er ben, ik ben er immers. En toch is het zeker dat ik
4. Hoofdpersoon. De hoofdpersoon is de 40-jarige schrijver Jeroen Brouwers. Je mag hem identificeren met de ik-persoon omdat die ook Jeroen Brouwers heet. Door het verblijf in het Jappenkamp is hij getekend: hij heeft niet geleerd iets te voelen. Hij voelt voor zijn vrouw geen liefde, omdat ze na de bevalling van hun dochter haar schoonheid heeft verloren. Ook voor zijn moeder voelt hij na een mishandeling in het kamp geen liefde meer om dezelfde reden. Hij heeft vaak last van angstaanvallen en voelt zich schuldig nu zijn moeder is overleden omdat ze nooit meer normaal met elkaar om zijn gegaan. Het kampverblijf heeft een grote invloed op zijn persoonlijkheid en leven. Bijpersoon: Moeder Brouwers. In het kamp verzorgde en beschermde moeder haar gezinsleden en haar moeder de hele tijd. Ze had het zwaar, ze gaf haar eten soms weg en was soms ziek. Ze probeerde de moed erin te houden en Jeroen was haar lieveling, ‘’…het enige wat ik nog heb.’’ 5. Tijd. ♦Er verloopt ongeveer één week. ♦Het verhaal is niet chronologisch verteld. ♦Er zijn veel flashbacks: naar het Tjidengkamp en naar zijn tijd met Liza. 6. Vertelsituatie. Ik-vertelsituatie, Jeroen Brouwers is de ik-persoon. 7. Ruimte. ♦Het verhaal speelt in het huis van Brouwers en de stad waar hij woont, een ander deel van het verhaal speelt in het Tjideng-kamp in Japan. ♦Het weer is heel zonnig, in het kamp is het bloedheet. Bij Brouwers thuis is het regenachtig. 8. Opbouw. ♦Het verhaal begint ab ovo, bij het binnenkomen van het bericht dat Brouwers moeder is overleden. ♦De climax ligt op het moment dat Brouwers op het tijdstip van de crematie naar het bos rijdt om zijn moeder te gedenken. 9. Thema en motieven. Het thema is verstarring, sinds het verblijf in het kamp is Brouwers emotioneel verstard. Motieven zijn: moederfiguur, eelt, schuld, angst, kikker, dood, web, wind, kampverschrikkingen. 10. Bedoeling. De bedoeling van het boek is de verschrikkingen van het kamp verwerken en duidelijk maken dat de Jappenkampen niet zo waren als men zegt: e waren net zo erg als de Duitse en niet grappig en heel zwaar. 11. Taal. ♦Het taalgebruik is niet moeilijk, in sommige passages wordt het verhaal wat van de hak op de tak verteld. ♦Er komen een paar Japanse kreten voor in het boek, maar die worden wel vertaald. C. Mening. Ik vond het boek niet heel fantastisch. Ik houd niet van jeugdherinneringen en -trauma’s. Ik vond dat er niet zoveel werd uitgewijd over hoe de relatie tussen moeder en Jeroen was. Dat had van mij wel iets meer gemogen. De angstaanvallen van Brouwers zijn uitgebreid en beeldend verteld, maar het is mij niet duidelijk waar ze precies door veroorzaak worden. Over het algemeen vond ik het boek een beetje niets zeggend, niet indringend, zoals voorop staat. Als Brouwers dat wil bereiken met de gedetailleerd beschreven mishandelingen is hij daar bij mij niet in geslaagd, ik vond ze soms overdreven vies. Ik had verwacht dat er meer in het boek zou zitten. D. Informatie over de schrijver. E. Bronvermelding. ♦Middenkatern uit het Bulkboek Bezonken rood. ♦Prisma uittrekselboek deel 1. F. Datum. 30 maart 1999.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden