Zakelijke gegevens
Auteur: Gerrit Komrij
Titel: De klopgeest
Uitgever: uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam
Jaar van uitgave: 2001
Aantal bladzijden: 239
Genre: historisch roman Eerste reactie Keuze
Ik wist zelf niet echt welk boek is moest gaan lezen. Ik ben toen naar mijn vader gegaan. Hij heeft me toen dit boek gegeven. Inhoud
Ik vond het wel een leuk boek om te lezen. Het was niet al te moeilijk. Af en toe was het wel zo geschreven dat ik niet wist wat er nou eigenlijk bedoeld werd. Het onderwerp vond ik ook erg interessant. Verdieping Samenvatting
Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, aan de vooravond van de kroning van prinses Wilhelmina tot koningin, begin september 1898. Hoofdpersoon Hector is een dandy. Hij woont boven een café-chantant in de Nes en treedt regelmatig op als medium en hypnotiseur, het liefst bij de rijken in de nieuwe villawijken in Zuid. Op een dag krijgt hij een uitnodiging van de heer en mevrouw Bruyningh om contact te maken met hun gestorven zoon Carolus. Tijdens de seance wordt er gezongen en vinden aanrakingen plaats. Hector communiceert met de gestorvene via klopgeluiden, maar de geest verschijnt nog niet. Nadat Hector de tafel laat dansen, beëindigt hij de bijeenkomst. Bij het afscheid geeft het dienstmeisje, dat hij Roos noemt, hem een knipoog: zij heeft hem in het geheim geassisteerd bij zijn optreden. In zijn bruisende stamcafé Eldorado, waar regelmatig conferenciers en muziekgezelschappen optreden, ontmoet Hector op een dag een man met een opvallende adamsappel, die hem vraagt eens bij hem thuis te komen kijke, omdat hij de laatste tijd zulke rare geluiden hoort. Tijdens de tweede seance bij de familie Bruyningh laat Hector de aanwezigen versteld staan door hen op een lei gekraste boodschappen van Carolus te tonen. Bij zijn vertrek krijgt hij drie gouden sieraden cadeau. Hector voert felle discussies met zijn haveloze vriend, de socialist George, die hij heeft leren kennen op de markt, waar George verve socialistische brochures stond te verkopen. Ze ontmoeten elkaar ook wel eens op wilde feestjes in de nieuwe, maar grauwe buurt Y-Y (de Pijp), waar George op kamers woont. De derde seance bij de Bruyninghs eindigt dramatisch. Juist op het moment dat de geest van Carolus aan het verschijnen is, wordt er boven in de villa ingebroken (door een aantal socialisten). Hector wordt als zondebok weggejaagd. In het Volkseethuis woont hij een bijeenkomst van socialisten bij, waarin de anarchist Kleber een vurige toespraak houdt en oproept tot harde acties tegen de gezagsdragers en de bourgeoisie op de kroningsdag. Later gaat Hector mee met de man met de grote adamsappel, die boven Dr. Onyx, ‘waarzegger en horoscooptrekker’, woont. De deur van Onyx’ huis staat aan en samen snuffelen ze binnen wat rond. In een laatje vindt Hector het diamanten collier van mevrouw Bruyningh, dat tijdens de laatste seance gestolen was. Hector is al enige tijd het medium van Zelda van hall. Haar moderne ouders Frederik en Penelope stellen hun leven in dienst van de ‘geestelijke verlichting’ van de massa. Ze gunnen hun dochter af en toe een seance en hebben Hector aangenomen als magnetiseur vanwege de nerveuze hoofdpijnen van de afstotelijke Zelda. Op verzoek van Hector woont George een kleine seance in de kamer van Zelda bij. Als Hector zijn kunsten als helderziende, gedachtelezer en hypnotiseur vertoond, doorziet George zijn bedrog. Later stelt Hector alles in het werk om hun vriendschapen te redden door George uit te leggen hoe alles in zijn werk gaat bij tafeldansen, materialisaties, leischrijven, aanrakingen en dergelijke. Bij een tweede bezoek aan het huis van Dr. Onyx ontdekt Hector een deurtje zonder kruk dat toegang geeft tot het achterhuis. Na een bezoek aan een tumultueuze ‘monster-meeting’ van de socialistische bonden en verenigingen in Constantia, komt hij erachter dat de klopgeluiden veroorzaakt worden door druppelend water in Onyx’ achterhuis. Verder ontdekt hij daar een aantal vertrekken, die zijn nieuwsgierigheid opwekken. Als hij ’s nachts officieel op bezoek gaat bij Onyx, blijkt dat hij terechtgekomen is in een illegaal bordeel. Bij zijn overhaaste vertrek ziet hij juist de heer Nicolaas Bruyningh binnenkomen. Aan de vriendschap tussen Hector en George komt een eind, wanneer Hector enige tijd later merkt dat George in het Volkseethuis het spiritisme onder de socialisten propageert. Hector voelt zich ‘bestolen’. Op de dag van de inhuldiging van Wilhelmina in de Nieuwe Kerk is er totaal gene sprake van protesten: de oproerkraaiers zijn van te voren al opgepakt. Hector slaat de gebeurtenissen van dichtbij gade en droomt wat weg. Als hij teruggekeerd is in de werkelijkheid, ziet hij dat ene paard zijn lakschoenen bedekt heeft met modderspatten. Onderzoek van de verhaaltechniek
De roman bestaat uit 33 genummerde hoofdstukken, voorafgaand door een lange citaat van de socialist en de schrijver Herman Gorter over de verandering van de maatschappij. Vier hoofdstukken hebben een bijzonder karakter: ze bestaan uit lange citaten (van ongeveer tweeënhalve pagina). Hoodstuk 4 is een citaat uit de schilder van het moderne leven van Charles Baudelaire, in zijn tijd een bekende dandy. Hij schets daarin onder meer een beeld van de dandy en het dandyisme. Voor de dandy heeft de liefde geen betekenis als doel op zichzelf, is geld niet essentieel, zijn uiterlijk vertoon en elegante kleding slechts symbool van het aristocratische superioriteit van de geest. Hij heeft maar één drijfveer: de trivialiteit te lijf gaan. Het dandyisme is typerend voor overgangstijden. Hector past redelijk goed in Baudelaires beeld van de dandy. Hij flirt met dienstmeisje Roos, maar liefde als doel op zichzelf kun ej het niet noemen. Aan geld hecht hij eigenlijk niet veel waarde; als hij het heeft, besteedt hij het vaak aan elegante kleren (zie p.166). Zijn drijfveer is niet het najagen van materieel succes, maar handel in ‘geloofsartikelen’, het domein van de geest. In hoofdstuk 20 – een citaat uit een biografie van Marie Corelli (pseudoniem van Mary Mackay) – wordt verteld over de bijzondere gaven en succesvolle boeken van de Britste schrijfster, die leefde van 1855 tot 1924 en achtentwintig nogal melodramatische en religieus getinte romans schreef. Haar populairste roman was The Murder of Delicia uit 1896, een boek dat in Komrij’s roman op p.143 genoemd wordt. Het melodramatische aspect is onder ander duidelijk terug te vinden in het gedrag van Zelda van Hall (zie bijv. p. 146 en 209) en in dat van mevrouw Bruyningh en de andere dames die de seances bijwonen. Hoofdstuk 25 bestaat uit een citaat uit een (al dan niet authentiek) pamflet, waarin een Oranjekoning op de hak wordt genomen. Hij is een slecht militair, gaat naar de hoeren, zuipt en gedraagt zich ploertig, organiseert volksfeesten om zijn bestialiteit bot te vieren, is wreed en zijgt zijn volk uit. Kortom: hij is een ‘gekroond zwijn’(p.191). Wie iets van de geschiedenis van ons vorstenhuis weet, zal in hem onmiddellijk onze roemruchte koning Willem III herkennen, de vader van Wilhelmina. In hoofdstuk 31 (het laatste hoofdstuk-in-citaatvorm)wordt geciteerd uit een boekje voor de lagere scholen. De tekst gaat over de jonge prinses Wilhelmina op Het Loo. De klopgeest cirkelt rond de kroning en de inhuldiging van de dan achttienjarige prinses (al op p. 9 staat: ‘Binnenkort wordt het tengere kind zelf koningin’.) In het begincitaat van de roman en die vier hoofdstukken-in-citaatvorm belicht Komrij vier elementen, die als rode draden door zijn roman geweven zijn: het socialisme, het dandyisme, de melodramatiek en de monarchie. Een vijfde telkens terugkerend aspect is het spiritisme. De klopgeest speelt zich af aan het eind van de negentiende eeuw. Het is de tijd van industrialisering, opkomend socialisme en grote belangstelling – vooral bij vrouwen! – voor het spiritisme. Er zijn twee verhaallijnen. In de eerste verhaallijn staat het spiritistisch medium Hector centraal: zijn seances bij rijke families en zijn wederwaardigheden rond het opsporen van de vreemde geluiden onder het huis van de man met de grote adamsappel. De tweede verhaallijn heeft betrekking op de gebeurtenissen in Amsterdam aan de vooravond van de inhuldiging van Wilhelmina op 6 september 1898 (een datum die overigens niet vermeld wordt). Hieris speelt het socialisme, waarvan Hectors vriend George een vertegenwoordiger is, een belangrijke rol. De gebeurtenissen worden verteld door een ik-figuur, hoofdpersoon Hector, wiens naam pas in hoofdstuk 5 onthuld wordt (hij heeft, evenals zijn vriend George, geen achternaam). Tweemaal treffen we een afwijking van het ik-perspectief aan. In hoofdstuk 11, waarin een aantal mannen van hun baas een opdracht krijgt voor een overval in Zuid (de inbraak bij de familie Bruyningh), is het vertelperspectief auctoriaal. Dat is ook het geval in hoofdstuk 14, waarin een meisje zichzelf verplaatst in de gedachten van een mooie jongeman (Hector). Wie Publieke werken (1999) van Thomas Rooseboom gelezen heeft, zal een aantal overeenkomsten zien tussen deze roman en De klopgeest. Beide verhalen spelen zich af aan het eind van de negentiende eeuw; in beide speelt Amsterdam een belangriojke rol; in beide verzetten twee mannen zich tegen de ‘gevestigde orde’ en in beide is sprake van lotsverbondenheid tussen die twee personages. Er zijn ook duidelijke verschillen. Rooseboom hanteert een archaïsche, barokke stijl, terwijl bij Komrij de zinnen en alinea’s kort zijn en de toon ironisch is. Rooseboom gebruikt een dubbel personaal perspectief (we zien de gebeurtenissen afwisselend door de ogen van de twee hoofdpersonen Walter Vedder en Christof Anijs); Komrij creëert één ik-verteller, die tevens hoofdpersoon is. De vertedle tijd in Publieke werken omvat ongeveer twee jaar; in De klopgeest zijn de gebeurtenissen gesitueerd in de nazomer van 1898
Op zoek naar de thematiek
Hector en George vertegenwoordigen twee werelden (het hoofdthema), respectievelijk de wereld van de geest (het spirituele of de droom) en de wereld van de materie (het materiéle of de werkelijkheid). Hector bemiddelt tussen de wereld van de levenden en die van de doden om tegemoet te komen aan de wensen, verlangens en dromen van de welgestelden. Hij is vooral gericht op het spirituele. George is pleitbezorger van het socialisme, dat de armen in materieel opzicht een beter toekomst moet brengen. Hij is gericht op het materiële, hoewel hij zich later ook tot het spiritisme wendt. De twee werelden staan niet los van elkaar Wie weet zijn er niet eens twee afzonderlijke werelden, maar lopen ze gewoon door elkaar. Wie weet zijn de twee werelden een en dezelfde wereld. De wereld hier en de wereld daar. De wereld van nu en de wereld van straks. De wereld van de mensen boven en de wereld van de mensen beneden. Luchtkastelen op aarde of echte kastelen in de lucht, wat doet het ertoe? (p.203) Geest en materie horen bij elkaar: ‘Ohne Phosphor kein gedanke’! (p.85) Zowel Hector als George dromen van een andere, betere wereld. Maar vooral bij Hector zittend e idealen niet erg diep: zijn seances zijn puur vermaak, spel en show, waarbij hij gebruik maakt van allerlei trucs en van handlangers (zoals Roos). De titel verwijst naar beide werelden: naar het spiritisme (klopgeesten) én naar het geklop en gehamer van de bouwactiviteiten in Amsterdam. In overdrachtelijke zin zou met de klopgeest ook het socialisme bedoeld kunnen zijn: het schudt als het ware de geesten van de proletariërs wakker. In de roman komen – naast geest versus materie – nog veel meer tegenstellingen voor (het contrast vormt structuurprincipe!). Hector houdt van smetteloze, elegante kleding, is een dromerig type, knap en goedgebouwd; een idealist met meer gevoel voor theater en principes (p. 137). George daarentegen is een nerveus en haveloos type; hij zet zich in voor de verbetering van het ellendige lot van de arbeiders. Wat plaatsen van handeling betreft is er een grote tegenstelling tussen de villawijken van de rijken en achterstandsbuurten als de Nes en de Pijp. Verder staan de machthebbers (gezagsdragers en notabelen) tegenover de machteloze arbeiders. De stad bruist van de activiteiten, in positieve maar ook in negatieve zin: het verzet tegen het gezag en de bourgeoisie blijft niet ondergronds. Ook in het onheilspellende toekomstvisioen dat Hector aan het slot van heeft, vallen de tegenstellingen op. Plaats in de literatuurgeschiedenis
Gerrit Jan Komrij werd op 30 maart 1944 geboren, in een kippenhok in Winterswijk, waar zijn ouders tijdens een luchtaanval in verscholen zaten. Vanwege een bochel lag hij zijn eerste half jaar in een ziekenhuis. “Moeizaam hadden ze hem daar gladgestreken. ‘t Lukte. Hij wilde leven blijkbaar.” Met die wil om te leven kwam vanzelf de dichterlijke vorm, nog zonder inhoud, maar op zeer jonge leeftijd. In het ziekenhuis lag hij namelijk vastgebonden op een plank, en hij kon alleen zijn hoofd en zijn handen bewegen. Zo ontwikkelde hij al vroeg een groot gevoel voor maat en ritme. Door te neuriën en te zingen maakte hij zijn aanwezigheid duidelijk. Hij neuriede dwangmatig, tikte met zijn handen en rolde met zijn hoofd. De muziek en de maar waren er, de woorden kwamen vanzelf. De dingen leefden voor hem intenser dan mensen. Dingen waren zijn vrienden, evenals woorden. Dat hij homoseksueel was, was al heel vroeg voor hem duidelijk: “De eerste en enige schok die ik me uit mijn jeugd herinner was de schok op het moment dat ik erachter kwam dat er mensen bestonden die niet homoseksueel waren.” Maar hij heeft ook gezegd: “Jarenlang dacht ik dat ik de enige homoseksueel op aarde was.” Nadat Gerrit Komrij zijn eindexamen gymnasium alfa in 1963 had gehaald, ging hij naar Amsterdam waar hij Nederlands studeerde, later Algemene en Vergelijkende West- Europese Literatuurwetenschap. Zijn ouders plaatsten hem - met de zoon van een dominee – op kamers in het AMJV- hotel om hem te beschermen tegen de zondige hoofdstad. Komrij stortte zich desalniettemin in het nachtleven; de studie sneuvelde. In januari 1965 vertrok hij naar Griekenland, Kreta, waar hij zich onderhield met het geven van taallessen en als tolk, om pas in 1966 weer terug te keren naar Amsterdam, waar hij zijn partner Charles Hofman ontmoette. Zijn eerste boek was de vertaling van Pausin Johanna, een schandaalkroniek van de hand van de Griek. In 2001 verscheen, heel verrassend, de historische roman “De klopgeest”, welke zowel positieve als negatieven kritieken kreeg. Het is zijn meest gewaagde roman tot dusver. Ik heb niet iets kunnen vinden over welke thema’s typerend zijn voor Gerrit Komrij. Ook heb ik vedrer geen boeken van hem gelezen, dus kan het hier ook niet mee vergelijken. In de periode waarin dit boek is geschreven heeft nog geen eigen naam. In deze periode raken het world wide web en e-mail onder een groot publiek bekend als communicatiemiddelen. Daarom zou deze hele goed de internetperiode kunnen heten. Ook zou je de twintigste eeuw heel goed de revolutie kunnen noemen, vanwege snelle en ingrijpende veranderingen. Er vinden twee revoluties plaats: de industriële kennisrevolutie en de politieke revolutie van de democratisering. De mens is zich aan het bevrijden van het traditionele gezag van geloof en politiek. Er mag aan waarden getwijfeld worden. De mens kent zich beter, maar heeft ook minder houvast. Zeer ingewikkelde vraagstukken als: abortus, euthanasie, genenmanipulatie en multiculturele samenleving zijn aan de aanleiding voor de snelle golfbeweging van stromingen en tegenstromingen, die nooit lang blijven, maar elkaar bestrijden en weer ineenvloeien.
Titel: De klopgeest
Uitgever: uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam
Jaar van uitgave: 2001
Aantal bladzijden: 239
Genre: historisch roman Eerste reactie Keuze
Ik wist zelf niet echt welk boek is moest gaan lezen. Ik ben toen naar mijn vader gegaan. Hij heeft me toen dit boek gegeven. Inhoud
Ik vond het wel een leuk boek om te lezen. Het was niet al te moeilijk. Af en toe was het wel zo geschreven dat ik niet wist wat er nou eigenlijk bedoeld werd. Het onderwerp vond ik ook erg interessant. Verdieping Samenvatting
Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, aan de vooravond van de kroning van prinses Wilhelmina tot koningin, begin september 1898. Hoofdpersoon Hector is een dandy. Hij woont boven een café-chantant in de Nes en treedt regelmatig op als medium en hypnotiseur, het liefst bij de rijken in de nieuwe villawijken in Zuid. Op een dag krijgt hij een uitnodiging van de heer en mevrouw Bruyningh om contact te maken met hun gestorven zoon Carolus. Tijdens de seance wordt er gezongen en vinden aanrakingen plaats. Hector communiceert met de gestorvene via klopgeluiden, maar de geest verschijnt nog niet. Nadat Hector de tafel laat dansen, beëindigt hij de bijeenkomst. Bij het afscheid geeft het dienstmeisje, dat hij Roos noemt, hem een knipoog: zij heeft hem in het geheim geassisteerd bij zijn optreden. In zijn bruisende stamcafé Eldorado, waar regelmatig conferenciers en muziekgezelschappen optreden, ontmoet Hector op een dag een man met een opvallende adamsappel, die hem vraagt eens bij hem thuis te komen kijke, omdat hij de laatste tijd zulke rare geluiden hoort. Tijdens de tweede seance bij de familie Bruyningh laat Hector de aanwezigen versteld staan door hen op een lei gekraste boodschappen van Carolus te tonen. Bij zijn vertrek krijgt hij drie gouden sieraden cadeau. Hector voert felle discussies met zijn haveloze vriend, de socialist George, die hij heeft leren kennen op de markt, waar George verve socialistische brochures stond te verkopen. Ze ontmoeten elkaar ook wel eens op wilde feestjes in de nieuwe, maar grauwe buurt Y-Y (de Pijp), waar George op kamers woont. De derde seance bij de Bruyninghs eindigt dramatisch. Juist op het moment dat de geest van Carolus aan het verschijnen is, wordt er boven in de villa ingebroken (door een aantal socialisten). Hector wordt als zondebok weggejaagd. In het Volkseethuis woont hij een bijeenkomst van socialisten bij, waarin de anarchist Kleber een vurige toespraak houdt en oproept tot harde acties tegen de gezagsdragers en de bourgeoisie op de kroningsdag. Later gaat Hector mee met de man met de grote adamsappel, die boven Dr. Onyx, ‘waarzegger en horoscooptrekker’, woont. De deur van Onyx’ huis staat aan en samen snuffelen ze binnen wat rond. In een laatje vindt Hector het diamanten collier van mevrouw Bruyningh, dat tijdens de laatste seance gestolen was. Hector is al enige tijd het medium van Zelda van hall. Haar moderne ouders Frederik en Penelope stellen hun leven in dienst van de ‘geestelijke verlichting’ van de massa. Ze gunnen hun dochter af en toe een seance en hebben Hector aangenomen als magnetiseur vanwege de nerveuze hoofdpijnen van de afstotelijke Zelda. Op verzoek van Hector woont George een kleine seance in de kamer van Zelda bij. Als Hector zijn kunsten als helderziende, gedachtelezer en hypnotiseur vertoond, doorziet George zijn bedrog. Later stelt Hector alles in het werk om hun vriendschapen te redden door George uit te leggen hoe alles in zijn werk gaat bij tafeldansen, materialisaties, leischrijven, aanrakingen en dergelijke. Bij een tweede bezoek aan het huis van Dr. Onyx ontdekt Hector een deurtje zonder kruk dat toegang geeft tot het achterhuis. Na een bezoek aan een tumultueuze ‘monster-meeting’ van de socialistische bonden en verenigingen in Constantia, komt hij erachter dat de klopgeluiden veroorzaakt worden door druppelend water in Onyx’ achterhuis. Verder ontdekt hij daar een aantal vertrekken, die zijn nieuwsgierigheid opwekken. Als hij ’s nachts officieel op bezoek gaat bij Onyx, blijkt dat hij terechtgekomen is in een illegaal bordeel. Bij zijn overhaaste vertrek ziet hij juist de heer Nicolaas Bruyningh binnenkomen. Aan de vriendschap tussen Hector en George komt een eind, wanneer Hector enige tijd later merkt dat George in het Volkseethuis het spiritisme onder de socialisten propageert. Hector voelt zich ‘bestolen’. Op de dag van de inhuldiging van Wilhelmina in de Nieuwe Kerk is er totaal gene sprake van protesten: de oproerkraaiers zijn van te voren al opgepakt. Hector slaat de gebeurtenissen van dichtbij gade en droomt wat weg. Als hij teruggekeerd is in de werkelijkheid, ziet hij dat ene paard zijn lakschoenen bedekt heeft met modderspatten. Onderzoek van de verhaaltechniek
De roman bestaat uit 33 genummerde hoofdstukken, voorafgaand door een lange citaat van de socialist en de schrijver Herman Gorter over de verandering van de maatschappij. Vier hoofdstukken hebben een bijzonder karakter: ze bestaan uit lange citaten (van ongeveer tweeënhalve pagina). Hoodstuk 4 is een citaat uit de schilder van het moderne leven van Charles Baudelaire, in zijn tijd een bekende dandy. Hij schets daarin onder meer een beeld van de dandy en het dandyisme. Voor de dandy heeft de liefde geen betekenis als doel op zichzelf, is geld niet essentieel, zijn uiterlijk vertoon en elegante kleding slechts symbool van het aristocratische superioriteit van de geest. Hij heeft maar één drijfveer: de trivialiteit te lijf gaan. Het dandyisme is typerend voor overgangstijden. Hector past redelijk goed in Baudelaires beeld van de dandy. Hij flirt met dienstmeisje Roos, maar liefde als doel op zichzelf kun ej het niet noemen. Aan geld hecht hij eigenlijk niet veel waarde; als hij het heeft, besteedt hij het vaak aan elegante kleren (zie p.166). Zijn drijfveer is niet het najagen van materieel succes, maar handel in ‘geloofsartikelen’, het domein van de geest. In hoofdstuk 20 – een citaat uit een biografie van Marie Corelli (pseudoniem van Mary Mackay) – wordt verteld over de bijzondere gaven en succesvolle boeken van de Britste schrijfster, die leefde van 1855 tot 1924 en achtentwintig nogal melodramatische en religieus getinte romans schreef. Haar populairste roman was The Murder of Delicia uit 1896, een boek dat in Komrij’s roman op p.143 genoemd wordt. Het melodramatische aspect is onder ander duidelijk terug te vinden in het gedrag van Zelda van Hall (zie bijv. p. 146 en 209) en in dat van mevrouw Bruyningh en de andere dames die de seances bijwonen. Hoofdstuk 25 bestaat uit een citaat uit een (al dan niet authentiek) pamflet, waarin een Oranjekoning op de hak wordt genomen. Hij is een slecht militair, gaat naar de hoeren, zuipt en gedraagt zich ploertig, organiseert volksfeesten om zijn bestialiteit bot te vieren, is wreed en zijgt zijn volk uit. Kortom: hij is een ‘gekroond zwijn’(p.191). Wie iets van de geschiedenis van ons vorstenhuis weet, zal in hem onmiddellijk onze roemruchte koning Willem III herkennen, de vader van Wilhelmina. In hoofdstuk 31 (het laatste hoofdstuk-in-citaatvorm)wordt geciteerd uit een boekje voor de lagere scholen. De tekst gaat over de jonge prinses Wilhelmina op Het Loo. De klopgeest cirkelt rond de kroning en de inhuldiging van de dan achttienjarige prinses (al op p. 9 staat: ‘Binnenkort wordt het tengere kind zelf koningin’.) In het begincitaat van de roman en die vier hoofdstukken-in-citaatvorm belicht Komrij vier elementen, die als rode draden door zijn roman geweven zijn: het socialisme, het dandyisme, de melodramatiek en de monarchie. Een vijfde telkens terugkerend aspect is het spiritisme. De klopgeest speelt zich af aan het eind van de negentiende eeuw. Het is de tijd van industrialisering, opkomend socialisme en grote belangstelling – vooral bij vrouwen! – voor het spiritisme. Er zijn twee verhaallijnen. In de eerste verhaallijn staat het spiritistisch medium Hector centraal: zijn seances bij rijke families en zijn wederwaardigheden rond het opsporen van de vreemde geluiden onder het huis van de man met de grote adamsappel. De tweede verhaallijn heeft betrekking op de gebeurtenissen in Amsterdam aan de vooravond van de inhuldiging van Wilhelmina op 6 september 1898 (een datum die overigens niet vermeld wordt). Hieris speelt het socialisme, waarvan Hectors vriend George een vertegenwoordiger is, een belangrijke rol. De gebeurtenissen worden verteld door een ik-figuur, hoofdpersoon Hector, wiens naam pas in hoofdstuk 5 onthuld wordt (hij heeft, evenals zijn vriend George, geen achternaam). Tweemaal treffen we een afwijking van het ik-perspectief aan. In hoofdstuk 11, waarin een aantal mannen van hun baas een opdracht krijgt voor een overval in Zuid (de inbraak bij de familie Bruyningh), is het vertelperspectief auctoriaal. Dat is ook het geval in hoofdstuk 14, waarin een meisje zichzelf verplaatst in de gedachten van een mooie jongeman (Hector). Wie Publieke werken (1999) van Thomas Rooseboom gelezen heeft, zal een aantal overeenkomsten zien tussen deze roman en De klopgeest. Beide verhalen spelen zich af aan het eind van de negentiende eeuw; in beide speelt Amsterdam een belangriojke rol; in beide verzetten twee mannen zich tegen de ‘gevestigde orde’ en in beide is sprake van lotsverbondenheid tussen die twee personages. Er zijn ook duidelijke verschillen. Rooseboom hanteert een archaïsche, barokke stijl, terwijl bij Komrij de zinnen en alinea’s kort zijn en de toon ironisch is. Rooseboom gebruikt een dubbel personaal perspectief (we zien de gebeurtenissen afwisselend door de ogen van de twee hoofdpersonen Walter Vedder en Christof Anijs); Komrij creëert één ik-verteller, die tevens hoofdpersoon is. De vertedle tijd in Publieke werken omvat ongeveer twee jaar; in De klopgeest zijn de gebeurtenissen gesitueerd in de nazomer van 1898
Op zoek naar de thematiek
Hector en George vertegenwoordigen twee werelden (het hoofdthema), respectievelijk de wereld van de geest (het spirituele of de droom) en de wereld van de materie (het materiéle of de werkelijkheid). Hector bemiddelt tussen de wereld van de levenden en die van de doden om tegemoet te komen aan de wensen, verlangens en dromen van de welgestelden. Hij is vooral gericht op het spirituele. George is pleitbezorger van het socialisme, dat de armen in materieel opzicht een beter toekomst moet brengen. Hij is gericht op het materiële, hoewel hij zich later ook tot het spiritisme wendt. De twee werelden staan niet los van elkaar Wie weet zijn er niet eens twee afzonderlijke werelden, maar lopen ze gewoon door elkaar. Wie weet zijn de twee werelden een en dezelfde wereld. De wereld hier en de wereld daar. De wereld van nu en de wereld van straks. De wereld van de mensen boven en de wereld van de mensen beneden. Luchtkastelen op aarde of echte kastelen in de lucht, wat doet het ertoe? (p.203) Geest en materie horen bij elkaar: ‘Ohne Phosphor kein gedanke’! (p.85) Zowel Hector als George dromen van een andere, betere wereld. Maar vooral bij Hector zittend e idealen niet erg diep: zijn seances zijn puur vermaak, spel en show, waarbij hij gebruik maakt van allerlei trucs en van handlangers (zoals Roos). De titel verwijst naar beide werelden: naar het spiritisme (klopgeesten) én naar het geklop en gehamer van de bouwactiviteiten in Amsterdam. In overdrachtelijke zin zou met de klopgeest ook het socialisme bedoeld kunnen zijn: het schudt als het ware de geesten van de proletariërs wakker. In de roman komen – naast geest versus materie – nog veel meer tegenstellingen voor (het contrast vormt structuurprincipe!). Hector houdt van smetteloze, elegante kleding, is een dromerig type, knap en goedgebouwd; een idealist met meer gevoel voor theater en principes (p. 137). George daarentegen is een nerveus en haveloos type; hij zet zich in voor de verbetering van het ellendige lot van de arbeiders. Wat plaatsen van handeling betreft is er een grote tegenstelling tussen de villawijken van de rijken en achterstandsbuurten als de Nes en de Pijp. Verder staan de machthebbers (gezagsdragers en notabelen) tegenover de machteloze arbeiders. De stad bruist van de activiteiten, in positieve maar ook in negatieve zin: het verzet tegen het gezag en de bourgeoisie blijft niet ondergronds. Ook in het onheilspellende toekomstvisioen dat Hector aan het slot van heeft, vallen de tegenstellingen op. Plaats in de literatuurgeschiedenis
Gerrit Jan Komrij werd op 30 maart 1944 geboren, in een kippenhok in Winterswijk, waar zijn ouders tijdens een luchtaanval in verscholen zaten. Vanwege een bochel lag hij zijn eerste half jaar in een ziekenhuis. “Moeizaam hadden ze hem daar gladgestreken. ‘t Lukte. Hij wilde leven blijkbaar.” Met die wil om te leven kwam vanzelf de dichterlijke vorm, nog zonder inhoud, maar op zeer jonge leeftijd. In het ziekenhuis lag hij namelijk vastgebonden op een plank, en hij kon alleen zijn hoofd en zijn handen bewegen. Zo ontwikkelde hij al vroeg een groot gevoel voor maat en ritme. Door te neuriën en te zingen maakte hij zijn aanwezigheid duidelijk. Hij neuriede dwangmatig, tikte met zijn handen en rolde met zijn hoofd. De muziek en de maar waren er, de woorden kwamen vanzelf. De dingen leefden voor hem intenser dan mensen. Dingen waren zijn vrienden, evenals woorden. Dat hij homoseksueel was, was al heel vroeg voor hem duidelijk: “De eerste en enige schok die ik me uit mijn jeugd herinner was de schok op het moment dat ik erachter kwam dat er mensen bestonden die niet homoseksueel waren.” Maar hij heeft ook gezegd: “Jarenlang dacht ik dat ik de enige homoseksueel op aarde was.” Nadat Gerrit Komrij zijn eindexamen gymnasium alfa in 1963 had gehaald, ging hij naar Amsterdam waar hij Nederlands studeerde, later Algemene en Vergelijkende West- Europese Literatuurwetenschap. Zijn ouders plaatsten hem - met de zoon van een dominee – op kamers in het AMJV- hotel om hem te beschermen tegen de zondige hoofdstad. Komrij stortte zich desalniettemin in het nachtleven; de studie sneuvelde. In januari 1965 vertrok hij naar Griekenland, Kreta, waar hij zich onderhield met het geven van taallessen en als tolk, om pas in 1966 weer terug te keren naar Amsterdam, waar hij zijn partner Charles Hofman ontmoette. Zijn eerste boek was de vertaling van Pausin Johanna, een schandaalkroniek van de hand van de Griek. In 2001 verscheen, heel verrassend, de historische roman “De klopgeest”, welke zowel positieve als negatieven kritieken kreeg. Het is zijn meest gewaagde roman tot dusver. Ik heb niet iets kunnen vinden over welke thema’s typerend zijn voor Gerrit Komrij. Ook heb ik vedrer geen boeken van hem gelezen, dus kan het hier ook niet mee vergelijken. In de periode waarin dit boek is geschreven heeft nog geen eigen naam. In deze periode raken het world wide web en e-mail onder een groot publiek bekend als communicatiemiddelen. Daarom zou deze hele goed de internetperiode kunnen heten. Ook zou je de twintigste eeuw heel goed de revolutie kunnen noemen, vanwege snelle en ingrijpende veranderingen. Er vinden twee revoluties plaats: de industriële kennisrevolutie en de politieke revolutie van de democratisering. De mens is zich aan het bevrijden van het traditionele gezag van geloof en politiek. Er mag aan waarden getwijfeld worden. De mens kent zich beter, maar heeft ook minder houvast. Zeer ingewikkelde vraagstukken als: abortus, euthanasie, genenmanipulatie en multiculturele samenleving zijn aan de aanleiding voor de snelle golfbeweging van stromingen en tegenstromingen, die nooit lang blijven, maar elkaar bestrijden en weer ineenvloeien.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden