Hubert krijgt diverse prijzen, en hij had de eer om als eerste Vlaming het boekenweekgeschenk te mogen schrijven. Hij schreef het boek “goden moeten een getal hebben” dit boek verscheen later onder de titel “Kasper in de onderwereld”. Hubert is een veelzijdig auteur, hij heeft vele verhalen, novellen, essays, romans en studies geschreven. Het typisch aan hem is dat hij vele studies over zijn eigen boeken heeft geschreven, bijvoorbeeld: De draad van Ariadne, De Ring van Möbius, De zwanen van Stonehenge, Joachim Stiller en ik. Hij werd gelijk bekend met zijn eerste boek, die hij in de jaren veertig schreef, “Héléne Defraye”, dat als thema de perfect vrouw had/heeft. Dat viel onder genre psychologisch- realisme. Zijn derde boek, Terugkeer naar Atlantis, is zijn eerste “magisch-realisme” boek. Hij is tot deze, magisch-realisme, stijl gekomen door de Zwitserse psycholoog C.G. Jung en zijn “collectief onbewustzijn” studie. De komst van Joachim Stiller is zijn meest verkochte boek. Ik heb geprobeerd zijn bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Het enige probleem was dat jaartallen niet/heel moeilijk te achterhalen zijn. Toen ik die op wou zoeken in de bibliotheek hadden ze een millennium probleem (echt waar). Enkele titels zijn: - De heks en de archeoloog - De vingerafdrukken van Brahma - Een geur van sandalenhout - Wijlen Sarah Silberman - Zeg maar Judith - De eerste sneeuw van het jaar - De elfenkoning - De verdwaalde karnavalsvierder - De man die van nergens kwam - Don Juan en de laatste nimf - Idomenia en de kentaur - De belofte aan Rachel - Dochters van Lemurië - Hermione betrapt - De Madonna van Nedermunster.
Geert Molijn is een aardige nette man met zijn eigen boekenwinkel. Hij houdt ervan mensen, bv Freek, te helpen. Hij kust net als Freek een flinke borrel. Joachim Stiller is een man die in de wereld van Freek, Simone en Geert duikt, zich vast grijpt en als alles duidelijk begint te worden onder een vrachtwagen loopt. Echt duidelijk is deze persoon niet in het boek, maar hij heeft wel een essentiële rol. Het thema van dit boek is verlossing van angst door de offerdood. Natuurlijk op een magische wijze. Enkele motieven zijn: - De harlekijn als gespleten persoon(lijkheid): dood en leven in een persoon verenigd - De “dood” van Joachim Stiller op het moment dat de oplossing er lijkt te komen. - De verlossing van alle mysterie door een mysterieus ongeluk. - De overeenkomsten tussen Jochim Stiller en Christus, die natuurlijk ook aan een offerdood stierf. SAMENVATTING: De ik-persoon, Freek Groenevelt is schrijver en is medewerker bij de stadsredactie van de Scheldebode. Daarin maakt hij een column, “meditaties van een baliekluiver”, die over kleine typische (Antwerpse) voorvallen gaat. Dan ziet hij op 13 juli 1957 vanuit zijn stamcafé, waar hij rustig een boek aan het lezen was met een dampend kopje koffie, vier sterke jonge mannen lopen die rustig de straat aan het openbreken zijn. Het verkeer wordt zodanig ontregeld dat er enkele agenten nodig zijn om alles te regelen. Als ze de straat hebben opengebroken gaan de vier mannen op hun dooie gemak picknicken, tot grote woede van alle (wachtende) automobilisten. Toen het eten op was gingen ze de straat, zonder ook maar iets te doen, weer dichten. Als de waard dan zegt dat dat wel iets voor zijn column is besluit Freek er een stukje over te schrijven en een dag later staat die column in de krant. De avond na het voorval in de Kloosterstraat komt er een vriend van Freek langs. Andreas, zijn vriend, had een nieuw literair jongerentijdschrift bij zich. In het betreffende blaadje staat een klein artikel over Freek, hij zou een oude achterbakse schrijver zijn die nooit iets nieuws brengt, en Andreas wordt woest door die aantijgingen. Freek voelt zich allerminst beledigd maar besluit, op aandringen van Andreas, een afspraak te maken met de redactie van het blad over het hoe en waarom. Keldermans, de wethouder van openbare werken, schrijft een brief aan Clemens Waalwijk, de hoofdredacteur van de Scheldebode, waarin hij bezwaar aantekent tegen de column die Freek geschreven had en zijn inziens niet correct was. Als Freek weer op de redactie komt laat Clemens de brief van de wethouder zien. Freek ontkent in alle talen dat hij het stukje verzonnen heeft en besluit daarom even langs de wethouder te gaan om opheldering te vragen. Als Freek aankomt bij de wethouder verwelkomt de wethouder hem en schenkt een glaasje cognac in. Hij vertelt Freek op vriendelijk toon dat hij weet dat het stukje wel waar was maar hij moest die brief schrijven. Hij had namelijk helemaal geen opdracht gegeven om de Kloosterstraat open te breken. Keldermans vertelt dat dit soort zaken de laatste tijd wel vaker gebeuren. Freek begrijpt niet wat de wethouder duidelijk wil maken en verlaat snel het stadhuis. Freek ontvangt een brief van Joachim Stiller (die ik ter verduidelijking citeer). “ Zeer geachte Heer Groeneveld. In het dagblad ‘de Scheldebode’ zult gij op 14 juli 1957 een bijdrage laten verschijnen over reparatiewerken aan de wegbedekking in de Kloosterstraat uitgevoerd. Wanneer ge deze brief ontvangt, is die bijdrage reeds verschenen. Ofschoon gij mijn belangstelling voor deze zaak vreemd zult vinden of althans buiten ieder verhouding dank ik u voor de aan deze schijnbaar onbelangrijke gebeurtenis verleende aandacht. Zij kondigt andere verschijnselen aan, waaromtrent ik tijdelijk nog het stilzwijgen wil bewaren. Misschien zal uw stukje u door sommigen kwalijk genomen worden, doch ik geloof, dat gij hiertegen bestand zijt. Mochten er zich dus in de nabije toekomst andere gebeurtenissen voordoen, welke naar uw oordeel niet aan de algemeen gangbare logica beantwoorden, twijfel dan nooit aan de exactheid van wat gij gezien of eventueel gehoord hebt. Wat mij betreft, ik verlies u niet uit het oog, wat er u ook moge overkomen. Hoogachtend, Joachim Stiller ” Freek haalt echter zijn schouders op over deze brief en denkt dat een maniak hem heeft geschreven. Het zat hem toch niet echt lekker, want dit soort mensen hebben vaak een onleesbaar handschrift en maken vele schrijffouten, wat in deze brief duidelijk niet het geval was. Hij las de brief een bepaald aantal keer door en hij merkte niets bijzonders, totdat hij op de enveloppe keek en zag dat daar een poststempel opzat van II-IX-19, een half jaar voor zijn geboorte. Hij dacht aan een grapje van collega’s en besloot niet te reageren. Als Freek klaar is met zijn werk besluit hij maar eens op bezoek te gaan bij de redacteur van het Atomium. Als hij daar aanbelt is hij hoogelijk verbaasd dat de redacteur geen man is, zoals hij verwachtte, maar een vrouw: Simone Marijnissen genaamd. Na een stuntelig entree gaat hij haar appartement binnen. Onvoorbereid op de mogelijkheid dat hij een redactiesecretaresse moest afstraffen kon hij niet uit zijn woorden komen. Nadat Freek een beetje op zijn gemak is gesteld beginnen zij een gesprek. Hieruit blijkt dat ook Simone een brief van Stiller heeft ontvangen waarin stond dat zij geen artikel over de heer Groeneveld moest schrijven, omdat hij de komende tijd al zijn vermogens nodig zal hebben. Naar aanleiding van deze brief besloot de redactie van ‘Atonium’, omdat ze dachten dat Freek hem zelf geschreven had, juist wél een artikel over hem geschreven en hem daarin genadeloos de grond in te trappen. Nadat Simone haar excuses aan had geboden liep Freek nijdig weg en hij vroeg zich af waar hij zich aan ergerde, van Stiller of van iets anders. Terwijl Freek even op een terrasje zit ziet hij opeens een oude bekende. Het is Wiebrand Zijlstra, een jongen die bij hem op school heeft gezeten. Freek zit niet echt te wachten op gezelschap dus maakt hij zich zo klein mogelijk in de hoop dat hij hem niet ziet en dat lijkt in eerste instantie te lukken omdat Wiebrand, erg opvallend, bij een urinoir aan het rond kijken is. Toen hij echter uit gegluurd was liep hij het urinoir uit en zag Freek, stormde op hem af en omhelsde hem. Toen ze gingen zitten begon Wiebrand te vertellen over zijn werk, hij was schilderijenhandelaar geworden en hij had een nieuw talent ontdekt die op allerlei urinoirs schilderijen schilderde. Nu was hij aan het posten de verschijnende urinoirs in de hoop hem tegen te komen. Na een paar minuten springt Wiebrand op want er komt een man uit het urinoir lopen die licht achterlijk overkomt. Wiebrand nam nog vluchtig afscheid en snelde toen achter de man aan. Nadat Freek had afgerekend met de ober stond hij op en liep weg naar huis maar onderweg begon het plots hevig te onweren. Omdat Freek geen behoefte had om in dit weer naar huis te lopen rende hij naar het antiquariaat van Geert Molijn, een vriend van hem, en glipte naar binnen. Eén maal binnengekomen vroeg Geert of hij nog interesse had in een stapel oude boeken die hij van de vuilnisbelt had weten te redden. Toen hij het doorkeek vond hij in eerste instantie niets bijzonders, tot zijn oog viel op een oud boek met een mooi lederen band. De voorkant van het boek ontbrak echter en dus konden ze er niet achterkomen wie de schrijver was. Als hij het thuis begint te lezen blijkt dat het is geschreven door een Duitse mysticus, die in dit boek een verklaring geeft voor het laatst boek van de bijbel, de Apocalyps. Freek is een avondje uit met zijn uitgever, diens vrouw en Andreas. Ze gaan met z’n allen naar de ‘Monnikenkelder’. Als ze daar even zitten komt Simone binnenlopen, en als ze Freek ziet loopt ze op hem af en laat hem een nieuwe brief van Joachim Stiller zien (wederom citeer ik ter verduidelijking) “ Zeer geachte mevrouw Marijnissen, Zoals het was te voorzien met twee door mij uitverkorenen, heeft het pad van Freek Groeneveld het uwe gekruist. Niet te voorzien was het, dat hieruit verdere consequenties zouden voortspruiten. Doch anderzijds kon niets ondernomen worden, opdat de vrije wil zijn rechten niet zou verliezen. Wees niet bevreesd. Wat gebeuren moet, gebeure. Of er u een lange tijd gegund zal worden, kan ik alsnog niet zeggen, ofschoon niemand u beiden kent, zoals ik u ken in hart en nieren
Niets menselijks is mij vreemd. Uw dw. Joachim Stiller.” Freek denkt dat het een grap is van vrienden van haar. Simone is met een aantal collega’s op stap, waaronder haar verloofde. Als Freek dan met Simone danst, is haar verloofde ontzettend jaloers en Freek denkt dan ook dat haar verloofde de brieven heeft gestuurd. Als Freek weer thuis is wordt hij nieuwsgierig wie het boek ‘Apocalyps’ heeft geschreven. Hij gaat samen met een vriend, Wim, opzoek naar het boek in de Stedelijke Bibliotheek. Als hij het kaft gevonden heeft blijkt het door Joachim Stiller geschreven te zijn, een meester in de theologie te Ausburg. Stiller heeft van 1552 tot 1555 theologie gegeven aan de universiteit van Ausburg en is wegens subversieve ideeën weggejaagd. Bij het horen van de naam raakt Freek onwel en valt flauw. Na een borrel komt Freek weer een beetje bij zijn positieve maar de schrik zit er goed in. Wim weet wel wat van grafologie af en als hij een brief bekijkt van Joachim Stiller komt het over of de brief is geschreven door iemand die geen persoonlijkheid heeft, emotie loos. Hij omschrijft het zelf als “net alsof hij niet bestaat, maar toch kan schrijven”. Als Freek weer op weg naar huis gaat denkt hij weer aan het voorval met Simone eerder die dag. Als hij bij zijn huis is aangekomen ziet hij Simone daar staan. Als hij haar binnenlaat vertelt ze dat ze die morgen is wakker gebeld door iemand die zich voorstelde onder de naam Joachim Stiller. Joachim vertelde haar dat het niet aardig was om Freek alleen te laten en dat hij zich erg eenzaam voelde, dat klopte ook. Even later vertelt Simone dat ze haar verloving heeft verbroken, omdat ze het niet meer uithield tussen die Atiomium-babies. Op aanraden van Geert Molijn besluiten Freek en Simone een bezoek te brengen aan professor Schoenmaker van het Centrale Laboratoria voor Archeologisch Onderzoek (CLAO) te Brussel. Nadat Freek de naam Geert Molijn noemde werd hij zeer hartelijk ontvangen. Professor Schoenmakers is bekend om zijn werk in de archeologische kunstgeschiedenis. Freek vraagt of Schoenmakers even kan kijken hoe oud de brief nu echt was. Freek gaat er vanuit dat blijkt dat de brief net nieuw is. Als de assistent van de professor de uitslag vertelt houdt Freek zijn hart vast. De brief is 38 jaar oud! Als de professor de brief ook nog eens laat bekijken door een grafoloog wordt het nog erger, want volgens de grafoloog is het geschreven door een onthutsend evenwichtige persoonlijkheid. Freek en Simone gaan weer richting Antwerpen maar ze besluiten eerst een hapje te eten. Als ze bij Freek aankomen besluiten ze de nacht samen door te brengen. Na een plezierig uurtje horen ze om tien voor half wee een extra luid en mooi concert van het carillon. Op hetzelfde moment blijft Freek’s horloge stilstaan. Als het klokkenspel is afgelopen gaat de telefoon, Freek neemt op en het blijkt Joachim Stiller te zijn met de mededeling dat hij hen binnenkort van alle onzekerheid zal bevrijden. De volgende dag worden Freek en Simone laat wakker. Op het moment dat Freek even naar de drukkerij gaat om zijn paperassen voor de komende drie dagen klaar te leggen gaat de telefoon. Met tegenzin neemt hij op, maar tot zijn grote opluchting blijkt het Wiebrand Zijlstra te zijn en niet de gevreesde Stiller. Wiebrand nodigt hem uit om naar een cocktail-party te komen waar hij zijn nieuwe talent, de doofstomme Siegfried aan de pers voor stelt. Freek besluit er samen met Simone heen te gaan om wat te ontspannen. Eenmaal aangekomen blijkt het minder leuk dan verwacht. Als ze zien hoe die zielige Siegfried uitgebuid wordt moeten ze zich echt inhouden. Maar op het moment Wiebrand de champagne ontkurkt volgen er twee in plaats van één knal. Siegfried heeft Wiebrand neergeschoten, maar Wiebrand weet toch de revolver uit Siegfried zijn hand te pakken, maar daarna loopt Siegfried het dak op en laat zich naar beneden vallen. Als Freek hem optilt hoort hij nog duidelijk Siegfried’s laatste woorden: “Stiller... zeg aan Sti...” Freek en Simone zitten bij Geert Molijn te praten over de voorvallen van de laatste tijd. Freek beseft dat de angst voor Stiller heel diep zit en probeert als remedie de gebeurtenissen te relativeren om op die manier de angst te verdringen. Dit lukt niet met normale logica dus zoekt Freek zijn toevlucht in het paranormale. Theorieën van Jung, over het samenvallen van gebeurtenissen die voor één bepaald persoon een duidelijke betekenis hebben en die van Ouspenky, die denkt dat wij dit leven al vele malen hebben geleefd, passeren in no time de revue maar geen van deze theorieën biedt een aanvaardbare verklaring voor de gebeurtenissen. Als Freek onderweg is naar de drukkerij, hoort hij een paar mensen zeggen dat de wereld die dag nog zal vergaan. Dan komt hij een man tegen met een vreemd hoedje op, de man zegt een engel te zijn. Freek komt dan wethouder Kelderman tegen. Keldermans denkt dat dit voorval met de klokkenluider te maken heeft en natuurlijk de werken in de Kloosterstraat. Als Freek en Simone samen rondlopen in de haven zien ze opeens een aanplakbiljet waarop het woord Stiller in grote letters staat. Bij het zien van de poster krijgt Freek een aanval die vergelijkbaar is met de aanval in de bibliotheek. Hij wordt wat rustiger als hij ziet dat naast de poster er nog één hangt met de woorden Circus Stiller. Als Simone hem gekalmeerd heeft besluiten ze naar het circus te gaan om Freek met zijn angsten te confronteren. In het circus gebeurd niet echt iets bijzonders, tot er een act komt waarin een harlekijn in zwarte kleding bespot wordt door drie clowns. Freek ziet de harlekijn als een symbool van volmaaktheid en rust. De harlekijn verheft zich boven de drie andere clowns door zijn gelatenheid. Dan kijkt de harlekijn Freek een fractie van een seconde aan maar die fractie zal Freek altijd bij blijven. Freek voelt zich overspannen en zoekt naar een verdere verklaring voor het Stiller-mistery. Hij raadpleegt een journalist die over astrologie schrijft. Als hij hem een passage uit het boek over de Apocalyps laat lezen, blijkt het een ‘doodgewone’ omschrijving te zijn van de huidige stand van de hemellichamen. Dit maakt Freek nog zenuwachtiger, daarom besluit hij maar eens naar een psychiater te gaan. Deze stelt vast dat hij een te hoge bloeddruk heeft en verder besluit de arts een chemicianalyse op Freek uit te voeren. Dat is een procedure waarbij met hulp van chemicaliën alle remmingen op worden geheven, en je vrij kan denken en spitten in verdrongen herinneringen. Tijdens deze sessie beleeft Freek een stukje uit zijn verleden opnieuw. Hij ziet zichzelf in de oorlog naast een Amerikaanse soldaat liggen en op de portefeuille van de soldaat staat: ‘majoor Joachim Stiller’. Het is er niet eenvoudiger op geworden, er zijn nu twee stillers. Één in het verleden en één in het heden. Als Freek thuiskomt vertelt Simone dat ze in verwachting is. Freek heeft weer een brief van Stiller gekregen, waarin deze aankondigt dat hij vrijdagavond om half negen bij het station zal arriveren. Hij nodigt Freek uit om daar aanwezig te zijn. Freek is nog steeds bang voor Stiller, want hij ziet in hem de dood, die hem komt opzoeken. Samen met Simone en Geert Molijn gaat hij naar het station, waar hij ook wethouder Keldermans ontmoet die eveneens een brief heeft ontvangen. Om half negen komt Joachim uit het station. Op zijn blonde haren na ziet hij eruit alsof hij van Joodse afkomst is. Hij doet Freek aan een Engel denken en hij ziet meteen dat Joachim een en dezelfde is als 38 jaar terug. De komst van Jochim voelt als een verlossing van alle angsten van de afgelopen tijd. Als Stiller de straat oversteekt en naar Freek en de rest toe loopt zegt hij: “Ik ben Joachim Stiller” Meteen daarna rijdt een legerwagen hem dood. Als Freek naar hem kijkt ziet hij in hem ‘een sereen glimlachende Gekruisigde.” Op dat zelfde moment hoort hij de sirenes van politie en ambulance wagens al. Na het ongeluk worden Freek, Simone, Geert Molijn en Keldermans door de politie verhoord. Het blijkt onmogelijk de identiteit van het slachtoffer vast te stellen. Freek komt, zoals hij dat zegt, tot het besef dat Joacim Stiller niet voor niets gestorven is. Geert Molijn heeft een aantal theorieën over de het verschijnsel Stiller opgeschreven. Freek leest deze notities door en wordt getroffen door de uitspraak: “Stiller is niet altijd Stiller geweest”. Geert meent namelijk dat Stiller op andere tijdstippen en waarschijnlijk onder aan andere namen is verschenen. De dood van Joachim Stiller doet sterk denken aan de offerdood van Christus, maar er kunnen meer verlossers zijn, op andere plaatsen en momenten. Freek, Simone en Keldermans gaan de gestorvene de laatste groet brengen. Als ze bij het Stuivenberghospitaal aankomen, blijkt het lichaam van Joachim Stiller op de derde dag na zijn dood op wonderbaarlijke wijze is verdwenen. Het is overduidelijk dat hiermee wordt verwezen naar de wederopstanding van Christus. Nu wordt ook duidelijk waarom Keldermans ook brieven ontving. Het toentertijd 15 jarige dochtertje van Keldermans was ook bij het bombardement aanwezig, waar Joachm Stiller lag dood te bloeden met Freek aan zijn zijde, en stierf daar. Het verhaal speelt zich af in de eindjaren vijftig. Dit is af te leiden uit het taal gebruik, uit de composities van bepaalde gebeurtenissen en natuurlijk omdat het jaartal (1957) een enkele keer letterlijk in het boek vermeld wordt, bijvoorbeeld bij de wegwerkzaamheden (juli 1957). De spanning is opgebouwd doormiddel van het welbekende klassiek drama systeem. Zo’n klassiek drama bestaat uit vijf ‘delen’. Deze zijn: expositie, intrige, climax, catastrofe, lotswisseling (peripetie). Deze bovengenoemde indeling past vrij goed in het boek, namelijk: - expositie Hfd. 1 - intrige Hfd. 2 t/m 5 - climax Hfd. 6 t/m 11 - catastrofe Hfd. 12 t/m 18 - peripetie Hfd. 19
De titel geeft de essentie van het boek weer, de komst van Joachim Stiller. De komst is de hele spanningsboog in het boek, het draait immers om Stiller. De titel wordt dus met de regelmaat de klok in het boek genoemd. Het motto van het boek is een citaat uit de bijbel: /’ En zij zeiden tot elkander: was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij tot ons sprak op den weg terwijl Hij ons de Schriften opende'. Dit is een citaat uit Lucas 24 vers 32. BEOORDELING: Ik vind het een heel goed boek. De spannings opbouw sprak mij erg aan en het einde vond ik boeiend, maar ‘voorspelbaar’. Ik zet dit tussen aanhalingstekens omdat het niet letterlijk voorspelbaar was maar het idee er achter was voorspelbaar. De gevoelens en vooral gedachten van de hoofdpersonen worden zeer duidelijk naar voren gebracht. Het is zeker een aanrader en ik ben zeker van plan meer van Lampo te gaan lzen. Ode aan de schrijver! Ik ben ook bezig om een boek te lezen over Jung omdat, na het lezen van dit boek, hij mij een boeiend persoon lijkt.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
heeeeeeeeeeeel erg goed
22 jaar geleden
Antwoorden