Titel: Blauwe plekken Auteur: Anke de Vries Samenvatting: Judith woont met haar moeder en broertje in een huis. Haar vader heeft ze nooit gekend want hij is vertrokken toen Judith nog heel jong was. Het broertje van Judith heet Dennis. Omdat Judith’s moeder niet vaak thuis is moet Judith veel op haar kleine broertje passen. Haar moeder is even niet thuis en Judith zit naar de radio te luisteren. Opeens hoort ze een deur dicht slaan. Ze weet even niets te doen. Ze wil net de radio uitzetten maar het is al te laat. Haar moeder staat in de deuropening. Ze merkt dat de radio aan staat, terwijl Judith haar huiswerk aan het maken is. Judith probeert veel klappen te ontwijken maar tevergeefs, op het einde is ze veel te moe om de klappen nog van haar af te weren. ’s Avonds ligt ze in haar bed, alles doet pijn bij haar. Haar moeder komt huilend naast haar zitten. Ze begrijpt zelf niet waarom ze Judith nou slaat. Ze zegt dat Judith maar een paar dagen thuis moet blijven van school. Totdat de blauwe plekken weg zijn getrokken. De volgende dag, Judith doet Dennis in het bad, maar Dennis werkt niet goed mee en schopt zijn nieuwe schoentje in het water, op dat moment staat haar moeder achter haar, ze wilde kijken hoe het ging. Ze zegt dat Judith het expres deed om haar te pesten. Judith krijgt weer een pak slaag, net als de vorig keer probeert ze die te ontwijken maar dat houdt ze niet lang vol. Ze zou nu nog langer thuis moeten blijven van school. Haar moeder is in die 2 weken dat Judith thuis is wel heel aardig voor haar, maar ze is toch blij dat ze weer naar school kan. Na school ziet ze dat ze een lekke band heeft. Judith schrikt, ze komt zeker te laat op de crèche als ze zou moeten lopen. Michiel neemt haar mee naar huis en plakt bij hem thuis de band. Bij Michiel belt ze de crèche dat ze wat later komt. De begeleidster van de crèche wilde wel wachten. Een halfuur later komt ze bij de crèche en haalt haar broertje op. Die avond ligt Michiel in bed te denken over vroeger, hij woonde samen met zijn vader in Amerika. Hij kan niet goed leren omdat hij dyslectisch is. Zijn vader had dit niet door en elke keer dat hij een slecht cijfer haalde kreeg hij problemen met hem. Op een dag liep Michiel weg. Er stond een garage open, er stond een auto in, hij was open en michiel ging er in slapen. Een vrouw zag hem de volgende dag in de auto liggen en haalde hem eruit. Ze stelde zich voor, ik heet Helen. Hij zat nog een hele tijd met haar te praten. Michiel had verteld dat hij dyslectisch is en dat zijn vader dat niet door had. Ook had hij verteld dat hij gym wel heel leuk vond maar zijn vader vond belangrijk. Helen was gymlerares, zij was het totaal met Michiel eens. Ze belde Michiel’s vader op en die kwam hem ophalen. Een paar weken later kwam tante Elly. Die besloot met zijn vader, Michiel mee te nemen naar Nederland. Hier was hij heel blij. Op een avond komt Judith’s moeder thuis met een vreemde man. Hij vertelt dat hij Nico heet. De volgende dag mist Judith’s moeder geld uit haar beurs en ze denkt meteen dat Judith het gestolen heeft. Ze slaat Judith, ze heeft die avond overal pijn. Haar moeder komt huilend naast haar op bed zitten. Ze begint te snikken. Ze zegt dat ze zelf ook niet weet waarom ze het doet. Weer meldt Judith zich ziek. Michiel wil bij Judith op bezoek gaan. Hij belt aan zei maar er doet niemand open, omdat Judith niet open mocht doen van haar moeder. Michiel gaat naar de slager op de hoek van de straat. Daar belt hij Judith op. Hij zegt dat hij naar haar toekomt en wacht niet op antwoord. Judith schrok. Ze kon nu niet meer doen alsof ze niet thuis is. Wanneer Michiel weer weg gaat, probeert ze alle sporen uit te wissen. Met een beetje geluk merkt haar moeder er niets van. Haar moeder komt binnen en begroet haar, ze geeft Judith een plastic tas waar een rode trui in zit. Ze doet hem meteen aan en laat hem aan haar moeder zien. Maar wanneer ze hem aan haar moeder laat zien, wordt ze meteen kwaad. Ze zegt dat ze hem meteen uit moet trekken. Judith snapt er helemaal niets meer van. Waarom is het humeur van haar moeder ineens zo omgeslagen. Judith gaat na haar eerste bezoek bij Michiel iedere keer tussen de middag bij Michiel thuis eten. Meestal, behalve op dinsdag, rijdt Michiel met Judith mee naar huis. Judith heeft hem, toen hij bij haar op bezoek was en haar blauw gezicht en blauwe plekken zag, wijs gemaakt dat een paar jongens bij haar uit de buurt haar geslagen hadden. Michiel heeft toen aangeboden om vanaf die dag met haar mee te fietsen. Michiel komt op bezoek omdat Judith weer ziek is. Maar hij mag niet binnen komen van Judith’s moeder. Ze wordt weer boos op Judith en slaat haar weer. Deze keer zelf zo hard dat ze een hersenschudding op loopt en nog langer thuis moet blijven. Als Judith weer naar school gaat ziet ze dat Michiels plaats leeg is. Ze vraagt aan de meester of hij wat van Michiel weet. De meester weet dat hij ziek is. Na school hoeft ze Dennis niet op te halen, dus gaat ze meteen naar Michiel toe. Michiel vertelt dat zijn vader in Nederland is. Zijn vader is verandert sinds de laatste keer dat hij hem zag, waarschijnlijk door zijn nieuwe vriendin Helen, de vrouw waar Michiel in de auto lag te slapen toen hij was weggelopen. Tante Lies, een tante van Judith, komt bij Judith logeren. Als Judith binnen komt, stelt haar moeder haar voor aan haar tante. Tante Lies geeft haar 2 zoenen en zegt dat ze precies lijkt op, ze kan haar zin niet afmaken omdat Judith’s moeder haar onderbreekt door te vragen of ze nog thee wilt. Dan begint haar tante weer, niet te geloven, zegt ze, zoals jij op, Judith’s moeder onderbreekt haar weer door te zeggen dat Judith even een andere trui moet aantrekken. Judith gaat naar boven. Terwijl dat zij haar rode trui aan trekt, hoort ze haar moeder schreeuwen tegen tante Lies. Wanneer ze weer naar beneden komt schrikt haar moeder zo erg dat ze op haar af komt lopen, Judith gaat bang achteruit. Hierbij stoot Judith per ongeluk een glas om dat kapot op de grond valt. Ze moet meteen naar boven van haar moeder. Haar tante komt naar boven en probeert haar te troosten. Die avond vertelt haar tante dat ze erg op haar neefje Dicky lijkt. Hij was door het ijs gezakt en verdronken. Ze vertelt ook dat Judith’s moeder op hem moest passen tijdens het schaatsen. Na een week gaat tante weer weg. Judith’s moeder komt weer eens thuis met Nico. Judith ziet dat Nico iets uit haar tas haalt. De volgende ochtend komt haar moeder op haar kamer en dreigt haar weer te slaan als ze het niet terug geeft. ze verteld wat ze heeft gezien. Haar moeder wordt daardoor zo woedend dat ze haar weer begint te slaan. De volgende dag neemt ze Nico weer mee in huis, deze keer heeft ze op al haar geld haar naam gezet. Wanneer ze weer in haar jas kijkt is het geld eruit, ze vraagt aan Nico of ze zijn geld mag zien. Nu ziet ze haar naam op het geld staan, ze gooit hem het huis uit. En biedt haar verontschuldiging aan aan Judith. Judith’s meester wil contact opnemen met haar moeder omdat Judith niet vaak meer op school is. Als de meester Judith’s moeder belt probeert ze er onderuit te komen. Maar ze maken toch wel een afspraak. Op die dag komt Judith’s moeder niet op de school. Ze zegt dat ze het vergeten is en belooft dat ze voor paasvakantie nog even langs komt. Ook daarvoor bedenkt ze een smoes. Na de paasvakantie komt Michiel op school. Hij ziet dat de bank van Judith leeg is en vraagt aan de leraar of hij weet waar Judith is. De leraar weet het niet en belt naar haar huis, niemand neemt op. Een paar dagen later belt Judith Michiel op. Michiels eerste vraag is waar ze is. Ze antwoordt dat ze nu in Leiden woont. Michiel vertelt dat aan het leraar en die belt de scholen in Leiden op om meer te weten te komen. De volgende dag staat Michiel bij haar school in Leiden. Hij geeft haar een beer en ze praten een poosje. Judith moet nog boodschappen voor haar moeder halen maar dat is ze vergeten. Als haar moeder thuis is kijkt ze in de boodschappentas en ziet een beer. Ze zegt dat ze die gekocht heeft van het boodschappengeld en gooit haar tegen het keukenaanrecht. Ze krijgt bijna geen lucht. Nu wil ze weg. De volgende dag wacht ze tot Dennis en haar moeder weg zijn. Ze gaat naar het station en koopt een treinkaartje. Enkele reis Den Haag.