De aanslag door Harry Mulisch

Beoordeling 5
Foto van een scholier
Boekcover De aanslag
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 4821 woorden
  • 20 maart 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5
6 keer beoordeeld

Boekcover De aanslag
Shadow

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond klinken plotseling zes scherpe knallen. Ploeg ligt dood op de stoep voor een rijtje van vier huizen, waarvan er een door de familie Steenwijk wordt bewoond. De verschrikkelijke gevolgen van de…

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond kl…

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond klinken plotseling zes scherpe knallen. Ploeg ligt dood op de stoep voor een rijtje van vier huizen, waarvan er een door de familie Steenwijk wordt bewoond. De verschrikkelijke gevolgen van deze gebeurtenis zullen de dan twaalfjarige Anton Steenwijk zijn hele leven lang blijven achtervolgen.

De aanslag door Harry Mulisch
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting

Proloog
De Steenwijks wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In de meest links gelegen huis “Welgelegen” woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt “Buitenrust”, waar Anton woont, daarnaast in “Nooitgedacht” wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin,

die verpleegster is. En in "Rustenburg” woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft.
De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen.
Eerste episode: 1945
Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer die nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil.
In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten: er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas.

Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur. Dat de Steenwijks schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter. 
Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dan barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister. 
Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat. 
Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap.
Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroriste’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet.
De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder. 
Feldwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden.
In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft.
Tweede episode: 1952
Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook Peter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’.
Pas in 1952 gaat hij weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar flauwe studenten kwetsende opmerkingen maken. Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt.
Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen. 
Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen. 
Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januariavond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden.
Derde episode: 1956
Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum van Amsterdam. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn co-assistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose.
Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige relletjes zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg; hij herkent Anton. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig. Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten... die hem hebben vermoord’. Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst hij in snikken uit. 
‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg. 
Daarbij ontploft de kachel ook nog eens. (Dit lijkt op de verschrikkelijke nacht in 1945 toen de Duitsers de ruiten kapot sloegen en het huis van Anton zijn ouders in brand staken.) 
Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak.
Vierde episode: 1966
In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton.
Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anticommunisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbij fietste.’ 
De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: ‘kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof. 
Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was.
Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt. 
De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade. 
Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald. Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak.
Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen’. Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis.
Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hij Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes.
De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard. 
Laatste episode: 1981
Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd, maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries. 
Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg. 
Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de ander huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boven: ‘iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘... hij denkt dat ik niet van hem houd...’ Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerste zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt en roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf.
Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV.
Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten...
Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang. 
Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loopt op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent.
Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na een lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en Karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hun niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over het gebeurde gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten doodgetrapt. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter.
Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder. 

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Bron: http://www.scholieren.be/huiswerk/show_stuk.php?id=813
Analyse

Titelverklaring

De titel heeft drie betekenissen. ‘De aanslag’ gaat ten eerste over de aanslag op Fake Ploeg. Ten tweede gaat het om de aanslag (effecten) op het leven van Anton Steenwijk. En ten derde gaat het over de aanslag (littekens) die zijna achtergelaten op de Nederlandse samenleving.

Thematiek

Het gaat het hele boek door over wie er de schuldige is; wie Fake Ploeg heeft vermoord en wie de ouders van Anton heeft vermoord. Uiteindelijk ligt de schuld bij de persoon die de trekker over haalt, maar het wordt al snel verschoven naar de aanstichter van het geweld.

Vertelsituatie en perspectief

Het verhaal wordt vanuit twee perspectieven verteld. Er is een alwetende verteller en een ik-verteller. Hierdoor heb je zowel een objectieve als een subjectieve kant van het verhaal. De alwetende verteller geeft je soms informatie die voor Anton vanzelfsprekend is of die Anton juist niet heeft. Dit roept een bepaald soort spanning op, omdat je meer weet dan de personen in het boek.

Opbouw

Het boek heeft één verhaallijn. Je volgt het leven van Anton. Je bekijkt de dingen vanuit zijn oogpunt, maar ook vanuit de kant van de alwetende verteller.

Het verhaal is verdeeld in verschillende episodes. Ieder episode is weer een aantal jaar later.

De stijl is helder, sober en eenvoudig. ER worden weinig moeilijke woorden gebruikt en tegenwoordige en verleden tijd wisselen elkaar af.

Ruimte

De belangrijkste gebeurtenis in het verhaal is de aanslag, deze vind plaats in Haarlem. Na de aanslag is Anton bij zijn oom en tante in Amsterdam gaan wonen.

In het verhaal si Anton in een cel terecht gekomen. Dit was voor hem een belangrijke plek. Het symboliseerde de duisternis en het isolement waarin Anton zat na de aanslag.

Tijd

Het verhaal is chronologisch. Er zitten grote tijdsprongen tussen de episodes, amar steeds in het eerste hoofdstuk wordt vertelt wat er in de tussentijd is gebeurd. De vertelde tijd is ongeveer 37 jaar.

Einde

Er is een gesloten einde, want op de open plekken wordt antwoord gegeven.

Personages

Anton Steenwijk > karakter

Hij si de hoofdpersoon van het boek. Aan het begin van het verhaal si hij12 jaar. Na de oorlog wont hij bij zijn oom en tante in Amsterdam en wordt hij anesthesist. Hij denkt nog vaak onbewust aan de oorlog. Wanneer hij volwassen is, is hij een slimme en rustige man. Gedurende het verhaal ontwikkeld hij zich en wordt hij steeds zelfstandiger, maar ook emotioneler.

Peter Steenwijk > type

Hij is de broer van Anton. Hij wilde het dode lichaam van Fake Ploeg voor hun huis weghalen, maar werd betrapt en vermoord. Hij was waarschijnlijk een hele moedige jongen.

Saskia Steenwijk > type

De eerste vrouw van Anton. Ze lijkt op de vrouw waarmee hij in e cel heeft gezeten. Na de scheiding blijven ze goede vrienden.

Sandra Steenwijk > type

De dochter van Anton en Saskia. Ze kan heel goed met haar vader opschieten en is een typische tiener van die tijd. Ze doet veel mee aan demonstraties.

Liesbeth Steenwijk > type

De tweede vrouw van Anton.

Peter Steenwijk > De zoon van Anton en Liesbeth. Hij is waarschijn vernoemt naar de broer van Anton.

Truus Coster > type

De vrouw die bij Anton in de cel zat. Anton heeft haar nooit gezien, maar herkent haar wel op foto’s. Ze was een van de daders van de aanslag. Ze bepaald het gehele leven van Anton.

Cor Takes > type

Anton ontmoet hem op een begrafenis en hij vertelt Anton alles over de aanslag. Ook nodigt hij Anton uit bij hem thuis om een foto van Truus te bekijken, dan ziet hij de gelijkenis met Saskia.

Fake Ploeg senior > type

De NSB’er die doodgeschoten werd omdat hij samenwerkte met de Duitsers en anders nog veel meer mensen had vermoord.

Fake Ploeg junior > type

Hij beschermt zijn vader steeds, waardoor Anton inziet dat hij ook slachter is van de aanslag.

Karin Korteweg > type

Het oude buurmeisje van Anton. Op het einde van het verhaal praat hij met haar en vertelt ze Anton iets schokkends.

Recensie

Niet op zoek naar de schuldige

Tachtig jaar wordt hij zondag, waarvan zestig jaar schrijver, en een rots in de branding van de literaire Noordzee. Kastelen worden opgeworpen, duinen ontstaan en worden weggeslagen, flessenpost spoelt aan, maar Harry Mulisch blijft. Na het overlijden van Hermans en Reve bleef hij als enige van de grote naoorlogse drie over, een status die onlangs nog onderstreept werd met de uitverkiezing door NRC-lezers van De ontdekking van de hemel als beste Nederlandse boek ooit. Ter ere van zijn tachtigste verjaardag, op 29 juli, wordt De aanslag goedkoop heruitgegeven.

De aanslag (1982), Mulisch’ doorbraak bij het grote en internationaal publiek (er werden ruim een miljoen exemplaren van verkocht), gaat over schuld en onschuld in het licht van de complexiteit van oorlog. Het is een eigenaardig thema omdat de hoofdpersoon, het slachtoffer, de enige onschuldige, heel rationeel de daad voor zichzelf heeft afgesloten: ‘Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders.’ Anton Steenwijk is niet op zoek naar de schuldigen; zij vinden hem.

Het is januari 1945, hongerwinter in Haarlem. De familie Steenwijk zit gezamenlijk rond de keukentafel te kleumen, een laatste potje Mens-erger-je-niet alvorens vroeg naar bed te gaan. Dan klinken er buiten schoten. Eerst één, dan nog eens twee, dan nog twee en ten slotte, na een doodskreet, een zesde. De gehate hoofdinspecteur van politie Fake Ploeg blijkt vermoord te zijn. Als de buren, voor wier huis de moord gepleegd is, het lijk verslepen naar dat van de Steenwijks, rent oudste zoon Peter naar buiten om in te grijpen. Dan arriveert de politie. Peter vlucht weg, de andere Steenwijks worden gearresteerd en zoon Anton van zijn ouders gescheiden. Hun huis gaat in vlammen op, Antons ouders en broer – blijkt later – worden vermoord bij de represaille.

Het is januari 1945, hongerwinter in Haarlem. De familie Steenwijk zit gezamenlijk rond de keukentafel te kleumen, een laatste potje Mens-erger-je-niet alvorens vroeg naar bed te gaan. Dan klinken er buiten schoten. Eerst één, dan nog eens twee, dan nog twee en ten slotte, na een doodskreet, een zesde. De gehate hoofdinspecteur van politie Fake Ploeg blijkt vermoord te zijn. Als de buren, voor wier huis de moord gepleegd is, het lijk verslepen naar dat van de Steenwijks, rent oudste zoon Peter naar buiten om in te grijpen. Dan arriveert de politie. Peter vlucht weg, de andere Steenwijks worden gearresteerd en zoon Anton van zijn ouders gescheiden. Hun huis gaat in vlammen op, Antons ouders en broer – blijkt later – worden vermoord bij de represaille.

De gebeurtenissen daarop zijn voor de twaalfjarige Anton als een droom: zijn eerste rit in een auto, het kortstondig verblijf in een donkere politiecel met een verzetsstrijdster, de sympathieke behandeling door de Duitsers, een rit met een motor, de dood van de Duitse soldaat die hem naar zijn familie in Amsterdam moet begeleiden.

En een droom blijft het, ook als hij in de jaren daarop, de plek des onheils nog eens bezoekt. In elk van de episodes – 1952, 1956, 1966, 1981, respectievelijk de jaren waarin telkens weer de oorlogsschuldvraag gesteld wordt: Korea, de Praagse lente (en de reactie in Nederland: aanvallen op communisten), de vrijlating van SD-er Willy Lages en de anti-kernbomdemonstratie – ontmoet hij spoken uit het verleden. De buren, de zoon van Fake Ploeg en de moordenaar, en ten slotte het buurmeisje dat het lijk had verplaatst. Antons herinneringen zijn vager geworden met de jaren, en hoewel hij de moord op Ploeg en daarmee het sterven van zijn familie gerechtvaardigd acht, wil hij er niet meer woorden dan dat aan vuil maken. Maar het ligt complexer, benadrukt elke betrokkene steeds weer automatisch als ze in de verdediging schieten. Even automatisch komt Anton met een rationele repliek. Tijdens de belegering van communistisch hoofdkwartier Felix Meritis in 1956 ontmoet hij de zoon van Fake Ploeg, Fake junior.

‘“Mijn familie,” zei [Anton], terwijl hij zijn vrije hand in zijn nek legde, “is niet door de communisten uitgeroeid, maar door de vrienden van jouw vader.”

“En die communisten wisten, dat dat zou gebeuren.”

“Dus is het hun schuld…”

“Allicht. Van wie anders?”

[…]

“Waarom,” vroeg Anton, “kun je niet van je vader houden zonder de zaak goed te praten? Van een heilige houden is toch geen kunst. Dat is net zoiets als van dieren houden. Waarom zeg je niet gewoon: mijn vader was faliekant fout, maar hij was mijn vader en ik houd van hem.”

“Maar hij was verdomme niet fout! Ten minste niet op de manier die jij nu bedoelt.”’

Het NSB-lidmaatschap van Fake Ploeg was namelijk een statement tegenover al die laffe NSB-ers die op dolle dinsdag het land ontvlucht hadden. Hij was geen jodenhater, wel een communistenhater, maar hij gehoorzaamde zijn chefs en stond waarvoor hij stond. Het is weer een ander gezichtspunt, een nieuw perspectief in het systeem dat Mulisch met deze vluchtige ontmoetingen bouwt. Mulisch toont zich in De aanslag weer een ijzersterke plottenbouwer. Niet dat karaktertekening en stijl onverzorgd zijn, maar ze dienen wel duidelijk het hogere doel: de door de hoofdpersoon ongewilde why-done-it-plot. We krijgen net genoeg van Anton en de anderen te weten om de volgende stap in de reconstructie van de aanslag te begrijpen, en de stijl is aantrekkelijk, maar vooral functioneel. Het werkt zo goed, dat de Mulisch’ zo eigen metafysische uitstapjes en symbolische elementen nergens storen.

Maar De aanslag is niet alleen een harmonieus geheel van karaktertekening, stijl en een sterk plot. Het verhaal vertelt meer dan een verhaal. Elke ontmoeting brengt nuance, een enkele ontmoeting brengt herinnering terug. Een reconstructie van de moord en de daaropvolgende gebeurtenissen brengt een veel complexer beeld dan de formule dat één moordenaar vele moorden voorkomt. Schuld en vergeving strepen elkaar weg en versterken elkaar, jaren na de daad. De aanslag biedt daarmee een verdieping en een relativering van de schuldvraag in elke oorlog, een studie in fictie die voor 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981 geldig blijft, maar ook voor 2007.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De aanslag door Harry Mulisch"