Titel: De Donkere kamer van Damokles
Uitgever: G.A. van Oorschot, Amsterdam
1ste uitgave: november 1958
Druk: 33ste druk, juli '95 (2x herzien, in '71 en '78) Uiterlijke beschrijving Het boek, De donkere kamer van Damokles telt 334 bladzijdes, verdeeld over 46 hoofdstukken, die zich ongenummerd, doch gescheiden van elkaar, voordoen. het boek zelf is niet voorzien van een motto, alswel een naschrift, te weten: "Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is. Men zou kunnen willen zeggen:`Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek'. - Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat. Hermans heeft dit naschrift pas toegevoegd in de herziene druk van '71, komende van Ludwig Wittgenstein. Op de achterkant van de omslag valt een foto te zien, die een foto, gemaakt door de hoofdpersoon in het verhaal, moet voorstellen. Samenvatting Henri Osewoudt, de hoofdpersoon, woont in voorschoten, waar zijn ouders een tabakszaak hebben. Als Henri nog op de lagere school zit, vermoord z'n moeder haar man en dus zijn vader. Hierna wordt Henri ondergebracht bij zijn oom Bart Nauta, in Amsterdam, waar hij zijn verdere jeugd zal doorbrengen. Al op jonge leeftijd wordt Henri door zijn volle nicht Ria, ingewijd in de liefde, met wie later ook zal trouwen. Op de middelare school maakt Henri geen vrienden, en is eigenlijk alleen bezig met zichzelf. Als Henri 18 jaar oud is, trouwt hij z'n nicht en zet de vroegere tabakszaak van z'n vader voort, om z'n moeder zo ook te kunnen blijven verzorgen. Wanneer de oorlog begint en Henri afgekeurd wordt voor militaire dienst, dient zich opeens ene luitenant Dorbeck aan, die sprekend op Osewoudt lijkt, met de vraag of hij een paar fotorolletjes kan ontwikkelen, Osewoudt doet dit, en na een tijdje komt Dorbeck weer terug met nieuwe rolletjes die ontwikkeld en naar E. Jagtman gestuurd moeten worden, verder krijgt hij kleren van Osewoudt en het kostuum dat Dorbeck bij binnenkomst aanhad begraaft hij in de tuin. Als Henri de foto's ontwikkeld en ze mislukken, koopt hij van al z'n geld een Leica-fototoestel en gaat zelf maar wat militaire objecten fotograferen, om het goed te maken. Als Dorbeck weer van zich laat horen, vraagt hij Osewoudt naar Haarlem te komen. In Haarlem, ontmoet hij Dorbeck en Zewuster, met wie hij 2 mannen in de Kleine Houtstraat vermoord. Dan ontwikkelt Henri de foto's die hij in eerste instantie van Dorbeck had gehad. Het gebouw waar hij de mislukte foto's naartoe had moeten sturen, wordt gebombardeerd en de hele familie Jagtman komt hier bij om. Pas in 1944 laat Dorbeck weer van zich horen, schriftelijk, wel te verstaan. Hij schrijft Osewoudt de foto's naar een bepaalde postbus te sturen. Een paar dagen later ontmoet hij Elly Sprenkelbach Meijer, die uit Engeland is overgekomen, en identificeert zich met van de foto's die Henri had opgestuurt. Henri moet een slaapplaats voor haar vinden, en brengt haar naar z'n oom Bart in Amsterdam. Als hij in den Haag de student Moorlag tegenkomt, die op dat moment een kamer huurt bij Henri thuis, vertelt Moorlag hem dat zijn vrouw en moeder gevangen zijn genomen en dat ook hij wordt opgewacht. Dan gaat hij met Moorlag naar Leiden, waar een vriend van Moorlag valse persoonsbewijzen maakt voor Osewoudt en Elly Sprenkelbach Meijer, en Henri z'n haar wordt zwartgeverfd door Marianne Sondaar(die haar naam heeft veranderd omdat ze een joodse is). Nadat hij een tijdje is blijven plakken is in Leiden, gaat hij terug naar Amsterdam, naar oom Bart. Henri krijgt van Dorbeck de opdracht om naar de stationswachtkamer in Amersfoort te gaan, alwaar hij een vrouw zal ontmoeten. Samen met haar gaat hij naar Lunteren, waar hij een aanslag op Lagendaal, Gestapo-lid, moet plegen. In Amsterdam ontmoet hij opnieuw Marianne, met wie hij naar de bioscoop gaat. Hier ziet hij z'n kop in het beeld verschijnen, en dat hij gezocht wordt wegens straatroof. Henri probeert te vluchten maar wordt toch gepakt. Hij wordt verhoord en geslagen, maar hij heeft het idee dat ze hem voor iemand anders aanzien. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht, vanwege zijn verwondingen, en hij weet te ontsnappen uit het ziekenhuis, doordat een paar gemaskerde mannen hem meenemen. Hij gaat naar Leiden, waar meerdere verzetsleden zich ophouden in het huis van Labare. In het huis van Labare krijgt hij de gelegenheid om foto's te ontwikkelen en heeft hij ook een slaapplaats. S'nachts worden ze overvallen door de Duitsers, en iedereen wordt opgepakt. Wanneer hij in de gevangenis zit, komt hij in aanraking met Ebernuss, die zich manifesteert alsof hij van goede doen is. Hij sluit een deal met Ebernuss, en brengt Eberbuss in contact met Dorbeck. Henri vermoordt Ebernuss, en krijgt een schuiladres van Dorbeck. Dorbeck had gezegd hem binnen twee dagen op te halen, maar laat nooit meer iets van zich horen, behalve een brief waarin hij schrijft dat Marianne, Henri's vrouw, moet bevallen. Uiteindelijk wil Dorbeck zich nog een keer aanmelden bij het leger in Breda, maar wordt hier direkt opgepakt, en geraakt in nederlands gevangenschap. Henri wordt van ontzettend veel dingen beschuldigd, en men ziet hem als een groot oorlogsmisdadiger. Henri probeert zijn onschuld op alle manieren te bewijzen, en uiteindelijk, als alles is mislukt, wordt hij doodgeschoten, als hij probeert te ontsnappen.
Dorbeck is de ideale versie van Osewoudt, terwijl hij eigenlijk in geen enkel opzicht op Osewoudt lijkt (behalve zijn uiterlijk dan) Dorbeck is de viriele tegenpool van Osewoudt, en geeft Osewoudt opdrachten. Dorbeck was luitenant in het leger en werkt voor de engelsen
Marianne is de vriendin van Henri, ze is een joodse en krijgt een doodgeboren kindje van hem. Ze gaat uiteindelijk terug naar Palestina
Ria is zijn lelijke nicht met wie hij trouwt doch ze bedriegt hem met een N.S.B'er. Henri's moeder is een fantast en vermoordt haar man, ze wordt vermoord door de duitsers. Er zijn nog veel meer personages, maar van deze personen is geen compleet beeld... Tijd Het verhaal speelt zich af in de periode 1932-1945, en de vertelde tijd beslaat bijna deze hele periode alleen zijn jeugd en de periode dat Dorbeck zich niet laat zien worden vluchtig beschreven. De verteltijd is een dikke 8 uur maar ik heb geen flauw idee hoe lang ik er over gedaan heb. De verhaaltijd is veel langer dan de verteltijd hoewel er korte stukjes gelijk lopen. Het verhaal is geheel-chronologisch verteld. en niet fragmentarisch Perspectief en Vertelsituatie Er is sprake van een personale vertelsituatie, het verhaal wordt als het ware langzaam vanzelf vertelt. Ruimte Het verhaal speelt zich niet op een bepaalde plaats af, maar in verschillende ruimtes. Wat kenmerkend is, is dat bijna alle ruimtes vrij klein zijn en dat ze allemaal wel uitvoerig beschreven worden. Taalgebruik, Stijl Het taalgebruik is makkelijk te begrijpen en er zijn veel uitvoerige beschrijvingen. Hermans stijl van schrijven, hij gebruikt niet te veel woorden om iets onder woorden te brengen, maar wel zo dat alles helemaal duidelijk wordt. Hij geeft vaak gedetailleerde beschrijvingen van de mensen waar Osewoudt mee praat, hetgeen vaak heel handig is om een beter beeld van iemand te krijgen. Achtergrondinformatie (van het internet gehaald) Willem Frederik Hermans werd op 21 sept. 1921 in Amsterdam in een onderwijzersgezin geboren. Zijn ouders waren heel autoritair, zijn oma tyranniek en met zijn drie jaar oudere zus kon hij het ook niet goed vinden. De verhouding met zijn zus is een belangrijk thema in zijn werk, met name in "Ik heb altijd gelijk". Op de lagere school was hij het knapste jongetje van de klas, maar het slechtste in gymnastiek. Tijdens zijn jeugd was hij eenzaam, hij had alleen zijn teddybeer als vriend. Op het gymnasium was hij middelmatig. Hij won een eerste prijs in een opstellenwedstrijd. Dit was zijn debuut en het werd ook gepubliceerd in het "Algemeen Handelsblad". Hij studeerde eerst sociografie en na een jaar werd dat fysische geografie. De exacte wetenschap heeft veel invloed op hem, wat blijkt uit zijn exacte en zakelijke beschrijving van details. Tijdens de oorlog moest hij de studie onderbreken (hij weigerde de loyaliteits verklaring te tekenen) en hij studeerde af in 1950. Hij promoveerde op een bodemonder zoek in Luxemburg. Hij werd lector in de fysische geografie, maar in 1973 verhuisde hij naar Parijs. Van Nederland heeft hij nooit een hoog petje opgehad; het was volgens hem te klein en bekrompen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een belangrijke invloed had op zijn levensvisie, begon Hermans te schrijven, en na de oorlog werd dat steeds meer. Hij publiceerde in veel tijdschriften, (zoals Criterium, Literair Paspoort, Vrij Nederland, Haagse Post enz.) en in kranten (Het Vaderland, Het Vrije Volk en NRC Handelsblad). Hij is redacteur geweest van Criterium en van Podium. Naar aanleiding van een voor rooms-katholieken beledigende passage werd hem een proces aangedaan. Zijn werk is van het begin af een bron van felle discussie geweest. Hij heeft verschillende pseudoniemen gehad: na de oorlog schreef hij detectiveromans onder de naam Fjodor Klondyke. Zijn anti-katholieke geschriften ondertekende hij met pater Anastase Prudhomme sj. Ook gebruikte hij Schrijver Dezes. Hij kreeg de Essayprijs van de gemeente Amsterdam voor "Fenomenologie van de pin-upgirl". De PC-Hooftprijs, Vijverbergprijs en de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet heeft hij geweigerd. Zijn wereldbeeld is samen te vatten als de onkenbaarheid van de waarheid. De realiteit is te ingewikkeld en chaotisch. Mensen zien verbanden tussen gebeurtenissen die er helemaal niet zijn. Het misverstand is ook een belangrijk motief. Zijn belangrijkste thema is verwarring en chaos. De hoofdpersonen in zijn boeken zijn waarheidszoekers, die de waarheid echter nooit zullen vinden. Ze stuiten op misverstanden of trekken verkeerde conclusies. Ook vinden ze geen zekerheid omtrent hun eigen identiteit. Een andere thema in zijn boeken is dat de personen in zijn boeken op zoek zijn naar hun vader. De ouders zijn autoritair en de zoon zet zich tegen ze af, maar wil met name zijn vader toch een plezier doen. De hoofdpersonen proberen zichzelf te bevestigen door iets bijzonders te doen. Veel door Hermans gebruikte stijlmiddelen zijn ironie, de herhaling en het groteske. Hij beschrijft de tijden waarin weinig gebeurt vrij kort, terwijl hij als er veel gebeurt dat uitgebreid beschrijft. Werk: "De tranen der acacia's"(1949) "Het behouden huis"(1952) "De donkere kamer van Damocles" "Nooit meer slapen"(1966) "Onder professoren"(1975) "De zegel ring"(1984)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden