Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De klucht van de meulenaer door G.A. Bredero

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover De klucht van de meulenaer
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3560 woorden
  • 27 januari 2016
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
11 keer beoordeeld

Boekcover De klucht van de meulenaer
Shadow
-
-
-
De klucht van de meulenaer door G.A. Bredero
Shadow

Samenvatting van het stencil.

De inhoud van de klucht van de Molenaer.

Trijn is een vrouw uit de stad. Ze was naar Leiden geweest, maar helaas was ze te laat terug bij de stadspoorten van Amsterdam. Ze waren al dicht. Trijn weet niet wat ze moet doen. De herbergen zijn verdacht, daarom wil ze bij een particulier huis vragen of ze daar kan overnachten. Op dat moment komt Piet, een molenaar, naar buiten. Trijn vraagt aan hem of zij bij hem kan overnachten. Piet moest nog even overleggen met Aaltje, maar uiteindelijk was het toch goed. Piet wist haar over te halen. Als Trijn binnenkomt praten ze met zijn drieën over alles en nog wat. Als Aaltje weggaat zegt Piet tegen Trijn dat hij wel een avontuurtje met haar zou willen hebben. Trijn wijst hem eerst af, maar ze is toch in verwarring gebracht door Piets betastingen.

Nadat ze met zijn drieën hebben gegeten gaat Piet naar buiten. Aaltje en Trijn praten nog even door. Uiteindelijk bekent Trijn dat zij, gedwongen door Piet, een afspraakje met hem gemaakt heeft. Ze stelt voor dat Aaltje met haar van plaats en kleding wisselt deze nacht. Als het nacht is komt Piet weer naar binnen. Het is erg donker daar, dus hij ziet niets. Na een poosje komt hij weer naar buiten en vertelt Joost wat er net is gebeurd. Joost krijgt toestemming van Piet om, in zijn plaats, naar binnen te gaan. Hij doet dit. Piet gaat naar zijn molen en hoort Aaltje op Joost schelden. Zij denkt namelijk dat hij Piet is. Ze gooit Joost de deur uit. Hij vertelt op zijn beurt aan Piet wat er gebeurd is.

De volgende morgen komen Aaltje en Trijn naar buiten en nemen ze afscheid. De klucht eindigt met een alleenspraak van Trijn tegen de mensen. Ze is blij dat ze een list heeft uitgehaald bij Piet en zal het verhaal in de stad vertellen. Ze waarschuwt de vrouwen goed uit te kijken: ‘want al siet men de luy, men kent se niet’. Ze kan hiermee doelen op Piet, maar ook op zichzelf. Dit is niet uit dit citaat af te leiden. Dit moet je horen en zien.

Het motief van de molenaar.

Het motief van de klucht is dat een vrouw wordt bedrogen door haar wettige man. De onderliggende molensteen is de vrouw of haar geslachtsdeel en de bovenliggende molensteen is de man of zijn geslachtsdeel. De molenaar komt vaak voor als een vrijer, bedrieger, molenaar, korendief en erotische onderkruiper.

De levenswijze en het beroep zullen er waarschijnlijk ook voor zorgen dat molenaars vaak worden afgeschilderd als bedriegers.

De molenaar woont vaak buiten of aan de rand van de stad. Daar is minder sociale controle. Deze vrijheid en gelegenheid maakt de dief.

Ook andere beroepsoefenaars zijn voorbestemd voor de rol van verleider door hun gereedschappen en levenswijze. In veel verhalen van dit type komt verwisseling van vrouwen voor en een mededader. De mededader is meestal de knecht of vriend.

Bredero en zijn kluchten.

‘De Klucht van de Koe’ en ‘De klucht van de Molenaer’ zijn de meest bekende kluchten van Bredero.

Het genre van de klucht bestond al lang voordat Bredero geboren was. Hij en anderen maakten meer dan alleen een gekke gebeurtenis waarom mensen moesten lachen. De leden van een Rederijkerskamer speelden de kluchten. De vrouwenrollen werden vaak gespeeld door mannen.

Vaak kwam een klucht na een ernstig toneelstuk.

Bredero onderscheidt zich doordat hij de plaatsen levendig beschrijft en de personen levensecht laat lijken.

Een ander verschil met oude kluchten is dat er een moraliserende inslag in de klucht zit. Er wordt een moraal verteld in het verhaal.

Waarschijnlijk had Bredero bij het beschrijven van zijn personen, een bepaald persoon in gedachten. De toeschouwers kregen na afloop van de voorstellingen altijd wat levenslessen mee naar huis.

Amsterdam in Bredero’s tijd.

Bredero is in 1585 in Amsterdam geboren.

De molenaar kan wonen in een Hollandse molen. In een standerdmolen kan de molenaar niet wonen. Het woonhuis staat een eindje verderop. Molenaar Piet had een standerdmolen. Het zware bovenste stuk van de molen steunde alleen op de standerd en de trap. Daarom was Piet bang dat de molen zou instorten door de storm.

Er waren ook herbergen buiten de stad, maar die hadden geen goede reputatie.

De mensen leefden van handenarbeid en handel. Ze leefden eenvoudig. Wat de leefwijze betreft was er weinig tot geen verschil tussen Amsterdam en andere steden.

Aantekeningen Bredero.

G.A. Bredero is geboren in 1585. Dat is het jaar van de val van Antwerpen. Hij stierf in 1618 door een longontsteking.

Bredero komt uit de middenklasse. Hij had dus geen klassieke opleiding gedaan. Dit zorgt ervoor dat zijn oeuvre veel toegankelijker is dan bijvoorbeeld van P.C. Hooft.

Hij heeft de schildersopleiding gedaan en is een man van het volk.

Zijn beroemdste werk is: De Spaanschen Brabander.

Bredero’s schrijfstijl is eenvoudig en in het Amsterdams dialect. Hij schrijft kluchten. Dat zijn korte toneelstukjes waarin personen, verhoudingen en toestanden gehekeld worden.

De personen, verhoudingen en toestanden die in de klucht van de molenaar gehekeld worden zijn de molenaar, de huisvrouw, de madame, vreemdgaan, poetsziekte, standsverschillen en sociale misstanden. Een molen ligt buiten de stad dus er is weinig tot geen sociale controle. Ook is het daarom een broedplaats voor misdrijven. De molen wordt gebruikt als een soort herberg. Dit zorgt voor economisch gewin. Door de vele vrouwen die er komen wordt het ook een soort bordeel. Volgens de stedelingen is de molenaar een tovenaar het duivelse macht.

2 slogans uit zijn: ‘al ziet men de lui, men kent ze niet’ en ‘’t kan verkeren’. Met de slogan ‘al ziet men de lui, men kent ze niet’ wil Bredero duidelijk maken dat uiterlijke schijn bedrieglijk is. Met de andere slogan ‘’t kan verkeren’ liet hij merken dat het leven erg wisselvallig kan zijn.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Leg uit dat Bredero eigenlijk geen echte renaissanceschrijver is.

Bredero is eigenlijk geen echte renaissanceschrijver, omdat hij kluchten schrijft. Een klucht is een kort toneelstuk. Kluchten waren typerend voor de middeleeuwen, maar niet voor de renaissance.

Twee sites die extra informatie geven over ‘De klucht van de Molenaer’.

Complete titelbeschrijving:
G.A. Brederode, De klucht van de meulenaer. Leeuwarden 1933 (eerste druk)

Korte weergave van de inhoud:
Trijn Jans, een vrouw uit de stad, loopt aan de zuidwestkant van Amsterdam, net buiten de muren bij de Heiligewegspoort. Ze is met de veerschuit uit de richting Leiden gekomen en heeft gerend om nog binnen te zijn voordat de stadspoort wordt gesloten, maar het is al te laat, want de poort is al dicht. Daarom belt ze aan bij een huis en vraagt ze daar om onderdak voor een nacht. Op dat ogenblik komt Piet, een molenaar, naar buiten, terwijl hij door de openstaande huisdeur praat tegen zijn vrouw. Trijn spreekt hem aan en vraagt, of ze in zijn huis mag overnachten, al is het maar op een stoel. Na een kort overleg met zijn vrouw komt ook zij, Aaltje, naar buiten. Ze sputtert wat tegen, maar Piet ondersteunt het verzoek van Trijn, niet omdat hij zo menslievend is, maar omdat hij haar wel een lekker stuk vindt. Trijn komt binnen en bewondert het keurige huis. Met z’n drieën hebben ze het over van alles en nog wat: over mannen en wat ze op hun kerfstok hebben, over vrouwenroddel, vooral op kraamvisites, over personeel dat brutaal is en steelt. Trijn prijst Aaltje gelukkig dat ze het zonder dienstbode klaarspeelt. Als Aaltje even weggaat, praten Trijn en Piet samen door. Na een wat voorzichtige aanloop doet Piet aan Trijn een ‘oneerbaar’ voorstel: hij wil met haar een avontuurtje hebben. Trijn is eerst verontwaardigd en wijst hem af. Toch lukt het Piet haar te betasten en dat brengt haar in verwarring; ze blijft in haar woorden steken. Piet raakt haar nog eens aan en ze zegt: ‘hou toch op’ en gooit het gesprek over een andere boeg. Dan komt Aaltje weer binnen en dient de vis op. Na het eten gaat Piet naar zijn molen, en de vrouwen praten samen door. Dan bekent Trijn dat ze een afspraak met Piet heeft gemaakt, volgens haar zeggen gedwongen, en ze stelt Aaltje voor om voo rhet avontuurtje ’s nachts met haar van kleding en van plaats te verwisselen. Als de kaars is uitgeblazen en alles stil is, komt Piet weer op, zich verkneukelend over het pleziertje dat hem te wachten staat. Hij kucht, zoals afgesproken is, en de deur gaat open en hij stapt binnen. Dan is het toneel leeg, alles is stil, de spanning stijgt. Na een poosje komt Piet weer naar buiten, vol lof over het weerwerk dat Trijn heeft gegeven. Hij ziet zijn knecht Joost en vertelt hem wat voor een avontuurtje hij heeft meegemaakt. Joost wordt er opgewonden van en krijgt van Piet toestemming om, in zijn plaats, een tweede keer naar binnen te gaan waarop deze dat doet en Piet naar zijn molen gaat. Uit het huis klinkt de stem van Aaltje, die Joost uitmaakt voor alles wat lelijk is; ze denkt immers dat hij haar man is. En terwijl die anders nauwelijks naar haar omkijkt, komt hij nu tweemaal in één nacht (denkt Aaltje), omdat hij in de veronderstelling verkeert Trijn te pakken te hebben. Aaltje gooit Joost de deur uit. Joost bekent aan Piet, die weer op het toneel is gekomen, wat er gebeurd is. Die ontslaat Joost op staande voet, omdat hij het niet kan hebben dat Joost met zijn vrouw naar bed is geweest. Geen woord over het feit dat ook híj bedrogen is. Aaltje en Trijn komen buiten en nemen afscheid. De klucht eindigt met een alleenspraak van Trijn tegen het publiek; nu heeft zij binnenpret: ze heeft de list van Piet met een andere list betaald gezet en ze zal het verhaal in de stad vertellen. Ze waarschuwt alle vrouwen goed uit te kijken: ‘ want al siet men de luy, men kentse niet.’ Piet heeft ook een wijze les geleerd; : ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.’ En met de wijze spreuk van Trijn eindigt het boek.

Titelverklaring:
Het heet de klucht van de meulenaer, omdat het verhaal een klucht is en het heet de klucht van de meulenaer, omdat Piet, de man die overspel wil plegen met Trijn een molenaar, meulenaer in oud-Nederlands is.

Informatie over de schrijver:
Over het leven van Gerbrand Adriaenszn Bredero is weinig bekend. Hij werd in 1585 geboren in Amsterdam, heeft waarschijnlijk vrijwel zijn hele leven in die stad doorgebracht tot hij in 1618 stierf omdat hij tijdens het schaatsen in een wak reed. Erg oud is hij dus niet geworden. Desondanks heeft hij een redelijk groot oeuvre bij elkaar gedicht, waarvan vooral de komedie De Spaansche Brabander en het Groot Liedt-Boeck nog steeds met plezier gelezen kunnen worden en zijn uitspraken zijn nog steeds bekend; al siet men de luy, men kent se niet. Deze uitspraak komt in veel van zijn werken terug.
Bredero lijkt zich minder van allerlei conventies te hebben aangetrokken dan deftiger tijdgenoten als Vondel en Hooft. In veel opzichten maakt hem dat voor ons, mensen uit de twintigste eeuw leesbaarder: hij schreef niet in hoogdravende taal en met een latijnse syntaxis over mythische en Bijbelse thema's maar in het plat Amsterdams over het leven op straat. Anderzijds hebben zijn toneelstukken daardoor hetzelfde probleem als veel reality TV: ze zijn nogal ongestructureerde series scenes uit het dagelijks leven, zonder een duidelijke verhaallijn. Al met al blijft Bredero de meest moderne onder de zeventiende-eeuwse dichters. 
Gerbrand Adriaenszn Bredero (1585-1618), zoon van een schoenmaker, zelf schilder en schrijver, was lid van In Liefd' Bloeyende; in zijn Spaansche Brabander prees hij de oudere en bekende rederijkers Casteleyn, de Roovere en Houwaert als "Bay loy goeye meesters", maar door het gebruik van de volkstaal in zijn werken is te zien, hoe hij in andere richting zocht en vond. Met name zijn lyriek verschilt hemelsbreed van de traditionele rederijkerspoëzie.

Bron:http://www.zoekboekverslag.nl/boekverslag_incach.php?gid=33937

Bredero, G.A.
De Klucht van de Molenaer

Samenvatting
Trijn Jans loopt vermoeid ergens buiten de stad. Ze wil ergens onderdak zoeken, maar de herbergen buiten de stad zijn meestal broeinesten van gespuis en hoeren en dus durft ze daar niet aan te kloppen. Dan denkt ze erover om maar gewoon bij iemand aan te kloppen en daar onderdak te vragen.
Ondertussen zit Slimme Piet met zijn vrouw te praten over de harde wind van die dag.
Dan klopt Trijn aan. Ze houdt een toespraak die op het randje verkeert van een smeekbede om te mogen overnachten. De molenaar wil echter eerst toestemming vragen aan zijn vrouw. Eerst zegt ze dat ze het te druk heeft om te komen, maar komt, nadat haar man heeft gezegd, dat er iemand was, ook naar de deur en hoort hier het verhaal aan van Trijn. Eerst is Aeltje ertegen en zegt dat ze maar een bed hebben, maar Slimme Piet weet haar toch te overtuigen. Trijn komt binnen en complimenteert Aeltje dat ze een hele goede vrouw is. Ze raken in gesprek en Aeltje valt haar man voortdurend aan op zijn impotentie.
Intussen raakt Piet al in vuur en vlam van Trijntje en vraagt zich af hoe hij Trijn nou eens zal pakken. Trijn zegt dat hij het maar bij zijn eigen vrouw moet houden, waarop deze antwoordt dat Piet al veel andere vrouwen bezoekt.
Ze vertellen nog wat over hun buurman Symon, die veel in de kroeg zat en hem niet in zijn broek kon houden. Hij ging zelfs met een meisje die het eigenlijk helemaal niet wilde maar toch aan hem toegaf. Haar vader was erg kwaad op haar en liet haar met een ander trouwen.
Trijntje is nog helemaal verbaasd, hoe Aeltje zomaar voor het hele huishouden zorgt en geen dienstmeisje heeft ingehuurd. Aeltje zegt dat ze het niet zo op dienstmeisjes heeft omdat ze altijd zo slodderen en onbetrouwbaar zijn, waar Trijntje het wel mee eens is en zegt dat zij nooit bang zal hoeven zijn dat er over haar geroddeld wordt of dat ze bestolen wordt.
Trijntje gaat weg omdat het water kookt en ze kinderen naar bed moet brengen.
Piet vraagt Trijn of haar man ook niet eens een slippertje maakt, wat Trijn stellig ontkent.
Dan volgt er een discussie waarin Piet zegt dat "veranderen van spijs eten doet" (dit heeft betrekking op het huwelijk, het betekent dat mensen altijd toe zijn aan iets nieuws of aan een ander). Trijntje vindt dat zo'n korte zonde lang blijft knagen. Hij vertelt dat Aeltje nooit boos is over zijn slippertjes.
Hij bekent zijn liefde voor Trijntje, waar deze verbaasd en terughoudend op reageert. Hij probeert allerlei argumenten en trucjes te verzinnen om Trijn alsnog het hof te maken.
Dan weet hij met Trijntje af te spreken 's nachts bij de molen. Als Trijn de kaars uitgeblazen heeft, zal hij naar Trijn toekomen, die dan al bij de molen zal zitten te wachten. Aeltje komt terug om te vertellen dat het eten klaar is en beide liegen tegen haar dat ze het over de vrijgezellentijd van Piet hadden. Ze zetten hun plan in werking. Piet probeert zijn vrouw al het bed in te krijgen zodat Trijn en hij aan de slag kunnen. Na het eten gaat Piet alvast naar de molen en Aeltje zegt dat ze wel verdriet heeft om jan, omdat hij vak dronken, vrouwengek en vaak platzak is. Ze vraagt zich af waarom mannen wel de vrijheid hebben om met andere vrouwen te slapen en vrouwen niet?
Dan vertelt Trijn wat er aan de hand is en zegt dat ze haar eigen man niet wil bedriegen, maar ze wil ook niet dat ze iemand anders onrecht aandoet. Dus kleedt ze Aeltje zoals zij zichzelf. Ze zegt dat ze toegestemd had omdat ze bang was dat Piet anders op een of andere manier beledigd zou zijn.
Aeltje treft de voorbereidingen die Trijntje haar had verteld te moeten nemen en spoedig komt Piet en "doet zijn werk".
Nadat Piet met Aeltje naar bed is geweest, zonder dat hij door heeft gehad dat het zijn vrouw was, loopt hij buiten. Hij komt bij Joost, de knecht, en hij vertelt hem over wat er allemaal gebeurd is. Joost vindt dat hij niet lekker gemaakt moet worden en Piet zegt dan dat hij wel in zijn plaats kan gaan naar Trijn (= Aeltje).
Dan klinkt er van binnen allemaal geschreeuw van Aeltje: hoe onaardig ze haar man wel niet vind.
Joost komt helemaal verward buiten en vertelt aan Piet dat het zijn vrouw was die er zat. Piet is niet boos, maar hij vindt wel dat Joost weg moet gaan, want anders krijgt zijn vrouw de smaak van hem te pakken (terwijl die eigenlijk niet wist dat het Joost was. Dan ziet Piet een bordje waarop staat: "Wat u niet wilt dat u geschiedt, Doe dat ook een ander niet". Als hij dat een avond eerder had gelezen dan had hij er niet voor gezorgd dat Joost nu zijn plaatsvervanger was.

Thema
Een molenaar wil met een stadsvrouw, die hem onderdak vraagt en op wie hij verliefd is geworden, naar bed, maar deze vrouw weet hem er zo in te luizen, dat hij onwetend met zijn eigen vrouw naar bed gaat in plaats van haar. Zowel man als vrouw worden nogmaals bedrogen als ook de knecht nog eens in het spel komt en met de vrouw van de molenaar slaapt.

Kenmerken van een klucht:
Bij een klucht gelden er maar 3 regels:
- alles speelt zich af op één plaats
- alles vindt plaats binnen 24 uur
- het draait maar om één handeling
Ook komen er vaak standaardtypes voor.

Waarom is dit een klucht?
Dit is een klucht omdat aan de 3 bovenstaande regels wordt voldaan en omdat er een aantal standaardtypes als de stadsvrouw, de molenaar, de doktersfiguur (onbekwaam iemand of een onderzoeker) en de dienstbode (iemand van lagere stand).
Ook zijn er een paar duidelijke motieven te zien als: praatmotief (met veel dubbelzinnigheid), het eet en drinkmotief (vies eten en geen tafelmanieren), het verkleedmotief (verkleden om te bedriegen, het molenaarsmotief en het verwisselingmotief.
In deze klucht komen ook een aantal spreekwoorden voor.

Biografie van Bredero
Gerbrand Adriaensz Bredero wordt op 16 maart 1585 geboren als zoon van Adriaen Cornelisz en Marry Gerbrants. Zijn wieg stond in het huis aan de Nes op de hoek van de St. Pieterssteeg, het tegenwoordige nr. 41. Adriaen Cornelisz had dit huis sinds mei 1584 in huur en kocht het anderhalf jaar na de geboorte van zijn zoon. Op 30 juni 1602 wordt voor 1829 gulden een huis aan de Oude Zijds Voorburgwal gekocht , het huidige nr. 244 en verhuist de familie Bredero.
Van huis uit is Adriaen een schoenmaker en leerhandelaar, maar hij houdt zich ook bezig met de handel in onroerend goed en met het pachten van de wijninpost. Aan beide zaken verdient hij een behoorlijk fortuin.
Nadat Gerbrand voor schilder wordt opgeleid gaat hij zich al spoedig met de letteren bezig houden. Het enige ambt dat Bredero in het open- bare leven bekleed, is dat van vaandrig bij de schutterij.
Als schilder gaat hij in de leer bij de Antwerpenaar Francesco Badens, een leerling van Vranx. Er is echter niets van Bredero's werk als schilder bekend. Vanaf het jaar 1610 verschijnen er regelmatig dichtwerken en ander werk van zijn hand.
In 1611 wordt hij lid van de rederij kerskamer ‘De Eglantier' en wordt al spoedig een van de actiefste medewerkers. Hij maakt daar kennis met figuren als Roemer Visscher en P.C.
Hooft. Toch raakt de kamer al snel in verval doordat het niveau van de leden daalt.
Bredero sluit zich samen met Hooft direct aan bij Costers Nederduytsche Academie en wordt hiervan een van de voornaamste mede wer kers. Daar wordt in 1617 De Spaansche Brabander gespeeld en in het volgend jaar 'De Stommen ridder'.
In 1617 publiceert hij ook het blijspel 'Moortje' waarin veel elementen van het Amsterdamse straatleven aan bod komen.
Bredero is een graag geziene gast, ook in letterkundige kringen van de hoofdstad zoals het Saligh Roemers Huys' aan de Geldersekade.
Bredero lijkt zich minder van allerlei conventies te hebben aangetrokken dan deftiger tijdgenoten als Vondel en Hooft. In veel opzichten maakt hem dat voor ons, mensen uit de twintigste eeuw leesbaarder: hij schreef niet in hoogdravende taal en met een Latijnse syntaxis over mythische en Bijbelse thema's maar in het plat Amsterdams over het leven op straat. Anderzijds hebben zijn toneelstukken daardoor hetzelfde probleem als veel reality TV: ze zijn nogal ongestructureerde series scènes uit het dagelijks leven, zonder een duidelijke verhaallijn. Al met al blijft Bredero de meest moderne onder de zeventiende-eeuwse dichters en wordt hij vaak gezien als één van de grootste dichters van blijspelen en kluchten.

Samenvatting
Trijn Jans loopt vermoeid ergens buiten de stad. Ze wil ergens onderdak zoeken, maar de herbergen buiten de stad zijn meestal broeinesten van gespuis en hoeren en dus durft ze daar niet aan te kloppen. Dan denkt ze erover om maar gewoon bij iemand aan te kloppen en daar onderdak te vragen.
Ondertussen zit Slimme Piet met zijn vrouw te praten over de harde wind van die dag.
Dan klopt Trijn aan. Ze houdt een toespraak die op het randje verkeert van een smeekbede om te mogen overnachten. De molenaar wil echter eerst toestemming vragen aan zijn vrouw. Eerst zegt ze dat ze het te druk heeft om te komen, maar komt, nadat haar man heeft gezegd, dat er iemand was, ook naar de deur en hoort hier het verhaal aan van Trijn. Eerst is Aeltje ertegen en zegt dat ze maar een bed hebben, maar Slimme Piet weet haar toch te overtuigen. Trijn komt binnen en complimenteert Aeltje dat ze een hele goede vrouw is. Ze raken in gesprek en Aeltje valt haar man voortdurend aan op zijn impotentie.
Intussen raakt Piet al in vuur en vlam van Trijntje en vraagt zich af hoe hij Trijn nou eens zal pakken. Trijn zegt dat hij het maar bij zijn eigen vrouw moet houden, waarop deze antwoordt dat Piet al veel andere vrouwen bezoekt.
Ze vertellen nog wat over hun buurman Symon, die veel in de kroeg zat en hem niet in zijn broek kon houden. Hij ging zelfs met een meisje die het eigenlijk helemaal niet wilde maar toch aan hem toegaf. Haar vader was erg kwaad op haar en liet haar met een ander trouwen.
Trijntje is nog helemaal verbaasd, hoe Aeltje zomaar voor het hele huishouden zorgt en geen dienstmeisje heeft ingehuurd. Aeltje zegt dat ze het niet zo op dienstmeisjes heeft omdat ze altijd zo slodderen en onbetrouwbaar zijn, waar Trijntje het wel mee eens is en zegt dat zij nooit bang zal hoeven zijn dat er over haar geroddeld wordt of dat ze bestolen wordt.
Trijntje gaat weg omdat het water kookt en ze kinderen naar bed moet brengen.
Piet vraagt Trijn of haar man ook niet eens een slippertje maakt, wat Trijn stellig ontkent.
Dan volgt er een discussie waarin Piet zegt dat "veranderen van spijs eten doet" (dit heeft betrekking op het huwelijk, het betekent dat mensen altijd toe zijn aan iets nieuws of aan een ander). Trijntje vindt dat zo'n korte zonde lang blijft knagen. Hij vertelt dat Aeltje nooit boos is over zijn slippertjes.
Hij bekent zijn liefde voor Trijntje, waar deze verbaasd en terughoudend op reageert. Hij probeert allerlei argumenten en trucjes te verzinnen om Trijn alsnog het hof te maken.
Dan weet hij met Trijntje af te spreken 's nachts bij de molen. Als Trijn de kaars uitgeblazen heeft, zal hij naar Trijn toekomen, die dan al bij de molen zal zitten te wachten. Aeltje komt terug om te vertellen dat het eten klaar is en beide liegen tegen haar dat ze het over de vrijgezellentijd van Piet hadden. Ze zetten hun plan in werking. Piet probeert zijn vrouw al het bed in te krijgen zodat Trijn en hij aan de slag kunnen. Na het eten gaat Piet alvast naar de molen en Aeltje zegt dat ze wel verdriet heeft om jan, omdat hij vak dronken, vrouwengek en vaak platzak is. Ze vraagt zich af waarom mannen wel de vrijheid hebben om met andere vrouwen te slapen en vrouwen niet?
Dan vertelt Trijn wat er aan de hand is en zegt dat ze haar eigen man niet wil bedriegen, maar ze wil ook niet dat ze iemand anders onrecht aandoet. Dus kleedt ze Aeltje zoals zij zichzelf. Ze zegt dat ze toegestemd had omdat ze bang was dat Piet anders op een of andere manier beledigd zou zijn.
Aeltje treft de voorbereidingen die Trijntje haar had verteld te moeten nemen en spoedig komt Piet en "doet zijn werk".
Nadat Piet met Aeltje naar bed is geweest, zonder dat hij door heeft gehad dat het zijn vrouw was, loopt hij buiten. Hij komt bij Joost, de knecht, en hij vertelt hem over wat er allemaal gebeurd is. Joost vindt dat hij niet lekker gemaakt moet worden en Piet zegt dan dat hij wel in zijn plaats kan gaan naar Trijn (= Aeltje).
Dan klinkt er van binnen allemaal geschreeuw van Aeltje: hoe onaardig ze haar man wel niet vind.
Joost komt helemaal verward buiten en vertelt aan Piet dat het zijn vrouw was die er zat. Piet is niet boos, maar hij vindt wel dat Joost weg moet gaan, want anders krijgt zijn vrouw de smaak van hem te pakken (terwijl die eigenlijk niet wist dat het Joost was. Dan ziet Piet een bordje waarop staat: "Wat u niet wilt dat u geschiedt, Doe dat ook een ander niet". Als hij dat een avond eerder had gelezen dan had hij er niet voor gezorgd dat Joost nu zijn plaatsvervanger was.

Thema
Een molenaar wil met een stadsvrouw, die hem onderdak vraagt en op wie hij verliefd is geworden, naar bed, maar deze vrouw weet hem er zo in te luizen, dat hij onwetend met zijn eigen vrouw naar bed gaat in plaats van haar. Zowel man als vrouw worden nogmaals bedrogen als ook de knecht nog eens in het spel komt en met de vrouw van de molenaar slaapt.

Kenmerken van een klucht:
Bij een klucht gelden er maar 3 regels:
- alles speelt zich af op één plaats
- alles vindt plaats binnen 24 uur
- het draait maar om één handeling
Ook komen er vaak standaardtypes voor.

Waarom is dit een klucht?
Dit is een klucht omdat aan de 3 bovenstaande regels wordt voldaan en omdat er een aantal standaardtypes als de stadsvrouw, de molenaar, de doktersfiguur (onbekwaam iemand of een onderzoeker) en de dienstbode (iemand van lagere stand).
Ook zijn er een paar duidelijke motieven te zien als: praatmotief (met veel dubbelzinnigheid), het eet en drinkmotief (vies eten en geen tafelmanieren), het verkleedmotief (verkleden om te bedriegen, het molenaarsmotief en het verwisselingmotief.
In deze klucht komen ook een aantal spreekwoorden voor.

Biografie van Bredero
Gerbrand Adriaensz Bredero wordt op 16 maart 1585 geboren als zoon van Adriaen Cornelisz en Marry Gerbrants. Zijn wieg stond in het huis aan de Nes op de hoek van de St. Pieterssteeg, het tegenwoordige nr. 41. Adriaen Cornelisz had dit huis sinds mei 1584 in huur en kocht het anderhalf jaar na de geboorte van zijn zoon. Op 30 juni 1602 wordt voor 1829 gulden een huis aan de Oude Zijds Voorburgwal gekocht , het huidige nr. 244 en verhuist de familie Bredero.
Van huis uit is Adriaen een schoenmaker en leerhandelaar, maar hij houdt zich ook bezig met de handel in onroerend goed en met het pachten van de wijninpost. Aan beide zaken verdient hij een behoorlijk fortuin.
Nadat Gerbrand voor schilder wordt opgeleid gaat hij zich al spoedig met de letteren bezig houden. Het enige ambt dat Bredero in het open- bare leven bekleed, is dat van vaandrig bij de schutterij.
Als schilder gaat hij in de leer bij de Antwerpenaar Francesco Badens, een leerling van Vranx. Er is echter niets van Bredero's werk als schilder bekend. Vanaf het jaar 1610 verschijnen er regelmatig dichtwerken en ander werk van zijn hand.
In 1611 wordt hij lid van de rederij kerskamer ‘De Eglantier' en wordt al spoedig een van de actiefste medewerkers. Hij maakt daar kennis met figuren als Roemer Visscher en P.C.
Hooft. Toch raakt de kamer al snel in verval doordat het niveau van de leden daalt.
Bredero sluit zich samen met Hooft direct aan bij Costers Nederduytsche Academie en wordt hiervan een van de voornaamste mede wer kers. Daar wordt in 1617 De Spaansche Brabander gespeeld en in het volgend jaar 'De Stommen ridder'.
In 1617 publiceert hij ook het blijspel 'Moortje' waarin veel elementen van het Amsterdamse straatleven aan bod komen.
Bredero is een graag geziene gast, ook in letterkundige kringen van de hoofdstad zoals het Saligh Roemers Huys' aan de Geldersekade.
Bredero lijkt zich minder van allerlei conventies te hebben aangetrokken dan deftiger tijdgenoten als Vondel en Hooft. In veel opzichten maakt hem dat voor ons, mensen uit de twintigste eeuw leesbaarder: hij schreef niet in hoogdravende taal en met een Latijnse syntaxis over mythische en Bijbelse thema's maar in het plat Amsterdams over het leven op straat. Anderzijds hebben zijn toneelstukken daardoor hetzelfde probleem als veel reality TV: ze zijn nogal ongestructureerde series scènes uit het dagelijks leven, zonder een duidelijke verhaallijn. Al met al blijft Bredero de meest moderne onder de zeventiende-eeuwse dichters en wordt hij vaak gezien als één van de grootste dichters van blijspelen en kluchten.

Op 23 augustus 1618 overlijdt Bredero te Amsterdam op 33-jarige leeftijd. Hoe Bredero precies is overleden blijft een raadsel. Hij schijnt door het ijs te zijn gezakt en is daar uitgekomen. Hij kreeg daarna een longontsteking, maar is daarvan hersteld. Dus wat de werkelijke doodsoorzaak is?

Bron: http://www.collegenet.nl/studiemateriaal/frames_verslagen.php?verslag_id=8228&site

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De klucht van de meulenaer door G.A. Bredero"