijkheid mooier voor te doen dan hij of zij is. De verwijten en schelpartijen vliegen over en weer wanneer de directrice heeft aangekondigd dat het pension gaat sluiten. Net alsof dan de aap uit de mouw komt. En heel aardig is natuurlijk de vondst in de epiloog wanneer Florrie navraag doet in het Mauritshuis over de ex-directeur Waterman. Dan wordt de wereld opnieuw op zijn kop gezet, wanneer uit de verkregen informatie blijkt dat Waterman wel degelijk een kunstkenner was, een goed directeur en heel lief voor zijn gehandicapte vrouw.
Het thema van de roman kan dus heel goed zijn dat je je moet afvragen welke waarheid de juiste is. Eén van de pensiongasten, Herman van Peski, zegt op bladzijde 113 : “
Oké draai het om en je creëert een tegenovergestelde waarheid, maar ook dat is een waarheid. Iemand die indruk wil maken en wel zo dat er geen weerwoord is, kan altijd zeggen: Einstein zei…. Of Kant, Nietzsche, welke filosoof dan ook zei. Je roept wat en de mensen geloven je…..
Symbolisch wordt dit in de roman ook duidelijk gemaakt met het herhaaldelijk genoemde schilderij van Vermeer “Gezicht op Delft” dat door Waterman wordt geroemd en door Faan Fagel wordt afgekraakt.
Maar ook in het portret dat Faan Fagel maakt van Claudia Tutein: hij ziet haar heel anders dan ze zichzelf graag zou zien. In feite maakt hij een karikatuur van haar.
Ook heeft alles in het leven met elkaar te maken. Het een is altijd het gevolg van iets anders. Dat geldt ook voor het leven van Florrie. Door de vroege dood van haar moeder (waarvan ze zelf weer de indirecte aanleiding is volgens haar tante,) wordt ze liefdeloos opgevoed door haar tante, waardoor ze een bepaalde verbittering heeft, van school gaat en de dood van haar tante Lena als een verlossing ervaart. Maar daardoor moet ze haar huis verlaten en een baantje als huidhoudster in het pension aannemen, waardoor ze weer in aanraking komt met Alice Múller, met wie ze daarna weer acht jaar samen woont etc. Oftewel “Alles raakt alles aan” (blz. 76)
Ook kun je het verleden nooit helemaal van je afzetten: de opvoeding van haar tante Lena veroorzaakt letterlijk een snee in de vinger van Florrie doordat ze na de dood van haar tante in een oud scheermes grijpt. De wond blijft lang bloeden en ontsteken, totdat er ten slotte een wormvormig litteken ontstaat, dat natuurlijk ook op de ziel van Florrie terug te vinden is.
Op blz. 163 zegt Florrie wanneer Alice Müller is gestorven over de gehele periode in het pension: “ Soms doemen dan ook de Meihof en haar laatste gasten op. Na verloop van tijd ben ik die periode gaan beschouwen als een op zich staand verhaal, zoals je leven meerdere verhalen kent. Aan het ene hangen meer rafels dan aan het andere, maar het zij zo, ze liggen vast in het verleden en er is niets meer aan te veranderen.”
Samenvatting van de inhoud
De 19-jarige Florrie woont in bij haar heel vervelende tante Lena die een kapsalon exploiteert. Lena moet daarin wel bijspringen. Ze is op 4-jarige leeftijd bij haar tante in huis gekomen, toen haar moeder stierf. Zelf kan Florrie zich daarvan nauwelijks iets herinneren, maar haar tante heeft ooit verteld dat ze indirect schuldig is aan de dood van haar moeder. Die had een cadeau voor Florrie gekocht (een aquarium) en ze had dat ’s nachts in haar kamer willen zetten. Het glas was te zwaar en ze was daarmee gevallen: een stuk glas was recht door haar oog gegaan tot achter in de hersenen. Daardoor had Lena een grote hekel aan het kind Florrie en dat stak ze niet onder stoelen of banken. Het was een vrijgezelle tante, maar ze liet zich tegen betaling ook nog wel door haar mannelijke klanten seksueel verwennen. Zo was er o.a. de ex-bokser Rudie Hus, die zich liet knippen en daarna met haar het bed in dook. Wanneer de roman begint, krijgt Lena haar tweede en naar later blijkt fatale hersenbloeding. Na een dag sterft ze in het ziekenhuis en Florrie kan er geen traan om laten. Ze laat haar tante in alle eenzaamheid cremeren en strooit de as later zelf op een wat minder respectvolle wijze in de rivier uit. Ze ondervindt nog wel verontwaardiging van de weinige vrienden die Lena had. Rudie Hus bijvoorbeeld kan het maar slecht verdragen dat Lena zonder zijn medeweten al gecremeerd is. Aan de andere kant vraagt hij Florrie of die hem tegen betaling seksueel ter wille kan zijn. Ze weigert en hij zweert wraak.
Maar de van buitenlandse afkomst zijnde huiseigenaar wil haar op straat zetten. Hij dreigt haar uit het huis te gooien en Florrie moet op zoek naar werk. Zo is ze o.a. werkzaam in de horeca en als garderobejuffrouw in de Stopera, waar ze Salomé enkele keren ziet opvoeren. Salomé is het symbolische voorbeeld van de femme fatale. De danseres die de profeet het hoofd liet ontnemen. Daarna wil ze toch wat structureler werk en via een kennis komt ze aan het adres van Alice Müller, de directrice van een pension met bijzondere gasten, die haar bovendien onderdak kan aanbieden. Bij het afscheid van het huis van haar tante heeft Florrie zich gesneden aan het scheermes van Lena en die wond in haar vinger blijft nog enkele dagen zweren. Het wordt een litteken , waardoor ze altijd aan haar tante zal worden herinnerd: die periode was natuurlijk ook een litteken op haar ziel.
Daartegenover staat dat ze het vanaf het begin goed kan vinden met de directrice van het pensioen, die haar heel aardig tegemoet treedt en haar een bovenkamertje als woonverblijf aanbiedt. Het is een heel klein kamertje, maar Florrie is er erg tevreden over. Ook vindt ze het werk in het pension wel leuk, want ze hoeft niet zo veel te doen en ze ontmoet een flink stel interessante gasten: het zijn allemaal kunstenaars en wetenschappers, want in de stichtingsvoorwaarden van de vorige eigenaar was die bepaling opgenomen.
Zo is er de kunsthistoricus Emile Waterman die veel zegt te weten van de kunst en vaak geraadpleegd wordt bij de organisatie van tentoonstellingen. En de kunstschilder Faan Fagel die steeds maar portretten van Florrie wil nemen en haar ook nog een seksueel tracht te benaderen. Claudia Tutein is de dweepzieke weduwe van de dwerg Bennie over wie ze een boek wil schrijven, de lichtelijk neurotische jonge dame Daphne en het vreemde echtpaar Stalpert. En de musicoloog Herman van Peski. Allemaal bijzondere gasten in het pension, die met elkaar tijdens de maaltijd keuvelen over de kunst, het leven en de waarheid. Het lijkt allemaal zijn gangetje te gaan, maar door de komst van de jonge Florrie verandert er wel wat in het pension. Ze steekt allereerst wel wat op van de gesprekken die aan tafel worden gevoerd, maar ze kijkt toch ook haar ogen uit bij de dingen die zich voltrekken binnen haar gezichtsveld. Een van de eerste dingen die haar opvalt is het stelen van levensmiddelen van de huiskokkin Mia. Als ze er later wat van zegt, blijkt dat deze Mia over informatie over Florrie beschikt, en laat merken dat ze zelf ook niet zo’n lieverdje is geweest. Er heerst een soort doem over het pension en de gebeurtenissen worden door de komst van Florrie als een soort katalysator bespoedigt. Het begint met het knippen van de haren van de weduwe Tutein. Die is daarover heel verheugd en ze doet uitspraken over de malafide praktijken van Müller: die laat tegen de regels in de gasten langer dan drie maanden in het pension wonen door steeds hun naam te veranderen. Dan ook mag Florrie de haren knippen van Daphne en begint Faan Fagel buitengewone interesse voor haar te tonen. Dezelfde Faan Fagel brengt het slechte nieuws pas echt aan tafel.
Hij heeft gemerkt dat Emile Waterman niet de persoon is die hij aangeeft te zijn. Hij zit waarschijnlijk niet in het weekend in Engeland, hij is niet de bekende kunsthistoricus die hij beweert te zijn en Faan strooit steeds meer verkeerde informatie over Waterman over de tafel.
Hij heeft ook in diens kamer gesnuffeld en cursusmateriaal van kunstgeschiedenis aangetroffen alsmede plaatjes van naakte jongens. Zou hij niet getrouwd zijn en misschien wel homo, suggereert Fagel.
De andere gasten zijn heel erg verbijsterd, maar ze willen er niet met Waterman over praten, maar als hij er niet bij is , vliegen de roddels over tafel. Alice besluit om het driemaandelijkse contract met hem niet te verlengen. Maar Waterman voelt nattigheid bij terugkomst. Daarna zijn er nog twee dingen die de pensiongasten beroeren. De eerste is dat Alice een brief van de Stichting krijgt waarin staat dat het contract voor het pension wordt beëindigd. Ze hebben waarschijnlijk een tip gekregen dat Alice manipuleert met gegevens en Fagel laat doorschemeren dat dit ook de schuld van Waterman is. Die wordt steeds minder geliefd wanneer er ook iets gebeurt met het hondje Victor (koosnaam Tuti) van Claudia. Eerst is hij verdwenen maar enkele dagen later wordt hij aan een touw aan de deurknop vastgebonden: kaalgeschoren en verwond. Claudia is helemaal van slag en opnieuw krijgt Waterman de schuld. Het is intussen een soort Pension Hommeles geworden, want iedereen geeft de schuld van alles aan iedereen. Ze zijn ook lang niet meer zo aardig als daarvoor. Stuk voor stuk zeggen de gasten hun afscheid aan en ten slotte zijn Alice en Florrie nog over. De laatste voelt zich ook wel schuldig aan de gebeurtenissen. Is Rudie Hus misschien niet de dader van de aanslag op Victor: is hij haar achterna gereden en heeft hij wraak willen nemen? Alice stelt haar gerust. Dat zal zeker niet het geval geweest zijn.
In hoofdstuk 23 vertelt Florrie dat ze daarna nog 8 jaar heeft samengewoond met Alice voordat die stierf aan een hartkwaal. Bij de crematie wordt ze weer herinnerd aan het overlijden van haar tante.
In de epiloog (…) vertelt Florrie dat ze later nog eens in Den Haag geweest is bij het Mauritshuis. Ze had navraag gedaan bij een werkneemster van het museum en die vertelt haar dat Waterman inderdaad een heel goed directeur van het museum is geweest, inderdaad in Engeland een zieke vrouw had zitten en een prima mens voor de samenleving is geweest. Ook was hij een groot Vermeerkenner. Bij het horen van die informatie schaamt Florrie zich opnieuw dood en neemt plaats op het terrasje.
Recensies
In “ De Volkskrant van 5 januari 2007 bespreekt Arjan Peters de roman heel positief. Hij geeft een uitvoerige analyse van de inhoud en eindigt met een mooie, positieve conclusie over het schrijverschap van Mensje van Keulen: “ Dertig jaar van gerijpt talent heeft ze nodig gehad om de suspense zo vrij te laten zweven als [in De laatste gasten] gebeurt. Zij heeft de waarheid niet in pacht, ze vertelt alleen maar. Zoals het genie van Vermeer al eeuwen zichtbaar is op zijn vermaarde doek, zonder dat iemand het definitief kan verklaren.
Over de schrijfster
Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag als Mensje Francina van der Steen, roepnaam Mennie. Ze heeft een zoon en woont in Amsterdam.
Van 1970 tot 1972 was ze redacteur van Propria Cures waarvoor ze schreef en literaire en politieke cartoons tekende. Hierna maakte ze te zamen met o.a. Gerrit Komrij, Theo Sontrop en Martin Ros acht jaar deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Maatstaf. Haar eerste verhaal (Een bruiloft) werd gepubliceerd in 1969 in Hollands Maandblad. Haar debuut Bleekers zomer verscheen in 1972. Met de woorden : 'Dit is het,' begon de eerste recensie (door K.L. Poll in NRC Handelsblad) op deze bejubelde en al vele malen herdrukte roman die inmiddels tot de klassieken in de Nederlandse literatuur wordt gerekend.
In het autobiografische Olifanten op een Web (1997), dat Mensje naar aanleiding van de dood van haar moeder schreef, is veel over haar jeugd, latere belevenissen en haar schrijverschap te vinden.
o Zilveren griffel (1986)
o Nienke van Hichtumprijs (1991)
o Vlag en wimpel (1993)
o Longlist Libris-Literatuurprijs (2002)
o Shortlist Ako-Literatuurprijs (2003)
o Annie Romeinprijs (2003 - zie fragment juryrapport)
o Longlist Libris-Literatuurprijs (2004)
Bibliografie
o Bleekers zomer (roman, 1972)
o Allemaal tranen(verhalen; 1972)
o Van Lieverlede(roman; 1975)
o De avonturen van Anna Molino (schelmenballade; 1979)
o Overspel (roman;1982)
o De Ketting (verhalen; 1983)
o Engelbert (roman; 1987)
o De lach van Schreck (reisverhalen; 1991)
o Geheime Dame (biografie over Maarten 't Hart als dame; 1992)
o De rode strik (roman; 1994)
o Olifanten op een web (autobiografische roman; 1997)
o Het vroege werk (heruitgave van werk uit de jaren zeventig; 2000)
o De gelukkige(roman; 2001)
o Het andere gezicht(verhalen; 2003)
o Alle dagen laat (dagboek, uitgegeven 2006)
o De laatste gasten (roman, 2007)
Kinderboeken (verschenen bij de uitgeverijen Querido en Leopold):
o Tommie Station (1985)
o Polle de orgeljongen (1987)
o Vrienden van de maan (1989)
o Van Aap tot Zet (gedichten; 1990)
o Meneer Ratti (1992)
o Snottebel Lies (gedichten; 1994)
o Pas op voor Bez (1996)
o Tien stoute katjes (aftelvers; 2000)
o Titus raakt zoek (2004)
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 167
Uitgever: Atlas Gegevens voorkant Op de voorkant staat een afbeelding van een schaaltje waarin een half geschilde appel en een mes op een tafeltje ligt. Genre “De laatste gasten” is een psychologische roman. Mijn mening Mensje van Keulen vertelt in “De laatste gasten” een mooi verhaal van een stel vreemde gasten in een Amsterdams pension. Het zijn allen kunstenaars of beoefenaars van verwante beroepen en hebben (pseudo) interessante tafelpraat. Het meisje Florrie, herstellende van een nare ervaring met haar tante die haar heeft opgevoed, komt als een soort dienstbode in het pension. In een strakke verhaallijn brengt Mensje van Keulen suspense in de vertelling: de gasten blijken niet zo aardig als ze zich voordoen aan tafel. Florrie ervaart desillusie op desillusie en voelt zich zelfs in enige mate schuldig aan de gang van zaken in het pension. Dat loopt helemaal leeg, ook al omdat de stichting die het pension beheert de directrice van fraude verdenkt. Gezien al deze verwikkelingen heeft de roman een interessante plot. Hij is daardoor heel geschikt voor scholieren uit de eindexamenklassen en kan mooi worden gecombineerd met een klassieker op de literatuurlijst: “Villa des Roses” van Willem Elsschot. (over vreemde pensiongasten gesproken) In 2006 publiceerde Margriet de Moor bovendien een roman over vreemde kostgangers in een Amsterdams pension, “De kegelwerper”. Maar juist vergeleken bij de laatste roman is “De laatste gasten” een veel helderder en spannender, zeer deskundig verteld verhaal. Je kunt het talent van de volwassen schrijfster uit de vertelling proeven. Je zou kunnen zeggen dat “Mensje” “Mens “is geworden. Aanradertje, ook al omdat het boek lekker wegleest en daarmee een mooi nummer voor de literatuurlijst is. De flaptekst Wanneer Florries liefdeloze tante overlijdt, moet Florrie het huis verlaten. Ze vindt werk in De Meihof, een landhuis aan de Amstel. Hier verblijft een aantal eigenzinnige gasten, waaronder een kunstschilder, een kunsthistoricus, een gepensioneerd echtpaar, de medewerkster van een uitgeverij, een musicoloog en de weduwe van een beeldhouwer. Met de komst van Florrie veranderen de onderlinge verhoudingen en al snel is niets meer hetzelfde. In haar nieuwe roman beschrijft Mensje van Keulen een groep mensen die elk op hun eigen wijze hun leven leiden binnen de afgebakende grenzen van een pension. De laatste gasten onderstreept haar talent tragedies en vreugdes van levensechte personages te vangen in een meeslepende roman, die een verrassende wending kent. Motto en opdracht Er is geen motto en ook geen opdracht.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
R.
R.
wat een goede samenvatting, helemal top! XXX RAACHIEJ
13 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
http://www.mensjevankeulen.nl/biografie.htm wauw, moeilijk hoor, schrijven. :'') gewoon de eerste link op google bij mensje van keulen.
13 jaar geleden
Antwoorden