Uittreksel
De legende Beatrijs is een exempel, waarin de (zondige) mens getoond wordt, hoe groot de macht is van Maria. De verering voor Maria neemt in het middeleeuwse denken - een hoofdzakelijk religieus denken - een grote plaats in. Zij symboliseert de Moeder, die allen liefheeft en genadevol is voor degene die berouw toont over zijn zonden.
Zij is het die 'pleit' bij God, voor de mens die in handen is gevallen van de duivel. Voor deze mens is er slechts uitkomst door voorspraak van Maria (zó bij Theophilus , zó bij Mariken van Nieumeghen ). In Beatrijs zullen we lezen dat de non dagelijks blijft bidden 'die seven ghetiden van onser vrouwen'; deze trouw aan Maria zal haar uiteindelijke redding zijn.
De dichter heeft van broeder Gijsbrecht een verhaal gehoord over een non die kosteres is in een klooster. Alhoewel hij (de dichter) er weinig mee verdient, zal hij het mirakel terwille van Maria vertellen.
De non is zeer deugdzaam: hoofs en vlijtig. Haar taak omvat het luiden van de kerkklok, het verzorgen van de kaarsen en de kerkelijke ornamenten. Bovendien wekt zij de kloosterlingen. Maar zij kent de liefde en als de duivel deze aanwakkert, kan zij de kracht ervan niet weerstaan. Zij schrijft aan haar geliefde, die zij sinds haar twaalfde jaar kent, een brief. Als de jongeling die zij liefheeft, gekomen is, spreken zij af dat ze samen zullen weggaan. Beatrijs zal over acht dagen op hem wachten onder de eglantier. Op de vastgestelde avond doet Beatrijs voor het laatst de ronde; alle kloosterlingen zijn al naar de slaapzaal.
Zij bidt tot God: ze heeft vergeefs getracht haar begeerte naar liefde te bedwingen. Dan gaat ze naar het Mariabeeld, waar zij haar kloosterkleed aflegt en de sleutels ophangt vóór het beeld, zodat ze dadelijk zullen worden opgemerkt.
Buiten staat de jongeling reeds te wachten. Hij heeft kledingstukken voor haar gekocht in de stad, en ook sieraden. De blauwe gewaden staan haar beter dan de grauwe kloosterkleding. Verrukt kust hij zijn geliefde. Dan zet hij haar voor zich op het paard, waarna ze onopgemerkt de plek verlaten. Bij het aanbreken van de dag voelt Beatrijs zich al schuldig dat zij nu de prime niet luidt. Wat zal haar lot zijn; vertrouwen op de wereld heeft zo weinig zin! De jongeling echter wijst elke aarzeling af: hij zal haar tot in de dood liefhebben.
Hij heeft zóveel geld, dat ze minstens zeven jaar kunnen leven zonder zorgen. Dan stelt hij haar voor het spel der liefde te spelen; de prachtige natuur zal hen omringen. Fel wijst zij dit voorstel van de hand: het is nu niet het moment daarover te spreken. Buiten in het veld bedrijft de vrouw die er haar geld mee verdient de liefde, maar niet zij, Beatrijs!
In de stad waar zij komen, wonen ze zeven jaar. Twee kinderen worden geboren. Op het eind van de zeven jaar komt tussen de geliefden verwijdering: het geld is op en alle bezittingen zijn ingeruild.
In deze situatie verlaat de man het huis, Beatrijs en de twee kinderen aan hun lot overlatend. Moeilijke jaren breken aan: Beatrijs kan haar kinderen onderhouden van het geld dat zij verdient met prostitutie. Zeven jaar leeft zij in ontucht, echter dagelijks Maria biddend om uitkomst. Veertien jaar heeft Beatrijs een zondig leven geleid, waarvan zeven jaar in zware zonde. Dan komt zij in de buurt van haar oude klooster.
In het gesprek met een weduwe bij wie ze blijft overnachten, vraagt Beatrijs hoe het is met de kosteres die veertien jaar geleden is gevlucht.
De weduwe antwoordt gebelgd dat er geen betere non is dan de kosteres die altijd stipt haar werk doet. De weduwe bedoelt inderdaad Beatrijs. 's Nachts hoort Beatrijs een stem, die haar beveelt terug te gaan naar het klooster. Ze meent echter dat de duivel haar weer wil misleiden; tot driemaal toe wordt het bevel herhaald. Na deze drie maal in drie opeenvolgende nachten is de macht van de duivel ongedaan gemaakt en begrijpt Beatrijs dat zij op Maria mag vertrouwen.
In het klooster vindt zij alles terug, zoals zij veertien jaar geleden heeft achtergelaten: geen van de kloosterlingen heeft haar gemist, want Maria heeft in al die jaren haar taak waargenomen.
Beatrijs is weer non! In feite is het verhaal hier geëindigd. In het vervolg vernemen we hoe het met de kinderen afloopt: zij worden door de weduwe verzorgd op advies van de abdis van het klooster, die de vergoeding op zich neemt.
Beatrijs ten slotte leeft nog in groot berouw.
Als de abt zijn jaarlijks bezoek aan het klooster brengt, weet Beatrijs niet wat ze zal doen. De duivel tracht haar te beïnvloeden dat ze haar zonden verzwijgt. In het gebed ziet zij een jongeling voorbijgaan, gekleed in het wit. In zijn arm draagt hij een kind, waarvan zij meent dat het dood is. De jongeling gooit een appel omhoog en vangt die weer op, een spel waarmee hij het kind tracht te vermaken. Beatrijs vraagt hem waarom hij dit doet: het kind is immers dood. De jongeling antwoord haar: 'Inderdaad, non, gij zegt de waarheid: het kind begrijpt volstrekt niets van mijn spel; het is dood en hoort noch ziet iets. Volkomen op dezelfde wijze echter weet God niets van uw bidden en vasten, zolang gij uw zonden niet opbiecht. Ga naar de abt en vertel hem uw zonden. Pas op de duivel die u bedriegt'. Dit visioen doet haar besluiten naar de abt te gaan. De abt verleent haar absolutie. Hij zegt haar dat hij het mirakel overal zal vertellen, maar zó dat niemand zal weten dat de non die in zonden heeft geleefd, Beatrijs is. De abt zal de twee kinderen verzorgen: ende si worden twee goede man. Nu pas vernemen we dat'haer moeder hiet Beatrijs'. De sproke eindigt dan met gebed: 'Dat Maria moet wesen ons vorsprake int soete dal*/daer god die werelt doemen sal. Amen.'
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden