De Klopgeest door Gerrit Komrij

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
Boekcover De Klopgeest
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 6252 woorden
  • 13 juni 2002
  • 67 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
67 keer beoordeeld

Boekcover De Klopgeest
Shadow
De Klopgeest door Gerrit Komrij
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HOOFDSTUK l § 1 Primaire gegevens Titel: De klopgeest
Auteur: Gerrit Komrij
Jaar van uitgave: 2001 § 2 Korte samenvatting Het verhaal speelt zich af in Amsterdam in 1898, het jaar waarin koningin Wilhelmina gekroond werd. De hoofdpersoon is de spiritist Hector. Hij gaat bij rijke mensen op bezoek in hun villa’ s om contact te leggen met de geesten. Zo wordt in het boek beschreven hoe hij bij de familie Bruyningh contact heeft met de overleden zoon. Hij komt hier een keer of drie, waarbij hij steeds een stapje verder gaat; bij zijn eerste bezoek moet hij zorgen dat hij het vertrouwen van de familie Bruyningh wint, zodat hij vaker terug ma komen. Dit doet hij door tafelpoten te laten tikken, instrumenten plotseling laat spelen en handen uit het niets te laten verschijnen. Het publiek is onder de indruk en hij mag dus terugkomen. Bij de tweede keer laat de overleden zoon een tekst schrijven op een lei. Bij de derde keer staat hij juist op het punt om de overleden zoon te laten verschijnen in eigen persoon, als er wordt ingebroken en een duur collier wordt gestolen. De familie Bruyningh beschuldigt Hector ervan dat hij het heeft gedaan en wordt ontslagen. Doordat hij steeds op bezoek komt bij deze rijke familie, krijgt hij een relatie met het dienstmeisje Roos, wie hij overigens al eens eerder had ontmoet op straat. De beste vriend van Hector is George. George is een socialist en verspreid brochures om arbeiders opstandig te maken tegenover de monarchie. Tevens is hij het tegenovergestelde van Hector, en beiden zijn ze dromers en hebben vele conversaties, waarin George het nooit eens is met Hector, waar Hector eigenlijk veel bewondering voor heeft. Op een dag neemt Hector George mee naar een seance bij de dochter van een andere zeer rijke familie. Tijdens deze seance komt George erachter dat alles bedrog is, wat overigens eerder in het boek niet echt duidelijk was. Ze krijgen hierdoor ruzie, en Hector verdedigt zich krachtig, maar ondanks dat verliest hij zijn vriend. Laten ontdekt Hector als bij toeval dat George hem zelfs verraad door ook als medium te gaan werken om meer mensen aan de kant van de socialisten te krijgen. Ondertussen ontdekt Hector ook nog waar het gestolen collier van de familie Bruyningh zich bevindt: bij een ander medium. Hij gaat er wel achteraan, omdat hij door de politie ook als verdachte wordt gezien, maar in het boek wordt niet de afloop beschreven. Het is niet duidelijk of het collier terug is gekomen bij de familie Bruyningh of niet en ook niet of de eigenlijke verdachten zijn opgepakt. De lezer weet namelijk wel wie het gedaan hebben: mensen van de onderwereld. Het boek eindigt met een hoofdstuk over de kroning van Wilhelmina, waarbij opstanden werden verwacht, maar deze bleven uit. § 3 Ik heb voor “De klopgeest” gekozen, omdat we een historische roman moesten lezen en deze titel sprak mij erg aan. lk houd namelijk van spannende boeken, hoewel de titel natuurlijk niet veel hoeft te zeggen over het verhaal. Na de eerste paar hoofdstukken gelezen te hebben kon ik altijd nog een ander boek kiezen, maar dit heb ik niet gedaan. Ondanks dat het boek soms nogal langdradig is, heb ik ervoor gekozen om het uit te lezen. Ik vond het namelijk interessant om te lezen hoe men vroeger over spiritisten dacht: dit was erg populair in die tijd, wat blijkt uit het feit dat arme én rijke mensen behoefte hadden aan een medium. Ze geloofden er ook werkelijk in, terwijl het allemaal bedrog was. Het is fascinerend om te lezen hoe dat dan in zijn werk ging. Hoe kan iemand bijvoorbeeld een tafelpoot laten tikken of opeens een ijskoude hand in de nek van iemand uit het publiek leggen? Of zomaar een viool laten spelen vanaf een plek in de lucht waar een mens niet kan komen? En hoe kan een hand van de geest oplichten in het donker? Ik was erg nieuwsgierig naar de uitleg en ik verwachtte dat deze ergens in het boek zou komen, wat overigens ook het geval was.
HOOFDSTUK ll Informatie over Gerrit Komrij Gerrit Jan Komrij werd op 30 maart 1944 geboren, in een kippenhok in Winterswijk, waar zijn ouders tijdens een luchtaanval in verscholen zaten. Vanwege een bochel lag hij zijn eerste half jaar in een ziekenhuis. “Moeizaam hadden ze hem daar gladgestreken. ‘t Lukte. Hij wilde leven blijkbaar.” Met die wil om te leven kwam vanzelf de dichterlijke vorm, nog zonder inhoud, maar op zeer jonge leeftijd. In het ziekenhuis lag hij namelijk vastgebonden op een plank, en hij kon alleen zijn hoofd en zijn handen bewegen. Zo ontwikkelde hij al vroeg een groot gevoel voor maat en ritme. Door te neuriën en te zingen maakte hij zijn aanwezigheid duidelijk. Hij neuriede dwangmatig, tikte met zijn handen en rolde met zijn hoofd. De muziek en de maar waren er, de woorden kwamen vanzelf. De dingen leefden voor hem intenser dan mensen. Dingen waren zijn vrienden, evenals woorden. Dat hij homoseksueel was, was al heel vroeg voor hem duidelijk: “De eerste en enige schok die ik me uit mijn jeugd herinner was de schok op het moment dat ik erachter kwam dat er mensen bestonden die niet homoseksueel waren.” Maar hij heeft ook gezegd: “Jarenlang dacht ik dat ik de enige homoseksueel op aarde was.” Nadat Gerrit Komrij zijn eindexamen gymnasium alfa in 1963 had gehaald, ging hij naar Amsterdam waar hij Nederlands studeerde, later Algemene en Vergelijkende West- Europese Literatuurwetenschap. Zijn ouders plaatsten hem - met de zoon van een dominee – op kamers in het AMJV- hotel om hem te beschermen tegen de zondige hoofdstad. Komrij stortte zich desalniettemin in het nachtleven; de studie sneuvelde. In januari 1965 vertrok hij naar Griekenland, Kreta, waar hij zich onderhield met het geven van taallessen en als tolk, om pas in 1966 weer terug te keren naar Amsterdam, waar hij zijn partner Charles Hofman ontmoette. Zijn eerste boek was de vertaling van Pausin Johanna, een schandaalkroniek van de hand van de Griek. In 2001 verscheen, heel verrassend, de historische roman “De klopgeest”, welke zowel positieve als negatieven kritieken kreeg. Het is zijn meest gewaagde roman tot dusver. Boekrecensies 1: Het Parool, 23-11-01: De klopgeest, ARJAN PETERS
Een roman moet ongeveer tweehonderd bladzijden tellen. Dus wanneer het verhaal dat je kwijt wilt na een honderdtal gedaan is, moet je er nog eens streng naar kijken. Met harde hand. Dat is iets anders dan Komrij heeft besloten: hij deelt de simpelste passage nog op in clustertjes die als fantoomschoten over de pagina's zwermen. Door deze methode wint de inhoud nog niet aan soortelijk gewicht. Integendeel. Je leest Komrijs nieuwe roman De klopgeest in een vloek en een zucht uit, en slaakt na de laatste zucht een vloek omdat je inspanning niet is beloond. Dat was weer een roman. Sprekende prent van Jacob Olie op het omslag - het had er ook een van Breitner kunnen zijn. Past goed bij het jaar 1898 waarin De klopgeest speelt, hetzelfde tijdsgewricht waarin de prachtroman Publieke werken (1999) van Thomas Rosenboom is gesitueerd. In hetzelfde Amsterdam waar zojuist monumenten waren verrezen als het Concertgebouw, die de geest van een nieuwe tijd materialiseerden. Die nieuwe tijd is vandaag de dag onontkoombaar, en geenszins bevrijdend gebleken. Zodat Publieke Werken en De klopgeest als tendensromans kunnen worden bestempeld, die ons vermanend lijken toe te spreken. Wanneer de dandy Hector in Komrijs roman opmerkt dat het kenmerk van zijn tijd 'veranderlijkheid' is, 'plezier in handelssucces' en 'vermaak', of als zijn socialistische vriend George zegt dat we leven 'in een angstige strijd tegen koning geldzak', dan voelen we op onze klompen aan dat hier noten worden gekraakt die de lezer in de 21ste eeuw allerminst als passé horen voor te komen. Met dien verstande dat op het breukvlak van de negentiende en twintigste eeuw nog sprake leek van een keuze. Alsof alles nog niet verloren was en dromen in een handomdraai werkelijkheid konden worden. Hoewel de blijdschap die bezit nam van het volk zodra het prinsesje Wilhelmina werd gekroond, weer boekdelen sprak. De monarchie deed zowat iedereen - spitsburger en gelijkheidsbevorderaar - toen het erop aankwam smelten. Want iedereen is gevoelig voor een oogverblindend sprookje, hoe infantiel van portee ook. En daarmee verwijst Komrij wellicht mede naar de verbazingwekkende sympathie die meisje Máxima dezer dagen ten deel valt. Wij zijn minstens zo hersenloos als onze voorouders in 1898: 'Het kan toch niet zijn dat om één jonge meid het hele schip van staat een verkeerde koers blijft varen? Wat heeft goed bestuur te maken met lieftalligheid en meisjesschap?'; 'Oranjezucht is altijd hand in hand gegaan met drankzucht, maar de drift waarmee ze nu hossen is ongehoord'; 'De machines daveren en de rusteloosheid van de geest baart steeds schrikwekkender leuzen. En te midden van die vuilnis, tussen de tekenen van de Apocalyps, gaat men daar een meisje van achttien een hermelijnen jas omhangen in een middeleeuwse kerk?' Er is schrikbarend weinig veranderd. In het televisiejournaal van vorige week werd minstens zoveel tijd besteed aan een oorlog waaraan het vaderlandse kabinet zielsgraag wil deelnemen als aan de opwinding over de jurk die de gade van de aanstaande koning op het droomhuwelijk van 2 februari 2002 zal dragen. Vloekje. Zuchtje. En dát is een reusachtig verschil met Publieke werken. De stoom die afslaat van de monologen die Rosenbooms weerloze protagonisten afsteken, de glorie van de taal die de schrijver over de lezer uitstort, is vele malen krachtiger dan de zakelijkheid van Komrijs proza, die de gemene stuursheid van de aloude 'nieuwe zakelijkheid' mist, en er alleen de geringe omvang van de zinnetjes mee gemeen heeft. De tegenstelling oude tijd/nieuwe vorm vonkt niet, ze wekt slechts bevreemding. In zijn roman neemt Komrij afscheid van zijn dierbare negentiende eeuw, waarin vormvastheid en galanterie hand in hand gingen. In het verleden heeft hij door middel van essays en bloemlezingen een lans gebroken voor die periode, die onder het stof was geraakt nadat modernisme en engagement het gezicht van de schoonheid lelijk hadden verbrand. Voor Komrij was het postmodernisme van vijftien jaar geleden een gouden tijd: eindelijk kon hij ongestoord zijn vleugels uitslaan. 'Waarom zouden ideologische hoerigheid en diepgelovig ongeloof niet de natuurlijke staat van de mens zijn?', schreef hij toen. 'Leve de extase en de rituelen van de ideale verwarring, het opinieloze labyrint. (. . .) Ik aanvaard de versplintering van de wereldbeelden als een godsgeschenk', triomfeerde hij tegendraads in het titelessay van De gelukkige schizo. In De klopgeest komt Hector ten slotte uit bij een zelfde geestestoestand, met dit verschil dat de zegevierende toon is verruild voor de gelatenheid van de halve artistiekeling die inziet dat zijn houding feitelijk overeenkomt met die van een brave burger die niemand schade berokkent door bij voorkeur met zijn hoofd in de wolken te lopen - om de modder en de regenplassen van de vergeefsheid en dagelijksheid rond zijn voeten even niet te hoeven zien. Tegenstellingen hebben Komrij altijd vuur gegeven; zijn vroegere poëzie en eertijdse polemieken ontlenen er hun onvergankelijke waarde aan. Voor De klopgeest heeft hij opnieuw een contrasterend paar bedacht, maar deze roman lijkt wel met de slaapmuts op geschreven, zo sloom wordt het potentiële conflict uitgewerkt. We hebben Hector, 'jong en knap en goedgebouwd', woonachtig in de morsige Nes. Hij treedt op als medium, als welgemanierde oplichter, bij rijke families die gilletjes slaken als de tafels gaan dansen en de geesten van overledenen zich kenbaar maken. Daartegenover staat zijn vriend George, de volksjongen die op straat brochures vent om de arbeiders opstandig te maken, opdat een revolte tegen de uitzuigende klasse in hun villa's een rechtvaardiger samenleving op aarde mogelijk zal maken. Beiden dromen op hun manier van licht en ruimte. 'Luchtkastelen op aarde of echte kastelen in de lucht, wat doet het ertoe?', vraagt Hector zich in gemoede af. Nu ja, de ene wereld kan de andere omlaag halen, zodat 'de wereld' uiteindelijk 'vele treden lager versuft haar bestaan zal blijven rekken'. De klopgeest geeft die versuffing, denkelijk onbedoeld, in al haar futloosheid weer. Literair schrijven kan een vorm van subliem bedrog zijn, méér waar door de vlammende combinatie van vorm en inhoud dan menige realistische reportage. Zoiets zou van De klopgeest een historische roman hebben gemaakt die werkelijk akelig actueel was. We zouden dan, pamflettistisch gezegd, weldadig klaarwakker worden geklopt. Maar Gerrit Komrij vermeit zich hoofdzakelijk in stadstafereeltjes die onderdoen voor de foto's van Olie en Breitner, waarop je de hoofdstedelijke bedrijvigheid bijna kunt horen en ruiken. De foto voorop is zo goed gekozen dat de roman erachter tot een oubollig aanhangsel wordt gedegradeerd. Komrijs woorden leggen het af tegen die nostalgische plaat, die zoveel schakeringen tussen zwart en wit herbergt dat de kleurloosheid van het proza daarachter eens zo pijnlijk wordt. 'Als de wereld verwildert zal de ideale verzetsgestalte steeds kunstmatiger moeten worden', bedenkt Hector komrijesk. Zijn geestelijke vader had dáár wat uit moeten slepen, in een scherpe roman, die uitgelezen vrijplaats om ideeën en schoonheidsdromen te verduurzamen. Maar dan wel met behulp van de andere vingers die in het geval van Komrij met de jaren zoveel minder actief zijn geworden dan die ene, die plichtmatig op de entertoets neerdaalt zodra de auteur een zin van een woord of tien met een punt aan zijn eind laat komen. Klop klop, en klaar is Gerrit. De hartenklop is intussen ver te zoeken. Mijn mening In de eerste alinea van deze recensie wordt kritiek geleverd op de manier hoe Komrij de meest simpele passages nog uitgebreid verspreidt over de bladzijden, omdat hij wil doen lijken dat zijn boek redelijk dik is. In plaats daarvan had hij ook dingen bij het verhaal kunnen toevoegen, noemt de recensent als voorbeeld. Hier ben ik het mee eens. Het lijkt vaak inderdaad zo dat Komrij het verhaal wil rekken door veel te ‘enteren’ tijdens conversaties. Het is echter ook weer zo dat er, buiten de verhaallijn om, hoofdstukken zijn toegevoegd, die iets uitleggen wat eerder genoemd is in het verhaal. Als voorbeeld geef ik het hoofdstuk waarin wordt uitgelegd wat een ‘dandy’ volgens de definitie is. Dit is namelijk genoemd in het hoofdstuk ervóór; Hector, de hoofdpersoon, zou een dandy zijn. Hij heeft dus ook zijn boek dikker gemaakt door dit soort hoofdstukken toe te voegen, die niets met het verhaal zelf te maken hebben in principe, behalve om uitleg te geven. Dit is overigens hoogst irritant, naar mijn menig, omdat je na zo’n hoofdstuk weer helemaal in het verhaal moet komen. Je moet vaak eerst weer een stuk terugbladeren en de laatste bladzijde van dat hoofdstuk opnieuw lezen. In de derde alinea schrijft de recensent dat je “De klopgeest” in een vloek en een zucht uitleest, en dat je na de laatste zucht een vloek slaakt omdat je inspanning niet is beloond. Ik ben het niet eens over dat je “De klopgeest’ in een vloek en een zucht uitleest. Ik heb er namelijk behoorlijk lang over gedaan om het uit te lezen, omdat de meeste passages nogal saai en langdradig zijn. Ik kan dit boek maximaal twee uur achter elkaar lezen, dan moet ik echt even wat anders doen (om niet in slaap te vallen). Overigens geldt dit niet voor de gedeelten waarin Hector de geesten oproept: niet zozeer omdat het spannend is, maar omdat het interessant is om te lezen hoe dat in zijn werk gaat. Met het gedeelte over dat je een vloek slaagt na de laatste zucht omdat je inspanning niet is beloond, ben ik het wél volledig eens. Het is inderdaad zo dat je veel verwacht, terwijl er uiteindelijk niets gebeurt. Zo verwacht je bijvoorbeeld dat Hector allerlei dingen ontdekt bij het zoeken van de eigenlijke dader van het gestolen collier. Hij sluipt namelijk geregeld zijn huis binnen en ontdekt een bordeel, maar hij vlucht weg en vervolgens komt hij er niet meer terug. Ik vind ik erg makkelijk van Komrij om dit gedeelte in het boek onopgelost te laten. Hij wist vast niet hoe hij zich hieruit moest redden en hoe hij het had moeten laten aflopen. Hij laat de lezer er nu naar raden, want je zal het nooit weten. Zwak. In de alinea’s hierna schrijft de recensent over de gelijkenis met “Publieke werken” uit 1999, geschreven door Thomas Rosenboom. Hier kan ik niet over oordelen, omdat ik dit boek niet heb gelezen. Het was Komrijs bedoeling om met “De klopgeest” te laten zien dat er niet veel verschil is tussen de tijd van nu en de tijd waarin zijn boek zich afspeelt. Hij schrijft namelijk over de kroning van Wilhelmina, waar wel mensen tegen waren, maar toen het erop aankwam stool het meisje alle harten en verliep het allemaal zonder problemen. De recensent laat tussen de regels door blijken dat het Komrij goed is gelukt de gelijkenis te schetsen met onze tijd, namelijk met Maxima die in zekere zin ook al onze harten heeft gestolen. Ik ben me echter daar niet zo van bewust. Ik denk niet dat ik me makkelijk laat beïnvloeden door het ‘liefelijke’ uiterlijk van zo iemand. Ik ben het er wel mee eens dat Komrij goed de overeenkomst tussen onze tijd en de tijd in zijn boek naar voren heeft laten komen. De recensent schrijft ook nog: “…deze roman lijkt wel met de slaapmuts op geschreven, zo sloom wordt het potentiële conflict uitgewerkt.” Met het potentiële conflict bedoelt de recensent de diaogen tussen Hector en George, die volledig tegengesteld aan elkaar zijn. Zoals ik al eerder heb gezegd, vind ik dat er veel lange en saaie passages in het boek staan. Ook op dit punt ben ik het dus eens met de recensent. Tenslotte schrijft de recensent dat de foto op de voorkant van het boek wel een passende voorkant is voor het jaar 1989, waarin het verhaal zich afspeelt, maar geen passende voorkant is voor het boek zelf. Je verwacht namelijk van de zwart-witte voorkant dat het verhaal erachter kleurrijk is; dit is niet het geval. “De foto voorop is zo goed gekozen dat de roman erachter tot een oubollig aanhangsel wordt gedegradeerd”. Hier ben ik het wel mee eens, hoewel het mij niet zou zijn opgevallen als ik deze recensie niet had gelezen. Ik zou de voorkant gewoon beschouwen als een foto uit de negentiende eeuw; passend bij het boek dus. Het komt er op neer dat het meeste wat de recensent schrijft, negatief is: het boek is saai, kleurloos en oubollig. Ik ben het eens met de recensent, hoewel er ook wel positieve dingen zijn te noemen over deze roman. Deze behandel ik echter uitgebreid in hoofdstuk 4. 2: Trouw, 24 november 2001: Een opgeklopte geschiedenis ,T. VAN DEEL
In de nieuwe roman van Gerrit Komrij, 'De klopgeest', vertelt de hoofdpersoon, die later Hector blijkt te heten, dat hij graag een bezoek brengt aan het Panopticum in de Amstelstraat en aan het Panorama aan de Plantage Middenlaan. Hij heeft behoefte aan wat hij noemt 'het binnentreden in onbekende werelden', vandaar dat hij zich tussen de wassen beelden begeeft en de geschilderde, nagebouwde en van opgezette ijsberen voorziene overwintering op Nova Zembla wil meemaken. ,,Ik waande mij er middenin, in die witte oneindigheid, in die verre periode.' Ja, Hector is een gevoelig type, een dromer en een inlever, zeg maar gerust een kunstenaar. In het eerste hoofdstuk legt hij ons meteen uit wat hij doet voor de kost: hij is medium, hij speculeert op de lichtgelovigheid van mensen en laat de geesten spreken, de tafels dansen. Het is allemaal spel, vermaak, tijdverdrijf, er zitten geen hogere idealen achter of een wereldbeeld, hij klopt de rijke mensen geld uit de zak voor een avondje spiritisme. De roman speelt zich af aan het eind van de negentiende eeuw, tegen 1898, de kroning van Wilhelmina vindt plaats in het laatste hoofdstuk. Een historische roman is het in zoverre, dat er inderdaad paardentrams en gaslantaarns in figureren, dat men zijn hoge hoed kan lichten en modderspatten kan krijgen op zijn lakschoenen. Ook is de chique buurt rond het Concertgebouw, in Amsterdam dus, nog in aanbouw en heeft in de binnenstad de Nes de reputatie het vermaakcentrum bij uitstek te zijn. Dat is allemaal goed gedocumenteerd in deze fictie. Maar daar gaat het Komrij eigenlijk nauwelijks om, dat is meer de noodzakelijke couleur locale, die neerkomt op het beschrijven van een paar Breitners of wat foto's van Jacob Olie. De late negentiende eeuw is via allerlei middelen heel gemakkelijk te betreden en aan een paar woorden heeft de lezer al genoeg. Als Komrij zijn Hector laat spreken over 'de kersverse galerij in de Raadhuisstraat' laat hij door middel van het bijvoeglijk naamwoord weten dat hij zijn huiswerk goed gedaan heeft. 'De klopgeest' wil nauwelijks een historische roman zijn, maar meer een aan het eind van de negentiende eeuw gesitueerde ideeënroman, waarin de tegenstelling tussen geest en materie in allerlei vormen is verwerkt. Hector wordt voorgesteld als het prototype van de dandy -er is zelfs, tamelijk knullig, een hoofdstukje ingevoegd waarin Baudelaire, in vertaling, uitlegt wat een dandy is. Hector is de verteller van het verhaal en pas op bladzij 40 krijgen we van hem te horen: ,,Mijn verhaal is welbeschouwd het verhaal van mijn vriend George, dus het wordt tijd dat ik vertel hoe ik hem ontmoette.' George blijkt, wie had dat niet gedacht, het volstrekte tegendeel te zijn van Hector, een socialistische activist, die op de markt zijn arbeideristische, opruiende brochures uitvent, een materialistische utopist, ook uiterlijk van een andere klasse dan waarnaar Hector streeft. Dat die twee vrienden zijn, is maar een constructie van Komrij om gesprekken te genereren over hun beider ideeën over de wereld, over geest en materie, schijn en werkelijkheid, rijk en arm en ga maar door met de hiermee verbonden andere mogelijke tegenstellingen. Komrij is in zijn gehele werk, ook als hij gedichten en essays schrijft, verslaafd aan de tegenstelling, het is de motor waarop hij werkt, maar het vormt ook een gevaar voor wat hij maakt, want tegenstellingen hebben de neiging zich al te nadrukkelijk te manifesteren. Dat is in 'De klopgeest' beslist aan de orde. Hector/George is als eenheid van tegendelen, ze zijn innig bevriend, de samenvatting van alle in de roman ter sprake komende tegenstellingen. ,,Ik ben hem soms te idealistisch. [...] Aan de andere kant komt hij mij soms voor als te gericht op het materialistische.' Veel humor hoeft men van deze stijl niet te verwachten. Het verhaal is in het kort dat Hector bij de rijken in hun nieuwe buurten bij het Concertgebouw -hij woont zelf in de 'duistere, bedompte Nes'- spiritische séances houdt. Het is overduidelijk dat alles doorgestoken kaart is en dat hij dus een toneelspeler is, die berichten uit het hiernamaals doorgeeft. Maar in de eerste helft van de roman is hij niet uit op ontmaskering van zichzelf en geeft hij de indruk zijn poppenkast serieus te nemen. Hij verdedigt ook de wereld van de geest en van de geesten in gesprekken met George. Tijdens een seance wordt ingebroken door de onderwereld, de armen, die er met een rijke buit vandoor gaan. In de loop van de roman wordt deze inbraak, zij het niet helder, enigszins verklaard. George gaat een keer met Hector mee, die zijn helderziendheid moet vertonen en hij komt erachter dat Hector de kluit belazert. Die dreigt de vriendschap met George te verliezen in wel een van de merkwaardigste passages uit dit zoveel merkwaardige, uitgesponnen en saaie passages bevattende boek: ,,Het maakt me bang dat ik de vriendschap met George zie wegglippen. Ik heb de vriendschap met hem geen moment op het spel willen zetten. Ik moet de tijd terugdraaien, ik moet wat gebeurd is ongedaan maken, ik moet ingrijpen in de wetten van oorzaak en gevolg, ik moet toveren. Ik heb contacten met de machten buiten ons en met het ongeziene, ik ben een medium, en nu moet ik het bewijzen. Het hamert door me heen. Paniek bevangt me, omdat ik iets wat ik moet vasthouden en wil vasthouden zie wegglijden in een zwarte draaikolk. Iets dierbaars spiraalt mijn gezichtsveld uit. Het zal me voorgoed verstarren. Ik moet ingrijpen. Nu. Ik moet onze vriendschap redden.' Na dit onmachtige proza legt Hector de kneepjes uit van het mediumvak. Alles onecht, bedrog, manipulatie, suggestie. George is daar kennelijk nogal van onder de indruk, want later hoort Hector hem in het café aan zijn medesocialisten uitleggen dat hypnose en spiritisme manieren zijn waarop de arbeiders bij de rijken kunnen infiltreren en waarmee ze macht kunnen uitoefenen. Alsnog einde vriendschap. ,,Ik heb nu eenmaal meer gevoel voor theater dan voor principes. Ik hang iets aan omdat het mooi is. Als er iets nog mooiers komt hang ik dat aan. Principes zijn zo ondramatisch. Ze ontroeren je nooit. Opnieuw moet ik aan George denken. Misschien is dat het verschil tussen hem en mij. Misschien is het verschil dat George geen kunstenaar is en ik wel.' De roman loopt als een luchtballon leeg op de dag van de kroning van Wilhelmina, een dag die volgens de voornemens van de socialistische activisten ernstig verstoord zou worden, maar er gebeurt helemaal niets van dien aard. De conclusie luidt dat alles voorbijgaat en in zijn tegendeel verkeert: ,,Strijdvaandels worden windvanen, moderne probeersels dogma's en experimenteerlust starre strijd. De kinderen van de onschuld worden de slippendragers van de hel.' Met zo'n samenvatting zitten we dicht in de buurt van Komrij's poëzie, die ik liever lees dan deze roman, waar kraak noch smaak aan is. Het is een opgeklopte geschiedenis, met honderden alineaatjes van maar één zin (dat smeert lekker uit) en in een hogelijk saaie stijl geschreven. Komrij is geen romancier. Alleen 'Verwoest Arcadië' vormt de meesterlijke uitzondering op deze regel.
Mijn mening In de eerste zin van de derde alinea schrijft de recensent: “’De klopgeest’ wil nauwelijks een historisch roman zijn, maar meer een aan het eind van de negentiende eeuw gesitueerde ideeënroman, waarin de tegenstelling tussen geest en materie in allerlei vormen is verwerkt.” Dit is een zeer interessante zin, omdat de recensent letterlijk zegt dat deze ‘historische roman’, zoals het genoemd mag worden, eigenlijk geen historische roman is volgens hem. Nu wilde ik dat ik kon zeggen of hij gelijk heeft of niet. Dit kan ik echter helaas niet, omdat dit de eerste zogezegde historische roman is die ik lees (als het er al een is). Tevens in de derde alinea schrijft de recensent: “George blijkt, wie had dat niet gedacht, het volstrekte tegendeel te zijn van Hector…” Uit het taalgebruik kan ik opmaken dat Komrij altijd tegenstellingen in zijn werken creëert, wat ook al bleek uit boekrecensie 1. Het is dus kenmerkend voor Komrij. Ook hier kan ik eigenlijk niets aan toevoegen, omdat ik nog nooit eerder een geschreven werk van Komrij heb gelezen. In de vierde alinea heeft de recensent het erover dat Komrij verslaafd is aan tegenstellingen, en dit uit door Hector en George vrienden te laten zijn, om zo de tegenstellingen tussen bijvoorbeeld het idealisme en materialisme duidelijk te maken. Hier ben ik het mee eens: ze zijn volledig tegengesteld aan elkaar, ze zijn het werkelijk op geen enkel punt met elkaar eens. Zo probeert Komrij blijkbaar duidelijk te maken hoe mensen verschillend kunnen denken. Dat is hem aardig gelukt. Maar, zoals de recensent ook zegt in de laatste zin van de vierde alinea; humor is absoluut niet aan de orde in dit boek. In de vijfde alinea citeert de recensent een passage uit het boek die hij “een van de merkwaardigste passages uit dit zoveel merkwaardige, uitgesponnen en saaie passages bevattende boek” noemt. Op dit punt ben ik het niet met hem eens, want de passage die hij vervolgens citeert vind ik helemaal niet merkwaardig. Ik kan me namelijk heel goed voorstellen dat Hector zijn goede vriend George niet wil verliezen nu George ontdekt heeft dat het beroep van Hector uit bedrog bestaat. De recensent heeft wél weer gelijk als hij zegt dat het boek vele merkwaardige, saaie passages bevat, want dat is waar. Daar ben ik al uitgebreid op ingegaan. In de laatste alinea vat de recensent samen dat het boek geen smaak bevat en zeer saai is. Hier ben ik het wel mee eens, hoewel er ook wel interessante passages instonden, naar mijn mening. Dat zijn namelijk de passages tijdens de seances. HOOFDSTUK lll De gebeurtenissen in “De klopgeest” van Gerrit Komrij berusten op historische gebeurtenissen. Het draait in het boek namelijk om de kroning van koningin Wilhelmina in 1890. In die tijd zijn de socialisten hier tegen, en er worden opstanden verwacht. In het boek zijn ook hoofdstukken opgenomen waarin je kunt lezen hoe socialisten bijeenkomsten organiseren om mensen te laten demonstreren tegen de nieuwe koningin. In het laatste hoofdstuk wordt de dag beschreven waarop Wilhelmina gekroond wordt. Alle verwachte opstanden blijven echter uit. - Op internet heb ik gezocht via de site: www.startpagina.nl en vindex op de trefwoorden ‘kroning Wilhelmina’. Het enige wat ik kon vinden was informatie als op welke datum het gebeurde, en over Wilhemina zelf, zoals hoeveel kinderen ze had en met wie ze getrouwd was. dit is niet zo belangrijk, ik wilde immers informatie over de kroning zelf. Dit heb ik helaas niet kunnen vinden. Ik zal wat feiten opnoemen die ik wel heb kunnen vinden. Wilhelmina heet voluit Helena Pauline Marie, is geboren in 1880 en gestorven in 1948. Ze trouwde in 1901 met Heinrich of Meckenburg- Schwerin (1876- 1934). In september 1890 werd ze koningin der Nederlanden. - Gerrit Komrij heeft de lezer in zekere zin vanaf het begin van zijn boek ‘voorbereid’ op de kroning van Wilhelmina, doordat de hoofdpersoon naar bijeenkomsten gaat waarbij er gedemonstreerd wordt tegen deze gebeurtenis. Hector is hier zelf niet tegen, maar hij vindt het interessant om te luisteren naar al die mensen die zich zo opwinden. Zijn vriend George is socialist en is hier dus wel op tegen. Als George Hector vraagt wat hij er van vindt als iemand roept dat de monarchisten allemaal doodgeschoten zouden moeten worden, antwoordt Hector dat ze voor hem doodgeschoten mogen worden. Dit doet hij alleen maar om George tevreden te stellen. Dat is namelijk het antwoord dat George wil horen en Hector wil hem graag als vriend behouden. Komrij heeft zich dus wel vastgehouden aan deze gebeurtenissen, hoewel je natuurlijk nooit precies kunt weten hoe het er in die tijd aan toe ging. In het laatste hoofdstuk wordt Wilhelmina gekroond, waarbij er een optocht is door de straten van Amsterdam en waarbij de mensen juichen en spandoeken omhoog houden met ‘Leve de Koningin’ en ‘Welkom’ erop. Dit zal allemaal wel echt gebeurd zijn, dus heeft de schrijver vastgehouden aan deze gebeurtenissen. - Komrij is er niet echt in geslaagd om de kroning van Wilhelmina levendig te maken. Hij beschrijft namelijk vanuit de ikpersoon de omgeving uitvoerig, wat nogal saai overkomt. Het is me al eerder opgevallen dat Komrij heel veel details beschrijft. Dit kan heel fijn zijn, maar het kan ook heel saai zijn. In het geval van de kroning van Wilhelmina is het natuurlijk wel noodzakelijk en logisch dat je de straten beschrijft en hoe alles versierd is, maar dat kan een stuk minder. Ik citeer nu een gedeelte uit het begin van het laatste hoofdstuk: “De maandag in september begint dreigend, met nog net geen regen. Ik loop al vroeg over straat om de metamorfose van de stad te zien. Veel Amsterdammers lijken op dezelfde gedachte te zijn gekomen. Iedere straat heeft haar eigen erepoort. Nu eens is het een poort met gekruiste degens, dan weer ziet men er Griekse godinnen bovenop met zegekarren. Op alle erepoorten is wel het wapen van Amsterdam aangebracht en soms, zomaar tussen de slingers, hellebaarden of heraldische rariteiten die zijn overgebleven van andere feesten. Verder een kakelbont vertoon van kronen en scepters, schepen en ankers, vlinders en tijgers, poorten en bruggen, zuilen en bustes, gips en karton, sparrentakken en schors.” En zo gaat dat nog wel een paar bladzijden door. Ik merkte al bij het typen van dit stukje dat ik het opnieuw zeer saai vond. Als het hierbij zou zijn gebleven, viel het nog wel mee. Maar dat is niet zo: het gaat op deze manier nog zeker twee bladzijden door. Bij het volgende citaat kun je je waarschijnlijk wel goed indenken hoe het moet zijn geweest als je zelf tussen deze menigte mensen stond in die tijd, in afwachting van het verschijnen van de koningin. “De feeststoet komt eraan. Kinderen worden opgetild, lantaarnpalen beklommen, ellebogen in werking gesteld, nekken gerekt. Terwijl de versierde fietsen nog voorbijtrekken, met hun papieren bloemen tussen de spaken en hun rieten fruitmanden op het stuur, tuurt iedereen al gespannen naar de paarden in de verte. Hun bezadigde, schommelende tred staat in schil contrast met de nerveuze opgewondenheid van het publiek en het driftig geklapper van lint en vlaggendoen.” In dit stuk kun je duidelijk lezen hoe gespannen iedereen is om de koningin eindelijk te mogen zien. Maar hoe moet ik me dat eigenlijk voorstellen: “hun bezadigde, schommelende tred”? Aan dit zinsdeel kun je merken dat Komrij een dichter is. En zo staan er vele zinnen in zijn boek die poëtisch zijn en slaapverwekkend. Vooral in het laatste hoofdstuk. HOOFDSTUK lV In hoofdstuk ll, waarin de recensies staan, heb ik al heel duidelijk en vrij uitgebreid mijn mening gegeven, dus zullen er veel aspecten terugkomen in dit hoofdstuk. De titel van dit boek sprak mij erg aan; je verwacht bij zo’n titel een spannend boek over geesten en misschien geesten oproepen o.i.d. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn, maar ik moest kiezen tussen twee titels, namelijk ‘Het oog van de engel’ en ‘De klopgeest’. Van beide boeken heb ik een (zeer) beknopte samenvatting gelezen (van het kaartje voor in de boeken) en naar aanleiding daarvan heb ik gekozen voor dit boek, eigenlijk dus vanwege de titel. Nu weet ik uiteraard niet hoe ‘Het oog van de engel’ is, maar ‘De klopgeest’ viel tegen. Misschien had ik toch het andere boek moeten lezen, hoewel ik gehoord heb dat die ook erg saai is. ‘De klopgeest’ is erg saai en langdradig. Er komen ook zeer weinig personages in voor die een grote rol spelen, namelijk alleen Hector en George. Je zou het boek in drie zelen in kunnen delen. In het eerste deel komt Hector een aantal keren bij de heer en mevrouw Bruyningh op bezoek, om hun overleden zoon op te roepen. Hector krijgt een relatie met het dienstmeisje Roos en zij helpt hem met de seances, omdat het uiteraard allemaal bedrog is. Dat zij hem helpt komt overigens later pas ter sprake, in het gedeelte dat het derde deel van het boek zou kunnen zijn (hier ontdekt George dat het bedrog is). Dit eerste deel is het meest leuke deel, omdat Hector de overleden zoon tracht op te roepen, wat zeer interessant is om te lezen. Bovendien zit je nog maar net in het boek, en je verwacht er vrij veel van. Het tweede deel is het deel waarin Hector bij een andere familie op bezoek gaat, die heel druk zijn met veel dingen zoals werk en geen tijd hebben voor hun dochter, dus komt Hector voor haar en doet seances met haar. Het lijkt echter meer alsof het een soort therapie is, want ze roepen geen geesten op. Ze doen truckjes, zoals: Hector loopt met dat meisje door de kamer en Hector moet raden welk voorwerp het meisje in gedachten heeft. Bij deze seances zijn vriendinnen van het meisje aanwezig, die de truckjes met grote ogen aanzien. Dit gedeelte in het boek is een stuk minder leuk dan het eerste gedeelte, omdat er bijna geen dialogen in voorkomen en er wordt maar één keer echt beschreven hoe zo’n seance eraan toegaat bij dat meisje, namelijk wanneer George meegaat. Verder wordt er in dit deel beschreven hoe er bijeenkomsten worden gehouden voor socialisten. Hier gaat Hector op verzoek van George af en toe heen. Hij is het niet met de socialisten eens, maar hij vindt deze bijeenkomsten interessant. Hij zal zich alleen nooit laten overhalen of overtuigen, wat ik wel goed van hem vind. Ik vind namelijk dat iedereen zijn eigen mening moet kunnen uitspreken. In het derde en laatste deel van het boek gebeurt vrijwel niets. Dit is volgens mij meer een gedeelte om het boek langer te maken. Hector ontdekt bij toeval wie het collier gestolen heeft van de Bruyninghs (zie hoofdstuk ll) en gaat op onderzoek uit. Maar dit gaat allemaal zó sloom; er zit absoluut geen schot in de zaak. Hector hangt een beetje rond en gaat wat drinken in een cafeetje, waar hij dan weer dingen opvangt van socialisten en zich kostelijk vermaakt. Kortom: er gebeurt niets, het is eigenlijk een nutteloos gedeelte, wat Komrij wel achterwege had kunnen laten. Zo staat er bijvoorbeeld ook een gedeelte in waarin Hector naar een verjaardag gaat: compleet onzinnige informatie, want Hector kent niemand en de lezer weet niet van wie die verjaardag is. Volgens mij weet Hector dat zelf niet eens, maar had hij gewoon zin in een feestje. Dat soort hoofdstukken staat er dus in, waarvan je achteraf denkt: wat moet ik hier nou mee? Wat heb ik eraan? Zoals ik al eerder had gezegd komen er maar weinig personages in het boek voor. Dit is wel goed als je het boek niet te ingewikkeld en verwarrend wilt maken, maar het is zo ook erg saai. Ik kan me namelijk totaal niet inleven in Hector of George. Zouden er meerdere personages zijn heb je meer kans dat de lezer zich in tenminste één van deze personen kan inleven: dat maakt het lezen een stuk leuker!

REACTIES

A.

A.

bedankt voor de samenvatting.
Inderdaad een saai langdradig boek, geen aanrader.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De Klopgeest door Gerrit Komrij"