Over Eva Bentis
Eva Bentis werd 1951 in Bennekom op de Veluwe geboren. Ze studeerde criminologie in Amsterdam, een studie die zich onder andere op de vraag richt hoe het komt dat iemand zich afwijkend opstelt ten opzichte van de groep. Deze vraag komt in het werk van Bentis steeds opnieuw naar voren; een eensluidend antwoord is niet te vinden, elke roman beeldt een nieuwe wereld uit waarin de hoofdpersoon door de auteur als het ware in een vacuüm wordt geplaatst. Haar hoofdfiguren kijken vanaf de zijlijn toe maar worden soms meegetrokken in beklemmende verwikkelingen. Sinds 1978 woont Eva Bentis in Oosterhout en al houdt ze niet van carnaval, ze voelt zich een Brabantse, die de streek niet graag zou willen verlaten. Brabant is steeds het decor van de verhalen voor Inpakken & wegwezen de jaarlijkse verzamelbundel van uitgeverij Contact. Ook speelt de roman Maskerade zich af in Breda. Zo wordt La Bohème, de beroemde bonbonnerie, erin genoemd. Eva Bentis is getrouwd en heeft een zoon en een dochter, die het ouderlijk huis al op jonge leeftijd hebben verlaten, waarna zij zich met des te meer enthousiasme op het schrijven heeft gestort. Bibliografie
Moeders en dochters (1989) Maskerade (1991) De engel en het zwaard (1994) Het gif kraait koning in mijn hoofd (1996) Het meisje in het marmer (1997) INHOUD
Nederland
De Roemeense Irina Stanescu is uit Boekarest per vliegtuig naar Nederland
vertrokken, met de bedoeling politiek asiel aan te vragen. Ze heeft alleen wat
handbagage bij zich, op haar borsten verbergt ze dollars, een geschenk van haar
moeder. Opvallend is dat ze een hoofddoek draagt. Na haar aankomst op Schiphol
gaat ze naar Amsterdam om een hotel te zoeken. De eerste alinea van het boek
beschrijft de kennismaking met een westerse stad van iemand die gewend is aan
het grauwe en schaars verlichte Boekarest. 'Angstig van geluk. Langzaam dringt
tot me door waar ik me bevind; niet thuis in bed of op de brits in de gevangenis
maar in een vreemde hotelkamer in een onbekende stad. Een stad in feesttooi, waar reclamelampen aan- en uitschieten als bliksem- flitsen in de nacht (...). Op de bruggen en gevels zijn schijnwerpers gericht, die de bladeren van de bomen
langs de gracht in bladgoud zetten. Mijn ogen tranen van zoveel overdaad.' De volgende ochtend meldt ze zich vol bange vermoedens bij de vreemde- lingendienst in Amsterdam; zij brengt de wachttijd door in een park, waar zij
het gevoel heeft dat ze geschaduwd wordt. Angstig ondergaat ze het eerste
gesprek met agent Robert Jansen, die tot haar verbazing geen uniform draagt.
Tijdens het (in het Engels gevoerde) gesprek moet ze denken aan verhoren die ze
in Roemenië heeft ondergaan, ze raakt in paniek. Als er foto's en
vingerafdrukken van haar worden genomen, vreest ze dat zo de Securitate, de
voormalige Roemeense geheime dienst, haar op het spoor zal komen. Per trein reist ze naar Valkenburg, daar moet ze samen met dertig andere
Roemenen en wat Iraniërs wachten op ambtelijke beslissingen. De hoteleigenaar is
hartelijk, hij ziet met lede ogen aan hoe weinig Irina van zijn kostelijke eten
wil nemen. Met haar landgenoten bemoeit Irina zich zo weinig mogelijk, die
benijden elkaar eventuele kansen op het verkrijgen van een status als
asielzoeker. Irina is de enige van hen die een Roemeense gevangenis van binnen
heeft gezien; zij vreest dat er onder haar mede-asielzoekers verklikkers zijn. Ze brengt haar tijd door met haar herinneringen, die onafgebroken door haar
hoofd malen. Aan contact heeft ze geen behoefte. Wel zou ze graag iets onder
handen hebben, maar zo lang asielzoekers nog geen status hebben (officiële
erkenning als vluchteling) mogen ze niet studeren of werken. Al na drie weken krijgt ze zelfstandige woonruimte in Amsterdam aangeboden, iets
wat niet vaak voorkomt. Vlak daarvoor heeft ze voor het eerst een brief naar
huis geschreven. Irina reist weer per trein en wordt bij de Sociale Dienst van
Amsterdam ontvangen door medewerker Frans-Jan, die haar naar een kleine flat
brengt. In de hierop volgende periode ondergaat ze, bijgestaan door een
vrijwilliger van Vluchtelingenwerk, een interview met een contactambtenaar van
het Ministerie van Justitie. Een tolk vertaalt haar Roemeens. De ambtenaar zegt
dat de toestand in Roemnië sinds de val van Ceausescu sterk verbeterd is. Achteraf hoort ze dat ze vanwege de val van diens bewind niet de status van
politiek vluchteling heeft gekregen; tegen dit oordeel mag ze in hoger beroep
gaan. Frans-Jan bespreekt dit met haar. Volgens haar is het gevaar voor Roemenië nog helemaal niet geweken en dreigt er voor heel Europa onrust. Het Westen laat
zich in slaap zussen, zegt ze tegen Frans-Jan, die haar te somber vindt. Ze laat
hem zien waarom ze een hoofddoek draagt: ze is geheel kaal. Bezigheden heeft Irina niet, ze mag niets doen. De enige onderbrekingen zijn de
gesprekken met Frans-Jan, die haar echter ook niet altijd begrijpt. Ze schrijft
brieven naar haar moeder, al verzwijgt ze daarin wat haar kwelt; antwoord
ontvangt ze niet. In haar flat staart ze uren lang voor zich uit of kijkt ze tv. Slapen kan ze niet, 's nachts komen gruwelijke herinneringen in haar op. Ze
gedraagt zich in wezen vreemd, heeft last van achtervolgingswaanzin, raakt
verstrikt in eindeloos gepieker. Alleen in de bibliotheek voelt ze zich prettig, ze leest Franse boeken en moet denken aan de bibliotheek van Boekarest. Ze bezit een brief uit 1933 die Nederlanders aan haar grootmoeder, Diana de
Boer, hebben geschreven. Vanwege de Nederlandse grootmoeder heeft ze dit land
uitgekozen. Ze zoekt de familie De Boer op, het briefadres uit Abcoude wordt nog
steeds door een De Boer bewoond: een oude man. Diana de Boer is in de jaren '20
naar de Sovjet-Unie gegaan om te helpen het land op te bouwen, daar heeft ze
kennis gemaakt met een Roemeen. Hun kind is de moeder van Irina. In de familie
is Diana altijd een buitenbeentje gebleven, nu nog maakt de oude man zich kwaad
over haar avonturendrang. Later nodigt de kleindochter, die het gesprek vertaald
heeft, Irina uit voor een tweede bezoek, ook dat is geen succes. De
vriendelijkheid van de familie is afgemeten. Nog eenmaal is ze daar, uitgenodigd
voor een familiefeest. De gasten negeren Irina. Irina wordt ziek, maar uit angst dat een consult van een arts haar kansen op een
status zal verkleinen bezoekt ze geen arts. Haar advocaat stuurt haar echter
naar een huisarts. In deze maanden leert ze zichzelf wat Nederlands aan. Verder begint ze door
Amsterdam te lopen, daarbij ontdekt ze het Rijksmuseum - heimwee overvalt haar. Toch bezoekt ze het museum vaker. Op een dag ontdekt ze dat een voorzichtig
begin van haargroei, langzaam ontstaat op haar kale schedel een donslaagje. Ten
slotte kan ze haar hoofddoek aflaten: ze heeft weer haar, zij het grijs en nog
zeer kort. Ze merkt dat de mensen op straat nu minder vreemd naar haar kijken. Nu pas koop ze westerse kleding. Al die tijd heeft ze haar oude Roemeense, in
Nederland uit de toon vallende jurken en vest gedragen. Op dezelfde dag ontvangt
ze voor het eerste een brief uit Roemenië: Mariana, haar zus, schrijft dat het
leven in Roemenië steeds armzaliger wordt. Dana, haar moeder, is na Irina's
vertrek geestelijk ingestort. Omdat Mariana en haar man geen tijd hebben om haar
te verzorgen, is Diana naar een inrichting gebracht. De verzorging is zeer
slecht. Verder schrijft ze dat Irina een baan is aangeboden als wetenschappelijk
medewerkster in het Roemeense Cluj-Napoca. Het boek eindigt met een bezoek aan het inmiddels vertrouwde museum. Staande
voor een schilderij met madonna overweegt Irina of ze terug zal keren naar haar
moederland.
Roemenië
Jeugd en familie Irina bracht haar jeugd door in Boekarest, waar zij met haar
moeder woonde, Dana Stanescu, en haar zus Mariana. Ze behoorde tot de
bevolkingslaag die het naar verhouding goed had. Haar moeder, trouw lid van de
communistische partij, is directrice van een grote staalfabriek. De fabriek is
buiten Boekarest gevestigd. Elke zomer was Irina weken lang bij haar vader, Ion
Marcu. Een norse man die pas ontdooide tijdens de ruwe bergtochten die Irina
leerden ontberingen te verdragen. Hij protesteerde vaak tegen de
collectivisering van het platteland, wat tot ruzies met Dana leidde. Uiteindelijk verliet hij zijn gezin. Met zijn dochter maakte hij 's zomers
tochten die haar uithoudingsvermogen vergrootten. Ze verbleven ook wel op de
boerderij van zijn ouders, in de Karpaten (Roemeens berggebied). Irina's
grootvader dronk veel tuica en vertelde sprookjes. Op de boerderij werden
zomerfeesten gehouden. Na zo'n zomer kwam ze verwilderd en ongetemd bij Dana en
Mariana terug. Toen Irina volwassen was, overleed haar vader aan kanker. Later
bleek de boerderij van haar grootouders volledig verdwenen te zijn.
Haar grootvader van moeders zijde, Ipu, had als opstandig jong ingenieur in de
gevangenis gezeten. In de jaren twintig was hij in Siberië geweest, als helper
van de Sovjets. Daar leerde hij Diana de Boer kennen, die van hem een kind
kreeg. Terwijl hij zelf in Moskou verbleef, overleed Diana van de honger; het
kind, Dana, werd door een Roemeense vrouw verzorgd: Elvira. Met haar keerde hij
terug in Roemenië, uit veiligheidsoverwegingen stelden zij Dana als Elvira's
eigen kind voor. Met Elvira als grootmoeder is Irina opgegroeid. Nog steeds
ontvangt Irina's grootvader elk jaar een kerstkaart uit Nederland. Als aandenken
geeft hij Irina de Nederlandse bijbel die Diana de Boer 'uit sentimentele
overwegingen' had meegenomen en een aan Diana gerichte brief uit Abcoude. Ipu was minister onder dictator Dej, de voorganger van Ceausescu, todat Dej zijn
getrouwen liet oppakken. Opnieuw bracht Ipu jaren in de gevangenis door. De
laatste maanden van zijn leven dementeert hij, nu zit hij 'in zichzelf
gevangen'. Als oud-minister geniet hij enige voorrechten, maar niet genoeg om
een ziekenhuisopname mogelijk te maken als hij ernstig ziek is. Hij sterft.
Irina's moeder woont in een flat aan de Calea Victoriei, de voornaamste
winkelstraat van Boekarest, met haar twee dochters, die onderling vaak ruzie
hebben. Amerikanen die de fabriek en haar flat bezoeken geven haar dollars, die
bewaart ze. Als fabrieksdirecteur moet ze ervoor zorgen dat de staalproduktie
althans op papier groeit. Er zijn ernstige klachten over de luchtvervuiling die
de fabriek veroorzaakt, Dana is niet bij machte de situatie te veranderen, ze
schrijft wel brieven naar de overheid, maar de roem van haar vader, de
ex-minister, is na zijn dood verbleekt, zodat haar invloed afneemt. Een
biologieleraar die als eerste in de klas de milieuproblematiek behandelt, wordt
ontslagen. Irina denkt dat ze hem verraden heeft door thuis zijn les na te
vertellen. Le roman de Chantecler Irina betrekt als volwassene een eigen flat, maar
verblijft ook vaak in de flat van haar moeder. Tijdens het Ceausescu-regime is
vrijheid van meningsuiting een ongekend goed. Irina weet dat zelfs de muren oren
hebben. Om niet afgeluisterd te kunnen worden spreken zij en Dana bij een
lopende douche.
Vasile is op Irina verliefd, maar zij wijst hem af. Op aanraden van Dana trouwt
hij met Mariana, maar hij kan Irina niet vergeten. Mariana en Vasile krijgen
veel kinderen. Irina, een mooie, blonde vrouw, leeft in betrekkelijke rust. Ze negeert de
politieke onderdrukking waaronder veel landgenoten lijden ('het was mij tot een
tweede natuur geworden voorbij te gaan aan alles wat met een waas was bedekt'), liever probeert ze Franse mode na te maken, samen met haar vriendin Elisabeta. Irina is wetenschappelijk medewerkster middeleeuwse Franse Letterkunde aan de
universiteit van Boekarest. Vaak loopt ze het museum vlakbij de universiteit
binnen, vooral op ‚‚n schilderij is ze erg gesteld. Het stelt een engel voor, met een zwaard. Bij toeval ontdekt ze in de Universiteitsbibliotheek tussen
vergeelde papieren een oud handschrift, een Frans, middeleeuws dierdicht over
een protserige haan, Le roman de Chantecler. Iedereen is bang voor de haan en
praat hem naar de mond, behalve de wouw, die moet zijn spot met de dood bekopen. Iemand heeft het verstopt, blijkbaar is deze persoon plotseling met het werk aan
dit document opgehouden. Irina besluit het letter voor letter over te schrijven. Haar moeder verstopt het afschrift. In de hoop een artikel over dit geschrift
naar het buitenland te kunnen smokkelen werkt Irina eraan, zonder haar
superieuren in te lichten. Uiteindelijk is zij uit op een baan in het buitenland
als universitair docente Franse letterkunde. Daarvoor is het wel nodig haar
artikel in het net te typen. Aangezien zij daar zelf niet handig genoeg in is, vraagt zij haar zwager Vasile, eveneens verbonden aan de faculteit der letteren, dit in het geheim te doen. Ook Andrei weet van het dierdicht af. Hij is haar minnaar, met wie ze in haar
flat naar bed gaat. Voor het eerst heeft ze hem bij Elisabeta ontmoet. Zijn
vrouw heeft Irina verteld dat haar man onvruchtbaar is. Irina blijkt echter in
verwachting te zijn. De onverwachte zwangerschap verheugt haar, zij wil graag
een kind. Zij rekent uit dat Andrei de vader moet zijn, het kind moet in zijn
slaapkamer verwekt zijn in de periode dat zijn vrouw haar zieke ouders in
Transsylvanië opzocht. Wat zij zichzelf aanvankelijk niet toegeeft, is dat zij
ook zwanger zou kunnen zijn van haar zwager Vasile. Toen zijn vrouw, haar zus
Mariana, voor de zoveelste bevalling naar het ziekenhuis moest, paste Irina op
de kinderen. 's Nachts kwam Vasile thuis en ging bij de slapende Irina in bed
liggen. Zij protesteerde slechts voor de vorm, misschien omdat ze met haar
gedachten bij Andrei was. Op de dag van haar arrestatie ontmoet ze Andrei zoals gewoonlijk in het museum, altijd kijken ze naar het schilderij met de engel. Ze is vanwege haar
zwangerschap uitbundig, maar wil Andrei nog niet vertellen waarom. Zelfs maakt
ze grappen over spionnen van de Securitate in het museum. Andrei waarschuwt
haar: je kunt in dit land zelfs je eigen moeder niet vertrouwen. Als ze naar
buiten gaan, staat Marin Zoltanescu bij de ingang te wachten, zoals elke dag. Hij heeft Irina mee uit eten gevraagd, zij heeft dat afgeslagen. Zij begroet hem
spottend. Het valt haar op dat Andrei vandaag niet linksaf slaat, maar de andere
kant oploopt. Zelf gaat ze naar de bibliotheek, waar ze verder werkt aan haar
artikel. Opeens voelt ze een hand op haar schouder, die haar de bibliotheek uit
stuurt, naar de overkant van het plein, waar de vijfde directie zetelt, de
lijfwacht van Ceausescu. Tijdens een verhoor door een kolonel, waarop ze uren moet wachten, ziet ze haar
artikel over Le roman de Chantecler. De Securitate beschuldigt haar ervan dat
haar artikel over dit dierdicht Ceausescu belachelijk maakt en dat zij het naar
het buitenland wil smokkelen. Bovendien hebben ze in haar bureau een bijbel in
een kapitalistische taal gevonden. Aanvankelijk neemt ze de beschuldigingen niet serieus, maar de ondervragers
zetten haar steeds meer onder druk. Zij doet haar uiterste best de naam van haar
minnaar, Andrei, niet te laten vallen. Ze wordt naakt gefouilleerd, moet haar
sieraden afgeven. Opgesloten in een cel verwacht zij, kleindochter van een
oud-minister, spoedige vrijlating. Ze mag niet naar het toilet, wordt tijdens
een volgend verhoor gedwongen haar uitwerpselen op te likken. Haar zwangerschap
houdt haar tijdens de niet zachtzinnige verhoren en de eenzame opsluiting
overeind. Voor haar kind wil ze overleven, houdt ze zich voor. De derde dag
wordt ze opgesloten in de lucifersdoos, een hok waarin alleen ruimte is om te
staan, 'een rechtopstaande doodskist'. In deze cel krijgt ze een miskraam. Dat
weet ze niet te verbergen, vervolgens wordt ze van abortus beschuldigd. Blijkbaar voldoet die aandacht meer dan de beschuldigingen aangaande het
dierdicht. Volgens Irina zit er iets anders achter, alsof achter de schermen
iemand een persoonlijk conclict op haar verhaalt. Ze blijven haar verhoren. Irina stort in en noemt als verwekker de decaan van haar faculteit, een naam die
haar door haar verhoorders is ingefluisterd. Haar leugens over een verkrachting
worden gretig genoteerd.
Irina wordt geheel kaal. Uit haar rok scheurt ze een hoofddoek. Dan wordt ze met
de zwaar toegetakelde decaan geconfronteerd. Tevergeefs schreeuwt ze dat haar
beschuldigingen gelogen zijn, de decaan ondertekent de aanklacht. Irina's
isolement is voorbij, ze belandt in een vrouwencel. Als ze weken later uit het
gebouw van de lijfwacht wordt gehaald, is het vermoedelijk augustus. Van Dana
heeft ze een zending benodigdheden ontvangen, o.a. twee hoofddoeken. Na een
lange rit belandt ze in cel 2 van de Zabrele, een gevangenis op het platteland. De gevangenis De cel bevindt zich in een aarden wal; door kieren in het luik is
een met gras begroeid, acht meter hoog talud te zien. Er zijn slaapplaatsen in
drie lagen boven elkaar. Op elk matras, gevuld met harde rietstengels, moeten
twee vrouwen slapen. Een ton achter een afschot dient als toilet, een andere ton
bevat drinkwater. De cel blijkt bevolkt te zijn met schimmige, broodmagere
vrouwen. Aan Irina wordt door Ana, die door de rest als leidster wordt gezien, een slaapplaats toegewezen naast Margareta. Ogenblikkelijk stelen vrouwen
ondergoed uit Irina's plunjezak. Het regime in de Zabrele is hard, maar het is te overleven. Het appel vindt bij
weer en wind plaats op het plein. De bewaarsters zijn van stokken voorzien, soms
treiteren ze de gevangenen. Die hebben niets te doen, ze vertellen elkaar
eindeloos over hun lotgevallen. Irina zwijgt over haar verblijf in het gebouw
van de vijfde directie. Maria, een bewaarster die humeurig kan zijn, wijst vaak
Ana en Irina aan als de ton met uitwerpselen geleegd moet worden in de beerput
buiten. Eenmaal per veertien dagen mogen ze zich douchen. Het voedsel bestaat
uit wat brood en waterige soep. Clio, een celgenoot, deelt altijd het eten uit, waarbij ze Irina consequent de dunste soep en het minste brood geeft. Dat
verdraagt Irina, ze ziet het als inlossing van haar schuld aan de decaan. Zo
gaat de winter voorbij, de barre kou dringt door in de cel, die slechts door wat
houtvuur verwarmd wordt. Op een dag in het voorjaar ontvangt Irina een jurk, gezonden door Dana, vermoedelijk omdat ze voor de rechter moet komen. Het proces is een
schijnvertoning, haar advocaat stelt niets voor. Niemand van haar familie is
aanwezig. Beschuldigd van abortus wordt ze tot drie jaar veroordeeld, met aftrek
van voorarrest zijn dat 28 maanden. Terug in de cel wordt ze getroost door
Margareta, die haar voorhoudt dat ze zich te introvert gedraagt en te weinig
doet om te overleven. 'Zet van je af wat je dwarszit.' Irina blijft echter in
zichzelf gekeerd. Soms ontvangt ze een kort briefje van Dana, die klaagt over
haar knie‰n en Mariana's drukte. Tegen het aanbreken van de tweede winter is Margareta's straftijd afgelopen. Na
haar vertrek wordt een nieuwe gevangene in de cel gezet, een luidruchtige
zigeunerin, Zoia, die op soldatenschoenen loopt. Zoia laat niet met zich sollen, gedraagt zich onafhankelijk. Ana geeft haar de plek naast Irina. Als Irina 's
avonds gedichten van Verlaine mompelt, zegt Zoia dat ze ook Frans wil leren. Al heeft Zoia geen opleiding gehad, ze blijkt leergierig en intelligent, ze
krijgt elke dag les van Irina en onthoudt alles wat haar wordt aangeleerd. Als
tegenprestatie verwacht ze dat Irina haar nachtelijke liefkozingen ondergaat. Ook leert ze Zoia strofe voor strofe Le roman Chantecler uit het hoofd opzeggen. Later zeggen de vrouwen gezamenlijk zulke strofen op, Zoia heeft hen ertoe
aangezet dat na tien uur 's avonds te doen, als ze volstrekt stil zouden moeten
zijn. Het dierdicht wordt zo tot een geuzenlied. Zoia zorgt er ook voor dat
Irina genoeg brood en soep krijgt, ze leert Irina zichzelf te overleven. Al moet
Irina weinig van Zoia's aanhalingen hebben, ze gaat meer en meer om haar geven.
Zoia vertelt haar trieste levensverhaal. Ondanks de Roemeense afkeer van
zigeuners wordt Zoia ook door de andere vrouwen in de cel gewaardeerd. Aan haar
vertelt Irina wie ze ervan verdenkt haar verraden te hebben; ook vertelt ze van
de decaan. Zoia zegt haar dat iedere gevangene wel iemand heeft moeten verraden. Omstreeks Kerst dringen geruchten over een omwenteling door in de cel. De
bewaarsters lijken iets vriendelijker te worden. Intussen gaan de vrouwen door
met het repereteren van een door Irina bedachte kerstvoorstelling. De dag voor
Kerst worden ze vrij gelaten door de gevangenisdirecteur. Alleen Zoia niet, zij
wordt op transport gezet naar een andere bestemming, naar later blijkt komt ze
uiteindelijk terecht in een werkkamp in Moldavië. Voor het afscheid krijgt Irina
Zoia's mooie zigeunerhoofddoek. Na het vertrek van Zoia is bij Irina de
feeststemming weg. Als Clio haar ermee treitert, treedt Irina hard tegen haar
op. In een open vrachtwagen worden de vrouwen naar het station van Boekarest
gebracht. Ze zijn nu vrij. Terug in Boekarest Irina loopt naar haar moeders huis aan de Calea Victoriei, waar niemand opendoet. In haar gevangeniskleding loopt ze tussen enthousiaste
mensen die revolutionaire leuzen schreeuwen, het bewind is gevallen. Het doet
haar niets. Ze gaat midden op een groot plein staan, wat vroeger niemand mocht.
Men waarschuwt haar echter voor sluipschutters. De bibliotheek blijkt met
vlammenwerpers uitgebrand te zijn, ook het museum is aangetast: op de plaats
waar het schilderij met de engel hing is nu een kogelgat te zien. Als ze weer aanbelt, is Dana thuis. De ontmoeting valt tegen, Dana is vies van
Irina's gevangenislucht en -plunje en Irina krijgt geen woord over haar
belevenissen over de lippen. De dagen daarna zwerft Irina bevreemd door de stad. Elisabeta en andere vrienden van vroeger zeggen haar niets meer, niemand
begrijpt iets van haar ervaringen. Ze hoort dat haar eigen flat is opgezegd, de
meubels zijn verkocht om eten voor Marina's kinderen te kunnen kopen, haar
kleren zijn vermaakt voor de kinderen. Later merkt ze dat Marina haar meubels
heeft gehouden. Dana is na de arrestatie van haar dochter haar baan kwijtgeraakt. Nu werkt ze in
haar eigen fabriek als arbeidster. Door het ruwe werk zijn haar handen
kaoptgegaan. Toch is ze ook opgelucht: ze hoeft geen cijfers meer te vervalsen. Wel is het nu voor iedereen moeilijk om aan voedsel te komen, Dana staat 's
morgens vroeg en 's avonds uren in de rij. Nog steeds lukt het Irina niet aan
Dana iets te vertellen, hoezeer Dana ook haar best doet. Ze zegt wel dat er een
zigeunerin bij hen zal komen wonen, Dana moet daar niets van hebben. Het komt
Irina voor dat haar geheugen gaten vertoont, ze heeft haar gevangeniservaringen
verdrongen. Dagenlang kijkt ze voor zich uit, terwijl de tv geluidloos aanstaat. De nieuwe leider, Iliescu, is volgens haar een pseudo-democraat, de revolutie
een paleisrevolutie. Op de tv zien ze hoe Ceausescu wordt ge‰xecuteerd. In de zigeunerwijk zoekt Irina Stefan op, de broer van Zoia. Zoia heeft hem over
Irina verteld. Ze schrijft, zegt haar broer, vanuit haar nieuwe gevangenis
tevergeefs brieven naar de minister met verzoeken haar vrij te laten. Ook zoekt
Irina de faculteit der letteren op, tot tweemaal toe, om haar vroegere baan op
te eisen. Die baan is haar zonder offici‰le bevestiging afgenomen, hoort ze nu, evenals bij Vasile het geval was, kans op herbenoeming is er niet. Belangrijker dan haar baan en de revolutie is voor Irina het achterhalen van de
waarheid. Wie heeft haar verraden? Verraad blijkt zich op verraad te hebben
gestapeld. Haar moeder heeft in vertrouwen aan de pope, de geestelijke, die ze
heimelijk bezocht, verteld over Irina's artikel. Dana vertelt ook dat
securitisten (geheim agenten) na de arrestatie een huiszoeking hebben gedaan,
het originele manuscript had zij echter goed verstopt: in Mariana's huis, wat
die tot haar grote woede pas achteraf te weten komt. De securitisten hadden haar
bezoek aan Irina verboden. Na veel aandringen van Dana zoekt Irina Mariana op. Vasile en Mariana hebben huwelijksproblemen gehad, ze zijn weer samen. Mariana
heeft nu een goede baan, Vasile heeft ook weer een baantje gevonden. Uiteindelijk geeft Mariana toe dat zij uit wraak vanwege Vasiles overspel met
Irina haar spullen heeft ingepikt. Maar haar wraak is verder gegaan. Vanwege de
ziekte van hun kind Doina hebben ze hartspecialist Marin Zoltanescu
ingeschakeld. Marin had ook begrip voor Mariana's andere problemen; aan hem
heeft ze over Irina's overspel, haar artikel en het dierdicht verteld. Irina
bedenkt onder Mariana's bekentenis hoeveel pijn zij in de verhoorperiode heeft
verdragen zonder iemand van haar familie ook maar te noemen. Ook Andrei ontmoet ze. Ze vindt hem niet meer aantrekkelijk, hij toont zich
geschokt over haar kaalheid. Ze vertelt hoe het in de gevangenis was. Hij legt
uit waarom hij de dag van haar arrestatie een andere kant op liep: hij had een
afspraak met Marin, die naar Irina informeerde, aan hem had hij over het
dierdicht verteld. Andrei is van plan naar China te emigreren, Irina mag mee.
Zij weigert.
Vasile krijgt ze niet te zien, maar ze wacht hem bij zijn werk op. Hij vertaalt
uit het westen gestolen bedrijfsgeheimen. Hij blijkt nog steeds van haar te
houden. Maar ook hij heeft Irina verraden: hij heeft het typoscript van haar
artikel aan Marin gegeven. Marin bleek hevig verliefd te zijn op Irina en
jaloers op haar minnaar Andrei, een veel oudere man. Toen Vasile en Mariana
ruzie hadden, heeft Vasile een poos in Marins huis gewoond. Irina zet nu de
laatste stap: ze besluit Marin zelf op te zoeken. Daartoe waagt ze zich in de
burelen van de voormalige Securitate, nu SRI geheten. Met enige moeite dringt ze
door in een kantoorvertrek, waar men Marin blijkt te kennen. Verder wil men
niets zeggen, maar Irina weet nu zeker dat Marin een securitist is. Na haar
bezoek aan de SRI ontvangt Irina telkens dreigende telefoontjes, hoewel de
telefoonlijn van haar moeder afgesloten is. Op een dag trekken duizenden mijnwerkers Boekarest binnen. De gewelddadigheden
dreigen zich ook tot Irina te richten; zij wordt weer telefonisch bedreigd, waarop ze het telefoonsnoer stuk trekt. Mijnwerkers beuken de voordeur in. Maar
dan ziet zij aan de overkant van de straat Marin staan, vermomd als mijnwerker.
Hij kijkt naar haar raam, stuurt de mijnwerkers weg. Na deze gebeurtenis besluit
Irina het land te verlaten. Ze zoekt ten slotte de decaan op, die haar mild
ontvangt. Hij was juist blij met haar beschuldiging, die aanklacht voorkwam dat
hij belastende informatie zou prijsgeven, bijna was hij onder de druk van
martelingen doorgeslagen. Na dit gesprek beseft Irina dat Marin genoeg gestraft
is: hij zal verder moeten leven met zijn haat. Van Andreis vrouw hoort ze dat
hij naar China is vertrokken. Irina vraagt een visum aan. Ze neemt de dollars, legt een briefje neer voor Dana
en vertrekt zonder afscheid te nemen naar de luchthaven. Over het boek
De engel en het zwaard van Eva Bentis telt 328 pagina's, is verschenen in 1994
bij Contact in Amsterdam. De hoofdpersoon is een Roemeense, Irina Stanescu, zij
woonde in Boekarest. Voorin het boek staat ook een soort dankwoord: “De voorbereiding van dit boek werd mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting Fonds voor de Letteren . Ik wil graag Jan Willem Bos bedanken voor zijn waardevolle adviezen, Maria Dragne, Micaela Ghitesco en Elsa Anco voor hun vertrouwen en hun verhalen. De stimulans van Reintje Gianotten was mij tot steun bij het opzetten van De engel en het zwaard en op inspirerende wijze heeft Eva Cossée mij terzijde gestaan tijdens het schrijven en afwerken van de Roman. Hun enthousiaste belangstelling is een bron van aanmoediging geweest”. Thema
In de roman wordt verteld wat er in haar omgaat tijdens
haar verblijf in Nederland, waar zij na de mijnwerkersrellen in Boekarest naar
toe is gevlucht. De herinneringen aan haar laatste jaren in Roemenië dringen
zich steeds meer aan haar op in Amsterdam, waar ze wacht op een
verblijfsvergunning. Het leven van de hoofdpersoon wordt door recente gebeurtenissen in haar land
beinvloed: de dictatuur onder Ceausescu, de revolutie die hem ten val bracht in
1989, de gewelddadigheden toen mijnwerkers Boekarest binnentrokken (1990). Dergelijke ontwikkelingen vormen de achtergrond van deze roman over ingrijpende
veranderingen in het leven van een fictieve (dus verzonnen) hoofdpersoon. De engel
en het zwaard gaat echter vooral over persoonlijke drijfveren, over verraad en
trouw, vergeten en herinnering. Motto’s
Voorin staan twee motto's. Van de Roemeense dichter Mircea Dinescu een vertaald
citaat over het geringe perspectief van vrijgelaten gevangenen en het citaat van
de Engelse dichter Auden, uit een gedicht over ballingen die zonder paspoort
officieel niet bestaan, benadrukt juist de levenskracht: ‘but we are still
alive, my dear, but we are still alive’. Overigens luidt het citaat van Dinescu: ‘Toen de gevangenissen hun poorten openden
was er niemand die om vrijheid gaf
sommigen verhingen zich zelfs aan dromen
anderen groeven in de muren hun graf’. Perspectief
De vertelsituatie van de roman is die van het ik-verhaal. De ik-figuur, Irina, is tevens de hoofdpersoon. Zij vertelt niet-chronologisch: vanuit haar
toevluchtsoord Nederland denkt Irina terug aan verschillende fasen van haar
leven. Motief voor schrijven van boek
Een door Eva Bentis gemaakte reis door Roemenië (Bron: internet) LIJST VAN PERSONAGES (niet allemaal, dat was niet mogelijk) Irina Stanescu, de hoofdpersoon
Dana Stanescu, ex-vrouw van Ion Marcu
Ipu, vader van Dana
Elvira, zijn tweede vrouw
Diana de Boer, zijn eerste vrouw, moeder van Dana
de ouders van Ion Marcu
Mariana Stanescu, zus van Irina
Vasile, man van Mariana
Andrei, minnaar van Irina
Marin Zoltanescu, hartchirurg
de decaan, leider van de faculteit der letteren
Maria, bewaarster
Zoia, zigeunerin en celgenote
Stefan, haar broer
Niet eerder genoemde celgenoten: Ana Cris
Margareta Feldioara
Olimpia
Greta
Clio
Elsa
In Nederland: Robert Jansen, vreemdelingenpolitie
Frans-Jan, sociale dienst
hoteleigenaar te Valkenburg
Iraanse kamergenote te Valkenburg Andere informatie over het boek en mening
In de 32 genummerde hoofdstukken (zonder titel) van het boek herinnert
Irina zich steeds meer van de periode van gevangenschap, de daaraan voorafgaande
maanden en de periode voor het vertrek naar Holland. In gebed en in de herinneringen
aan haar celverblijf komen gedachten over vroeger voor: haar jeugd, de
zwerftochten met haar vader door woest Roemeens gebergte, haar familie. Door de
structuur van steeds opnieuw opgenomen herinneringen vindt de lezer telkens weer
nieuwe aanknopingspunten, zodat uiteindelijk een compleet beeld ontstaat van wat
Irina is overkomen. Door deze verhaalopbouw blijkt pas in de laatste
hoofdstukken wie haar in Boekarest verraden hebben en wat de achtergrond is van
haar eigen verraad. Door deze stijl van schrijven vind ik dit eigenlijk een van de mooiste boeken van een Nederlandse schrijver, na “De aanslag” van Mulisch en “Montyn” en “een Romance” van D.A. Kooiman.
Eva Bentis werd 1951 in Bennekom op de Veluwe geboren. Ze studeerde criminologie in Amsterdam, een studie die zich onder andere op de vraag richt hoe het komt dat iemand zich afwijkend opstelt ten opzichte van de groep. Deze vraag komt in het werk van Bentis steeds opnieuw naar voren; een eensluidend antwoord is niet te vinden, elke roman beeldt een nieuwe wereld uit waarin de hoofdpersoon door de auteur als het ware in een vacuüm wordt geplaatst. Haar hoofdfiguren kijken vanaf de zijlijn toe maar worden soms meegetrokken in beklemmende verwikkelingen. Sinds 1978 woont Eva Bentis in Oosterhout en al houdt ze niet van carnaval, ze voelt zich een Brabantse, die de streek niet graag zou willen verlaten. Brabant is steeds het decor van de verhalen voor Inpakken & wegwezen de jaarlijkse verzamelbundel van uitgeverij Contact. Ook speelt de roman Maskerade zich af in Breda. Zo wordt La Bohème, de beroemde bonbonnerie, erin genoemd. Eva Bentis is getrouwd en heeft een zoon en een dochter, die het ouderlijk huis al op jonge leeftijd hebben verlaten, waarna zij zich met des te meer enthousiasme op het schrijven heeft gestort. Bibliografie
Moeders en dochters (1989) Maskerade (1991) De engel en het zwaard (1994) Het gif kraait koning in mijn hoofd (1996) Het meisje in het marmer (1997) INHOUD
De Roemeense Irina Stanescu is uit Boekarest per vliegtuig naar Nederland
vertrokken, met de bedoeling politiek asiel aan te vragen. Ze heeft alleen wat
handbagage bij zich, op haar borsten verbergt ze dollars, een geschenk van haar
moeder. Opvallend is dat ze een hoofddoek draagt. Na haar aankomst op Schiphol
gaat ze naar Amsterdam om een hotel te zoeken. De eerste alinea van het boek
beschrijft de kennismaking met een westerse stad van iemand die gewend is aan
het grauwe en schaars verlichte Boekarest. 'Angstig van geluk. Langzaam dringt
tot me door waar ik me bevind; niet thuis in bed of op de brits in de gevangenis
maar in een vreemde hotelkamer in een onbekende stad. Een stad in feesttooi, waar reclamelampen aan- en uitschieten als bliksem- flitsen in de nacht (...). Op de bruggen en gevels zijn schijnwerpers gericht, die de bladeren van de bomen
langs de gracht in bladgoud zetten. Mijn ogen tranen van zoveel overdaad.' De volgende ochtend meldt ze zich vol bange vermoedens bij de vreemde- lingendienst in Amsterdam; zij brengt de wachttijd door in een park, waar zij
het gevoel heeft dat ze geschaduwd wordt. Angstig ondergaat ze het eerste
in Roemenië heeft ondergaan, ze raakt in paniek. Als er foto's en
vingerafdrukken van haar worden genomen, vreest ze dat zo de Securitate, de
voormalige Roemeense geheime dienst, haar op het spoor zal komen. Per trein reist ze naar Valkenburg, daar moet ze samen met dertig andere
Roemenen en wat Iraniërs wachten op ambtelijke beslissingen. De hoteleigenaar is
hartelijk, hij ziet met lede ogen aan hoe weinig Irina van zijn kostelijke eten
wil nemen. Met haar landgenoten bemoeit Irina zich zo weinig mogelijk, die
benijden elkaar eventuele kansen op het verkrijgen van een status als
asielzoeker. Irina is de enige van hen die een Roemeense gevangenis van binnen
heeft gezien; zij vreest dat er onder haar mede-asielzoekers verklikkers zijn. Ze brengt haar tijd door met haar herinneringen, die onafgebroken door haar
hoofd malen. Aan contact heeft ze geen behoefte. Wel zou ze graag iets onder
handen hebben, maar zo lang asielzoekers nog geen status hebben (officiële
erkenning als vluchteling) mogen ze niet studeren of werken. Al na drie weken krijgt ze zelfstandige woonruimte in Amsterdam aangeboden, iets
huis geschreven. Irina reist weer per trein en wordt bij de Sociale Dienst van
Amsterdam ontvangen door medewerker Frans-Jan, die haar naar een kleine flat
brengt. In de hierop volgende periode ondergaat ze, bijgestaan door een
vrijwilliger van Vluchtelingenwerk, een interview met een contactambtenaar van
het Ministerie van Justitie. Een tolk vertaalt haar Roemeens. De ambtenaar zegt
dat de toestand in Roemnië sinds de val van Ceausescu sterk verbeterd is. Achteraf hoort ze dat ze vanwege de val van diens bewind niet de status van
politiek vluchteling heeft gekregen; tegen dit oordeel mag ze in hoger beroep
gaan. Frans-Jan bespreekt dit met haar. Volgens haar is het gevaar voor Roemenië nog helemaal niet geweken en dreigt er voor heel Europa onrust. Het Westen laat
zich in slaap zussen, zegt ze tegen Frans-Jan, die haar te somber vindt. Ze laat
hem zien waarom ze een hoofddoek draagt: ze is geheel kaal. Bezigheden heeft Irina niet, ze mag niets doen. De enige onderbrekingen zijn de
gesprekken met Frans-Jan, die haar echter ook niet altijd begrijpt. Ze schrijft
ontvangt ze niet. In haar flat staart ze uren lang voor zich uit of kijkt ze tv. Slapen kan ze niet, 's nachts komen gruwelijke herinneringen in haar op. Ze
gedraagt zich in wezen vreemd, heeft last van achtervolgingswaanzin, raakt
verstrikt in eindeloos gepieker. Alleen in de bibliotheek voelt ze zich prettig, ze leest Franse boeken en moet denken aan de bibliotheek van Boekarest. Ze bezit een brief uit 1933 die Nederlanders aan haar grootmoeder, Diana de
Boer, hebben geschreven. Vanwege de Nederlandse grootmoeder heeft ze dit land
uitgekozen. Ze zoekt de familie De Boer op, het briefadres uit Abcoude wordt nog
steeds door een De Boer bewoond: een oude man. Diana de Boer is in de jaren '20
naar de Sovjet-Unie gegaan om te helpen het land op te bouwen, daar heeft ze
kennis gemaakt met een Roemeen. Hun kind is de moeder van Irina. In de familie
is Diana altijd een buitenbeentje gebleven, nu nog maakt de oude man zich kwaad
over haar avonturendrang. Later nodigt de kleindochter, die het gesprek vertaald
heeft, Irina uit voor een tweede bezoek, ook dat is geen succes. De
vriendelijkheid van de familie is afgemeten. Nog eenmaal is ze daar, uitgenodigd
voor een familiefeest. De gasten negeren Irina. Irina wordt ziek, maar uit angst dat een consult van een arts haar kansen op een
naar een huisarts. In deze maanden leert ze zichzelf wat Nederlands aan. Verder begint ze door
Amsterdam te lopen, daarbij ontdekt ze het Rijksmuseum - heimwee overvalt haar. Toch bezoekt ze het museum vaker. Op een dag ontdekt ze dat een voorzichtig
begin van haargroei, langzaam ontstaat op haar kale schedel een donslaagje. Ten
slotte kan ze haar hoofddoek aflaten: ze heeft weer haar, zij het grijs en nog
zeer kort. Ze merkt dat de mensen op straat nu minder vreemd naar haar kijken. Nu pas koop ze westerse kleding. Al die tijd heeft ze haar oude Roemeense, in
Nederland uit de toon vallende jurken en vest gedragen. Op dezelfde dag ontvangt
ze voor het eerste een brief uit Roemenië: Mariana, haar zus, schrijft dat het
leven in Roemenië steeds armzaliger wordt. Dana, haar moeder, is na Irina's
vertrek geestelijk ingestort. Omdat Mariana en haar man geen tijd hebben om haar
te verzorgen, is Diana naar een inrichting gebracht. De verzorging is zeer
slecht. Verder schrijft ze dat Irina een baan is aangeboden als wetenschappelijk
medewerkster in het Roemeense Cluj-Napoca. Het boek eindigt met een bezoek aan het inmiddels vertrouwde museum. Staande
voor een schilderij met madonna overweegt Irina of ze terug zal keren naar haar
moeder woonde, Dana Stanescu, en haar zus Mariana. Ze behoorde tot de
bevolkingslaag die het naar verhouding goed had. Haar moeder, trouw lid van de
communistische partij, is directrice van een grote staalfabriek. De fabriek is
buiten Boekarest gevestigd. Elke zomer was Irina weken lang bij haar vader, Ion
Marcu. Een norse man die pas ontdooide tijdens de ruwe bergtochten die Irina
leerden ontberingen te verdragen. Hij protesteerde vaak tegen de
collectivisering van het platteland, wat tot ruzies met Dana leidde. Uiteindelijk verliet hij zijn gezin. Met zijn dochter maakte hij 's zomers
tochten die haar uithoudingsvermogen vergrootten. Ze verbleven ook wel op de
boerderij van zijn ouders, in de Karpaten (Roemeens berggebied). Irina's
grootvader dronk veel tuica en vertelde sprookjes. Op de boerderij werden
zomerfeesten gehouden. Na zo'n zomer kwam ze verwilderd en ongetemd bij Dana en
Mariana terug. Toen Irina volwassen was, overleed haar vader aan kanker. Later
gevangenis gezeten. In de jaren twintig was hij in Siberië geweest, als helper
van de Sovjets. Daar leerde hij Diana de Boer kennen, die van hem een kind
kreeg. Terwijl hij zelf in Moskou verbleef, overleed Diana van de honger; het
kind, Dana, werd door een Roemeense vrouw verzorgd: Elvira. Met haar keerde hij
terug in Roemenië, uit veiligheidsoverwegingen stelden zij Dana als Elvira's
eigen kind voor. Met Elvira als grootmoeder is Irina opgegroeid. Nog steeds
ontvangt Irina's grootvader elk jaar een kerstkaart uit Nederland. Als aandenken
geeft hij Irina de Nederlandse bijbel die Diana de Boer 'uit sentimentele
overwegingen' had meegenomen en een aan Diana gerichte brief uit Abcoude. Ipu was minister onder dictator Dej, de voorganger van Ceausescu, todat Dej zijn
getrouwen liet oppakken. Opnieuw bracht Ipu jaren in de gevangenis door. De
laatste maanden van zijn leven dementeert hij, nu zit hij 'in zichzelf
gevangen'. Als oud-minister geniet hij enige voorrechten, maar niet genoeg om
winkelstraat van Boekarest, met haar twee dochters, die onderling vaak ruzie
hebben. Amerikanen die de fabriek en haar flat bezoeken geven haar dollars, die
bewaart ze. Als fabrieksdirecteur moet ze ervoor zorgen dat de staalproduktie
althans op papier groeit. Er zijn ernstige klachten over de luchtvervuiling die
de fabriek veroorzaakt, Dana is niet bij machte de situatie te veranderen, ze
schrijft wel brieven naar de overheid, maar de roem van haar vader, de
ex-minister, is na zijn dood verbleekt, zodat haar invloed afneemt. Een
biologieleraar die als eerste in de klas de milieuproblematiek behandelt, wordt
ontslagen. Irina denkt dat ze hem verraden heeft door thuis zijn les na te
vertellen. Le roman de Chantecler Irina betrekt als volwassene een eigen flat, maar
verblijft ook vaak in de flat van haar moeder. Tijdens het Ceausescu-regime is
vrijheid van meningsuiting een ongekend goed. Irina weet dat zelfs de muren oren
hebben. Om niet afgeluisterd te kunnen worden spreken zij en Dana bij een
hij met Mariana, maar hij kan Irina niet vergeten. Mariana en Vasile krijgen
veel kinderen. Irina, een mooie, blonde vrouw, leeft in betrekkelijke rust. Ze negeert de
politieke onderdrukking waaronder veel landgenoten lijden ('het was mij tot een
tweede natuur geworden voorbij te gaan aan alles wat met een waas was bedekt'), liever probeert ze Franse mode na te maken, samen met haar vriendin Elisabeta. Irina is wetenschappelijk medewerkster middeleeuwse Franse Letterkunde aan de
universiteit van Boekarest. Vaak loopt ze het museum vlakbij de universiteit
binnen, vooral op ‚‚n schilderij is ze erg gesteld. Het stelt een engel voor, met een zwaard. Bij toeval ontdekt ze in de Universiteitsbibliotheek tussen
vergeelde papieren een oud handschrift, een Frans, middeleeuws dierdicht over
een protserige haan, Le roman de Chantecler. Iedereen is bang voor de haan en
praat hem naar de mond, behalve de wouw, die moet zijn spot met de dood bekopen. Iemand heeft het verstopt, blijkbaar is deze persoon plotseling met het werk aan
dit document opgehouden. Irina besluit het letter voor letter over te schrijven. Haar moeder verstopt het afschrift. In de hoop een artikel over dit geschrift
naar het buitenland te kunnen smokkelen werkt Irina eraan, zonder haar
als universitair docente Franse letterkunde. Daarvoor is het wel nodig haar
artikel in het net te typen. Aangezien zij daar zelf niet handig genoeg in is, vraagt zij haar zwager Vasile, eveneens verbonden aan de faculteit der letteren, dit in het geheim te doen. Ook Andrei weet van het dierdicht af. Hij is haar minnaar, met wie ze in haar
flat naar bed gaat. Voor het eerst heeft ze hem bij Elisabeta ontmoet. Zijn
vrouw heeft Irina verteld dat haar man onvruchtbaar is. Irina blijkt echter in
verwachting te zijn. De onverwachte zwangerschap verheugt haar, zij wil graag
een kind. Zij rekent uit dat Andrei de vader moet zijn, het kind moet in zijn
slaapkamer verwekt zijn in de periode dat zijn vrouw haar zieke ouders in
Transsylvanië opzocht. Wat zij zichzelf aanvankelijk niet toegeeft, is dat zij
ook zwanger zou kunnen zijn van haar zwager Vasile. Toen zijn vrouw, haar zus
Mariana, voor de zoveelste bevalling naar het ziekenhuis moest, paste Irina op
de kinderen. 's Nachts kwam Vasile thuis en ging bij de slapende Irina in bed
liggen. Zij protesteerde slechts voor de vorm, misschien omdat ze met haar
gedachten bij Andrei was. Op de dag van haar arrestatie ontmoet ze Andrei zoals gewoonlijk in het museum, altijd kijken ze naar het schilderij met de engel. Ze is vanwege haar
ze grappen over spionnen van de Securitate in het museum. Andrei waarschuwt
haar: je kunt in dit land zelfs je eigen moeder niet vertrouwen. Als ze naar
buiten gaan, staat Marin Zoltanescu bij de ingang te wachten, zoals elke dag. Hij heeft Irina mee uit eten gevraagd, zij heeft dat afgeslagen. Zij begroet hem
spottend. Het valt haar op dat Andrei vandaag niet linksaf slaat, maar de andere
kant oploopt. Zelf gaat ze naar de bibliotheek, waar ze verder werkt aan haar
artikel. Opeens voelt ze een hand op haar schouder, die haar de bibliotheek uit
stuurt, naar de overkant van het plein, waar de vijfde directie zetelt, de
lijfwacht van Ceausescu. Tijdens een verhoor door een kolonel, waarop ze uren moet wachten, ziet ze haar
artikel over Le roman de Chantecler. De Securitate beschuldigt haar ervan dat
haar artikel over dit dierdicht Ceausescu belachelijk maakt en dat zij het naar
het buitenland wil smokkelen. Bovendien hebben ze in haar bureau een bijbel in
een kapitalistische taal gevonden. Aanvankelijk neemt ze de beschuldigingen niet serieus, maar de ondervragers
minnaar, Andrei, niet te laten vallen. Ze wordt naakt gefouilleerd, moet haar
sieraden afgeven. Opgesloten in een cel verwacht zij, kleindochter van een
oud-minister, spoedige vrijlating. Ze mag niet naar het toilet, wordt tijdens
een volgend verhoor gedwongen haar uitwerpselen op te likken. Haar zwangerschap
houdt haar tijdens de niet zachtzinnige verhoren en de eenzame opsluiting
overeind. Voor haar kind wil ze overleven, houdt ze zich voor. De derde dag
wordt ze opgesloten in de lucifersdoos, een hok waarin alleen ruimte is om te
staan, 'een rechtopstaande doodskist'. In deze cel krijgt ze een miskraam. Dat
weet ze niet te verbergen, vervolgens wordt ze van abortus beschuldigd. Blijkbaar voldoet die aandacht meer dan de beschuldigingen aangaande het
dierdicht. Volgens Irina zit er iets anders achter, alsof achter de schermen
iemand een persoonlijk conclict op haar verhaalt. Ze blijven haar verhoren. Irina stort in en noemt als verwekker de decaan van haar faculteit, een naam die
haar door haar verhoorders is ingefluisterd. Haar leugens over een verkrachting
de zwaar toegetakelde decaan geconfronteerd. Tevergeefs schreeuwt ze dat haar
beschuldigingen gelogen zijn, de decaan ondertekent de aanklacht. Irina's
isolement is voorbij, ze belandt in een vrouwencel. Als ze weken later uit het
gebouw van de lijfwacht wordt gehaald, is het vermoedelijk augustus. Van Dana
heeft ze een zending benodigdheden ontvangen, o.a. twee hoofddoeken. Na een
lange rit belandt ze in cel 2 van de Zabrele, een gevangenis op het platteland. De gevangenis De cel bevindt zich in een aarden wal; door kieren in het luik is
een met gras begroeid, acht meter hoog talud te zien. Er zijn slaapplaatsen in
drie lagen boven elkaar. Op elk matras, gevuld met harde rietstengels, moeten
twee vrouwen slapen. Een ton achter een afschot dient als toilet, een andere ton
bevat drinkwater. De cel blijkt bevolkt te zijn met schimmige, broodmagere
vrouwen. Aan Irina wordt door Ana, die door de rest als leidster wordt gezien, een slaapplaats toegewezen naast Margareta. Ogenblikkelijk stelen vrouwen
ondergoed uit Irina's plunjezak. Het regime in de Zabrele is hard, maar het is te overleven. Het appel vindt bij
treiteren ze de gevangenen. Die hebben niets te doen, ze vertellen elkaar
eindeloos over hun lotgevallen. Irina zwijgt over haar verblijf in het gebouw
van de vijfde directie. Maria, een bewaarster die humeurig kan zijn, wijst vaak
Ana en Irina aan als de ton met uitwerpselen geleegd moet worden in de beerput
buiten. Eenmaal per veertien dagen mogen ze zich douchen. Het voedsel bestaat
uit wat brood en waterige soep. Clio, een celgenoot, deelt altijd het eten uit, waarbij ze Irina consequent de dunste soep en het minste brood geeft. Dat
verdraagt Irina, ze ziet het als inlossing van haar schuld aan de decaan. Zo
gaat de winter voorbij, de barre kou dringt door in de cel, die slechts door wat
houtvuur verwarmd wordt. Op een dag in het voorjaar ontvangt Irina een jurk, gezonden door Dana, vermoedelijk omdat ze voor de rechter moet komen. Het proces is een
schijnvertoning, haar advocaat stelt niets voor. Niemand van haar familie is
aanwezig. Beschuldigd van abortus wordt ze tot drie jaar veroordeeld, met aftrek
van voorarrest zijn dat 28 maanden. Terug in de cel wordt ze getroost door
doet om te overleven. 'Zet van je af wat je dwarszit.' Irina blijft echter in
zichzelf gekeerd. Soms ontvangt ze een kort briefje van Dana, die klaagt over
haar knie‰n en Mariana's drukte. Tegen het aanbreken van de tweede winter is Margareta's straftijd afgelopen. Na
haar vertrek wordt een nieuwe gevangene in de cel gezet, een luidruchtige
zigeunerin, Zoia, die op soldatenschoenen loopt. Zoia laat niet met zich sollen, gedraagt zich onafhankelijk. Ana geeft haar de plek naast Irina. Als Irina 's
avonds gedichten van Verlaine mompelt, zegt Zoia dat ze ook Frans wil leren. Al heeft Zoia geen opleiding gehad, ze blijkt leergierig en intelligent, ze
krijgt elke dag les van Irina en onthoudt alles wat haar wordt aangeleerd. Als
tegenprestatie verwacht ze dat Irina haar nachtelijke liefkozingen ondergaat. Ook leert ze Zoia strofe voor strofe Le roman Chantecler uit het hoofd opzeggen. Later zeggen de vrouwen gezamenlijk zulke strofen op, Zoia heeft hen ertoe
aangezet dat na tien uur 's avonds te doen, als ze volstrekt stil zouden moeten
zijn. Het dierdicht wordt zo tot een geuzenlied. Zoia zorgt er ook voor dat
Irina genoeg brood en soep krijgt, ze leert Irina zichzelf te overleven. Al moet
zigeuners wordt Zoia ook door de andere vrouwen in de cel gewaardeerd. Aan haar
vertelt Irina wie ze ervan verdenkt haar verraden te hebben; ook vertelt ze van
de decaan. Zoia zegt haar dat iedere gevangene wel iemand heeft moeten verraden. Omstreeks Kerst dringen geruchten over een omwenteling door in de cel. De
bewaarsters lijken iets vriendelijker te worden. Intussen gaan de vrouwen door
met het repereteren van een door Irina bedachte kerstvoorstelling. De dag voor
Kerst worden ze vrij gelaten door de gevangenisdirecteur. Alleen Zoia niet, zij
wordt op transport gezet naar een andere bestemming, naar later blijkt komt ze
uiteindelijk terecht in een werkkamp in Moldavië. Voor het afscheid krijgt Irina
Zoia's mooie zigeunerhoofddoek. Na het vertrek van Zoia is bij Irina de
feeststemming weg. Als Clio haar ermee treitert, treedt Irina hard tegen haar
op. In een open vrachtwagen worden de vrouwen naar het station van Boekarest
gebracht. Ze zijn nu vrij. Terug in Boekarest Irina loopt naar haar moeders huis aan de Calea Victoriei, waar niemand opendoet. In haar gevangeniskleding loopt ze tussen enthousiaste
mensen die revolutionaire leuzen schreeuwen, het bewind is gevallen. Het doet
vlammenwerpers uitgebrand te zijn, ook het museum is aangetast: op de plaats
waar het schilderij met de engel hing is nu een kogelgat te zien. Als ze weer aanbelt, is Dana thuis. De ontmoeting valt tegen, Dana is vies van
Irina's gevangenislucht en -plunje en Irina krijgt geen woord over haar
belevenissen over de lippen. De dagen daarna zwerft Irina bevreemd door de stad. Elisabeta en andere vrienden van vroeger zeggen haar niets meer, niemand
begrijpt iets van haar ervaringen. Ze hoort dat haar eigen flat is opgezegd, de
meubels zijn verkocht om eten voor Marina's kinderen te kunnen kopen, haar
kleren zijn vermaakt voor de kinderen. Later merkt ze dat Marina haar meubels
heeft gehouden. Dana is na de arrestatie van haar dochter haar baan kwijtgeraakt. Nu werkt ze in
haar eigen fabriek als arbeidster. Door het ruwe werk zijn haar handen
kaoptgegaan. Toch is ze ook opgelucht: ze hoeft geen cijfers meer te vervalsen. Wel is het nu voor iedereen moeilijk om aan voedsel te komen, Dana staat 's
morgens vroeg en 's avonds uren in de rij. Nog steeds lukt het Irina niet aan
zigeunerin bij hen zal komen wonen, Dana moet daar niets van hebben. Het komt
Irina voor dat haar geheugen gaten vertoont, ze heeft haar gevangeniservaringen
verdrongen. Dagenlang kijkt ze voor zich uit, terwijl de tv geluidloos aanstaat. De nieuwe leider, Iliescu, is volgens haar een pseudo-democraat, de revolutie
een paleisrevolutie. Op de tv zien ze hoe Ceausescu wordt ge‰xecuteerd. In de zigeunerwijk zoekt Irina Stefan op, de broer van Zoia. Zoia heeft hem over
Irina verteld. Ze schrijft, zegt haar broer, vanuit haar nieuwe gevangenis
tevergeefs brieven naar de minister met verzoeken haar vrij te laten. Ook zoekt
Irina de faculteit der letteren op, tot tweemaal toe, om haar vroegere baan op
te eisen. Die baan is haar zonder offici‰le bevestiging afgenomen, hoort ze nu, evenals bij Vasile het geval was, kans op herbenoeming is er niet. Belangrijker dan haar baan en de revolutie is voor Irina het achterhalen van de
waarheid. Wie heeft haar verraden? Verraad blijkt zich op verraad te hebben
gestapeld. Haar moeder heeft in vertrouwen aan de pope, de geestelijke, die ze
heimelijk bezocht, verteld over Irina's artikel. Dana vertelt ook dat
die tot haar grote woede pas achteraf te weten komt. De securitisten hadden haar
bezoek aan Irina verboden. Na veel aandringen van Dana zoekt Irina Mariana op. Vasile en Mariana hebben huwelijksproblemen gehad, ze zijn weer samen. Mariana
heeft nu een goede baan, Vasile heeft ook weer een baantje gevonden. Uiteindelijk geeft Mariana toe dat zij uit wraak vanwege Vasiles overspel met
Irina haar spullen heeft ingepikt. Maar haar wraak is verder gegaan. Vanwege de
ziekte van hun kind Doina hebben ze hartspecialist Marin Zoltanescu
ingeschakeld. Marin had ook begrip voor Mariana's andere problemen; aan hem
heeft ze over Irina's overspel, haar artikel en het dierdicht verteld. Irina
bedenkt onder Mariana's bekentenis hoeveel pijn zij in de verhoorperiode heeft
verdragen zonder iemand van haar familie ook maar te noemen. Ook Andrei ontmoet ze. Ze vindt hem niet meer aantrekkelijk, hij toont zich
geschokt over haar kaalheid. Ze vertelt hoe het in de gevangenis was. Hij legt
uit waarom hij de dag van haar arrestatie een andere kant op liep: hij had een
afspraak met Marin, die naar Irina informeerde, aan hem had hij over het
uit het westen gestolen bedrijfsgeheimen. Hij blijkt nog steeds van haar te
houden. Maar ook hij heeft Irina verraden: hij heeft het typoscript van haar
artikel aan Marin gegeven. Marin bleek hevig verliefd te zijn op Irina en
jaloers op haar minnaar Andrei, een veel oudere man. Toen Vasile en Mariana
ruzie hadden, heeft Vasile een poos in Marins huis gewoond. Irina zet nu de
laatste stap: ze besluit Marin zelf op te zoeken. Daartoe waagt ze zich in de
burelen van de voormalige Securitate, nu SRI geheten. Met enige moeite dringt ze
door in een kantoorvertrek, waar men Marin blijkt te kennen. Verder wil men
niets zeggen, maar Irina weet nu zeker dat Marin een securitist is. Na haar
bezoek aan de SRI ontvangt Irina telkens dreigende telefoontjes, hoewel de
telefoonlijn van haar moeder afgesloten is. Op een dag trekken duizenden mijnwerkers Boekarest binnen. De gewelddadigheden
dreigen zich ook tot Irina te richten; zij wordt weer telefonisch bedreigd, waarop ze het telefoonsnoer stuk trekt. Mijnwerkers beuken de voordeur in. Maar
Irina het land te verlaten. Ze zoekt ten slotte de decaan op, die haar mild
ontvangt. Hij was juist blij met haar beschuldiging, die aanklacht voorkwam dat
hij belastende informatie zou prijsgeven, bijna was hij onder de druk van
martelingen doorgeslagen. Na dit gesprek beseft Irina dat Marin genoeg gestraft
is: hij zal verder moeten leven met zijn haat. Van Andreis vrouw hoort ze dat
hij naar China is vertrokken. Irina vraagt een visum aan. Ze neemt de dollars, legt een briefje neer voor Dana
en vertrekt zonder afscheid te nemen naar de luchthaven. Over het boek
De engel en het zwaard van Eva Bentis telt 328 pagina's, is verschenen in 1994
bij Contact in Amsterdam. De hoofdpersoon is een Roemeense, Irina Stanescu, zij
woonde in Boekarest. Voorin het boek staat ook een soort dankwoord: “De voorbereiding van dit boek werd mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting Fonds voor de Letteren . Ik wil graag Jan Willem Bos bedanken voor zijn waardevolle adviezen, Maria Dragne, Micaela Ghitesco en Elsa Anco voor hun vertrouwen en hun verhalen. De stimulans van Reintje Gianotten was mij tot steun bij het opzetten van De engel en het zwaard en op inspirerende wijze heeft Eva Cossée mij terzijde gestaan tijdens het schrijven en afwerken van de Roman. Hun enthousiaste belangstelling is een bron van aanmoediging geweest”. Thema
In de roman wordt verteld wat er in haar omgaat tijdens
toe is gevlucht. De herinneringen aan haar laatste jaren in Roemenië dringen
zich steeds meer aan haar op in Amsterdam, waar ze wacht op een
verblijfsvergunning. Het leven van de hoofdpersoon wordt door recente gebeurtenissen in haar land
beinvloed: de dictatuur onder Ceausescu, de revolutie die hem ten val bracht in
1989, de gewelddadigheden toen mijnwerkers Boekarest binnentrokken (1990). Dergelijke ontwikkelingen vormen de achtergrond van deze roman over ingrijpende
veranderingen in het leven van een fictieve (dus verzonnen) hoofdpersoon. De engel
en het zwaard gaat echter vooral over persoonlijke drijfveren, over verraad en
trouw, vergeten en herinnering. Motto’s
Voorin staan twee motto's. Van de Roemeense dichter Mircea Dinescu een vertaald
citaat over het geringe perspectief van vrijgelaten gevangenen en het citaat van
de Engelse dichter Auden, uit een gedicht over ballingen die zonder paspoort
officieel niet bestaan, benadrukt juist de levenskracht: ‘but we are still
alive, my dear, but we are still alive’. Overigens luidt het citaat van Dinescu: ‘Toen de gevangenissen hun poorten openden
sommigen verhingen zich zelfs aan dromen
anderen groeven in de muren hun graf’. Perspectief
De vertelsituatie van de roman is die van het ik-verhaal. De ik-figuur, Irina, is tevens de hoofdpersoon. Zij vertelt niet-chronologisch: vanuit haar
toevluchtsoord Nederland denkt Irina terug aan verschillende fasen van haar
leven. Motief voor schrijven van boek
Een door Eva Bentis gemaakte reis door Roemenië (Bron: internet) LIJST VAN PERSONAGES (niet allemaal, dat was niet mogelijk) Irina Stanescu, de hoofdpersoon
Dana Stanescu, ex-vrouw van Ion Marcu
Ipu, vader van Dana
Elvira, zijn tweede vrouw
Diana de Boer, zijn eerste vrouw, moeder van Dana
de ouders van Ion Marcu
Mariana Stanescu, zus van Irina
Vasile, man van Mariana
Andrei, minnaar van Irina
Marin Zoltanescu, hartchirurg
de decaan, leider van de faculteit der letteren
Maria, bewaarster
Zoia, zigeunerin en celgenote
Stefan, haar broer
Niet eerder genoemde celgenoten: Ana Cris
Margareta Feldioara
Greta
Clio
Elsa
In Nederland: Robert Jansen, vreemdelingenpolitie
Frans-Jan, sociale dienst
hoteleigenaar te Valkenburg
Iraanse kamergenote te Valkenburg Andere informatie over het boek en mening
In de 32 genummerde hoofdstukken (zonder titel) van het boek herinnert
Irina zich steeds meer van de periode van gevangenschap, de daaraan voorafgaande
maanden en de periode voor het vertrek naar Holland. In gebed en in de herinneringen
aan haar celverblijf komen gedachten over vroeger voor: haar jeugd, de
zwerftochten met haar vader door woest Roemeens gebergte, haar familie. Door de
structuur van steeds opnieuw opgenomen herinneringen vindt de lezer telkens weer
Irina is overkomen. Door deze verhaalopbouw blijkt pas in de laatste
hoofdstukken wie haar in Boekarest verraden hebben en wat de achtergrond is van
haar eigen verraad. Door deze stijl van schrijven vind ik dit eigenlijk een van de mooiste boeken van een Nederlandse schrijver, na “De aanslag” van Mulisch en “Montyn” en “een Romance” van D.A. Kooiman.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden