Vragen bij het boek: “ Blauwe Maandagen “ van Arnon Grunberg. 1. Wat was je verwachting van het boek voordat je het ging lezen? Waarover dacht je dat het zou gaan? Waarop was dit gebaseerd? Mijn verwachting van het boek “Blauwe Maandagen” van Arnon Grunberg was dat het vooral een rommelig boek zou zijn. Dit kwam door de kaft waarop een enigszins vage tekening stond. Ik dacht dat het boek zou gaan over hoeren, seks, drankmisbruik, eenzaamheid en verval, doordat deze onderwerpen op de kaft stonden en beschreven werden in de recensies. Ik ben het boek gaan lezen op aanraden van een bibliothecaresse die mij vertelde dat het boek uitstekend in het thema Dood en Verval zou passen. 2A. Welk personage vind je het sympathiekst en welk personage het minst? Leg dit uit aan de hand van citaten. Geef aan of je mening in veranderd in de loop van het verhaal. Ik heb in dit boek geen enkel sympathiek personage kunnen vinden, bijna allemaal worden alleen hun slechte kanten beschreven en kom je niks te weten over (eventuele) goede kanten van de verschillende personages. De enige mensen die zo af en toe nog aardig overkomen zijn de vele hoeren die in het boek voorkomen maar aangezien zij dit beroepsmatig doen vind ik dit geen sympathieke personen. Het personage dat ik het minst sympathiek vind is de moeder van de hoofdpersoon. Hier volgen enkele citaten: Tegen mij zei ze: “ Jij bent net zo’n ongedierte als je vader, de hele familie van je vader is ongedierte en ongedierte eet maar van de grond.” Daarna gooide ze het eten, een biefstuk met brood, dat ze voor mij had bewaard zo over het Perzisch tapijt. Toen brak de hel pas goed los. ( Blz. 30) Mijn moeder begon door het huis te ijsberen. Mijn vader draaide de radio harder om het gebrul van mijn moeder niet te hoeven horen. Ze gooide de pan met haringsla weg. We aten altijd haringsla na Grote Verzoendag. Ze liep de tuin in. Ze riep: “Alle mensen zijn kwallen, jullie zijn allemaal kwallen.” (Blz. 51) “Vroeger op school hield ik mijn jas altijd aan,” vertelde ze. “Ik wilde mijn jas niet uit- doen. Want ik was bang dat ze mijn jas zouden stelen. Tot ze me begonnen te slaan. Doe je jas uit riepen ze, anders vat je kou. Karlchen wilde zijn jas ook nooit uitdoen. Wij waren de enige twee die onze jassen niet uit wilden doen. Daarom moesten we naast elkaar zitten. Hij fluisterde altijd in mijn oor: “Ik heb een mes in mijn jas daarom houd ik hem aan.” Maar ik had geen mes in mijn jas, ik was gewoon bamg dat ze hem zouden stelen. Ik wilde met hem trouwen. Ik wilde dat we elkaar alles lieten zien. Ik heb hem ook alles laten zien. Voor een stuk worst. (Blz. 53) Mijn moeder vertelde: “ de dood is net zo saai als dit leven, maar ik wil nog niet dood, want dat plezier gun ik jullie niet. Bovendien vertrouw ik het paradijs niet.” (Blz. 67) Mijn mening is in de loop van het verhaal niet veranderd, omdat de moeder precies hetzelfde blijft als in het begin. Ook kom je niks over haar verleden te weten wat haar gedrag misschien zou kunnen verklaren. 2B. Denk je dat het perspectief van het boek nog iets te maken heeft met je keuze bij A? Leg uit. Ja ik denk van wel, omdat de hoofdpersoon iedereen van zijn slechtste kant beschrijft en hierdoor mijn keuze ontzettend beïnvloedt. Ik kom er namelijk niet achter welke goede kanten zijn moeder heeft en kan zo dus niet de afweging maken of zij de minst sympathieke persoon uit het verhaal is. Maar gebaseerd op de informatie die ik wel heb vind ik de moeder van de hoofdpersoon het minst sympathiek. 3A. Kies een personage uit het boek dat een probleem heeft en omschrijf het probleem. De “ik”, Arnon Grunberg, heeft het grootste probleem en daar draait het hele boek om. Arnon Grunberg maakt zichzelf stelselmatig kapot. Hij weet dit maar geeft er niet om omdat volgens hem het leven toch geen zin heeft en dat hij een volkomen nutteloos leven leidt. Hij drinkt te veel, gaat zeer vaak naar de hoeren en heeft overal schulden. Hij bedriegt zijn moeder door aan haar geld te vragen om deze schulden af te lossen maar gaat met dat geld weer naar de hoeren. Hij raakt steeds meer vervreemd van mensen en het sociale leven waardoor hij min of meer contactgestoord wordt. Hij heeft slechts met een enkele mensen een zeer summier contact maar zij zijn haast nog vreemder dan de “ik” zelf. 3B. Wordt dit probleem opgelost? Zo ja, hoe? Zo nee: waarom niet? Het probleem van de “ik “ (zelfdestructie) wordt niet opgelost. Waarschijnlijk raakt hij alleen maar verder verloederd omdat hij aan het eind van het boek bij een louche escortbureau gaat werken als “male escort”. Hij heeft nog steeds een drankprobleem, heeft grote schulden enz. enz. 3C. Zou jij ook voor deze oplossing hebben gekozen, of als het niet wordt opgelost zou jij wel een oplossing zien? Leg uit. Als er een andere hoofdpersoon was misschien wel maar deze persoon heeft zichzelf al te zeer vernield om nog geholpen te worden. Hij is te wereldvreemd om aan iemand hulp te vragen en het geld wat hij krijgt gaat op aan drank en hoeren. Zo blijft hij schulden houden en komt in een vicieuze cirkel terecht.