Samenvatting van het stencil.
De inhoud van de klucht van de Molenaer.
Trijn is een vrouw uit de stad. Ze was naar Leiden geweest, maar helaas was ze te laat terug bij de stadspoorten van Amsterdam. Ze waren al dicht. Trijn weet niet wat ze moet doen. De herbergen zijn verdacht, daarom wil ze bij een particulier huis vragen of ze daar kan overnachten. Op dat moment komt Piet, een molenaar, naar buiten. Trijn vraagt aan hem of zij bij hem kan overnachten. Piet moest nog even overleggen met Aaltje, maar uiteindelijk was het toch goed. Piet wist haar over te halen. Als Trijn binnenkomt praten ze met zijn drieën over alles en nog wat. Als Aaltje weggaat zegt Piet tegen Trijn dat hij wel een avontuurtje met haar zou willen hebben. Trijn wijst hem eerst af, maar ze is toch in verwarring gebracht door Piets betastingen.
Nadat ze met zijn drieën hebben gegeten gaat Piet naar buiten. Aaltje en Trijn praten nog even door. Uiteindelijk bekent Trijn dat zij, gedwongen door Piet, een afspraakje met hem gemaakt heeft. Ze stelt voor dat Aaltje met haar van plaats en kleding wisselt deze nacht. Als het nacht is komt Piet weer naar binnen. Het is erg donker daar, dus hij ziet niets. Na een poosje komt hij weer naar buiten en vertelt Joost wat er net is gebeurd. Joost krijgt toestemming van Piet om, in zijn plaats, naar binnen te gaan. Hij doet dit. Piet gaat naar zijn molen en hoort Aaltje op Joost schelden. Zij denkt namelijk dat hij Piet is. Ze gooit Joost de deur uit. Hij vertelt op zijn beurt aan Piet wat er gebeurd is.
De volgende morgen komen Aaltje en Trijn naar buiten en nemen ze afscheid. De klucht eindigt met een alleenspraak van Trijn tegen de mensen. Ze is blij dat ze een list heeft uitgehaald bij Piet en zal het verhaal in de stad vertellen. Ze waarschuwt de vrouwen goed uit te kijken: ‘want al siet men de luy, men kent se niet’. Ze kan hiermee doelen op Piet, maar ook op zichzelf. Dit is niet uit dit citaat af te leiden. Dit moet je horen en zien.
Het motief van de molenaar.
Het motief van de klucht is dat een vrouw wordt bedrogen door haar wettige man. De onderliggende molensteen is de vrouw of haar geslachtsdeel en de bovenliggende molensteen is de man of zijn geslachtsdeel. De molenaar komt vaak voor als een vrijer, bedrieger, molenaar, korendief en erotische onderkruiper.
De levenswijze en het beroep zullen er waarschijnlijk ook voor zorgen dat molenaars vaak worden afgeschilderd als bedriegers.
De molenaar woont vaak buiten of aan de rand van de stad. Daar is minder sociale controle. Deze vrijheid en gelegenheid maakt de dief.
Ook andere beroepsoefenaars zijn voorbestemd voor de rol van verleider door hun gereedschappen en levenswijze. In veel verhalen van dit type komt verwisseling van vrouwen voor en een mededader. De mededader is meestal de knecht of vriend.
Bredero en zijn kluchten.
‘De Klucht van de Koe’ en ‘De klucht van de Molenaer’ zijn de meest bekende kluchten van Bredero.
Het genre van de klucht bestond al lang voordat Bredero geboren was. Hij en anderen maakten meer dan alleen een gekke gebeurtenis waarom mensen moesten lachen. De leden van een Rederijkerskamer speelden de kluchten. De vrouwenrollen werden vaak gespeeld door mannen.
Vaak kwam een klucht na een ernstig toneelstuk.
Bredero onderscheidt zich doordat hij de plaatsen levendig beschrijft en de personen levensecht laat lijken.
Een ander verschil met oude kluchten is dat er een moraliserende inslag in de klucht zit. Er wordt een moraal verteld in het verhaal.
Waarschijnlijk had Bredero bij het beschrijven van zijn personen, een bepaald persoon in gedachten. De toeschouwers kregen na afloop van de voorstellingen altijd wat levenslessen mee naar huis.
Amsterdam in Bredero’s tijd.
Bredero is in 1585 in Amsterdam geboren.
De molenaar kan wonen in een Hollandse molen. In een standerdmolen kan de molenaar niet wonen. Het woonhuis staat een eindje verderop. Molenaar Piet had een standerdmolen. Het zware bovenste stuk van de molen steunde alleen op de standerd en de trap. Daarom was Piet bang dat de molen zou instorten door de storm.
Er waren ook herbergen buiten de stad, maar die hadden geen goede reputatie.
De mensen leefden van handenarbeid en handel. Ze leefden eenvoudig. Wat de leefwijze betreft was er weinig tot geen verschil tussen Amsterdam en andere steden.
Aantekeningen Bredero.
G.A. Bredero is geboren in 1585. Dat is het jaar van de val van Antwerpen. Hij stierf in 1618 door een longontsteking.
Bredero komt uit de middenklasse. Hij had dus geen klassieke opleiding gedaan. Dit zorgt ervoor dat zijn oeuvre veel toegankelijker is dan bijvoorbeeld van P.C. Hooft.
Hij heeft de schildersopleiding gedaan en is een man van het volk.
Zijn beroemdste werk is: De Spaanschen Brabander.
Bredero’s schrijfstijl is eenvoudig en in het Amsterdams dialect. Hij schrijft kluchten. Dat zijn korte toneelstukjes waarin personen, verhoudingen en toestanden gehekeld worden.
De personen, verhoudingen en toestanden die in de klucht van de molenaar gehekeld worden zijn de molenaar, de huisvrouw, de madame, vreemdgaan, poetsziekte, standsverschillen en sociale misstanden. Een molen ligt buiten de stad dus er is weinig tot geen sociale controle. Ook is het daarom een broedplaats voor misdrijven. De molen wordt gebruikt als een soort herberg. Dit zorgt voor economisch gewin. Door de vele vrouwen die er komen wordt het ook een soort bordeel. Volgens de stedelingen is de molenaar een tovenaar het duivelse macht.
2 slogans uit zijn: ‘al ziet men de lui, men kent ze niet’ en ‘’t kan verkeren’. Met de slogan ‘al ziet men de lui, men kent ze niet’ wil Bredero duidelijk maken dat uiterlijke schijn bedrieglijk is. Met de andere slogan ‘’t kan verkeren’ liet hij merken dat het leven erg wisselvallig kan zijn.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden