1. Beschrijvingsopdracht:
Ik heb dit boek gekozen, omdat er veel korte gedichten instaan, maar ook lange. Het zijn geen vrolijke gedichten. Ze gaan allemaal over het leven. Ik heb juist deze bundel gekozen, omdat ondanks dat het onderwerp gelijk blijft, de gedichten telkens over iets anders gaan. Zo is er een gedicht over de pil en weer een ander gaat over begraven.
Samenvatting:
Deze gedichtenbundel bevat 70 gedichten. Ze gaan allemaal over verschillende alledaagse bezigheden. Bijna alle gedichten zijn een beetje negatief. Het loopt meestal treurig af.
Titelbeschrijving:
Judith Herzberg, Beemdgras. Groningen 1994 (druk niet bekend)
Persoonlijke reactie:
Nadat ik de gedichten bundel een beetje doorgebladerd had, dacht ik dat het niet moeilijk zou worden. Er zaten ook inderdaad een aantal gedichten in die goed te begrijpen waren. Maar helaas stonden er ook gedichten in waarvan ik dacht: “oké, waar slaat dit op”. Zoals het gedicht ‘Vraag’. Ik zou niet weten wat je over dat gedicht zo moeten vertellen, behalve dan dat het een onnozel gedicht is. Verder waren de gedichten niet echt moeilijk om te lezen.
2. Verdiepingsopdracht:
· Ik had verwacht dat het niet erg moeilijk zou worden, omdat er niet extreem lange gedichten in staan. Verder wist ik niet echt wat ik ervan moest verwachten.
· Voor deze opdracht heb ik het gedicht ‘afwasmachine’ gekozen.
In dit gedicht wordt telkens herhaald dat er geen communicatie meer is tussen de afwasser en zijn bestek. Vanaf nu doet de afwasmachine het werk. De woorden in dit gedicht verwijzen weer naar andere woorden. Het is een samenhang van woorden, ze gaan allemaal over het bestek. Zo wil de schrijfster dat de aandacht volledig op de tekst is gericht. En dat is dan de literaire functie van dit gedicht.
· Ik heb het gedicht ‘zo worden we slapende oud’ gekozen.
“ZO WORDEN we slapende oud maar in de tropen je handen ruik ik nog zand, zon, after shave en balsa hout.”
Dit is het laatste gedicht van de bundel. De typografie bij dit gedicht is erg belangrijk. Het gedicht bestaat maar uit 4 regels en staat helemaal onder aan de bladzijde. Zo zie je meteen al dat dit gedicht iets wil zeggen, zonder de inhoud te hebben gelezen. Het wil zeggen dat dit het laatste gedicht is uit de gedichtenbundel.
Eindrijm: De eerste en laatste regel bestaat uit eindrijn en wel: oud-hout.
Volrijm: deze eindrijn is tegelijkertijd ook volrijm.
Halfrijm: zo-worden, ruik-ik, nog-zon, zand-after-shave.
Alliteratie: worden-we, zand-zon.
Rijmschema: abca
Strofenbouw: 1 strofe van 4 regels dus een kwatrijn. Gedichtenvorm: 1 kwatrijn. Metrum: wel ritme, maar hij wijkt af van het metrum. Antimetrie: dat is hier dus het geval. Ritme: zie je duidelijk naar voren komen in dit gedicht, zoals het woord ‘zon’, krijgt in vers 3 een accent. Enjambement: regel 2 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘ruik’ krijgt hierdoor extra aandacht. · De twee gedichten die ik voor deze opdracht het gekozen zijn: “eind van de winter en juist ook het praten van mensen”, “pil” Eind van de winter en juist ook het praten van mensen: Stijlfiguren: Tegenstelling: niet aanwezig. Herhaling: het woord geen wordt ongewijzigd herhaald. Paradox: beginnen-eind. Opsoming: geen stof, geen vocht, geen rimpel. Parallelisme: niet aanwezig. Pleonasme: niet aanwezig. Tautologie: niet aanwezig. Hyperbool: helderder dan water is de lucht doorzichtig stil. Eufemisme: niet aanwezig. Beeldspraak: Metafoor: het object ontbreekt. Pil: Stijlfiguren: Tegenstelling: niet aanwezig. Herhaling: de woorden kip en wil worden ongewijzigd herhaald. Paradox: niet aanwezig. Opsoming: de zwanenbloem, familie zwanenbloem, een klok, een kangroe, seringen.. Parallelisme: niet aanwezig. Pleonasme: niet aanwezig. Tautologie: niet aanwezig. Hyperbool: niet aanwezig. Eufemisme: niet aanwezig. Beeldspraak: Vergelijking met als: een kip wordt vergeleken met een meisje of vrouw. · Het is een serieuze bundel zonder enige vormen van ironie. Het taalgebruik heeft vooral een expressieve functie. De taal wordt in de eerste plaats gebruikt om de emoties zo goed mogelijk weer te geven. Het gaat hier dan vooral om droevige emoties. Zoals bij het gedicht: “hij deed zijn best”, hier wordt in maar 4 regels een mislukt huwelijk uitgebeeld. Treurig, eenvoudig, maar toch vol met betekenis. · Ik denk dat er in deze gedichten bundel wel sprake is van een cyclische opbouw. Het eerste gedicht gaat denk ik over het begin van het leven, in de rest van de bundel gaat de schrijfster dieper in op de alledaagse dingen. Het laatste gedicht beschrijft ook de laatste fase in het leven. Het begin en het einde sluiten dus mooi op elkaar aan en is dus cyclus voltooid. · Thematische laag: de gedichten gaan over het leven van iemand, ze beschrijven zo uitvoerig mogelijk het leven van een vrouw, denk ik. Ik denk dat het een vrouw is door het gedicht ‘pil’ en zoals we allen weten slikken voornamelijk vrouwen de pil. Motieven: Algemene motieven: verdriet, ongeluk. Verhaal motieven: dat het leven zwaar is. Leidmotief: niet aanwezig. Titel: de titel van de bundel is beemdgras, de titel verwijst naar het eerste gedicht in de bundel en ik denk het daarom de titel van de bundel is geworden. · Opdracht 10: Groei: Ø Thematische laag: dit gedicht gaat over de groei, en wel vanaf de geboorte tot aan het einde van de pubertijd. Het gedicht loop dus tot het volwassen zijn. En gaat dan wel specifiek over het groter worden, in termen van lengte dus. Ø Motieven: Algemene motieven: onmacht. Verhaal motieven: dat je niks aan de groei kunt doen. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: degene die groeit wordt met een makreel vergeleken. Ø Stijlfiguren: Tegenstelling: winnen –verloren Hyperbool: in volle bloei bij de geboorte. Eufemisme: ontrijpt bij het volwassen worden. Ø Enjambement: is niet aanwezig in dit gedicht. In deze drukke gelukkige jaren: Ø Thematische laag: dit gedicht beschrijft hoe vol de wereld aan het woorden is en wie zijn schuld dat is. En diegenen dat zijn wij, wij zorgen voor overbevolking. Ø Motieven: Algemene motieven: drukte. Verhaal motieven: dat de wereld steeds drukker wordt. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: wij worden met reuzen vergeleken die denken nooit genoeg te hebben. Ø Stijlfiguren: Opsoming: opslag, afslagplaatsen en fabrieken. Tautologie: wij – het zelf. Hyperbool: op dit ons platgetrapte gras ouder dan wij, al van de derde dag. Ø Enjambement: - regel 1 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘karteliger’ krijgt hierdoor extra aandacht. - regel 8 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘zielen’ krijgt hierdoor extra aandacht. Stadsgeluiden: Ø Thematische laag: dit gedicht beschrijft de geluiden die je hoort als je in een stad leeft. Ø Motieven: Algemene motieven: geluiden Verhaal motieven: je hoort van alles in een stad. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: de stad wordt hier vergeleken met een schilderij Ø Stijlfiguren: Er zijn in dit gedicht geen stijlfiguren gebruikt
Tegenwoordigheid: Ø Thematische laag: dit gedicht gaat over hoe het leven nu is en dat je niet zozeer aan het verleden moet denken. Ø Motieven: Algemene motieven: nu . Verhaal motieven: dat niets oud is. Leidmotief: oud. Ø Beeldspraak: Niet aanwezig in dit gedicht. Ø Stijlfiguren: Herhaling: het woord oud wordt ongewijzigd herhaald. Parallelisme: maar. · Judith Herzberg probeert de realiteit op een persoonlijke manier te vertellen. Ze wil de gedichten niet onpersoonlijk laten worden. Ze probeert ook een samenhang tussen de gedichten te creëren en ik vind dat haar dat erg goed is gelukt met deze bundel, beemdgras. 3. Evaluatie: De gedichten waren wel leuk om te lezen, ook al zaten er een aantal gedichten tussen waar ik de betekenis niet van snapte. De gedichten waren normaal geschreven en waren dus ook niet moeilijk om te lezen.. Ik ben wel tevreden over het uitvoeren van de beschrijvingsopdracht en ook wel over de verdiepingsopdracht, ook al was het heel erg veel werk. Ik heb nog nooit zolang over een boekverslag gedaan als deze. Ook had ik de theorie nog niet goed genoeg bestudeerd, daarom moest ik de hele tijd het informatieboek erbij pakken. De volgende keer zorg ik ervoor dat ik de theorie beter beheers. Beoordeling: naar behoren.
Strofenbouw: 1 strofe van 4 regels dus een kwatrijn. Gedichtenvorm: 1 kwatrijn. Metrum: wel ritme, maar hij wijkt af van het metrum. Antimetrie: dat is hier dus het geval. Ritme: zie je duidelijk naar voren komen in dit gedicht, zoals het woord ‘zon’, krijgt in vers 3 een accent. Enjambement: regel 2 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘ruik’ krijgt hierdoor extra aandacht. · De twee gedichten die ik voor deze opdracht het gekozen zijn: “eind van de winter en juist ook het praten van mensen”, “pil” Eind van de winter en juist ook het praten van mensen: Stijlfiguren: Tegenstelling: niet aanwezig. Herhaling: het woord geen wordt ongewijzigd herhaald. Paradox: beginnen-eind. Opsoming: geen stof, geen vocht, geen rimpel. Parallelisme: niet aanwezig. Pleonasme: niet aanwezig. Tautologie: niet aanwezig. Hyperbool: helderder dan water is de lucht doorzichtig stil. Eufemisme: niet aanwezig. Beeldspraak: Metafoor: het object ontbreekt. Pil: Stijlfiguren: Tegenstelling: niet aanwezig. Herhaling: de woorden kip en wil worden ongewijzigd herhaald. Paradox: niet aanwezig. Opsoming: de zwanenbloem, familie zwanenbloem, een klok, een kangroe, seringen.. Parallelisme: niet aanwezig. Pleonasme: niet aanwezig. Tautologie: niet aanwezig. Hyperbool: niet aanwezig. Eufemisme: niet aanwezig. Beeldspraak: Vergelijking met als: een kip wordt vergeleken met een meisje of vrouw. · Het is een serieuze bundel zonder enige vormen van ironie. Het taalgebruik heeft vooral een expressieve functie. De taal wordt in de eerste plaats gebruikt om de emoties zo goed mogelijk weer te geven. Het gaat hier dan vooral om droevige emoties. Zoals bij het gedicht: “hij deed zijn best”, hier wordt in maar 4 regels een mislukt huwelijk uitgebeeld. Treurig, eenvoudig, maar toch vol met betekenis. · Ik denk dat er in deze gedichten bundel wel sprake is van een cyclische opbouw. Het eerste gedicht gaat denk ik over het begin van het leven, in de rest van de bundel gaat de schrijfster dieper in op de alledaagse dingen. Het laatste gedicht beschrijft ook de laatste fase in het leven. Het begin en het einde sluiten dus mooi op elkaar aan en is dus cyclus voltooid. · Thematische laag: de gedichten gaan over het leven van iemand, ze beschrijven zo uitvoerig mogelijk het leven van een vrouw, denk ik. Ik denk dat het een vrouw is door het gedicht ‘pil’ en zoals we allen weten slikken voornamelijk vrouwen de pil. Motieven: Algemene motieven: verdriet, ongeluk. Verhaal motieven: dat het leven zwaar is. Leidmotief: niet aanwezig. Titel: de titel van de bundel is beemdgras, de titel verwijst naar het eerste gedicht in de bundel en ik denk het daarom de titel van de bundel is geworden. · Opdracht 10: Groei: Ø Thematische laag: dit gedicht gaat over de groei, en wel vanaf de geboorte tot aan het einde van de pubertijd. Het gedicht loop dus tot het volwassen zijn. En gaat dan wel specifiek over het groter worden, in termen van lengte dus. Ø Motieven: Algemene motieven: onmacht. Verhaal motieven: dat je niks aan de groei kunt doen. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: degene die groeit wordt met een makreel vergeleken. Ø Stijlfiguren: Tegenstelling: winnen –verloren Hyperbool: in volle bloei bij de geboorte. Eufemisme: ontrijpt bij het volwassen worden. Ø Enjambement: is niet aanwezig in dit gedicht. In deze drukke gelukkige jaren: Ø Thematische laag: dit gedicht beschrijft hoe vol de wereld aan het woorden is en wie zijn schuld dat is. En diegenen dat zijn wij, wij zorgen voor overbevolking. Ø Motieven: Algemene motieven: drukte. Verhaal motieven: dat de wereld steeds drukker wordt. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: wij worden met reuzen vergeleken die denken nooit genoeg te hebben. Ø Stijlfiguren: Opsoming: opslag, afslagplaatsen en fabrieken. Tautologie: wij – het zelf. Hyperbool: op dit ons platgetrapte gras ouder dan wij, al van de derde dag. Ø Enjambement: - regel 1 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘karteliger’ krijgt hierdoor extra aandacht. - regel 8 wordt plotseling afgebroken, het woord ‘zielen’ krijgt hierdoor extra aandacht. Stadsgeluiden: Ø Thematische laag: dit gedicht beschrijft de geluiden die je hoort als je in een stad leeft. Ø Motieven: Algemene motieven: geluiden Verhaal motieven: je hoort van alles in een stad. Leidmotief: niet aanwezig. Ø Beeldspraak: Vergelijking met als: de stad wordt hier vergeleken met een schilderij Ø Stijlfiguren: Er zijn in dit gedicht geen stijlfiguren gebruikt
Tegenwoordigheid: Ø Thematische laag: dit gedicht gaat over hoe het leven nu is en dat je niet zozeer aan het verleden moet denken. Ø Motieven: Algemene motieven: nu . Verhaal motieven: dat niets oud is. Leidmotief: oud. Ø Beeldspraak: Niet aanwezig in dit gedicht. Ø Stijlfiguren: Herhaling: het woord oud wordt ongewijzigd herhaald. Parallelisme: maar. · Judith Herzberg probeert de realiteit op een persoonlijke manier te vertellen. Ze wil de gedichten niet onpersoonlijk laten worden. Ze probeert ook een samenhang tussen de gedichten te creëren en ik vind dat haar dat erg goed is gelukt met deze bundel, beemdgras. 3. Evaluatie: De gedichten waren wel leuk om te lezen, ook al zaten er een aantal gedichten tussen waar ik de betekenis niet van snapte. De gedichten waren normaal geschreven en waren dus ook niet moeilijk om te lezen.. Ik ben wel tevreden over het uitvoeren van de beschrijvingsopdracht en ook wel over de verdiepingsopdracht, ook al was het heel erg veel werk. Ik heb nog nooit zolang over een boekverslag gedaan als deze. Ook had ik de theorie nog niet goed genoeg bestudeerd, daarom moest ik de hele tijd het informatieboek erbij pakken. De volgende keer zorg ik ervoor dat ik de theorie beter beheers. Beoordeling: naar behoren.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden