Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Camera Obscura door Hildebrand

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
Boekcover Camera Obscura
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 5230 woorden
  • 4 november 2001
  • 196 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
196 keer beoordeeld

Boekcover Camera Obscura
Shadow
Camera Obscura door  Hildebrand
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hildebrand ( Nicolaas Beets): Camera Obscura. 17e druk, 1978 Prisma- Boeken Utrecht/ Antwerpen
Jaar v. eerste druk: 1851, Onderdeel: De familie Kegge Aantal pagina: 180/290
De keuze voor dit boek, Camera Obscura, is voortgekomen uit verschillende motivaties. Ten eerste kwam de titel me bekend voor, ik werd er ook meteen door gegrepen. Toen had ik al het gevoel dat dit een belangrijk boek moest zijn, zeker voor die tijd, en het daarom niet verkeerd zou zijn om het te lezen. Ten tweede las ik achter in het laagland literatuurboek, tot mijn grote verbazing, een vermelding van Hildebrand’s Camera Obscura als een van de Nederlandse schrijvers een vroeg voorbeeld was van het opkomende realisme: “De Camera Obscura van Hildebrand is een vroeg voorbeeld van het opkomende realisme in de literatuur. Er wordt nog geen volkomen objectieve weergave van de werkelijkheid gegeven. Mensen en gebeurtenissen worden mild-spottend beschreven.” In een van mijn vorige leesdossiers heb ik een boek van G. Paape gekozen, tevens omdat het vermeldde dat het een boek was dat rijkelijk bezaait was met cynisme. Dat boek was goed bevallen, en vandaar dat mijn interesse extra werd aangewakkerd door deze omschrijving. Ik heb daarentegen wel gekozen om een bepaald verhaal uit het boek te lichten vanwege de geringe tijdsperiode van dit leesdossier. De achterkant van het boek vermeldde dat het een boek was over ‘de familie-doorsnee-anno-1840’. Het verhaal van de familie Kegge leek mij daarom een goede afspiegeling van dit boek. Hildebrand leert tijdens zijn studie Theologie in Leiden William Kegge kennen. Na een tijd wordt William erg ziek en na drie weken sterft William. Hildebrand verzorgt de begrafenis van William Kegge en schrijft een brief naar de ouders van William over de dood van hun zoon. Twee jaar na de dood van William komt de familie Kegge naar Nederland vanuit de West Suriname. Op een morgen komt de vader van William, Jan Adam Kegge, naar Hildebrand toe om hem te bedanken voor alles dat hij voor William heeft gedaan en nodigt hem uit om bij hem te komen logeren. Hildebrand gaat met meneer Kegge mee naar zijn huis waar hij hartelijk ontvangen wordt. Hij leert hier de familie van William kennen, hij heeft vooral oog voor de zus van William, Henriette. Maar Hildebrand is niet de enige die gecharmeerd van haar is. Ook Van der Hoogen, de muziek leraar van Henriette, heeft een oogje op haar. Hij noemt Van der Hoogen, “de Charmante” en vindt hem maar een gladjanus. Als Henriette een keer een uitnodiging krijgt voor een vergulding, het in goud vergulden van koeken, kan zij niet en gaat Hildebrand er naar toe. Tijdens het vergulden valt een meisje hem erg op: Suzette Noiret. Hildebrand vind haar sereen, en door haar stille voorkomen valt hij op haar, maar laat haar in vrede vanwege haar ‘betrekkingen’ met een legerofficier die naar Indie gestuurd moet worden. Als Hildebrand een keer naar de bibliotheek gaat komt hij daar de grootmoeder van William tegen en gaat met haar voor het eerst sinds drie jaar over William praten. In de drie jaar dat William dood was had namelijk nog nooit iemand wat over hem gezegd. Als Hildebrand een paar dagen later buiten op straat loopt hoort hij een geschreeuw, hij rent er naar toe en komt net op tijd, hij kan net verkomen dat Van der Hoogen, Suzette Noiret aanrandt. Hij begeleidt Suzette naar huis en zij geeft hem een roze briefje waarop Van der Hoogen enkele intimiderende woorden heeft opgeschreven. Gewapend met dit briefje gaat Hildebrand naar Van der Hoogen toe. Deze komt net uit zijn bed en ziet er alles behalve charmant uit. Voor hij Van der Hoogen onder ogen komt luistert hij nog even wat Van der Hoogen tegen zijn kamergenoot Bout te vertellen heeft. Als Bout eenmaal weg is verschijnt Hildebrand op het toneel en voelt Van der Hoogen eens flink aan de tand. Hildebrand attendeert van der Hoogen erop dat hij Suzette Noiret met rust moet laten en zich minder in het huis van de familie Kegge moet laten zien. Als hij dit niet doet zal hij het briefje aan meneer Kegge laten zien en deze zal de Charmante dan voorgoed de entree tot het huis ontzeggen en de naam van Van der Hoogen zal dan voorgoed besmet zijn. Van der Hoogen stemt hiermee in en beloofd aan de voorwaarden te voldoen. Voordat Hildebrand naar huis gaat wil hij nog een ding recht zetten, hij gaat naar de burgemeester toe en vraagt hem om de vriend van Suzette Noiret niet naar Indië te laten gaan. Nadat hij heeft uitgelegd waarom hij dat niet wil zegt de burgemeester dat hij het zal voorkomen Onderwerp: Omdat Camera Obscura een verhalenbundel is, valt er niet een bepaald onderwerp te definiëren. Ieder verhaal afzonderlijk zal afwijken, maar ze hebben wel een algemene strekking. Camera obscura schets het leven in 1840, vooral familiebanden, en omgangsvormen met anderen. Het verhaal ‘de familie Kegge’ wordt het onderwerp iets verder uitgewerkt in ‘goed en kwaad’. Bepaalde personages laat Hildebrand goed voorkomen, andere zet hij neer als mensen ‘van slechte zeden’. Ik vind het onderwerp absoluut niet boeiend. Het valt ook te verwachten, bij realisme zal er niet extra veel spanning aan het verhaal kunnen worden toegevoegd. Familiebanden zijn over het algemeen niet zo enerverend, en daar ook nog eens een droge, realistische weergave van interesseert mij totaal niet. Ik had verwacht dat er wat meer cynisme in voor zou komen, maar dat is moeilijk te bekennen. Je zult het hooguit af en toe tussen de regels door lezen, maar het gaat voornamelijk over het hebben van goede manieren. Echt een passend citaat voor het onderwerp kon ik niet vinden, maar op een gegeven moment uit een hoofdpersonage zich over omgangsvormen: “de mensen zijn hier verschrikkelijk stijf: het zijn allemaal coterieën, waar men niemand in opneemt. Daar zijn nog wel families genoeg, die met ons zouden omgaan, maar…die conveniëren ons weer minder” Aangezien dit boek uit twee eeuwen terug stamt, denk ik niet erg veel over het onderwerp na. Althans in de vorm van ‘de goede manieren in 1840’ Natuurlijk ben ik wel bezig met hedendaagse omgangsvormen, en ze fascineren mij ook zeer, om mensen te observeren, hoe ze zich sociaal ( proberen) te gedragen, toekijken, analyseren, en er zelf conclusies uit trekken. Leren van andermans ervaring dus. Nu ben ik zelf niet zo bezig met mijn voorkomen naar anderen. Als je jezelf ‘goede manieren’ oplegt vind ik het al snel hypocriet worden. Er kan ook zoiets voorkomen als teveel principes, normen en waarden. Dan wordt het een beperking, en onderdrukt het je persoonlijke ontwikkeling. De schrijver werkt naar mijn mening het onderwerp goed uit. Hij geeft een duidelijke, maar wel gort droge, weergave van een familie in de 19e eeuw. Het onderwerp wordt van veel kanten benaderd, onder verschillende omstandigheden. De schrijver heeft een duidelijke visie op hoe een familie zou moeten zijn, wat het gedrag behoort te zijn en welk gedrag vermeden moet worden, zowel van anderen. Meestal sla ik dit gedeelte over, maar ik wilde dit boek wel vergelijken met een verfilming. In dit geval lijkt de film me aantrekkelijker. De films die ik gezien heb geven pas echt een goed beeld van alle pracht en praal van de elite. Hildebrand geeft wel uitgebreide omschrijvingen, maar daar valt geen goede voorstelling van te maken. Ook de gedachten van personages worden in het boek niet zo diep uitgewerkt, het zijn vooral de handelingen, en deze kunnen net zo goed weergegeven worden in een film.
Gebeurtenissen: Het verhaal begint al met een zeer pakkende gebeurtenis, namelijk het overlijden van William Kegge. Je kan ook duidelijk zien dat dit de schrijver zeer gepakt heeft. Hij beschrijft het zeer uitgebreid, vanaf de ziekte: “Wie heeft haar nimmer bijgewoond, die verschrikkelijke worsteling der zenuwen en vaten, waar deze zich onderling het gezag betwisten, totdat de lijder - meestal, helaas!- onder die kampstrijd bezwijken moet.” Tot aan zijn dood en begrafenis: “Een studentenbegrafenis heeft iets plechtigs. Een lange sleep van mensen in de bloei des levens, die in rouwgewaad een lijk ten grave brengen, ten teken dat die bloei des levens niet onschendbaar is voor de dood. Zij weten het wel, maar zij moeten het zien, om zich er van te doordringen. Het zou echter nog veel plechtiger zijn, indien allen doordrongen waren of konden wezen van dit gevoel; indien allen even zeer belang stelden in de overledenen, even zeer deel namen in zin dood; ja, indien maar allen, ook de achtersten, het MEMENTO MORI zien konden dat vooruitgedragen wordt.” Deze gebeurtenis vind ik zeer realistisch beschreven en ook zeer ontroerend. Het maakte echt iets in me los. Het klopt inderdaad dat mensen van mijn leeftijd een bijna zorgeloos ( uitgezonderd van bepaalde schoolpraktijken) leven lijden en er niet bij stilstaan hoe fragiel het eigenlijk is. Iedereen is zo ontzettend druk bezig met leven, met het nu, dat je niet zo snel meer aan de toekomst denkt, dat je het ‘gevoel’ niet kent van het onvoorspelbare, de plotseling intredende dood. Een lichte vorm van memento mori is goed, dat helpt je verstandige keuzes te maken, niet erop los te leven in deze tijd van jeugdige bloei. “O! Gezond zijn is een onschatbaar bezit, maar uit een ziekte te herstellen is een zalig genot!” Dit lijkt vanzelfsprekend maar veel mensen zien niet dat ze ontzettend veel geluk hebben met ene goede gezondheid. Ikzelf weet, na een lange tijd van ups en downs, dat gezondheid zeer kostbaar is, en dat het niet onderschat moet worden. Zo in het algemeen denkt men er niet bij na, maar het is juist goed om stil te staan bij wat je hébt en niet bij de dingen die je niet hébt. Gezondheid wordt hierbij vaak vergeten. Nog een belangrijke gebeurtenis is wanneer Suzette Noiret wordt aangerand door van der Hoogen. Dit werd in die tijd beschouwd als een schande, maar op mij kwam het niet over als aanranding ( kijkend vanuit het huidige tijdsbeeld) , hoogstens een onaangename aanvaring. Maar begrijpelijk vanuit de gewoonten en zeden anno 1840 een schandalige gebeurtenis. Het wordt wel ontzettend opgeblazen, hoewel het zeer realistisch is. Alles gebeurtenissen zijn zeer realistisch, dat het bijna irritant wordt. Er wordt niets teveel overdreven, geen spanning, niets wordt zoetsappiger gemaakt, alleen hapklare brokken van de werkelijkheid. Echt afschuwelijk, de geloofwaardigheid van dit boek is subliem, maar de werkelijkheid is gewoon ontzettend saai. Ik vind het een beetje bedrieglijk dat het verhaal zo’n grijpend begin heeft, de dood van William. Je verwacht dat de rest van de gebeurtenissen net zo mooi omschreven zullen worden. Schijn bedriegt, ik moest me verder worstelen door alles wat er plaatsvond. Nog een overlijden van Moeder Noiret was ontzettend oppervlakkig weergegeven, en totaal niet boeiend. Het werd van de ene kant wel uitvoerig verteld, maar meer bijkomstigheden, van vreemden die plotseling ten tonele verschenen. Geen diepere gevoelens van haar dochter, oppervlakkigheid. De gebeurtenissen nemen daarom ene belangrijkere plaats in dat de gedachten en karakters van personen. Gebeurtenissen en correcte/ incorrecte handelingen zijn in dit verhaal het meest belangrijk. Wel jammer, want ik houd er juist van wanneer de schrijver het karakter van een personage helemaal uitkauwt, de lezer alle hoeken van de geest laat zien. Personages: De hoofdpersoon wordt in het verhaal neergezet als een held. Het gaat hier om het feit dat Hildebrand de juiste gedragsregels hanteert, en daarom een voorbeeldfunctie heeft. Een voorbeeld hiervan is wanneer hij van der Hoogen erop aanspreekt Suzette Noiret te hebben aangerand, hem te confronteren met zijn daden, en de gevolgen. Hier komt hij als zedenmeester en redder van ‘een dame in nood’ naar voren. Maar wat Hildebrand zeer goed heeft uitgedokterd is de titel van het hoofdstuk. Hij zorgt ervoor dat hij zichzelf niet op een voetstuk wil plaatsen maar het toch doet. De titel is namelijk: “Een hoofdstuk, waarmee de auteur ijselijk verlegen is, omdat hij er zelf de mooie rol in speelt, iets dat hij wel weet dat het hem in ‘t geheel niet past, maar dat hij voor ditmaal niet helpen kan.” Een simpele ziel zou hem als bescheiden beschouwen, maar het feit dat hij het, ondanks zijn ‘verlegenheid’, toch verteld maakt zijn eigen verheffing er niets minder om. Ik vind het juist hypocriet om zoiets te zeggen. De ikverteller is iemand die andere personen graag waarneemt. Wat mij dat vooral duidelijk maakte was het hoofdstuk dat een uitje naar een concert beschreef. Je ziet duidelijk dat de hoofdpersoon observeert: “Ik vermaakte mij gedurende het spel machtig met het gadeslaan van een dik heer achter op het orkest” en anderen becommentarieert, meestal uitgesproken negatief. Hij spreekt bijvoorbeeld over een professionele muzikant “hij maakte een stroeve buiging en zetten een gezicht als of hij ons alle verachtte”. De karaktereigenschappen van de hoofdpersoon komen niet uitgebreid aan bod. Hij verkent zijn eigen geest niet, maar door zijn blik op de situatie kun je het karakter toch wel enigszins vorm geven. “(…)een grieve welke ik door alle mogelijke dames tegen alle mogelijke steden heb horen inbrengen, maar waarvan ik het ijselijke zo ijselijk niet inzie.” Hier was Hildebrand in discussie met Henriette. Zij beklaagde zich over het feit dat vrouwen zo beperkt waren in hun omgangsvrijheid. Hildebrand daarentegen lijkt hier niets verkeerd van te vinden. Wat ik hieruit kan concluderen is dat hij niet een grote aanhang was van het ‘verzelfstandigen’ van de vrouw, en zich daar ook niet om bekommerd. “Pas maar op hoor, het is een meisjesgek” - “Dit zijn van die malle gezegden, waarop de patiënt niet veel anders doen kan dan pijnlijk glimlachen.” Dit citaat geeft aan hoe Hildebrand zich in moet houden, en al snel cynisch denkt over opmerkingen. Je merkt heel duidelijk dat Hildebrand een bepaald beeld heeft van mensen. Dit beeld vormt hij zeer snel, maar het is altijd juist. Bijvoorbeeld bij van der Hoogen. Hildebrand noemt hen in het begin al ‘de Charmante’ verwijzend naar zijn vele vleierijen met dames, terwijl hij er op dat ogenblik niet vanaf weet. Pas na later geïnformeerd te zijn ( een background check van vd Hoogen laten maken) blijkt dat hij gelijk heeft. En dat bij ieder personages. Iemand die hij als aardig bestempeld blijkt later in het verhaal ook daadwerkelijk aardig te zijn. Hildebrand geeft zichzelf daardoor een zeer prominente plaats, en heb je als lezer al snel vertrouwen in hem vanwege zijn ‘goede gedrag’. “Wie Hildebrand te logeren vraagt, krijgt, durf ik te zeggen, geen al te lastige gast in hem; maar op één ding is hij zeer gesteld. Hij moet niet alleen een afgesloten hoekje hebben waar hij slaapt, maar ook een afgeschoten hoek waar hij alleen kan zitten; een plaatsje van ontwijk, al is dat dan ook nog zo klein, waar hij zichzelf kan toebehoren en, ongestoord en onbespied gedurende een zeker gedeelte van de dag doen wat hij wil.” Dit is het enige citaat dat direct is zegt over de ik-figuur. De schrijver zet zichzelf hier in de derde persoon, en daarom komt het ook betrouwbaar over. Maar verder verteld hij niet direct over zichzelf, wat tot gevolg heeft dat ik me niet echt in zijn personage in kon beelden. Hij gaf een algemeen beeld, maar als lezer zat je niet in zijn huid, doordrongen van zijn gedachten, je zag de situatie vanuit je eigen ogen, met een eigen mening. Het tweede personage dat een belangrijke rol inneemt in het boek is Vader Kegge. Bij hem zag ik heel duidelijk een mening naar voren komen, en zit karakter maakt ook een soort ontwikkeling door. “ ‘s Mans gelaat was juist niet hoog fatsoenlijk, maar de uitdrukking er van bijzonder vrolijk en joviaal. Zijn verbrande kleur verried de warmer luchtstreek. Hij had levendige grijsblauwe ogen en zeer zwarte bakkebaarden. Zijn haar, waarin op de kruin een aanzienlijk hiaat begon te komen, was reeds hier en daar, naar een uitdrukking van Ovidius, met een weinig grijs doorspoeld.” Dit is de eerste indruk die je als lezer gegeven werd van Kegge. Ik heb dit citaat voornamelijk uitgekozen van de subtiele opmerking van Ovidius die hierin leuk is verwerkt. Kegge komt in deze entree sympathiek over op me. Ook het gesprek dat hij daaropvolgende met Hildebrand aanknoopt getuigt van een warme man met humor. “Je hebt hier adellijke heren en grote hanzen; daar behoor ik niet toe; waarachtig niet; ik ben niet van adel; ik ben geen grote hans; ik ben een parvenu, zo je wilt”. Zo omschrijft Kegge zichzelf. Je komt al snel te weten dat hij van de gegoede burgerij afkomstig is. In mijn optiek was dit een algemeen omschrijvende zin, ik zocht er niets achter, maar wat mij later verraste was een benadering vanuit Hildebrand’s kant op het karakter en de uitlating van Kegge: “Maar mijnheer, schoon alles bruuskerende, wat groot en hoog was, sprak mij veel te veel van adellijke heren en grote hanzen, dan dat ik hem niet van een heimelijke jaloezie verdacht zou hebben. In zijn trots belijden ‘zo je wilt, een parvenu te zijn’ was misschien even veel spijt als oprechtheid.” Dit is de eerste ‘wending’ dat het verhaal aanneemt. Niet zo spectaculair vergeleken met andere boeken, maar in mijn ogen toch wel het meest verrassende in dit boek ( kunt u nagaan hoe ‘enerverend’ het verhaal was…) Later blijkt ook, uit een gesprek tussen Hildebrand en Henriette, wat er precies gaande is tussen de openlijke verafschuwing van Adellijke hanzen door Kegge en zijn eigen positie ( zie verd. Opdr.). Nu maakte Kegge op mij een meer onzekere indruk. “Die barre mijnheer Kegge, zo onafhankelijk, zo luidruchtig, zo opbruisend, en voor geen kleintje vervaard, was kleinmoedig en benepen van ziele om den wille van de gril van een zeventienjarig meisje, dat hij liefhad en vreesde”. Persoonlijk vind ik dit een hele leuke wending, die zeer subtiel in een enkele zin wordt weergegeven. Onafhankelijk en luidruchtig maar kleinmoedig en benepen, en dat alle omwille van zijn dochter, er is toch nog gerechtigheid in de wereld. Een mooie tegenstelling vind ik, het heeft ook iets hilarisch. Kegge wordt hier van zijn voetstuk afgestoten, hij is niet meer onschendbaar met zijn grote fortuin en weelde. En nog als laatste, om het af te leren: “De dochtervrezende vader nam deze gelegenheid waar, om alles wat hij deze morgen verkorven had geheel weder goed te maken”. Ook een bewijs van de tedere kant van kegge. En het woord dochtervrezende vader vind ik al helemaal fantastisch. Dat is nu voorgoed opgeslagen in mijn vocabulaire. De laatste persoon die ik behandel is Hariette Kegge: “Zij had een fijne neus en de mond van William, maar veel schoner ogen dan deze had gehad. Heerlijke, donker, tintelende ogen waren het, die tot in de ziel doordrongen. Als zij ze opsloeg, blonken zij vurig en onversaagd, en toch, als ze ze neersloeg, hadden zij iets zachts en kwijnends.” Wat mij opvalt is dat Hildebrand er een handje naar heeft dames maar al te mooi te omschrijven. Ook bij een ander personages, de freule Constance, beschrijft hij uiterlijke kenmerken van de dames, alsof het godinnen zijn rechtstreeks van de Olympus afgedaald. Henriette Kegge wordt weergegeven als een sterk, maar ook onzeker meisje, op weg naar volwassenheid. Van der Hoogen is hierbij het ultieme personage wat haar met al zijn vleierijen op de proef stelt. In het begin moet ze er niet zoveel van hebben, meer een fatsoenskwestie, maar dan begaat ze de fatale fout door zich iets teveel aan hem te hechten, tot op zekere hoogte dat wel.“Zij vond het onuitstaanbaar dat mensen hier over de gordijntjes gluurden als zij een dame te paard zagen, en dat men zich nooit in deze stad met ene heer in ‘t publiek kon vertonen of er werd gezegd dat men verloofd was.” Dit citaat vond ik opmerkelijk, omdat de rest van de vrouwelijke personages een onderdanige rol krijgen. Henriette Kegge onderscheidt zich door deze gedachtegang, daarom vond ik haar het meest noemenswaardige vrouwelijke personage, dit maakte haar levensecht. Opbouw: Het verhaal is absoluut niet moeilijk van opbouw. Eerlijk gezegd verwachtte ik dat ook, want in de meeste 19e eeuwse boeken hebben schrijvers nog geen kaas gegeten van spanningsbogen, flashbacks en ingewikkelde verhaallijnen. Niet dat ik het ontzettend erg vond, bij dit onderwerp paste het wel. Het verhaal is compleet chronologisch en er komen geen flashbacks voor. Het zou eventueel wel mogelijk zijn, ik kan een voorbeeld bedenken wat het verhaal wat ‘spannender’ zou maken, of op zijn allerminst de lezer nieuwsgierig. Het verhaal zou kunnen beginnen bij de ontmoeting met Kegge, dat Hildebrand wordt uitgenodigd. Wat daarna een flashback zou kunnen zijn is de dood van William, wat dus de gebeurtenis daarna verklaart. Maar aangezien de dood van William geen opvallende plaats heeft in de rest van het verhaal, waarschijnlijk toch onlogisch. Er wordt verder niet op teruggegrepen. Je ziet alles door de ogen van Hildebrand. Maar helaas beperken de gedachten van de hoofdpersoon zich tot cynische kritiek, het geeft een objectieve weergave van de werkelijkheid, maar deels gekleurd door zijn eigen ( niet duidelijk naar voren komende) mening. Hij houdt zich meer op de achtergrond, en geeft meer beschrijvingen van anderen, dan van zichzelf. Aan het einde bleef ik zonder vragen zitten ( mede omdat ik dit verhaal zo snel mogelijk uit mijn geest wil verbannen en me concentreren om hedendaagse literatuur). Er werd op de laatste bladzijde uitgebreid verteld hoe het de personages in de toekomst vergaan was: “Henriette kegge is in het verleden jaar gehuwd met een kapitein der rijdende artillerie (...) De heer van der Hoogen heeft zich in het beheer van zekere aan zijn verantwoording toevertrouwde gelden zo weinig charmant gedragen, dat hij raadzaam heeft geacht op ene goede morgen zijn hotel voorgoed te verlaten.” Zo wordt er ook ene toekomstschets gemaakt van de andere personages. Taalgebruik: Het taalgebruik was niet overdreven moeilijk, het las alleen wat langzamer vanwege de soms was overmoedige zinsconstructies: “Nu heb je ze allemaal gezien, riep papa, de kleinste van de arm der minnen nemende en op zijn schouder zettende(…)" Daarnaast werden er woorden gebruikt die ik anders nooit tegenkom in literatuur, en soms wel een glimlach bij me op wisten te wekken: “drommels, tante! Dat is in de hanenbalken. Sakkerloot, ‘t is hier suffisant donker hoor! Ik ben een kuiken als ik zien kan!” daarnaast maakte ik ook heel duidelijk op dat de heer Hildebrand onderricht is in de klassieken. Hij weet zeer goed overweg te kunnen met bepaalde stijlmiddelen als de Praeteritio: “ ik beschrijf u het diner niet, met al zijn opscherpende tomaat- en andere sausen, cayenne, soya, kruidenazijn(…)”“Dat het servies van zilver en de kopjes van blauw porselein waren, behoeft niet te worden opgemerkt” Door iets ‘niet te noemen’ maar het toch te doen, geeft het een extra nadruk, en wekt het ook een bepaalde nieuwsgierigheid op bij de lezer. Wat mij ook opviel, misschien is het onterecht, was , ik weet het nu even niet te noemen, de ‘vogel-jaloersie’. Ik kan me nog herinneren bij latijn, dat er in de gedichten van Catullus ook ene soortgelijke situatie zich voordeed, en dat de ‘minnaar’ het huisdier van zijn geliefde benijdde. Dat gebeurd tevens bij Hildebrand “De schone brunette hield het gesprek vrij wel gaande, en vulde de gapingen aan door allervriendelijkst met de kaketoe te converseren en hem kleine stukjes beschuit uit haar hand te laten oppikken, bij welke gelegenheid ik doodsangsten uitstond voor haar schone vingeren. Men gevoeld dat ik het begunstigde dier uitermate prees.(…) En zij aaide Coco zo zacht over de kop, dat ik wenste Coca te zijn.” Als laatste was er nog ene zin die in het bijzonder mijn aandacht trok. “ (…)vervolgens een blik te werpen op de kindertjes, die nooit geleefd hebben, der Anatomie, en daarna op de portretten der dode professoren, die eeuwig leven zullen(…)” het is zo’n ontzettend mooie tegenstelling die hier gegeven word, het nooit leven, met het eeuwige leven, de roem, en de eenzaamheid. Deze zin had een grote impact op me, mede omdat het best confronterend is. Politieke achtergronden: In het verhaal komen niet veel voorbeelden van bepaalde politiek naar voren. Twee personages daarentegen laten wel zien dat er wel degelijk een monarchie is. Het gaat hierbij om freule constace ( de adel) en haar vader, de baron: “op die dag, stond ik op het bordes van het huis des heren Willem Adolf baron van Nagel, lid van de ridderschap, en burgemeester van de stad(…)” Hildebrand brengt hem een bezoek betreffende van der Hoogen en nog een gunst voor Suzette Noiret. De baron komt duidelijk naar voren als de beslissende persoon qua politiek ( hij heeft namelijk de macht soldaten uit te naar West Indien)
Sociaal-economische achtergrond: In een passage, waarin Hilebrand duidelijk zijn mening kenbaar maakt over de ‘standen’ en over het maatschappelijke gedrag, wordt de kern van het verhaal samengevat:“ Er zijn in iedere stad huisgezinnen, die volstrekt niet georiënteerd zijn in hun eigenlijke plaats en stand; familiën zonder familie, die de neus optrekken voor de eenvoudige, de deftige burger, wiens vader en grootvader ook eenvoudige en deftige burgers waren, maar verbaasd staan dat de eerste kringen hen niet met open armen ontvangen.(…) Weet gij dan niet, dat indien de kringen, welke gij zo verlangend zijt binnen te treden, zich voor u openden, gij in gestadige angst zoudt verkeren voor een toespeling op uws vaders afkomst, een hatelijkheid op uw aangewaaide rang? Zou het niet veel beter zijn, indien gij u rustig aansloot aan de stand waartoe gij behoort, die even goed is als een hogere, en waarin gij zoudt worden geëerd en ontzien? Moest gij niet veel liever de eerste onder de burgers dan de laatste, de bij gedogen toegelatenen, onder de grote zijn? Waarlijk ik begrijp hun terughoudendheid beter dan uw eerzucht.” In de rest van het verhaal wordt nergens zo diep op een onderwerp ingegaan. Deze visie maakt ook duidelijk dat Hildebrand het gedrag van Kegge niet goedkeurt. Hij is namelijk gegoede burgerij, maar wil tot de adel behoren. Omdat dat waarschijnlijk niet al te gemakkelijk gaat, vervloekt hij publiekelijk de adel, en ergert hij zich hieraan. Hildebrand is daarentegen van mening dat hij zich moet gedragen naar zijn stand. Waaruit ik ook merkte dat hem dit aantrok was de volgende vergelijking: “Gij zijt vledermuizen, bij de vogelen niet gezien, en de muizen verachtende, die geen ander genoegen hebben dan in het schemeruur wat vertoning te maken met een soort van vleugelen, die haar waarlijk staan of ze haar niet toekomen” Een duidelijke vergelijking, wat enigszins de ‘woede’ of de ergernis van Hildebrand weergeeft. Culturele achtergrond: Wat in het verhaal zeer duidelijk naar voren komt, is dat het nog iets wegheeft van een zedenroman. Hildebrand laat duidelijk merken wat goed en slecht gedrag is, en hoe men zich behoort te gedragen. Hij doet dit doormiddel van milde spot, met de bedoeling menselijk gedrag een spiegel voor te houden. Het heeft een opvoedkundig tintje, niet direct als bijvoorbeeld ‘Cornelia wildschut’ maar verborgen. De lezer zal in ieder geval over zijn gedrag na gaan denken. Literaire stroming en genre: ‘De familie Kegge’ is een vroeg voorbeeld van het opkomende realisme. Hildebrand geeft nog geen volkome objectieve weergave van de werkelijkheid. Het is mild-spottend en heeft een commentaar leverende verteller. Deze vorm van realisme kun je tot het idealistisch realisme beschouwen: de werkelijkheid word niet beschreven om de objectiviteit, maar om een zedelijke verbetering van het publiek te bewerkstelligen. De mentaliteit die Hildebrand in zijn personages naar voren laat komen is die van de ‘la belle epoque’ De gegoede burger dacht in een volkomen veilige en overzichtelijke wereld te leven, maar de schrijver laat hem de keerzijde zien. In dit geval dus het verkeerd handelen van personages. Bijvoorbeeld van der Hoogen wanneer hij als laatste wanhoopspoging nog een brief heeft geschreven: “Sedert gij in uw huis personen admitteert,, die mijn goede naam pogen te bezwalken en te belasteren, zie ik mij genoodzaakt maf te zien om het zelve verder te frequenteren” Hierop maakt Hildebrand duidelijk van zijn daad Suzette Noiret aan te randen: “De Heer van der Hoogen anticipeert zijn vonnis; ik ben nu wel genoodzaakt te zeggen wat ik denk. De heer van der Hoogen heeft zich aan mij als een slecht voorwerp, een verachtelijk mens doen blijken.” Als subgenre kun je het verhaal rekenen tot luimige poëzie. Het is ook mild-spottend over de burgerlijke leefwijze, en het taalgebruik en de stijl hebben veel weg van poëzie: “De hoornist blies zijn wangen op, zijn ogen uit en zijn hoorn vol.” Ook is de inhoud niet al te moeilijk, en kan het gemakkelijk gelezen worden door ieder publiek, net als de luimige Poëzie die werd voorgedragen. Na het maken van de verdiepingsopdracht is mijn persoonlijke mening niets veranderd. Ik had al tijdens het lezen van het boek een bepaalde indruk ontwikkeld, en deze is niet veel meer uitgebreid geworden. Het enige aspect van dit boek wat ik meer ben gaan waarderen is de uitwerking van het genre ( een van de laatste opdrachten uit verdieping). Van tevoren wist ik wel dat het boek uit het beginnend realisme stamde en dat het een mild-spottende ondertoon bevatte. Ik vond het wel verrassend dat het tevens tot de luimige poëzie werd gerekend. Mijn eindoordeel is niet negatief maar ook niet positief. Het is geen boek dat ik voor mijn plezier zou lezen. Het heeft daarentegen wel weer wat bijgedragen aan mijn algemene ontwikkeling en literatuurgeschiedenis is over het algemeen wel interessant. Zo zie je ook de ontwikkeling van de literatuur, en kun je paralellen trekken met de hedendaagse boeken, de leefsituatie etc. Ik denk niet dat ik nog 19e eeuwse boeken ga lezen. Daarentegen lijken mij fin de siècle boeken wel interessant. Vooral vanwege de wat droevigere ondertoon. Waarschijnlijk wordt het ‘een nagelaten bekentenis’ van Emants ( nl ook de toneeluitvoering gezien en was fantastisch). Ik ben zeer tevreden over de beschrijvingsopdracht. Vanwege het wat kortere verhaal hoefde ik niet snel te lezen en zag daarom geen dingen over het hoofd. Relevante tekstpassages heb ik er grotendeels uitgehaald, en ook citaten die mij persoonlijk aanstonden. Ik had niet verwacht dat het zo uitgebreid zou worden, blijkbaar kun je de stortvloed van gedachten niet tegenhouden als het eenmaal op gang is gekomen. De verdiepingsopdracht verliep ook goed. Wat meer problemen aan die kant vanwege de citaten. Vooral de sociale klassen was gemakkelijk, dat domineerde het boek, maar ik had wel moeite met de politieke achtergronden goed vorm te geven. Het lezen van het boek viel mee. Niet erg veel woorden konden me van mijn stuk brengen, en de zinsconstructies waren al gewend bij het lezen van andere boeken. Met het maken van ieder leesdossier ben ik meer vertrouwd geworden. Ik weet nu goed waar ik op moet letten, ook tijdens het lezen van het boek. Ik weet ook goed welke boeken mij interesseren, en dat een boek me kan verrassen. Met het maken van de leesdossiers doe ik steeds meer kennis op. Niet alleen theoretisch, maar ik weet ook beter mijn gevoel in boeken te leggen, en een duidelijke mening e vormen op basis van argumenten. Eerst zou ik 19e eeuwse boeken hebben verafschuwd, nu zie ik wel degelijk de noodzaak voor mijn ontwikkeling er van in. Verder heb ik een bepaalde formule voor het maken van leesdossiers, en deze ga ik volgende keer zeker toepassen. Het enige wat dan anders zal zijn is een uitsluitend positief leesdossier, aangezien ons dan zelf de keuze gelaten word uit een ruimer assortiment boeken te kiezen.

REACTIES

S.

S.

OH onze grote dank voor dit prachtige product....
eindelijk kunnen we een stukje plagiaat ook echt gebruiken.....
met vriendelijk groeten wachten wij op meer werk van dit kaliber
sander en onno
5 gymnasium

volgend jaar 5 havo

22 jaar geleden

F.

F.


Jeanne, taalkundig een prima verslag!

21 jaar geleden

F.

F.


Beste Jeanne, ik blijf erbij dat ik de zinsbouw,
formulering, en spelling t.o.v andere uittrek-
sels perfect vindt !!. Ik kan het nl. ook weten
want ik studeer ook ( lerarenopleiding )
Nederlands !
Met vriendelijke groet,
Freddy.

21 jaar geleden

E.

E.

Ik vond hem heel goed.
Ik heb 'm vol aandacht gelezen!
Veel succes nog op school!

19 jaar geleden

C.

C.

Ik ga het boek nu lezen, ben benieuwd. En die Freddy wordt een goede leraar: "ik vindt" haha!

12 jaar geleden

M.

M.

Veel werkwoordspellingsfouten! Je doet erg je best om intelligent over te komen maar zorg dan dat op zijn minst de grammatica in orde is! En al helemaal in zinnen waarin je Ovidius noemt en noemt dat je Latijn volgt!

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Camera Obscura door Hildebrand"