Vragen
1. Waarom heb je dit boek gekozen?
2.a Tot welk genre behoort het boek?
2.b Verklaar de titel van het boek.
2.c Is de titel goed gekozen? Leg uit. Geef eventueel een andere titel.
3.a Welke illustratie staat er op de voorkant van het boek?
3.b Wat heeft de illustratie met de inhoud van het boek te maken? Leg duidelijk je antwoord uit.
4. Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld? Geef een citaat uit het boek om je antwoord te ondersteunen. Geef ook aan op welke bladzijde dit citaat terug te vinden is.
5. Wie is de hoofdpersoon en beschrijf kort zijn/haar karakter. Maak gebruik van minstens drie citaten uit het boek om zowel het uiterlijk als het innerlijk van de hoofdpersoon te beschrijven. Geef ook aan op welke bladzijde(n) deze citaten terug te vinden zijn.
6.a Welke persoon uit het verhaal zou jij absoluut niet willen zijn? Leg uit waarom.
6.b Personen in een verhaal reageren op bepaalde gebeurtenissen soms anders dan jij zou hebben gedaan. Bespreek nauwkeurig hoe jij gereageerd zou hebben op twee situaties/gebeurtenissen in het verhaal. (Geef dus niet als antwoord: ‘hetzelfde’)
7. Hoeveel tijd verstrijkt er in het verhaal (vertelde tijd)? Verklaar je antwoord.
8. Beschrijf het einde van het boek nauwkeurig (minstens 10 regels).
9. Zoek in de bibliotheek of op internet achtergrondinformatie over het hele werk van de schrijver. Zorg voor minstens twee verschillende bronnen en voeg de gevonden informatie aan je verslag toe. Ga na of het boek past bij het andere werk van de schrijver. Gebruik hiervoor minstens 15 regels.
Antwoorden
- Ik heb dit boek gekozen omdat de titel me aanstond en omdat een vriend van mij, mij dit boek aanraadde.
2.a. Oorlog.
2.b. De titel van de boek heet de aanslag omdat er in de oorlog een aanslag op een corrupte politieman voor zijn huis gebeurde en zijn leven overhoop haalde.
3.c. Ik vind het wel een goeie titel die er goed bij past ook al zou ik “het leven erna” een betere titel vinden omdat het boek meer richt op zijn leven na de aanslag dan op de aanslag zelf.
3.a. Er is geen illustratie.
3.b. Niks, want er is geen illustratie tekening of iets wat er in de buurt komt.
4. Het wordt door de derde persoon uit de hoofdpersoon zijn perspectief vertelt.
“Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak.” (Blz 7, regel 16).
5. Anton heeft een nootkleurige huid met bruine ogen en donker haar. En lijkt heel veel op zijn
Vader.
“Peter had het donkere en het blauwe van zijn moeder, Anton het donkere en het bruine van zijn vader, ook de notenkleurige huid, die rondom zijn ogen net iets donkerder was.” (Blz 17,
regel 20).
“Misschien had hij het niet moeten zeggen. Maar het was waar, hij leek sprekend op zijn vader;
alleen was hij jonger en magerder, en op de een of andere manier ook pafferiger.” (Blz 119,
regel 29).
Hij is niet zo nieuwsgierig maar kan het zijn tegen zijn wil in. En hij is heel
zachtaardig en is nooit boos.
“Gaat het over Ploeg? Fake Ploeg, in Haarlem?” (Blz 149, regel 13) dit hoort er ook nog bij.
“Anton ging naast hem zitten. Hij wilde dit helemaal niet. Hij had het gezegd ondanks zichzelf,
in een reflex, zoals een zenuw reageert op de tik van een peeshamer.” (Blz 151, regel 11)
6.a. Ik zou echt niet Fake Ploeg willen zijn want hij was een vreselijke man, op de manier van dat
hij mensen martelde, en hij wordt doodgeschoten.
6.b. 1. Ik zou op de gebeurtenis van dat zijn broer het lichaam wil verstoppen gereageerd hebben
dat ik zijn broer zou helpen in plaats van tegenwerken omdat ze wisten dat hun huis in brand
zou worden gestoken door de duisters als zij het lichaam voor hun huis zouden vinden.
- als Takes iets vraagt over wat hij zich nog herinnerde van Takes zijn overleden vriendin, het
niet verzwegen zou hebben maar de waarheid dat zij dacht dat Takes niet van hem hield.
7. Van de winter van 1945 tot januari-juli 1982. Deze tijd verstrijkt zolang omdat hij stukje bij
beetje erachter komt waarom er een aanslag is gepleegd en door wie. Ik weet deze tijd omdat dat
in het boek verteld wordt.
8. Maar wat doet het ertoe? Het is allemaal vergeten. De kreten sterven weg, de golven trekken
glad, de straten raken leeg en het wordt stil. Een lange slanke man met zijn zoon aan zijn hand
in een demonstratie. Hij “heeft de oorlog meegemaakt“, nog net, als een van de laatste. Tegen
zijn zin in is hij er bij betrokken, bij die demonstratie, en even glinstert er iets in zijn ogen, alsof hij
dat een grappig denkbeeld vindt. En met zijn hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in
de verte, laat hij zich meenemen door de stad naar het vertrekpunt van de demonstratie; met een
korte beweging gooit hij zijn sluike grijze haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij
wolkjes as opwerpen, ofschoon er nergens as te zien is.
9.
Archibald Strohalm (1952)
Tussen hamer en aambeeld (1952)
Chantage op het leven (1953)
De diamant (1954)
Het mirakel (1955)
Het zwarte licht (1956)
Manifesten (1958)
Het stenen bruidsbed (1959)
De knop (1960)
Tanchelijn (1960)
Voer voor psychologen (5 delen) (1961)
Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf, tijdens de Jongste Dag (1961)
De zaak 40/61 (1962)
Bericht aan de rattenkoning (1966)
Wenken voor de Jongste Dag (1967)
Chantage op het leven (1968)
Het woord bij de daad (1968)
Blauwdruk van de opera Reconstructie(1969)
Het mirakel (1969)
De verteller (1970)
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden