Complete titelbeschrijving en editie
Gerbrand Adriaensz. Bredero, (Klucht van de) Meulenaer. Amsterdam 1975 (eerste oplage).
Dit boekje is uitgegeven door Meulenhoff Educatief. Er staat geen vertaling in, dus alleen de originele tekst. Er worden wel wat vertalingen van woorden gegeven en er staat ook achtergrondinformatie in.
Motivatie van mijn boekkeuze
Ik heb dit boek gekozen omdat we niet zoveel keus hadden en dit leek me niet zo’n moeilijk boek. Verder leek het me wel een grappig verhaal, en ik wilde een boek lezen waarover ik informatie kon vinden in onze bibliotheek, dus moest het wel een bekend boek zijn.
Samenvatting (741 woorden)
Trijn Jans, een vrouw uit de stad, loopt aan de zuidwestkant van Amsterdam, net buiten de muren bij de Heiligewegspoort. Ze is met de veerschuit uit de richting Leiden gekomen en heeft gerend om nog binnen te zijn voordat de stadspoort wordt gesloten, maar het is al te laat. Het moet dus tegen de avond lopen, want de poorten gingen in die tijd tegen de schemering dicht. Wat nu te doen? De herbergen in die buurt zijn van verdacht allooi, daarom wil ze onderdak vragen in een particulier huis.
Op dat ogenblik komt Piet, een molenaar, naar buiten, terwijl hij door de openstaande huisdeur praat tegen zijn vrouw. Trijn spreekt hem aan en vraagt, of ze in zijn huis mag overnachten, al is het maar op een stoel. Na een kort overleg met zijn vrouw-alles door de open deur-komt ook zij, Aaltje, naar buiten. Ze sputtert wat tegen, maar Piet ondersteunt het verzoek van Trijn, niet omdat hij zo menslievend is, maar omdat hij haar wel een lekker stuk vindt.
Trijn komt binnen en bewondert het keurige huis. Met z’n drieën hebben ze het over van alles en nog wat: over mannen en wat ze op hun kerfstok hebben, over vrouwenroddel, vooral op kraamvisites, over personeel dat brutaal is en steelt. Trijn prijst Aaltje gelukkig dat ze het zonder dienstbode klaarspeelt.
Als Aal even weggaat, praten Trijn en Piet samen door. Na een wat voorzichtige aanloop doet Piet aan Trijn een ‘oneerbaar’ voorstel: hij wil met haar een avontuurtje hebben. Trijn is eerst verontwaardigd en wijst hem af. Toch lukt het Piet haar te betasten (vs. 292) en dat brengt haar in verwarring; ze blijft in haar woorden steken (achter vs. 294 zouden we stippeltjes moeten zetten), Piet raakt haar nog eens aan en ze zegt: ‘Hou toch op’ en gooit het gesprek over een andere boeg.
Aaltje komt weer binnen en dient de vis op. Na het eten gaat Piet naar zijn molen, d.w.z. naar buiten, en de vrouwen praten samen door. Dan bekent Trijn dat ze een afspraak met Piet heeft gemaakt, volgens haar zeggen gedwongen, en ze stelt Aaltje voor ’s nachts met haar van plaats en van kleding te verwisselen.
Als de kaars is uitgeblazen en alles stil is, komt Piet weer op, zich verkneukelend over het pleziertje dat hem te wachten staat. Hij kucht, zoals afgesproken is, en de deur gaat open en hij stapt binnen. Dan is het toneel leeg, alles is stil, de spanning stijgt. Na een poosje komt Piet weer naar buiten, vol lof over het weerwerk dat Trijn heeft gegeven. Hij ziet zijn knecht Joost-die intussen op het toneel is gaan liggen-en vertelt hem welk stout stukje hij zo pas heeft uitgehaald. Joost wordt er opgewonden van en krijgt van Piet toestemming om, in zijn plaats, een tweede keer naar binnen te gaan. Deze doet dat en dan hoont Piet de stadslui, die hij nu eens lekker een kool heeft kunnen stoven; zij schelden molenaars immers altijd uit voor dieven. Dan gaat hij naar zijn molen.
Het toneel is leeg, maar uit het huis klinkt de luide stem van Aaltje, die Joost uitmaakt voor alles wat lelijk is; ze denkt immers dat hij haar man is. En terwijl die anders nauwelijks naar haar omkijkt, komt hij nu tweemaal in één nacht (denkt Aaltje), omdat hij in de veronderstelling verkeert Trijn te pakken te hebben. Aaltje gooit Joost de deur uit.
Joost bekent aan Piet, die weer op het toneel is gekomen, wat er gebeurd is. Die ontslaat Joost op staande voet, daar zijn vrouw nu de van Joost, een jonge kerel, te pakken heeft en omdat hij niet kan hebben dat een ander met zijn vrouw vrijt. Geen woord over het feit dat ook híj bedrogen is. Als hij zijn vrouw hoort, gaat hij van het toneel.
Aaltje en Trijn komen buiten en nemen afscheid. De klucht eindigt met een alleenspraak van Trijn tegen het publiek; nu heeft zij binnenpret: ze heeft de list van Piet met list betaald gezet en ze zal het verhaal in de stad vertellen. De vrouwen onder het publiek waarschuwt ze goed uit te kijken: ‘Want al sietmen de luy, men kentse niet.’ Doelt ze hiermee alleen op Piet, of misschien ook op zichzelf? De juiste bedoeling is uit de woorden niet op te maken; deze moet duidelijk worden uit de manier waarop ze worden gezegd en uit de mimiek en de gebaren, die ermee gepaard gaan.
Ik heb deze samenvatting niet zelf gemaakt, hij stond erbij in mijn boekje.
Mijn eerste persoonlijke reactie
Ik vond het verhaal moeilijk te lezen, omdat ik geen vertaling had, alleen wat woorden. Je moet steeds kijken wat een woord betekent en dan vergeet je de rest van de zin weer. Ik vond het wel een humoristisch verhaal, omdat Piet ‘vreemdgaat’ met zijn eigen vrouw en het helemaal geweldig vindt, terwijl hij normaal bijna geen aandacht heeft voor Aaltje. Ik vond het verhaal verder niet echt boeiend, er gebeurt niet zoveel spannends en het verhaal is opgebouwd uit dialogen en monologen. Er wordt dus vooral gepraat. Soms vond ik het wel heel flauwe humor, maar dat zal wel komen omdat het uit een totaal andere tijd is. Het verhaal is (of lijkt) oppervlakkig, maar er zitten wel ‘wijze lessen’ in. Dat vind ik wel leuk, want ik wil wel dat een boek een beetje diepgang heeft.
Mijn uitgewerkte persoonlijke reactie (868 woorden)
Onderwerp
De onderwerpen die in dit verhaal aan bod komen zijn alledaagse onderwerpen, zoals het huwelijk, sex, vreemdgaan, bedrog enz. De achterliggende gedachten zijn dat vreemdgaan niet hoort, dat ‘boontje komt om zijn loontje’ en dat je mensen niet zomaar moet vertrouwen. Bedrog is een belangrijk onderwerp in het boek. Piet wil zijn vrouw bedriegen, maar door de list van Trijn (en Aaltje) komt hij zelf bedrogen uit. Aan het eind van het stuk waarschuwt Trijn het publiek voor mensen die zich anders voordoen dan ze zijn. Men moet op zijn hoede zijn.
Het verhaal is luchtig uitgewerkt, maar de achterliggende wijze les komt toch duidelijk naar voren, vooral door de spreekwoorden zoals ‘Want al sietmen de luy, men kentse niet.’ Het onderwerp ligt eigenlijk wel in iedereen z’n belevingswereld, want iedereen is weleens bedrogen of heeft zelf iemand bedrogen. Bovendien is overspel iets waarover de meeste mensen weleens nadenken en een duidelijke mening hebben. Ikzelf vind het niet kunnen, maar het ligt ook aan de situatie natuurlijk.
Gebeurtenissen
De belangrijkste gebeurtenis in het boek is volgens mij dat Piet en Aaltje sex hebben, terwijl hij denkt dat het Trijn is. Deze gebeurtenis zelf wordt niet opgevoerd, maar wel besproken. Piet vertelt aan Joost dat het geweldig was. Dat vond ik erg grappig, want hij vindt Aaltje eigenlijk niet zo aantrekkelijk, maar omdat hij nu dacht dat hij het met een ander deed was het ineens geweldig.
Ook belangrijk is de slotscène, waarin Trijn tot het publiek spreekt. Ze amuseert zich om wat ze heeft gedaan en geeft het publiek een wijze les mee, min of meer de kern van het stuk. Mensen zijn niet zomaar te vertrouwen, en je moet je niet laten bedriegen.
De gebeurtenissen spelen de grootste rol, de gedachten en gevoelens van de personages komen op de tweede plaats. In de gesprekken komen die wel naar voren (bijvoorbeeld als Aaltje aan Trijn vertelt hoezeer ze ermee zit dat Piet zo vaak vreemdgaat). De gebeurtenissen volgen elkaar wel logisch op, maar ik vind ze een beetje ongeloofwaardig. Ik vind het een beetje vreemd dat Piet helemaal niet merkt dat de vrouw waarmee hij vrijt zijn eigen vrouw is en niet Trijn. Het zal wel donker geweest zijn, maar je kunt toch ook iemands stem herkennen of anders zijn figuur. Aaltje verwart Joost ook met Piet, dat vond ik dus ook een beetje raar.
Personages
Volgens mij zijn de personages in dit toneelstuk geen karakters, maar types. Ze maken geen psychologische ontwikkeling door, er wordt sowieso weinig verteld over hun diepste gedachten en gevoelens. Het gaat vooral om hun handelen. Piet is een bedrieger, een zuiplap die vaak vreemdgaat en zijn vrouw nauwelijks ziet staan. Het is typisch dat hij molenaar is: in die tijd waren molenaars niet bepaald geliefd onder het stadsvolk. Ze zouden dieven en afpersers zijn (zij bezaten het graan, en in die tijd leden veel mensen honger-dus dan wordt de persoon die veel heeft al gauw gehaat). Het lijkt mij dan ook niet toevallig dat de molenaar de ‘slechterik’ van het verhaal is.
Het gedrag van Piet vind ik verkeerd. Trijn kan ik wel waarderen, want ze laat niet over zich heen lopen en ze houdt vast aan waar ze in gelooft. Ik zeg niet dat ik overal net zo over denk als zij maar ik vind het wel goed dat ze niks doet wat ze niet wil (ze had ook gewoon naar een herberg kunnen gaan, maar dat was inderdaad niet zo’n verstandig plan in verband met het geroddel in de stad). Ik vind de personages wel realistisch, ze zijn niet geïdealiseerd of stereotiepe.
Opbouw
Ik vind het verhaal niet ingewikkeld van opbouw. Dat komt misschien ook doordat het een toneelstuk is, dan spreekt het voor zich wat er gebeurt. Het verhaal is kort, er zitten geen flashbacks in of vooruitblikken. Dat vind ik fijn want dat maakt het vaak zo ingewikkeld.
Je ziet de gebeurtenissen niet door de ogen van een personage, maar door de ogen van het publiek. Daardoor kan de één zich in het ene personage inleven, en de ander misschien juist niet. Het ligt hier aan je eigen opvattingen, je gaat niet sympathiseren met de hoofdpersoon, want die is er niet echt. Het is wel zo dat de personages een beetje eenzijdig worden afgeschilderd (goed, slecht, slim, dom enz.).
Taalgebruik
Het taalgebruik in het toneelstuk is niet moeilijk, behalve dan dat het ouderwets is. Het is geen hoogdravend taalgebruik, het past juist goed bij de personages. Het is gewoon de taal die normale mensen in het alledaagse leven gebruikten. Er wordt veel over sex gepraat, en soms wel op een omzichtige manier. Maar Piet zegt bijvoorbeeld wel gewoon tegen Trijn dat hij opgewonden raakt van haar. Het ‘gewone volk’ gebruikte niet echt eufemistische termen om sex aan te duiden.
Omdat het een toneelstuk is bestaat het verhaal geheel uit dialogen (soms monologen). Dat is best logisch maar als je het leest vind ik dat niet zo leuk. Als je het opgevoerd ziet dan maakt het niet uit maar om te lezen vind ik het een beetje saai. Soms wordt het er ook langdradig van, omdat overal zo uitgebreid over gesproken wordt (in plaats van dat er gewoon verteld wordt wat er gebeurd).
Verdiepingsopdracht (694 woorden)
Ik heb in dit boek geen relaties met de politieke achtergronden herkend. Dat speelt ook geen rol want dit verhaal gaat over het leven van alledag van de gewone, arme bevolking, niet de rijke mensen die zich met politiek bezig houden.
Er is wel een duidelijke relatie met de sociaal-economische achtergronden. Dit boek heeft, net als andere werken van Bredero, te maken met de stedelijke gedragscode. In het verhaal bestaat een sterke tegenstelling tussen goed, gewenst gedrag en slecht, ongewenst gedrag. Het ongewenste gedrag werd geassociëerd met de boeren. Zij dronken vaak veel en waren seksueel erg ongeremd. Zulk gedrag was niet wenselijk binnen de muren van de stad, want het kon leiden tot conflicten (bijvoorbeeld ruzies tussen dronken mensen) en het was ook moreel niet juist. Sex diende alleen binnen het huwelijk plaats te vinden.
De molenaar, Piet, is het toonbeeld van slecht, boers gedrag. Hij is ook geen stadsburger, dat verduidelijkt de boodschap. Hij drinkt veel, ook als hij het zich eigenlijk niet kan veroorloven, en hij heeft regelmatig buitenechtelijke verhoudingen (geen liefdesrelaties overigens). Aaltje is een keurige, goede vrouw, die het slachtoffer is van Piets egoïstische en immorele gedrag. Zij wordt niet zo slecht afgeschilderd, eigenlijk alleen maar als iemand waar je medelijden mee kunt hebben. Trijn is het toonbeeld van goed gedrag volgens de stedelijke gedragscode. Ze wil absoluut niet ontrouw zijn aan haar man. Ze let goed op haar eer en aanzien; ze wil niet in een herberg overnachten, omdat die bekend staan als hoerententen, en ze wil niet dat mensen kwaad over haar gaan spreken. Dat is natuurlijk ook praktisch, niet alleen vanwege haar eergevoel. Trijn laat zich niet bedriegen, in plaats daarvan komt ze zelf met een list. Dat wordt afgeschilderd als een slimme en goede zet. Men vond het dus niet verkeerd om een domme en gemene persoon te bedriegen, wanneer die het anders bij jou zou doen.
Joost tenslotte is ook een voorbeeld van boers gedrag. Hij speelt maar een kleine rol, maar wat je over hem wel weet is dat hij seksueel ongeremd is en dat hoorde niet. Zomaar even sex hebben voor je plezier was er niet bij, dat werd ten zeerste afgewezen.
Dit verhaal kun je ook in verband brengen met culturele achtergronden. Zo was Bredero lid van de Amsterdamse rederijkerskamer D’Eglentier. Daarin is hij dus literair geschoold. Leden van rederijkerskamers speelden een belangrijke opiniërende rol in de steden, omdat ze ideeën uit de Renaissance in hun boeken verwerkten. Hun meningen daarover konden sterk verschillen, dus dat wil niet zeggen dat ze allemaal hetzelfde soort werken schreven.
De maatschappelijke taak van de schrijver om mensen te onderwijzen of bekritiseren en om wijze lessen te geven is ook hier duidelijk herkenbaar, aangezien Bredero de stedelijke gedragscode ter sprake brengt. Het stuk is luchtig en amusant, maar ook nuttig, omdat het een aantal wijze lessen bevat. Dat past bij de opvatting uit die tijd, dat literatuur het nuttige en het aangename in zich moest verenigen: het ‘utile dulce’-idee.
De klucht van de molenaer valt onder het genre van de kluchten, zoals de naam al zegt. Typerend voor de klucht is dat er grappige situaties worden beschreven en dat de personages (vaak van niet al te hoge komaf) zich laten leiden door primaire levensdriften zoals eten, zuipen en sex.
Het oorspronkelijke publiek dat dit toneelstuk te zien kreeg, bestond uit stadsburgers. Volgens mij was het niet speciaal bedoeld voor rijke of arme burgers, maar ik denk dat het publiek wel voor het merendeel uit rijke en aanzienlijke mensen bestond, omdat arme mensen het zich niet konden veroorloven. Die zouden waarschijnlijk ook geen tijd hebben, omdat ze moesten werken. De functie die dit stuk voor het publiek vervulde, gold in ieder geval voor zowel rijke als arme mensen; de stedelijke gedragscode gold immers voor alle lagen van de stadsbevolking. Iedereen moest zich ernaar gedragen. Dit toneelstuk gaf het goede voorbeeld (evenals het slechte), het had een voorbeeldfunctie. Maar het zorgde natuurlijk ook voor amusement. De personages waren realistisch en herkenbaar, geen helden maar gewone mensen zoals je die tegenkomt op straat of in de kroeg. Anders zou het stadspubliek er weinig aan hebben gevonden denk ik.
Evaluatie (280 woorden)
Mijn eerste mening over het boek is niet veel veranderd, want voordat ik het boek had gelezen wist ik de belangrijkste achtergrondinformatie al. Dus dat had ik al in mijn achterhoofd toen ik mijn eerste oordeel over het verhaal vormde.
Na het maken van dit boekverslag vind ik het boek nog steeds humoristisch, om dezelfde redenen als ik hierboven al heb gezegd. Ik vind het ook wel spannend. Niet omdat het eng is, maar omdat je je steeds afvraagt hoe het verder zal gaan, eigenlijk al vanaf het moment dat Piet zijn voorstel doet aan Trijn.
Om te lezen vind ik het toch wat minder geslaagd maar ik vind het wel een goed stuk, het lijkt me wel leuk als je het opgevoerd ziet. Alleen het taalgebruik zou me een beetje raar in de oren klinken, vooral als ze over sex praten. Maar het is natuurlijk erg oud. Het valt me wel op dat het nog steeds van toepassing is, het gaat over thema’s die in elke tijd voorkomen, want het gaat niet over politieke ontwikkelingen of religieuze overtuigingen, maar gewoon over alledaagse dingen (het huwelijk/een relatie, vreemdgaan, drank) waar iedereen in elke tijd wel mee te maken krijgt.
Ik had geen problemen bij het maken van dit boekverslag. De stof uit het boek had ik goed doorgenomen dus ik wist wel waar ik over moest schrijven bij de verdiepingsopdracht. Ik vond het wel lastig om het boek in de originele uitgave te lezen, zonder vertaling. Maar er stonden wel woorden bij dus het was wel te doen. Ik weet niet wat ik volgende keer anders ga doen, ik denk niks bijzonders want ik vond het wel goed gaan nu.
De klucht van de meulenaer door G.A. Bredero
6.9
-
-
-
ADVERTENTIE
Zeker slagen in 50 dagen! 🎓
Examenleerlingen opgelet: over 50 dagen is het zo ver! Wil jij ook slim leren, zeker slagen? Ontdek alle tips, tests, trucs en tools van Examenbundel en sleep dat diploma binnen. Wil je zeker weten dat je niks mist? Meld je dan snel aan en ontvang alle tips in je mail!
Ik wil slagen!
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden