Het wordt spectaculair. Beloofd door Zita Theunynck

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
Boekcover Het wordt spectaculair. Beloofd
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 2394 woorden
  • 16 juli 2020
  • 166 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
166 keer beoordeeld

Boekcover Het wordt spectaculair. Beloofd
Shadow
Het wordt spectaculair. Beloofd door Zita Theunynck
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Schriftelijk ervaringsverslag

Zita Theunynck is een vrouw waarop je kunt bouwen. Wanneer ze haar debuut ‘Het wordt spectaculair. Beloofd’ noemt, doet ze geen loze beloften, want het is inderdaad een spectaculair boek. Er komen weliswaar geen ontploffingen, indrukwekkende achtervolgingen of schietpartijen in voor. Of ellenlange zinnen waarvan je hoofdpijn krijgt, alleen al van ernaar te kijken, maar die als experiment wel indrukwekkend zouden zijn. Neen. ‘Het wordt spectaculair. Beloofd’ is zo een eenvoudig maar toch spectaculair boek. Een boek waarvan je op de eerste pagina’s al weet dat het je kei-, kei-, keihard zal raken. Dat je zakdoekjes gaat nodig hebben om je tranen te deppen. Een boek waarvan je weet dat het misschien niet helemaal perfect zal zijn, maar wel onvergetelijk. Zo een boek is het, en meer.

Al na 12 pagina’s was ik gerustgesteld en zeker, dit wordt een top boek. Een recordtempo om je lezers te overtuigen, vind ik persoonlijk. Theunynck heeft de eerste bladzijden dan ook zorgvuldig samengesteld en dat appreciëren haar lezers. Ze gebruikt haar woorden beheerst en is niet bang om eens met tekengroottes te experimenteren. Dit boekje is niet de doorsnee roman dat je al twaalf keer hebt gelezen en die momenteel stof vangt op je kast, neen, dit verhaal is totaal anders. Het schetst de naakte waarheid van een relatie in de 21ste eeuw en het is werkelijk verfrissend. Zelden heb ik al zo genoten van een roman. Ik kon dit bangelijk goed boek dan ook niet voor mezelf houden en raadde dit alreeds aan iedereen die het wou horen. De meeste van mijn vriendinnen hebben dit meesterwerk al gelezen of gereserveerd in de bibliotheek, en hun commentaren zijn even lovend als de mijne. Ik citeer: ‘IK HEB NOG NOOIT ZO DICHT BIJ HUILEN GESTAAN BIJ HET LEZEN VAN EEN BOEK’, ‘ZO ONGELOOFLIJK RAKEND. IK BEN ECHT NEERGESCHOTEN. ALLE ANDERE LIEFDESVERHALEN KUNNEN ZICHZELF VERBRANDEN’, ‘Die auteur is magistraal. Een wereldgenie. Ze mag eeuwig leven, geen zever.’, en ik ben het volkomen eens met deze uitspraken. Dit verhaal kruipt onder je huid en laat je niet met rust.

Bovendien wist Zita op elke bladzijde wel een glimlach of een schaterlach te ontluiken bij mij door haar fantastische schrijfstijl en neerzetting van super herkenbare personages. Anna en Leonard, de hoofdpersonages, hebben twee totaal verschillende karakters, die door toeval met elkaar zijn beginnen te praten. Ze hebben elk hun eigen bagage, maar toch passen ze zo goed bij elkaar dat je je als lezer echt een cheerleader voelt aan de zijlijn van hun (liefdes)verhaal. Sommige critici beweren dat Zita nog moet werken aan het weergeven van dialogen, maar ik vind niks minder waar, de gesprekken tussen Anna en Leonard zijn op zijn minst gezegd geniaal en superrealistisch. Zowel Anna als Leonard heeft moeite met ‘normale’ gespreksonderwerpen te verzinnen en dit leidt tot hilarische taferelen[i].

Doorheen het verhaal voelde ik erg veel gelijkenissen tussen zowel Leonard als Anna en mezelf. Anna en ik lijken iets meer op elkaar, doordat we beide moeite hebben met sociaal ongemakkelijke situaties en hierdoor vaak vreemde dingen op de slechtste tijdstippen zeggen en/of doen[ii].  Ook hebben we beide niet echt nood aan melige vriendjes, maar gewoon een down-to-earth persoon die ons kan verdragen op ons slechtste en beste momenten. Verder stelt Anna vaak ongegeneerd willekeurige vragen[iii] en hecht ze er veel belang aan, iets wat volkomen herkenbaar is voor mij. Tenslotte hebben we last van een ochtendhumeur, af en toe nood aan een beetje me-time en zijn we beide erg ongeduldig. Anna en ik hebben dus veel gemeenschappelijk, wat het lezen een leukere ervaring maakte.
Leonard en ik verschillen iets meer, maar in de grote lijnen zijn we gelijk. Hij is geduldig, ik niet. We zijn beide koppig, nieuwsgierig, vastberaden en gênant[iv]. Ik had wel gedurende het verhaal een aantal momenten waarop ik hem niet begreep en dacht ‘Wat doe je nu?’. Een van die momenten was; toen hij per se wou weten wie Anna belde tijdens het diner dat ze zelf had klaargemaakt. (P143) Hij bleef maar doordrammen over het telefoontje hoewel Anna het hem helemaal niet wou en hoefde vertellen, hij schopte nodeloos een scène. Ook zijn reactie op de sms ‘Anna heeft Kats echtgenoot geneukt’ vind ik ronduit overdreven. Zonder achtergrondinformatie of extra onderzoek, neemt Leonard aan dat de afzender het bij het rechte eind heeft en beëindigd zijn eigen leven. Nota bene op dezelfde manier als zijn mama het ooit deed. Ik zou op zijn minst eerst een verklaring aan Anna hebben gevraagd voordat ik verdere stappen zou hebben ondernomen.

Leonard zijn dood verklaarde wel het hele vertelperspectief en de eigenaardige structuur van het verhaal. Het duurde eventjes, maar na enkele pagina’s had ik door dat Leonard het verhaal vertelde op een ietwat speciale manier. Theunynck heeft gewerkt met een mengeling van auctoriële verteller en vertellende ik, waarin Leonard de ik-verteller is en Anna de antagonist ‘jij’ is. Dit zorgde voor hilarische dialogen[v] en de neerzetting van een realistisch, goed inleefbaar personage. Doordat Leonard de afloop van het verhaal al weet, omdat hij deze als geest (denk ik) vertelt, krijgen we soms al meer informatie[vi] dan de personages, wat de spanning opbouwt. Vanaf pagina 238 tot de laatste is Anna dan de auctoriële vertellende-ik en Leonard de ‘jij’ tegenspeler. In deze 24 pagina’s kregen we de korte versie van de gebeurtenissen uit het oogpunt van Anna te lezen, wat ervoor zorgde dat ik een totaal andere kijk kreeg op de gebeurtenissen en nóg meer respect kreeg voor haar als individu. Ik kwam er zo achter dat het ‘geheime’ telefoontje van de huisarts kwam over de (negatieve) resultaten van haar afgelegde soa-test, een telefoontje dat je liever voor jezelf houdt.

Daarnaast verklaarde zijn dood ook de hele opbouw van het verhaal. Theunynck laat deze liefdesgeschiedenis (die er geen is) beginnen op 5 oktober, meteen het slot van het verhaal: wanneer het te laat is, wanneer alles voorbij is. Maar dat weet je als lezer op dat moment nog niet. Daarna volgen de 23 liefdesbrieven van Leonard aan Anna (die hij echter nooit verstuurde). De brieven verwijzen naar wat ze samen hebben meegemaakt beginnend bij hun eerste echte gesprek tot hun laatste, maar ook nu laat Theunynck in het midden wat er achter die woorden schuilt.
Vervolgens lezen we het zogenaamd eigenlijke verhaal: Leonards relaas over de drie maanden en vijf dagen voorafgaand aan 5 vijf oktober. Cupido treft Leonard op 1 juli los in het hart, in de supermarkt, terwijl hij toekijkt - zijn maxi-doos inlegkruisjes netjes achter het beurtbalkje op de band - hoe Anna haar inkopen afrekent (waarom Leonard inlegkruisjes koopt, blijft helaas onopgehelderd). 97 dagen later valt het doek dramatisch en wisselt Zita Theunynck het vertelstandpunt van Leonard in voor dat van Anna. En eindelijk, eindelijk krijgt de lezer de ware - en best verrassende - toedracht van zoveel kleine mysterieuze elementjes die verklaren waarom het niet mocht zijn tussen Anna en Leonard ...
Kortom; het debuut van Zita Theunynck is wel degelijk een liefdesverhaal, niet het spectaculaire dat in de titel wordt beloofd, maar eerder een ingetogen verhaal over liefde in de puurste vorm. Die liefde kruipt zo onder je huid dat je de kleine gebreken die deze debuutroman heeft, niet eens storend vindt.

[i] P49-50: Nadat we vijftien minuten zo naast elkaar hadden gewandeld, keerde je je naar me toe en zei je: 'Zeg eens, hoe lang is je haar eigenlijk?’ Ik had veel vragen verwacht. Maar niet die vraag. Dus plots was geen enkel antwoord nog gepast en ik had verder ook geen idee hoe ik moest antwoorden. Ik vroeg me af of het een filosofische vraag was. In dat geval had ik geen idee wat mijn filosofisch antwoord moest zijn. Of wilde je gewoon echt weten hoe lang mijn haar was? In dat geval: ik had geen idee hoe lang mijn haar was. Gelukkig zei jij gewoon zelf weer iets: ‘Mijn haar is drieëndertig centimeter lang.’ Ik vroeg me af of je nu nog verwachtte dat ik de lengte van mijn haar met je zou delen. Maar je ging zelf verder. ‘Twee maanden geleden was het nog achtentwintig centimeter. Toen had ik het net laten knippen. Zie je, ik ging de kapper binnen. Hij vroeg: ‘Hoe wil je je haar?’ Ik zei: ‘Ik wil het achtentwintig centimeter lang.’ En hij zei: ‘Dat is wel zeer specifiek.’ En ik zei: ‘Nu ja, dat is hoe ik het wil.’ Waar op hij zei: ‘Ik knip geen haar op lengte.’ Ik antwoordde dat ik mijn haar alleen op lengte liet knippen. Toen vroeg hij: ‘Hoe lang is je haar nu?’, alsof ik niet zou weten hoe lang mijn haar was. En ik zei: ‘Zevenenzestig centimeter.’ En ik zag hem nadenken. Toen knikte hij en zei hij: ‘Hoe lang wilde je het nu weer?’ En toen heeft hij het op exact achtentwintig centimeter geknipt.’ Je glimlachte trots en zei: ‘Ik heb een kleine obsessie met de lengte van mijn haar. Ik weet graag hoe lang het is.’ Jij ging verder: ‘Toch gek hoe wildvreemden in films altijd weten wat ze tegen elkaar moeten zeggen? En dat dit nooit rare dingen zijn? Terwijl ik echt niet wist wat ik tegen jou moest zeggen. Ik heb van alles geprobeerd, verschillende conversaties in mijn hoofd uitgeprobeerd. Maar niets leek te lukken.’

[ii] P47 Maar jij begon te lachen. Eerst nog zachtjes, waarbij je iets totaal onverstaanbaars zei, maar dat werd al snel een soort van hysterisch gelach, terwijl ik in je ogen enkel diepe angst zag. Oh Anna, je lachte veel te luid. Dat was ongepast, in eender welke sociale context, maar zeker in die van een gesprek waarin net iemands dode moeder ter sprake was gekomen. Ik zuchtte en besloot dat ik je wel mocht. Want daar stond jij hysterisch te lachen, terwijl ik naast je stond als een of andere doofstomme jongen. Ik zag hoe andere mensen ons op dat moment zagen. En ik zag je nog liever. Toen je uitgelachen was, zei je: 'Ik heb het nogal moeilijk met sociaal oncomfortabele situaties. Dat is waarschijnlijk wel duidelijk...’

[iii] P64 Ik: ‘Je mocht alles vragen en de drie vragen die je aan mij wilde stellen, waren: Hoeveel honden ik wil? Waarom ik Engels studeer? En of ik een fan ben van Rihanna?’

Jij: ‘Ja, ik ben volledig en helemaal tevreden.’

[iv] P45 Terwijl jouw boodschappen een voor een vooruitschoven en mijn item geluidloos in jouw gezichtsveld kwam, besloot ik de aandacht af te leiden door te zeggen: "Wauw, dat is een mooie verzameling eten.’’ Een wanhoopsdaad die zijn gelijke niet kent. Mijn maxi-doos inlegkruisjes lag erbij en keek ernaar. Jij draaide je hoofd om. Je keek naar mij, een dikke frons lag als een rups net boven je ogen. Je was geïrriteerd. En het stond je. Je zei: 'Wauw, dat zijn sandalen van Wrangler.' Er zijn zo van die momenten waarvan je achteraf weet dat ze je leven bepalen. Dit was het mijne. Daar stond ik naast een maxi-doos inlegkruisjes én voor een meisje dat ik verschrikkelijk aantrekkelijk en interessant vond. In een short van mijn vader en sandalen van (ja, inderdaad) Wrangler. Ik zei niets. Ik bloosde.

[v] P81-82 Toen vroeg je: ‘Waar gaan we naartoe?’ Ik zuchtte. Jij zei: 'Het is toch niet zo'n heel erg chic restaurant? Of een heel erg traditionele plek? Is het een restaurant waar ik moet ten welk bestek voor welk gerecht dient? Of is het zo'n vleesrestaurant met steak of ‘confit de canard’ op de kaart? Ik ben eigenlijk vegetariër, had ik dat al gezegd?’ Het was een chic Frans restaurant. Natuurlijk. En natuurlijk wist ik niet dat jij vegetariër was, want nee, dat had jij nog NIET gezegd. Ik zweeg en terwijl al mijn ingewanden samenkrompen, probeerde ik niet zichtbaar te panikeren. Dat leek te lukken, want je zei: 'Een mysterieuze stilte. Interessant.’ Toen zweeg je ook en je keek naar mij, waarop ik natuurlijk moest lachten ‘Oh nee. Het is echt een restaurant waarbij je verschillende vorken en messen moet gebruiken.' Ik kon enkel lachen en verder TOTAAL panikeren.

[vi] P199-200 We zaten een paar uur later op de trein naar de luchthaven. Je leunde tegen me aan en vroeg: ‘Wat denk je, blijven we niet gewoon eeuwig weg?’ ‘Een eeuwigheid van tien dagen. Daarna word jij mij beu en ik jou en dan moeten we alsnog vertrekken.' ‘Dat gebeurt niet. Ik beloof het.’ Ik zag dat je het meende. Hoe graag je weg wilde. Ik zag je nadenken, zoeken naar een reden waarom we wél voor altijd weg moesten gaan. Maar je kreeg de woorden niet over je lippen. Je had twee dagen geleden niet zomaar 'ja' gezegd op mijn voorstel om naar Santorini te gaan. Je wilde vluchten voor iets of iemand. Maar ik was dolgelukkig dat we samen weggingen: de reden waarom je meeging, deed er niet toe. Ik had er geen probleem mee jouw middel te zijn. Maar Anna, ik vraag me soms af hoe ons verhaal gelopen was als we toen wel voor altijd waren weggegaan. Dan hadden we misschien niet gestaan waar we nu staan. Dan stond jij daar nu misschien niet alleen op het perron. Maar ik was toen wie ik was, dat kan ik natuurlijk niet veranderen. Ondanks mijn vastberadenheid, was ik een bang jongetje. Bang dat je me beu zou raken. Bang om je te verliezen. Bang dat ik je nooit zou hebben. Bang dat je weer 'nee' zou schudden. Bang dat je nooit 'ja' zou zeggen. Ik was helemaal niet zo wild, complex, moedig, avontuurlijk en roekeloos als jij. Ik durfde niet mee te gaan in jouw fantasie omdat ik bang was dat het effectief enkel een fantasie zou blijken. En zo liet ik geen ruimte voor het feit dat ze werkelijkheid had kunnen worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.