De donkere kamer van Damokles door Willem Frederik Hermans

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
Boekcover De donkere kamer van Damokles
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 5062 woorden
  • 15 juni 2009
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
8 keer beoordeeld

Boekcover De donkere kamer van Damokles
Shadow

Lees De donkere kamer van Damokles en je wordt meegetrokken in het jonge leven van Henri Osewoudt, sigarenwinkelier te Voorschoten. Het zijn de jaren van de Duitse bezetting: als Osewoudt moet kiezen, is het zonder bedenktijd, met leven of dood als inzet en blind toeval als bepalende factor. Als een watervlugge bokser zet Willem Frederik Hermans ons op het verkeerde b…

Lees De donkere kamer van Damokles en je wordt meegetrokken in het jonge leven van Henri Osewoudt, sigarenwinkelier te Voorschoten. Het zijn de jaren van de Duitse bezetting: als O…

Lees De donkere kamer van Damokles en je wordt meegetrokken in het jonge leven van Henri Osewoudt, sigarenwinkelier te Voorschoten. Het zijn de jaren van de Duitse bezetting: als Osewoudt moet kiezen, is het zonder bedenktijd, met leven of dood als inzet en blind toeval als bepalende factor. Als een watervlugge bokser zet Willem Frederik Hermans ons op het verkeerde been. Steeds komen de gebeurtenissen in een ander licht te staan. De donkere kamer van Damokles biedt superieur schrijverschap, bloedstollende spanning en een sluipend gevoel van ongemak. Osewoudts leven wordt ons leven. Welke keuzes maken wij?

De donkere kamer van Damokles door Willem Frederik Hermans
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.


I Bibliografische gegevens

Naam van de auteur: Willem Frederik Hermans
Titel: De donkere kamer van Damokles [1958]
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Uitgeverij G. A. van Oorschot
Jaar en druk gelezen uitgave: 1994, 32e druk
Naschrift (1971): “Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als
hij er niet is."
Men zou kunnen willen zeggen: "Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.’
- Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij
helemaal niet bestaat.”

Ludwig Wittgenstein

Aantal pagina’s: 330

II Samenvatting van de belangrijkste gebeurtenissen
Deze samenvatting is een fabel. Bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/13327

Henri Osewoudt is de zoon van een sigarenwinkelier te Voorschoten. Als hij nog op de lagere school zit, vermoordt zijn moeder zijn vader in een vlaag van waanzin. Henri wordt daarna opgevoed door zijn oom Bart Nauta in Amsterdam. Op de middelbare school gaat hij niet om met zijn klasgenoten. Hij leeft in een isolement en gaat alleen om met zijn zeven jaar oudere nicht Ria, de dochter van zijn oom Bart. Hij doet aan judo, waardoor zijn voeten vergroeien. Hij is lelijk, heeft geen baard en een hoge stem. Ook Ria is lelijk.
Als Henri achttien is, trouwt hij met Ria; hij zet zijn vaders zaak voort en zijn moeder woont bij hen in. Henri is afgekeurd voor militaire dienst, maar neemt wel deel aan de Burgerwacht. Als de oorlog uitbreekt, moet hij op wacht staan bij een postkantoor.
Luitenant Dorbeck, op wie Henri als twee druppels water lijkt, geeft hem een filmrolletje, dat ontwikkeld moet worden. Later komt Dorbeck weer terug met nog meer films, die ook ontwikkeld moeten worden en opgestuurd aan E. Jagtman. Na het ontwikkelen krijgt Henri niets dan zwarte vlekken te zien. Hij durft de foto's niet terug te sturen, en dus koopt hij een Leica en maakt zelf foto's van militaire objecten.
Tijdens een hevig onweer komt Dorbeck. Henri krijgt opdracht naar Haarlem te komen. Daar ontmoet hij Dorbeck en Zéwüster. Met Zéwüster gaat hij naar de Kleine Houtstraat, waar ze in een huis twee mensen neerschieten. De zoon, een SS’er van de drogist uit Voorschoten heeft hen gevolgd.
Henri ontwikkelt het filmpje dat hij in 1940 van Dorbeck had gekregen. Op een van de foto's staat Dorbeck met twee vriendinnen.
Er valt een brandend vliegtuig op het huis van Jagtman, hierbij komt de hele familie Jagtman om. In 1944, als Dorbeck drie jaar lang niets van zich heeft laten horen, krijgt Henri een brief van Dorbeck met het verzoek de foto's op te sturen naar een postbusnummer. Henri gaat kijken wie de foto's uit de bus haalt; dat blijkt een heilsoldate te zijn. Een paar dagen later wordt hij opgebeld door Elly Meier, die zegt dat ze uit Engeland is overgekomen. Ze toont hem een van de foto's die hij aan Dorbeck had opgestuurd. Hij brengt haar naar oom Bart. Terug in Den Haag hoort hij van Moorlag, zijn kamergenoot, dat de Duitsers hem in zijn huis opwachten en dat Ria en zijn moeder gevangen zijn genomen. Hij gaat met Moorlag naar Leiden, waar een student valse persoonsbewijzen maakt voor hem en Elly. Zijn haar wordt zwart geverfd door Marianne, een ondergedoken joodse studente. Henri duikt onder en gaat foto's ontwikkelen voor Labare. Hij beseft nu hoe hij veranderd is. Marianne gaat voor hem naar oom Bart met Elly's persoonsbewijs. Zij is echter al verdwenen. Henri gaat naar Amsterdam en vertelt aan oom Bart dat Ria en zijn moeder gevangen zijn. Oom Bart maakt hem verwijten.

Henri krijgt van Dorbeck opdracht naar het station in Amersfoort te gaan. Daar zal hij een vrouw ontmoeten in leidsteruniform van de Nationale Jeugdstorm. Samen gaan ze naar Lunteren, waar Lagendaal, die voor de Gestapo werkt, uit de weg moet worden geruimd. De aanslag lukt, maar op de terugweg wordt de vrouw aangehouden.
In Amsterdam ontmoet Henri Marianne. In de bioscoop ziet Henri een oproep tot zijn eigen aanhouding. Als hij de zaal uitloopt, wordt hij gepakt. Tijdens het verhoor wordt hij zo gemarteld, dat hij naar het ziekenhuis moet. Hij wordt daaruit bevrijd door gemaskerde mannen, die hem naar Leiden brengen.
Bij Labare ontmoet hij Marianne weer. 's Nachts worden ze door de Duitsers overvallen. Henri weet te ontkomen, maar wordt later toch gearresteerd. In de cel zoekt de Duitser Ebernuss hem op, die beweert hij hem goedgezind is. Hij heeft ervoor gezorgd, dat Marianne, die een kind verwacht, weer vrij is.
Ebernuss houdt zich bezig met het probleem of Dorbeck, de dubbelganger van Henri, bestaat. Daarom moet Henri naar Amsterdam gaan, waar een clandestiene sociëteit is voor ondergrondse helden. Als Dorbeck bestaat, zal Henri hem zeker ontmoeten. Ebernuss geeft Henri zijn Leica en samen gaan ze naar Amsterdam. In de sociëteit is er een man van wie Henri gelooft dat het Dorbeck is. Van hem krijgt hij giftige kristallen, die Henri in Ebernuss' borrel doet.
Dorbeck en Henri gaan er samen in de auto van Ebernuss vandoor. In een leegstaand huis fotografeert Henri zichzelf met Dorbeck in een spiegel. Dorbeck vertelt hem dat Ria samen woont met de zoon van de drogist die Henri verraden had, toen hij de aanslag in Haarlem pleegde. Henri krijgt een verpleegstersuniform. Dorbeck bericht hem dat Marianne in een kraamkliniek ligt. Daar aangekomen wordt hij naar een kelder gebracht waar hij het lijkje van zijn kind ziet. Een Duitse soldaat neemt hem mee in zijn auto. In Voorschoten doodt hij Ria en in Dordrecht de Duitser; daarna vraagt hij hulp aan een pastoor. Met de hulp van de illegaliteit en een arts komt hij in Breda aan. Hij meldt zich bij het hoofdkwartier van de Nederlandse Strijdkrachten. Daar arresteert men hem, omdat men denkt dat hij een landverrader is. Hij wordt naar Engeland gebracht. Daarna wordt hij weer teruggebracht naar Nederland. Hij komt terecht in een cel in Kamp Achtste Exloërmond te Drente. Daar behandelt inspecteur Selderhorst zijn zaak. Henri wordt van vele dingen beschuldigd en Dorbeck, die zou kunnen aantonen dat hij een verzetsheld is, is onvindbaar. Jagtman en Moorlag zijn dood en Marianne is onbereikbaar in Palestina. Oom Barts verklaring is zeer vaag. Eindelijk wordt de Leica van Henri gevonden. Hij ontwikkelt het filmpje, maar de foto met Dorbeck is mislukt. Henri rent naar buiten en wordt neergeschoten.

III Vertelinstantie
Dit verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een personale hij. Deze personale hij weet niets over de afloop van het verhaal. Hij kent alleen maar de gedachten van het hoofdpersonage, Henri Osewoudt.
Ik citeer: “Toen hij een half uur later terugkwam, was de winkel gesloten. Zelfs de rolgordijnen voor de winkelruit en voor de deur waren neergelaten, wat hij vroeger nooit deed en sinds de Duitse overval alleen ’s avonds, omdat er geen licht uit de huizen mocht komen. Hij dacht aan die Hemelvaartsdag toen hij, vijftien jaar oud, in Voorschoten was gaan kijken om iets gewaar te worden over de moord op zijn vader en de winkel er precies zo uitgezien had en met een gevoel of alles verloren was – hij wist niet wat allemaal – stak hij zijn sleutel in het slot. Woedend begon hij de rolgordijnen op te halen, maar het touwtje van het gordijn voor de deur brak en dat bleef dus hangen.” pagina 28. In dit citaat wordt beschreven wat Henri denkt, je komt van geen ander personage de gedachten te weten.
Ik citeer: “Osewoudt begon te mompelen, wist zelf niet wat hij mompelde en verliet de file. Hij liep het station uit, vage gedachten in zijn hoofd … Maar waar? Hij kende niemand. Zomaar iemand aanspreken?” pagina 61. Ook in dit citaat worden de gedachten van Henri beschreven.

Ik citeer: “Een pistool zou beter geweest zijn, maar dit is tenminste iets, dacht hij. Het leek hem een praktisch wapen. Hij keek op zijn horloge en zag dat het half acht was. Dit horloge was het enige mannelijke voorwerp dat zich nog in zijn bezit bevond. Het zou hem kunnen verraden, dacht hij. Bang het anders te vergeten, deed hij het onmiddellijk van zijn pols en stak het in de schoudertas.” pagina 224. In dit citaat kom je ook zijn gedachten te weten.
Omdat dit verhaal is verteld door een personale hij, kom je niet meer te weten dan het subjectieve verhaal van Henri. Alleen via hem krijg je informatie over Dorbeck. Dat zorgt er juist voor dat je aan het einde van het verhaal nog niet weet of Dorbeck nu bestaan heeft, of niet. Hij is aan het einde van het verhaal immers de enige die iets van Dorbeck weet.


IV Personages
Henri Osewoudt is het hoofdpersonage in dit verhaal, zijn volledige naam is Hendrik Maarten Osewoudt. Je volgt hem vanaf zijn twaalfde jaar tot aan zijn dood vlak na de Tweede Wereldoorlog, als hij 46 jaar is.
Henri is geboren op 23 april 1920 te Voorschoten. Hij heeft blond haar, heeft geen baard, heeft een kleine neus en is niet groot. Hij heeft een vreemde hoge stem en ziet meestal een beetje bleek. Daarom wordt hij vaak voor een meisje aangezien, en aan het einde van het verhaal is hij ook gekleed als verpleegster. Hij doet aan judo en daardoor heeft hij vergroeide voeten. Hij heeft, nadat hij is getrouwd met zijn nicht Ria, de sigarenzaak van zijn vader overgenomen.
Hij heeft een minderwaardig zelfbeeld. Hij vindt zichzelf erg lelijk.
Ik citeer: “Toen ik hem voor het eerst zag, dacht ik: zoals deze man is, zo had ik moeten zijn. Begrijp je, het is een beetje moeilijk om het uit te drukken, maar ik bedoel zo ongeveer als in een fabriek waar een bepaald voorwerp wordt gemaakt: nu en dan mislukt er een, ze maken een tweede dat goed is en het mislukte exemplaar gooien ze weg … Alleen, mij hebben ze niet weggegooid, ik ben blijven bestaan, mislukt en wel. Ik heb nooit geweten dat ik het mislukte exemplaar was, todat ik Dorbeck ontmoette. Toen wist ik het. Toen wist ik dat hij het geslaagde exemplaar was, dat ik in vergelijking met die man geen reden van bestaan had, dat ik mijzelf alleen aanvaardbaar maken kon, door precies te doen wat hij zei. Ik heb alles gedaan wat hij mij gezegd heeft en dat is heel wat … heel wat …” pagina 176.

Dorbeck is het personage dat Henri ontmoet tijdens de oorlog. Dorbeck is een personage dat sprekend op Henri lijkt, alleen in de ogen van Henri is Dorbeck het geslaagde exemplaar, en is hijzelf het misbaksel.
Ik citeer: “Daar gaat het niet om. Maar het gaat erom dat ik denk: in werkelijkheid houdt zij van Dorbeck, al weet zij het zelf niet. Zij zegt dat zij houdt van mij, maar zij bedoelt Dorbeck, want Dorbeck is het geslaagde exemplaar, ik ben het misbaksel.” pagina 177. Hier beschrijft hij ook hoe hij zichzelf ziet ten opzichte van Dorbeck.
Henri is ook bezeten, onder andere van vrouwen, de oorlog en vooral Dorbeck. In de laatste woorden van dit verhaal denkt hij er alleen nog maar aan om Dorbeck te vinden. Ik citeer: “Dorbeck weet alles. Zoek Dorbeck. Dorbeck moet ergens zijn. Dorbeck weet alles. – Maar Osewoudt … - Dorbeck moet gevonden worden. Wat bewijst het nou nog dat die foto mislukt is? Ze Dorbeck … Vraag Dorbeck … - Je moet blijven leven Osewoudt.! Als Dorbeck gevonden moet worden, dan moet je hem zelf zoeken, want niemand anders zal hem voor je vinden.” pagina 334. Vlak voordat hij zal worden neergeschoten is het vinden van Dorbeck het enige waar hij nog aan kan denken. Als hij al door de Duitsers gepakt is moet hij Dorbeck vinden, maar in de loop van het verhaal, als hij steeds langer in de cel zit, wil hij als enige nog maar Dorbeck vinden; Dorbeck kan er immers voor zorgen dat Henri weer wordt vrijgelaten. In het begin van het verhaal heeft hij niet veel te maken met Dorbeck, maar aan het einde van het verhaal kan Henri niet zonder hem.
Henri is een round character, je komt overal in het verhaal dingen te weten over hem.


Dorbeck is een man in het verzet die ervoor zorgt dat Henri ook in het verzet komt, door hem opdrachten te geven. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog is hij officier in het Nederlandse leger. Hij lijkt als twee druppels water op Henri, alleen is hij het geslaagde exemplaar, en is Henri het mislukte exemplaar. Het enige verschil met Henri is dat Dorbeck een baard heeft en zwart haar heeft. Ik citeer: “Het is, omdat de man van wie de foto in werkelijkheid is, echt bestaat. Je zult niet geloven wat ik je nu ga zeggen, maar het is de waarheid. Ik heb die man een paar keer ontmoet. Hij heet Dorbeck. Hij is even groot als ik, hij lijkt precies op mij. Ja werkelijk als een tweelingbroer. Je begrijpt niet hoe ’t mogelijk is dat twee mensen die geen familie van elkaar zijn, zoveel op elkaar lijken, maar het is toch zo. Alleen: hij heeft zwart haar en een baard. Hij is trouwens voor wat de rest betreft, heel anders dan ik. Hij was officier in de meidagen van 1940. Toen Rotterdam gebombardeerd werd, zag hij twee Duitsers op straat lopen. Die heeft hij onmiddellijk laten doodschieten. Daarvoor werd hij kort nadat wij gecapituleerd hadden, al gezocht. Hij was nergens bang voor. Hij vroeg mij bij een paar gelegenheden hem te helpen. Ik deed alles wat hij zei. Ik had een gevoel of ik een verlengstuk van hem was, of zoiets als een deel van hem.” pagina 175 en 176. In het citaat zie je ook dat Dorbeck impulsief is, door meteen twee Duitsers neer te laten schieten. Ook wordt hij al gezocht. In het verhaal moet Henri een keer foto’s sturen naar Jagtman. Het is niet duidelijk of dat dezelfde persoon is als Dorbeck; maar dat zou goed kunnen, omdat Jagtman zijn naam had veranderd in Dorbeck vanwege zijn opsporing. Bij de eerste ontmoeting merkt Henri op dat Osewoudt met dt wordt geschreven, en Dorbeck met ck. Zijn uiterlijk is hetzelfde als dat van Henri, behalve de twee bovengenoemde punten. Over zijn leeftijd wordt niets vermeld.
Dorbeck gaat zeer goed georganiseerd te werk. Hij zorgt ervoor dat de opdrachten die hij aan Henri geeft tot in de puntjes geregeld zijn. Dorbeck, als een persoon in het verzet, is ook nooit te bereiken voor Henri. Ik citeer: “Osewoudt hing de telefoon weer op, draaide het nummer ‘Inlichtingen’, wachtte, kreeg gehoor en vroeg: - Kunt u mij zeggen, van wie is het nummer drie acht zeven zeven zes? (…) Hij wachtte. – Hallo meneer? – Ja juffrouw? – Dat nummer is niet aangesloten, meneer.” pagina 111 en 112. Hier blijkt, nadat Henri Dorbeck heeft gebeld, dat Dorbeck meteen zijn telefoonnummer heeft afgesloten om onbereikbaar te zijn.
Als Henri hem wil bellen heeft Dorbeck altijd haast, hij heeft geen tijd voor een praatje: “Ben jij daar Osewoudt? – Ja, ik. Zo, Dorbeck, ben jij het zelf? Zeg … - Genoeg! Ik heb je stem herkend. Neem me niet kwalijk dat ik je in de rede van Osewoudt, maar je moet luisteren, alleen maar luisteren, begrijp je, ik heb haast. – Maar Dorbeck, ik zie je nooit, in geen vier jaar heb je iets van je laten horen. Ik heb je van alles laten horen. Ik heb je van alles te zeggen, een heleboel te vragen. Waar kom je vandaan? - Andere keer, er is nu geen tijd, zeg ik je. (…) – Dorbeck! Elly is verdwenen! En hoe kwam ze aan die foto die ik jou gestuurd had? Luister nu toch! … - Elly is verraden in Utrecht door De Vos Clootwijk. De telefoon zei tuut tuut aan zijn oor.” pagina 110. Het is niet duidelijk waarom Dorbeck die haast heeft. Dorbeck komt ook alleen maar naar Henri toe, voor Henri is Dorbeck altijd onvindbaar.

Dorbeck is een flat character, hij blijft een mysterieus personage in het verhaal.

V Ruimte
Ik kies ervoor om de ruimte van dit boek te analyseren omdat het een belangrijke rol speelt, en bij mijn vorige boekverslag heb ik ook de ruimte geanalyseerd.

Fysische ruimte
Het verhaal speelt zich op verschillende plaatsen af. Nadat Henri een aantal jaar bij zijn oom heeft gewoond en zijn moeder weer vrij burger is gaat hij naar zijn ouderlijk huis terug. Hij woont daar met zijn vrouw Ria en zijn moeder in een klein koophuis in Voorschoten. Voorin het huis is de sigarenwinkel, een kleine ruimte met een toonbank. In de achterkamer leven ze, er is een kelder en op de bovenverdieping zijn drie kamers, waarvan een verhuurd is aan de student Moorlag.
Een andere belangrijke ruimte is het huis van Labare in Leiden, waar Henri onderduikt. Vanaf de straat gezien is het een gewoon woonhuis, maar in het souterrain zijn verschillende kamers waar verzetswerk wordt verricht; het is er smal en klein. Voor de deur hangt een touw waar je aan kunt trekken zodat er een barricade naar beneden komt. De ramen zijn gebarricadeerd. Om te ontsnappen is er ook een nooduitgang. Henri verblijft ook in een donkere kamer daar; de titel verwijst hier ook naar. Ik citeer: “Osewoudt liep achter hem aan, maar eigenlijk was het eerder schuiven. Het gangetje werd zo nauw, dat het niet meer mogelijk was zich erin te verplaatsen met de borst naar voren (…) – Je zult opgemerkt hebben, zei Labare, dat naast iedere lamp een klein lampje zit dat niet brandt. Hij wees naar de zoldering. – De noodverlichting, voor als het lichtnet uitvalt. We denken hier aan alles, behalve aan flauwekul. Hij duwde het gordijn opzij, deed nog een stap en bleef staan, terwijl hij het gordijn voor Osewoudt bleef ophouden. Osewoudt keek langs hem heen. Het kamertje achter dit gordijn afgeschut, was geheel zwartgeverfd: het plafond, de vloer, de planken langs de wanden, die volstonden met ronde doosjes en bruine flessen. Er was geen raam, zelfs niet een afgeschut raam, wel een fontijntje en een opklapbed.” pagina 82 en 83. In dit huis gebeurt veel verzetswerk, ook gaat Henri naar dit huis toe nadat hij is bevrijd uit het ziekenhuis door drie mannen.
De cel waar Henri in terecht komt na de oorlog ligt in Kamp Achtste Exloërmond te Drente. De ruimte wordt beschreven; ik citeer: “Deze cel was eigenlijk geen cel. Het was een behoorlijke ruimte, ofschoon niet hoog. Hij lag onder de grond en ontving alleen daglicht door twee strookjes glazen tegels vlak tegen de zoldering. Er brandde dan ook de hele dag elektrisch licht, in een getraliede rozet. Het was er niet koud, want dikke voedingsbuizen van de centrale verwarming liepen er doorheen maar het rook er wel voortdurend onfris, er kon niet worden gelucht. In een hoek stond een emaille emmer met een houten deksel erop.” pagina 285.

Henri denkt dat hij waarschijnlijk vrij zal komen als Dorbeck gevonden wordt en daarom vindt hij het ook niet zo erg om voor een korte tijd in de cel te zitten. Ik citeer: “Osewoudt was niet ontevreden. Geschreeuw en gejammer klonk van tijd tot tijd door de zoldering, waarboven een groot aantal politieke delinquenten bij elkaar gelegerd waren. Hij was blij dat hij a fgezonderd zat. Niet lang zou het meer duren dacht hij, of alles kwam aan het licht, in elk geval voldoende om hem vrij te laten, ook al zou Dorbeck zich nooit meer vertonen.” pagina 285.

Psychische ruimte
Ik citeer: “Hij moest tot laat in de middag op wacht staan voor het postkantoor, waar het hele dorp de saldo’s van zijn spaarboekjes kwam opvragen. De hemel bleef blauw en onbewolkt. Soms lieten de Duitsers er grote witte paddestoelen in achter. De mensen wezen. Nederlandse soldaten kwamen op moterfietsen voorbij om er op af te gaan. De blauwe trams bleven normaal rijden. Osewoudt mocht er niets anders doen dan op wacht staan met een oud geweer. In de stralende zon, onder het gezang van vogels, moest hij zelf de monsterlijke kanonnen verzinnen zoals altijd. Niemand was van plan het postkantoor aan te vallen.” pagina 21. Nadat Nederland is aangevallen door de Duitsers is het toch heel normaal en rustig. Het weer is dan ook erg mooi.
Ik citeer: “Het was een morgen zonder een wolk aan de lucht. Een troep kippen waagde zich op de weg en vluchtte ratelend in de struiken toen de oude auto naderde. – Zou het nog lang duren tot de boomgaarden gaan bloeien? vroeg Osewoudt. – Niet zo lang meer, denk ik. Gelukkig is deze winter niet streng geweest.” pagina 241. In dit citaat is Henri in het bevrijde gebied van Nederland, hij heeft tot zijn vreugde Ria van haar leven beroofd, de lente is gekomen en het is mooi weer. Dat mooie weer weerspiegelt de stemming van Henri, hij is ook in een goede stemming.

Zintuiglijke ruimte
Ik citeer:
“Osewoudt keek in de spiegel en voelde aan zijn wangen, zijn wangen bleven zacht bol en glad.” pagina 15. Osewoudt voelt hier door middel van zijn zintuigen dat zijn wangen glad zij, ook ziet hij zichzelf in de spiegel.
Ik citeer: “Luister een naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan? Hij rook naar viooltjes” pagina 152. Osewoudt ruikt dat Ebernuss ruikt naar viooltjes.
Ik citeer: “Toen Osewoudt in de gang kwam, zag hij dat zich daar niemand bevond. De huisdeur stond open en ook de tochtdeur die zij vastgezet hadden op het haakje. Er was buiten tamelijk veel licht, maar er scheen geen zoeklicht door de deur naar binnen. Hij voelde de kokosmat onder zijn voeten, daarna de koude hardstenen drempel van de buitendeur. Hij zag de overvalwagen staan. Kwam het doordat de stenen pijn deden aan zijn blote voetzolen?” pagina 182. In dit citaat staat Osewoudt, als het donker is, buiten op blote voeten. Hij voelt dat dat pijn doet.

VII Thema en motieven
Ik analyseer uitgebreid de motieven foto’s en Tweede Wereldoorlog. Ook zal ik kort het dubbelgangermotief en de dood als motief analyseren.

Tweede Wereldoorlog
Het verhaal speelt zich grotendeels af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Henri wordt opgeroepen voor de Burgerwacht. Henri komt ook in het verzet.
Ik citeer:
“Osewoudt! Hier de blokcommandant van de Burgerwacht! Zo gauw mogelijk in uniform naar het stadhuis komen. Er is oorlog! De Duitsers hebben ons overvallen! Ze gooien overal parachutisten neer. Kom onmiddellijk!” pagina 20. Hier wordt Henri opgeroepen om naar het stadhuis te komen.
Ik citeer: “Maar het witte bord ‘Für Wehrmachtsangehörige verboten’, aan het begin van de Oudezijds Achterburgwal, was nog duidelijk te lezen. Wat betekent dat bord? Het betekent, zei Osewoudt, dat deze buurt voor Duitsers onveilig is, maar voor ons des te veiliger.” pagina 55. Ik citeer: “Zij sloten aan bij een rij. Bover het loket hing een bordje Für Juden verboten! Zij schuifelden over de perzische tapijten.” pagina 142. In beide citaten is duidelijk dat de Duitsers ook in Nederland zitten.
Ik citeer: “Suyling gaf geen antwoord. Niemand zei meer iets. Kwart voor elf, dacht Osewoudt. Marianne zou zich moeten haasten. Hij keek haar aan, maar zij maakt geen aanstalten op te staan. Toen ging de kamerdeur open en een jongetje van een jaar of vijftien kwam binnen, een papiertje in zijn hand. Hij schreeuwde: - De Amerikanen zijn doorgebroken! We hebben het net gehoord op de radio! De Duitsers trekken terug bij Caen! Misschien zijn we volgende week bevrijd!” pagina 171. Henri is in eerste instantie opgelucht, net zoals de anderen. Alleen wordt hij treurig wanneer hij denkt aan het idee als de oorlog dan afgelopen is dat Marianne dan niet veel meer voor hem voelt.

Henri komt de oorlog door zonder veel geweld. Hij raakt echter door Dorbeck verzeild in het verzet. Hij komt wel in contact met Marianne, een mooier meisje dan zijn vrouw Ria. Hij vermoordt mensen waardoor hij na de oorlog gevangen zit.
De Tweede Wereldoorlog is een verhaalmotief.

Foto’s
Het tweede motief dat ik analyseer zijn foto’s. Henri heeft vaak foto’s bij zich of herkent ze, moet foto’s ontwikkelen voor Dorbeck en heeft vaak zijn Leica bij zich.
Personen die ook van Dorbeck opdrachten krijgen identificeren zich aan Henri door een van de drie foto’s te laten zien die Henri heeft ontwikkeld uit de rolfilm die hij kreeg van Dorbeck tijdens hun eerste ontmoeting. De foto’s zijn de volgende; ik citeer: “Plotseling kwamen plaatjes te voorschijn op het natte celluloid. Hij zag: een grote sneeuwpop met een helm en een karabijn. Drie soldaten met gasmaskers voor, de armen om elkaars schouders, in pyjama. (…) Een soldaat met bloot bovenlijf achter een luchtdoelmitrailleur.” pagina 38.
Als Henri Elly tegenkomt identificeert ze zich met een van de foto’s. Ik citeer: “Osewoudt’s adem stokte, maar toch pakte hij de foto aan, al had hij onmiddellijk gezien wat voor foto het was: het was een kiekje van een sneeuwpop die een helm van het Nederlandse leger ophad en in zijn armen een karabijn hield, zoals andere poppen een bezem vasthouden. – Ik weet niet wat die foto te betekenen heeft. Maar dat hoefde ook niet, zeiden ze, ze zeiden dat ik u die foto moest laten kijken, dan zou u weten dat het safe is!” pagina 48.

De andere foto heeft waarschijnlijk de leidster van de Nationale Jeugdstorm. Henri vergeet naar de foto te vragen, maar het moet gaan om een foto die hij zou herkennen.
Er zijn nog twee andere foto’s die hadden kunnen aantonen dat Dorbeck bestaan had. Ik citeer: “Tenslotte nog een kiekje van Dorbeck, voor een huis op straat staand, met zijn armen om twee meisjes heengeslagen. (…) Maar toen hij de volgende ochtend, bij daglicht, voor het laatst keek, zelfs toen hij het tegen de zon hield, was er niets meer op te ontdekken, noch van het huisnummer, noch van Dorbeck of zijn vriendinnen.” pagina 38 en 39. Zijn moeder had tijdens het ontwikken het licht in de donkere kamer aangedaan waardoor die foto is mislukt. Daarmee kan Henri ook niet meer aantonen dat Dorbeck bestaan heeft. Ook heeft Henri een foto gemaakt van hemzelf met Dorbeck ernaast aan het einde van de oorlog. Als zijn Leica uiteindelijk is gevonden blijkt dat die foto van de rolfilm is verdwenen.

In de sigarenzaak van Henri heeft hij een affiche hangen waarop vermeld wordt dat hij foto’s kan ontwikkelen. Hij doet dit niet zelf, maar gaat dat later ook proberen. Ook moet Henri foto’s ontwikkelen voor Labare. Het ontwikkelen van foto’s gebeurt in donkere kamers waar ook de titel naar verwijst. In die kamers worden de belangrijkste foto’s ontwikkeld die in het verhaal een rol spelen. Ook zijn de cellen waar Henri maanden in verblijft donkere kamers.

Henri heeft bijna altijd zijn Leica bij zich. Hij heeft de Leica gekocht omdat andere foto’s mislukt waren. Ik citeer: “Maar omdat hij vermoedde dat ze waardeloos zouden zijn en hij niet aangezien wilde worden voor een man die alleen maar teleurstellingen tot ontwikkeling kon brengen, deed hij iets was uitgelegd zou kunnen worden als een wanhoopsdaad: hij nam al zijn bedrijfskapitaal (zeshonderd gulden) uit de bank, ging naar Den Haag, en liep een fotowinkel binnen waar hij in vijf minuten een Leica kocht die hij contant betaalde.” pagina 29. In eerste instantie koopt Henri de Leica in een wanhoopsdaad, maar later neemt hij het steeds mee, ook omdat het gewoon veel geld waard is.

Foto’s spelen in dit verhaal een grote rol, Henri ontwikkelt ze zelf, gebruikt ze in het verzet en hij heeft zelf een fototoestel. De foto’s, net als de Leica, zijn leidmotieven. De donkere ontwikkelruimtes zijn ook een leidmotief.

De dood
Henri’s vader wordt al op jonge leeftijd door zijn moeder in een vlaag van waanzin vermoord. Later in de oorlog wordt ook zijn moeder door de Duitsers vermoord. Zijn vrouw vermoordt Henri zelf, ook vermoordt hij in opdracht van Dorbeck een aantal mensen.
Iedereen die Dorbeck heeft gekend is dood na de oorlog, behalve Henri. Marianne zit in een kibboets in Palestina. Er is dus niemand die ook kan vertellen over Dorbeck, daardoor wordt vaak gedacht dat Henri alles maar verzint.

Ik citeer: “En waar is Ebernuss gebleven? – Hij is dood. Ik heb hem vergiftigd. (…) – Dat verhaal ken ik, zei Sederhorst. – Als Marian nog leefde, zou zij alles kunnen bevestigen. – Zij leeft nog. – Waar is zij dan? Waarom spoort u haar niet op? Zij is naar Palestina. Daar zit zij in een kibboets.(…) – En Moorlag? Waar is Moorlog? Waar is Moorlag? – Moorlag is begin mei dood in de Spiegelstraat gevonden, een kogel door het hart.” pagina 273 en 274. De dood is een verhaalmotief.

Dubbelgangermotief
Dorbeck wordt gezien als de dubbelganger van Henri. Ze lijken spreken op elkaar. Osewoudt ziet zich als de mislukte versie van Dorbeck. Bij de personages heb ik hier ook al aandacht aan besteed.
Het dubbelgangermotief is een verhaalmotief.

Thema
Het naschrift uit 1971 van dit boek luidt als volgt:

“Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als
hij er niet is.
Men zou kunnen willen zeggen: ‘Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.’
- Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij
helemaal niet bestaat.”
Ludwig Wittgenstein

Henri is de enige persoon die nog weet dat Dorbeck bestaan heeft. Hij heeft hem nodig en kan hem zoeken, en ook al vindt hij hem niet, dan zou Dorbeck er volgens het motto er toch moeten zijn.
Zelf ben je er van overtuigd dat Dorbeck geleefd heeft, maar dat kan Henri niet bewijzen.

Het thema van dit boek is het volgende.

“Doordat tijdens de Tweede Wereldoorlog veel mensen de dood vonden kun je zelf niet meer je gelijk bewijzen van een dubbelganger die heeft bestaan.”
Toelichting: Henri verliest in de Tweede Wereldoorlog al zijn contacten, waardoor hij zelf ook de dood zal vinden, omdat hij nooit heeft kunnen bewijzen dat zijn dubbelganger Dorbeck heeft bestaan, ook omdat foto’s als bewijzen zijn verdwenen.

Titel
De naam Damocles verwijst naar een mythe uit de Griekse Oudheid Damocles was een hoveling van Dionysius de Oudere, tiran van Syracuse. Hij was een vleier die tegen Dionysius zei hoe jaloers iedereen wel op hem was.
Dionysius bood hem daarop op een dag een banket aan in zijn paleis, maar boven zijn hoofd had hij een zwaard aan een paardenhaar gehangen om het gevaar te laten zien waardoor iemand, die gelukkig of machtig is, voortdurend wordt bedreigd.
Ook in dit verhaal heeft Henri met een dreiging te maken, de dreiging of hij zich nog vrij kan pleiten. De donkere kamer in de titel verwijst naar de ontwikkelruimte van foto’s.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De donkere kamer van Damokles door Willem Frederik Hermans"