Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De kellner en de levenden door Simon Vestdijk

Beoordeling 8
Foto van een scholier
Boekcover De kellner en de levenden
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 4414 woorden
  • 26 april 2003
  • 112 keer beoordeeld
Cijfer 8
112 keer beoordeeld

Boekcover De kellner en de levenden
Shadow
De kellner en de levenden door Simon Vestdijk
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Auteur: Simon Vestdijk; de schrijver werd geboren op 17 oktober 1898 in Harlingen, was enig kind van de gymnastiekleraar Simon Vestdijk en Anna Mulder. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 inschrijft als student in de medicijnen. In 1918 debuteert hij met anderhalve bladzijde proza, onder de titel ‘Gestileerde waarnemingen’, in een Amsterdamse studentenalmanak. Na enkele andere werken studeert Vestdijk in 1928 in Leiden korte tijd filosofie met als hoofdvak psychologie. Ook houdt hij zich bezig met astrologie. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel ‘Verzen in De Vrije Bladen’. Van 4 mei 1942 tot eind februari 1943 wordt Vestdijk door de Duitse bezettingsmacht vastgehouden als gijzelaar in Sint Michielsgestel en Scheveningen. Vanaf 1936 woont Vestdijk samen met Ans Koster-Zijp, tot haar overlijden in 1965. Na het overlijden van Ans Koster-Zijp in 1965 trouwt hij met Mieke van der Hoeven, met wie hij een zoon (1967) en een dochter (1969) krijgt. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht. Motto: Het boek heeft geen motto.
Titelverklaring: ‘De kellner en de levenden’. Dit verwijst, uiteraard naar de vriendelijke
Kellner en de twaalf (levende) flatbewoners. De titel verwijst echter ook direct naar Jezus en de Apostelen. Jezus was de dienaar (de Kellner/ober) van de levenden, van de mensen, en tevens die van de apostelen, het was namelijk Jezus die de wijn inschonk en het brood verdeelde, Jezus die de weg vrijmaakte voor zijn apostelen, Jezus die altijd om eten vroeg als hij en zijn apostelen het nodig hadden, etc. ‘De levenden’ slaat op de Apostelen, die in tegenstelling tot Jezus niet gedood werden. Hoofdpersonen en hun verhoudingen: Er zijn een groot aantal mensen die een belangrijke rol spelen in het
verhaal. Hieronder vallen de twaalf personen die een beproeving doorstaan, en de vriendelijke Kellner. Hendrik van der Woght is een emeritus-predikant. Hij valt op doordat hij nooit over iets spreekt. Van Schaerbeek is een orthodox-protestantse tandarts. Opvallend is dat hij erg bezorgd is over zijn vrouw die in het ziekenhuis ligt, terwijl hij haar bedriegt met Aagje, die hij op haar beurt weer bedriegt met Martha. Is waarschijnlijk Petrus, daar hij niet zonder aarzeling weigert God te vervloeken, en op drie manieren iemand bedriegt; - Hij ‘bedriegt’ zijn vrouw door haar geen kinderen te geven en haar te verbieden zangles te nemen - Hij bedriegt zijn vrouw met Aagje - Hij bedriegt Aagje met Martha. Deze twee dingen verwijzen naar de drie loocheningen van de Apostel Petrus. Ook dat hij wel degelijk van zijn vrouw houdt wijst naar Petrus, die het meest van Jezus hield. Aagje Slangenburg is een leeszaalassistente. Aagje is niet nadrukkelijk aanwezig, en kan als bijfiguur beschouwt worden. Martha Scheiberlich is kleuterleidster. Evenals Aagje is Martha meer bijfiguur dan
hoofdpersoon. Beide vrouwen zijn meer aanwezig om Van Schaerbeek duidelijker neer te zetten dan om wat anders. Dhr. Kwets is een rooms-katholieke schoenmaker. Is erg kortaf, en weigert op de voorgrond te treden en zijn mening te verkondigen. Verafschuwt de ‘ketters’ met
wie hij zit opgescheept. Stelt Judas voor, hij is degene die de Kellner overal de schuld van geeft, ook dood hij de hond; Judas die Jezus verraad. Mvr. Kwets stelt zich volledig afhankelijk van haar man op. Ze doet en zegt niets als
haar man dat niet wil, is bijna onderdanig. Wim Kwets is de zoon van Dhr. en Mvr. Kwets. Hij is T.B.C.-patiënt. Hij is erg gehecht
aan de herdershond Wanda, en laat zijn ouders voor haar in de steek. Meyer is employé van Dhr. Kwets en evenals Dhr. Kwets katholiek. Hij ziet Dhr. Kwets als een rolmodel. Richard Haack van Rheden is een wat oudere, homoseksuele acteur die erg in de knoop zit met die homoseksuele gevoelens en de gevolgen daarvan. Henk Veenstra is oud-voetballer en journalist van beroep. Is de opstandigste van allemaal en heeft altijd wel zijn zegje te doen. Tjalko Schokking is de vriend van Henk. Hij zit duidelijk op dezelfde lijn als Henk. Hij levert ook vaak kritiek op zijn moeder. Mvr. Schokking is de moeder van Tjalko. Ze ontpopt zich als leidster van de groep. Misschien stelt zij Paulus voor, de eerste paus, de eerste plaatsvervanger van Jezus, aangezien zij de leidster is. De Kellner is vriendelijk van aard, en (be)dient de twaalf ondanks dat hij duidelijk degene met de meeste kennis is. De handoplegging, de wijn uit de waterkan en zijn neiging tot het bedienen van zijn ‘minderen’ maken duidelijk dat hij Jezus is. Ook zijn kruisiging tussen twee anderen in verwijzen naar Jezus. Thematiek: Er zijn verschillende thema’s in het boek terug te vinden: De strijd tussen het goede en het kwaad (hemel versus hel). Aartsengel Michaël neemt het op tegen Lucifer (de ‘Engel des Wrake’ versus , de ‘Gevallen Engel’), de vriendelijke Kellner neemt het op tegen de kwaadaardige oberkelner Leendert (Jezus versus Lucifer). De zin van het bestaan. De groep van twaalf vraagt zich af waarom God bepaalde dingen geschapen heeft. Ware schuld. De groep vraagt zich tevens af voor welke zonde de mens wel en niet

gestraft zal worden. Vergevingsgezindheid. De groep relativeert en vergeeft (sommige) van de opgebiechte
zonden. Tijd: De vertelde tijd is ongeveer één nacht maar het normale tijdsbesef, zoals wij dat kennen ontbreekt geheel in de andere wereld. Tijdmeldingen worden dan ook niet gemaakt met uitzondering van blz.1, waar het 12 uur ‘s nachts is en de laatst bladzijde waar de ochtend aanbreekt. Het verhaal lijkt in de jaren veertig te spelen gezien de geboortedata die genoemd worden. Het verhaal is geheel chronologisch verteld Ruimte: De ruimte speelt een overheersende rol, omdat veel ruimtelijke symbolen zoals de lift, het binnenste der aarde, de wachtkamer het spoorwegemplacement, lange gangen en zelfs de kosmos, het hele boek door aanwezig zijn en een wezenlijk onderdeel vormen van de handeling die de groep uitvoert. Het fantastische en surrealistische karakter contrasteert met de realistisch beschreven personages. De leden van de groep vormen alleen een eenheid op grond van hun woonplaats. Dat betekent dat ze representatief zouden kunnen zijn voor een
doorsnede van de bevolking of zelfs de mensheid. Genre: Het is een psychologische roman, aangezien er een duidelijke verandering waar te nemen is in de gedachtegang van de personen, en ook in hun meningen over geloof, de zin van het bestaan en vergevingsgezindheid. Perspectief: Het verhaal wordt verteld vanuit de auctoriële verteller. Hierdoor krijgt de lezer een objectieve indruk van elk van de personen, terwijl de mening van bepaalde belangrijke personen toegespitst worden. Motieven: Opvallend is dat bloed vaak terugkeert in het verhaal: Het zit in het slijm dat Wim Kwets ophoest, de bloeddorstige duivels, het moeras van bloed, de wijn die de Kellner inschenkt en de bloedrode M op de armbanden. Het aanzicht van bloed versterkt de angst in de droomwereld, en het is ook het teken van zowel leven als dood, en geeft daarmee het kleine verschil of eigenlijk de overeenkomst tussen leven en dood (het leven na de dood) aan; het leven bepaald het ‘after-life’ (voor zover je daarin gelooft). Ook de kleur wit komt vaak terug: : Aagjes en Martha’s haar, witte armbanden, witte kleding.
Samenvatting: Laat in de avond worden elf bewoners van een flat en een bezoeker, Meyer, door vier zwijgende agenten zonder opgaaf van redenen meegenomen. Na enig protest stapt het gezelschap in de touringcar. onder aanvoering van mevrouw schokking. Boven de stad barst trompetgeschal los en zij "luisterden, eensgezind; het sein was
gegeven; het was nacht en zij moesten instappen, en ver weg reizen, naar een onbekend en avontuurlijk einddoel". Onderweg zien zij verscheidene stoeten van voornamelijk oudere mensen, die naar een groot plein gaan. De twaalf worden de hal van de grote bioscoop aan het plein binnengedreven door een ordebewaker, die om zijn arm een witte band met een rode M draagt. Er is reeds een grote verzameling mensen aanwezig in het gebouw dat
van binnen nog groter is dan dat het van buiten leek. Groepen worden ingedeeld op geboorte datum, maar de groep uit de flat blijft bij elkaar omdat zij als uitzondering gezien worden. Zij dragen namelijk allemaal hun eigen kleren nog, terwijl de alle anderen dezelfde witte kleren aanhebben. Met een routebeschrijving en voortdurende aanwijzingen uit luidsprekers bereiken ze uiteindelijk een lift, waar ze instappen. Vlak voordat de deuren sluiten wipt er een herdershond binnen die door Wim Kwets vrolijk wordt begroet. De lift lijkt zowel in horizontale als verticale richting door de ruimte te bewegen. Ze arriveren
bij een lange gang, die uit rotsen gehouwen lijkt. Later zien ze in een afgrond de bovenkant van de nachtelijke hemel. Bij een hulppost krijgen ze van een verpleegster een
bijbel, omdat ze, zoals wordt medegedeeld "zonder bijbel niet kunnen verschijnen". Na enige vreemde ontmoetingen met mensen die volgens eigen zeggen in
het verre verleden gestorven zijn, belanden de twaalf op een immens groot treinstation met vijfhonderd perrons. Onderweg worden er gissingen gedaan naar het doel van deze
mysterieuze reis. De één vermoedt een opstand van gekkenhuizen, de ander een
reclamestunt van de bioscoop. De twaalf worden naar een speciale wachtkamer verwezen. Klokken zijn er niet en de horloges van de twaalf zijn plotsklaps verdwenen, waardoor de
twaalf geen enkel besef van tijd meer hebben. Buiten halen stoomtreinen de meest vreemde capriolen uit. In de wachtkamer zijn vier kelners, waarvan de groep met één bevriend raakt. De oberkelner Leenderts wordt echter hun gemeenschappelijke vijand. Veenstra verteld ondertussen dat hij op het perron met een vier maanden overleden collega gepraat heeft. De herdershond, Wanda, blijkt het afgemaakte huisdier van de Kwetsen te zijn. Mevrouw Schokking komt op het idee dat dit het laatste oordeel is. De Kellner mag niks zeggen maar verklaart wel dat er buiten alleen doden rondlopen. Tjalko en Van Schaerbeek geloven ondanks dit laatste ‘feit’ niks van het idee van mevrouw Schokking. De twaalf geven elk hun standpunt, en na enige discussie blijven er twee theorieën over: Haack ziet de situatie als een (gemeenschappelijke) droom, anderen zien in het gebeuren het laatste oordeel, ook dominee Van der Woght is een voorstander van deze laatste theorie. Meyer staat sceptisch tegenover de laatste interpretatie, omdat hij van mening is dat alleen over de doden geoordeeld mag worden. In Openbaringen uit de bijbel
wordt opgezocht wat er over het laatste oordeel gezegd wordt, en volgens hun bijbel bestaat er inderdaad geen tijd meer als het laatste oordeel geveld wordt. Ondertussen schenkt de vriendelijke Kellner wijn uit een onuitputtelijke waterkan, en zegt dat alles een verbeelding is omdat het lichaam immuun is geworden voor honger en dorst. Een gestorven oudoom van dominee Van der Woght treedt binnen. Hij is na zijn opstanding bij de hemelse heerscharen ingedeeld, die onder Michaëls aanvoering Lucifer zullen verslaan. De oudoom spreekt over de straffen die de verdoemden in de hel moeten uitzitten, waarop

Richard Haack hem de wachtkamer uit wil gooien. De vriendelijke Kellner bedaart de gemoederen en waarschuwt de twaalf voor de andere kelner, Leendert. Dominee Van der Woght is ondertussen van mening verandert en beweert dat dit een vals laatste oordeel is, en een streek van de rooms-katholieken. De oudoom reageert daarop door te zeggen dat hij zich in dat geval bij de duivel aan zou sluiten, en verlaat de wachtkamer. Als Michaël in een zwaar gepantserde trein langskomt meent Haack in hem zijn dubbelganger te zien. Hij gaat op onderzoek uit en probeert het verboden vijfhonderdste perron op te gaan. Hij wordt echter tegengehouden door een homoseksuele stationschef, en wordt een nachtclub ingedreven. Daar ziet hij Michaël die richting het tafeltje gaat waar Haacks ouders
zitten, en hoort hem zeggen; "Pa, Ma, ik ben vrijgesproken". Deze uitspraak
verwijst naar Haacks verleden, omdat hij eens gearresteerd is voor seksueel omgang met minderjarigen. Haack knoopt een gesprek aan met Michaël, en deze blijkt nogal verwijft te zijn. Ondanks een imposante wapenuitrusting blijkt wel dat Michaël, evenals Christus, niet geschikt te zijn voor oorlogvoering. Michaël probeert dan ook te deserteren. Om aan de stationschef te ontkomen leert Michaël Haack een toverspreuk waarmee hij op het perron kan komen. Hij kan echter het vijfhonderdste perron niet betreden door een enorm hekwerk dat geen slot of opening bevat. Ook heerst er een overweldigende stank van de aldaar geketende duivels. Hij besluit een korte wandeling over de rails te maken. Hij speelt met vijf doodgravers een scène uit Hamlet, waarin hij zelf Hamlet speelt. Hij neemt zoals Michaël hem gezegd heeft twee dijbeenderen en een schedel uit het graf van Ophelia mee. Daardoor herinnert hij zich zijn grootste schuld, niet dat hij homoseksueel is, maar dat hij een vrouw die van hem hield zo radeloos maakte dat ze zelfmoord pleegde. Uit boetedoening probeert hij zelf ook zelfmoord te plegen, maar komt er achter dat hij in deze ‘droom’ niet kan sterven, waarop hij naar de wachtkamer terugkeert. In de wachtkamer zijn ze op aanraden van de Kellner begonnen met proefbiechten. Willen de levenden zich tijdens hun laatste oordeel kunnen verdedigen moeten ze namelijk wel hun zonden kennen. Mevrouw Schokking vindt ‘zonde’ een te groot woord voor de kleine fouten die ze begaan heeft, Martha heeft slechts kleine zonden begaan maar weet dat ze tot meer in staat is, Henk heeft veel gelogen, maar alleen om als journalist achter de waarheid te komen. Haack is de eerste die een echte zonde opbiecht, daartoe in staat door zijn eerdere avontuur. Tjalko bekent dat hij wel eens geld uit de kas van de voetbal vereniging gestolen heeft. Ook vraagt hij opstandig of zij ook in de gelegenheid gesteld zouden worden om over God te oordelen. De Kellner zegt dat dat geen bezwaar is, maar dat het verweer van God, Christus en Michaël op hun beschuldigingen dan wel afgewacht moet worden. Van Schaerbeek biecht
zijn (algemeen bekende) overspel met Aagje op, maar beweert geen andere zonden begaan te
hebben als Martha daarnaar vraagt, de Kwetsen weigeren te biechten zonder de aanwezigheid van een pastoor, Van der Woght draait om alles heen door een prediking af te geven, Meyer is te dronken om te biechten en Aagje biedt zich aan als algemene zondebok.Een blonde vrouw in een langskomende trein zingt het ‘Kindertotenlieder’ en wordt
weggevoerd omdat er niet over de dood gesproken mag worden. Dit is een wraak van de vrouw op Van Schaerbeek, wiens vrouw zij blijkt te zijn. Hierop biecht hij zijn werkelijke zonde op; hij heeft zijn vrouw nooit kinderen willen geven, en geweigerd haar op zangles te doen waardoor ze stemband verlamming kreeg. Op het perron breekt een opstand uit, en de Kellner vraagt hen uit vrees voor een confrontatie achter de bar te komen. Haack blijft echter staan en doet verslag van de duivelstafrelen die buiten geschieden. Van Schaerbeek biecht nu op dat hij Aagje eveneens bedrogen heeft, en wel met Martha. Aagje wordt hierdoor hysterisch. Ook Kwets voelt zich nu gedwongen wat op te biechten, namelijk dat hij de hond
Wanda af heeft laten maken omdat ze hem begon te vervelen. Wim valt hierdoor flauw. De gebeurtenissen buiten worden nu zo bloederig dat ook Haack besluit achter de bar te komen. Plotseling komt Leendert met zijn duivels binnen, maar de twaalf ontsnappen door een luik met de aanwijzingen van de vriendelijke Kellner hoe ze weer op het bioscoopplein kunnen komen. Onderweg passeren ze een bloed moeras waarin gezichten drijven, en ze komen in een vertrek waar Leendert op een door monsters gedragen troon zit. Hij is omgeven door de oudoom van Van der Woght, de verpleegster met de bijbels en de homoseksuele stationschef. Hij draagt de groep op God en het bestaan te vervloeken, ze weigeren alle twaalf, hoewel Van Schaerbeek erg huichelachtig wordt, en Kwets de schuld op de vriendelijke Kellner
afschuift. Ook als ze drie gekruisigde kelners te zien krijgen, van wie de middelste hun vriend is, weigeren ze zelfmoord te plegen. Dan wankelt Leenderts troon en wordt hij via
luidsprekers opgedragen naar één van de perrons te gaan, waarop hij schrijlings weggaat. De groep arriveert op het plein waar alles in de brand staat en waar enkele van hen buiten hun lichaam treden (en weer terugkeren). Mevrouw Kwets, die nog geen biecht af heeft kunnen leggen wil zelfmoord plegen, maar de tandarts houdt haar tegen. Als ze bij het flatgebouw aankomen staat de Kellner op hen te wachten. De Kellner houdt zijn hoofd geheven wat hem totaal anders maakt. Hij vraagt hun om vergeving, omdat wat zij meegemaakt hebben een administratieve fout was. Hij geneest de ondertussen waanzinnig geworden Aagje door handoplegging. Mevrouw schokking knielt voor hem, al snel gevolgd door de anderen. De
Kellner legt uit dat het geheel ontsproten is uit een weddenschap schap tussen hem en God. God beweerde namelijk dat, wanneer ze genoeg geprovoceerd werden mensen hem en het bestaan zouden vervloeken, terwijl de Kellner het tegen deel beweerde. Daarom werden de levenden deze nacht op de proef gesteld. Ook zegt hij dat iedereen voortdurend beoordeeld werd, alleen zonder beloond of bestraft te worden. Na deze toespraak wil de Kellner met de (immers dode) herdershond vertrekken, maar Wim Kwets verzet zich hiertegen. Haack vraagt of Wim en Wanda niet bij elkaar kunnen blijven, waarop de Kellner ook Wim meeneemt.
Eigen Mening: Ik vond het boek ‘De Kellner en de Levenden’ heel moeilijk te begrijpen. Het was een boek waar ik me doorheen moest worstelen. Je moet er echt inkomen om verder te willen lezen. Ten eerste vind ik de schrijfstijl van Simon Vestdijk erg lastig: hij schrijft lange en ingewikkeld opgebouwde zinnen. Soms moest ik een alinea een paar keer overlezen om tot me door te laten dringen wat Vestdijk bedoelde. Ook de thematiek die Vestdijk veelvuldig gebruikte, maakt het lezen vaak ingewikkeld. Wat het lezen ook bemoeilijkte was dat ik absoluut niet thuis ben in religie. Ik ben niet opgevoed met een bepaald geloof. Daardoor heb ik waarschijnlijk veel belangrijke aanwijzingen gemist. Dat de twaalf levenden de apostelen voorstelden, heb ik bijvoorbeeld niet meegekregen. Dit realiseerde ik me pas toen ik een uittreksel van het boek las. Dit vind ik zelf ontzettend jammer, want als ik meer van het geloof had afgeweten, had ik dit boek waarschijnlijk met heel andere ogen gelezen. Dan had ik de thematiek en symboliek ook meer weten te waarderen, want doordat ik een leek in de godsdienst ben, vond ik de thematiek en symboliek eerder storend. Wat ik wel erg waardeer aan Vestdijk’s stijl is de manier waarop hij conversaties tussen personen beschrijft. Hij maakt zijn diaglogen altijd zeer interessant en levendig, wat het leuk maakt om te lezen. Ook verdiep je je zo sneller in de persoon die aan het woord is: je leeft met hem mee en deelt zijn gedachten voor een moment. Wat mij vanaf het begin van het boek direct opviel: de kalmte van de twaalf flatbewoners. Vestdijk beschrijft een zekere opstand, maar als lezer ervaar je deze als een kleine tegensputtering. Onder zwak protest van Tjalko Schokking laat de menigte zich vervoeren naar een onbekende bestemming. Ze laten zich gewillig uit hun bed halen, zonder te weten wat de bedoeling is van de nachtelijke bijeenkomst. Wat is hetgene dat de twaalf overtuigt mee te werken en mee te gaan? Ik denk dat men in zekere zin nieuwsgierig is, misschien zelfs enkele spanning zoekt in hun vrij alledaagse leven. Misschien heeft hun vergelijking met de twaalf apostelen er ook iets mee te maken. Een apostel is iemand die uit naam van iemand anders een boodschap overbrengt. Misschien is dat precies hetgene waarvoor de Kellner de flatbewoners naar de bioscoop heeft gehaald: om een via enkele omwegen een boodschap op elkaar over te brengen. Ik denk in zekere zin dat dit heeft gewerkt, want de twaalf levenden zijn naar elkaar toegegroeid, en hebben meer respect voor elkaar en elkanders onhebbelijkheden gekregen. Ook steunen de flatbewoners elkaar nu, op manieren waarop ze de ander eerst in de kou lieten staan. Om nog kort op de kalmte van de twaalf terug te komen: de flatbewoners blijven ook heel kalm als de journalist van het gezelschap, Henk Veenstra eens rond gaat vragen wat de bedoeling is van de ontvoering, en blijkt dat alle mensen reeds overleden zijn. Een absurde kalmte als je je tussen tientallen doden bevindt. Ook opvallend is dat Vestdijk veel buitenlandse woorden in zijn werk gebruikt (bijvoorbeeld: ‘to the point’; ‘excusez moi’), het Duitse lied dat de overleden vrouw van Van Schaerbeek zingt, hij omschrijft zelfs een passage uit Hamlet. Behalve in het laatste geval, begrijp ik niet goed waarom Vestdijk kiest voor de Engelse variant van het woord, als ook de Nederlandse voldoet. Ik vind het zelf niets toevoegen aan het werk. Opvallend vond ik wel dat het woord ‘dood’ niet genoemd mag worden op het perron. Dit blijkt uit het lied wat de vrouw van Van Schaerbeek zingt: zij wordt tenslotte opgepakt doordat zij dit verboden wordt toch uitspreekt. Doordat er een verbod opligt, vraag ik mezelf af of die doden die in de bioscoop rondlopen, dan niet van zichzelf weten dat ze dood zijn? Dit blijkt verder nergens uit, maar het zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het woordenverbod. Opvallend is ook dat Vestdijk het bijvoegelijk naamwoord ‘blasfemisch’ heel vaak gebruikt. Het was mij een raadsel waarom, tot ik het opzcoht. Het woord ‘blasfemie’ betekent godslastering, en daar is in ‘De Kellner en de Levenden’ toch wel enkele malen sprake van. Als de twaalf levenden naar een verklaring zoeken voor de gebeurtenissen om hen heen, zijn er twee verklaringen: mevrouw Schokking denkt aan Het Laatste Oordeel, Haack denkt aan een gezamelijke droom. Voor beide zijn er in het boek diverse argumenten te vinden. Het station stelt mogelijkerwijs het vagevuur voor: de plek waar mensen hun zonden kwijtraken voordat ze verder ‘reizen’, ook is dit de plek waar mensen moeten wachten op het oordeel. Dat is precies wat de flatbewoners doen: ze wachten in de wachtruimte op hun oordeel. Bij een openbaring is het einde van hemel en aarde aangebroken. Dit einde wordt beschreven in het bijbelboek ‘Openbaringen’ en in Mattheüs 24. Volgens de Bijbel kan deze tijd vergeleken worden met de Zondvloed, alleen wordt dit maal de aarde niet vernietigt door water, maar door een enorme vlammenzee. Op het perron waar de twaalf zich bevinden, is er in de loop van het einde van het verhaal, ook sprake van een groot vuur. Dit zou kunnen verwijzen naar de openbaring. De Christenen geloven dat niet iedereen verloren zal gaan: God zal voor enkele redding brengen. In ‘De Kellner en de Levenden’ is de Kellner degene die voor redding zorgt, ook al wordt de openbaring niet ‘voltooid’ op de bedoelde manier. Hij zorgt voor een ontsnappingsroute, maar blijft zelf achter. Dit verwijst mogelijkerwijs naar de zonden die Jezus al eerder voor de mens heeft gedragen. In de Katholieke kerk is het zo dat Jezus voor de zonden van de mens heeft geboet: daarvoor is hij aan het kruis gestorven. Ook dit maal boet de Kellner voor de zonden van de levenden, en wordt opnieuw gekruisigd. Een andere aanwijzing, al ben ik er niet zeker van dat dit een aanwijzing is voor Het Laatste Oordeel, is de water die de Kellner in wijn veranderd. Ook is het zo dat de bron van wijn onuitputtelijk is, de Kellner schenkt regelmatig bij, uit één enkele kan. Voor de verklaring van Haack zijn echter ook enkele argumenten te bedenken: bijvoorbeeld dat dingen die de twaalf verwachtten, waar ze reeds over gesproken hadden, of die zij vreesden, doemden plotseling op. Om maar een voorbeeld te noemen: Haack’s grote angst voor bloed. Plotseling komt hij veel in aanraking met bloed: de stationschef die hem met een blaas vol bloed wilt slaan en het moeras van bloed. Een ander argument is dat Haack heeft geprobeerd zichzelf te doden, door op een rails te gaan liggen toen er net een trein aankwam. Deze poging haalde niks uit, wellicht doordat je in een droom niet kan sterven. Als Haack aan het einde van het boek aan de Kellner vraagt of het inderdaad een droom geweest is, bevestigt de Kellner dat. Toch denk ik zelf dat het een variatie was op Het Laatste
Oordeel. De argumenten van de openbaring vind ik toch sterker. En al heeft Het Laatste Oordeel misschien nooit echt plaatsgevonden, het heeft wel een belangrijk doel gehad in het leven van de flatbewoners: hun zonden zijn door elkaar geaccepteerd of zelfs vergeven. Ik denk dat dat ook de reden was waarom de Kellner juist deze mensen heeft meegenomen naar het perron. De Kellner wilde de goedheid in de mens op een zekere manier bewijzen: toen hen de keuze werd gesteld tussen een betere optie voor hunzelf en de vervloeking van God of een vreselijke, langzame dood zonder de vervloeking van God, koos iedereen voor de laatste optie. Nu ik diverse verklaringen voor symbolen en de thematiek weet, bevalt het boek mij meer dan daarvoor. Het is een groots en mysterieus boek: je wordt vanaf begin tot einde in de onzekerheid gehouden wat er nu precies aan de hand is. Het Laatste Oordeel is natuurlijk zeer fascinerend, maar brengt ook veel angst met zich mee. Ik denk dat Vestdijk niet in de eerste plaats zijn mening over religie wilde uiten met dit boek, maar vooral zijn kennis tonen. Het zou natuurlijk kunnen dat ik dat verkeerd begrepen heb, maar zijn mening is mij dan totaal ontschoten. Het kwam op mij over alsof hij zijn kennis in de religie in een psychologische roman wilde weergeven. En dat is hem gelukt. Al ben ik geen fan van zijn stijl, en ben ik niet thuis in het onderwerp, ik vind dat Vestdijk zijn personages zeer sterk heeft neergezet. Ze weerspiegelen de menselijkheid in zekere zin: hoe perfect iemand ook lijkt, iedereen leeft met zijn zonden. Daar zijn geen uitzonderingen op, dat weet ik zeker. Al vind ik het erg lastig, in zekere zin vind ik de symboliek in dit boek zeer toepasselijk, en vaak ook mooi. Het is op de juiste plaatsen gebruikt, en op de juiste manier: het maakt het boek machtiger. Het is natuurlijk een surrealistisch boek, maar tot op zekere hoogte kan je je nog inleven in de gebeurtenissen. Tot op het einde, als Van Schaerbeek plotseling over de mogelijkheid tot vliegen beschikt, en zo mevrouw Kwets van haar zelfmoordpoging redt. Ook de huizen die geluiden maken, gaat er bij mij niet in. Het einde vind ik echt zonde van het boek, omdat het dan totaal uit de ‘realistische’ proporties wordt getrokken.

REACTIES

S.

S.

ook dat Haack wegloopt is terug te leiden naar apostel Tomas.. just saying..

12 jaar geleden

J.

J.

Misschien stelt zij Paulus voor, de eerste paus, de eerste plaatsvervanger van Jezus,

Correctie. Paulus is nooit paus geweest. Petrus was de eerste

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De kellner en de levenden door Simon Vestdijk"