De ruimte:
Het verhaal speelt zich af in een studentenflat in het plaatsje Torres. De personages komen niet veel buiten de flat. Het regent namelijk het hele verhaal lang. Bijna alles in het dorp is overstroomd, op de flat na want die staat op een heuvel. De regen geeft een droevige en uitzichtloze sfeer aan het verhaal. Toch is dat niet altijd het geval. De personages zijn overlevingsgericht en staan niet echt stil bij het feit dat ze misschien moeten vluchten.
Het jaargetijde waarin het verhaal zich afspeelt, wordt niet vermeldt. Toch denk ik dat het ergens in de lente is geweest door de kleding die de personages dragen. Een voorbeeld: “Michael komt naast me staan onder de parasol. Hij draagt enkel een korte broek en plastic sandalen.” (Blz. 15) Ook zitten ze vaak buiten op het dak van de flat. Wat je niet snel zal doen als het super koud is. Hieruit leid ik af dat het ondanks de regen dus niet erg koud moet zijn geweest.
Perspectief/vertelwijze:
Je maakt het verhaal mee door de ogen van de hoofdpersoon Victor. Het verhaal wordt dus verteld in de ik-vorm. Dat betekent dat je alleen weet wat Victor weet. Alle informatie die je krijgt, wordt bepaald door hoe Victor naar bepaalde situaties kijkt en hoe hij zich voelt. Jij ziet de personages ook alleen hoe hij ze ziet. Het is dus niet helemaal een realistisch beeld wat je van alles en iedereen krijgt. Je moet zelf ook goed nadenken of alles ook echt zo is wat er wordt beschreven, of dat Victor het alleen zo ziet. Ook door de vele hallucinaties door de Ultra, is de werkelijkheid soms moeilijk te onderscheiden. Toch denk ik dat dit er wel toe leidt dat je dichter bij het verhaal staat en het thema dus ook aangrijpender is. Het voelt soms alsof je het zelf meemaakt waardoor je graag door wil lezen.
Tijd:
Het verhaal heeft geen informatieve opening. Je komt op een willekeurige dag het verhaal binnen. Wel wordt door een flashback op de tweede bladzijde duidelijk dat het al een lange tijd onophoudelijk regent door de zin “En toen begon het te regenen.” (Blz. 16) Waarna er een stukje volgt over de dag dat het voor het eerst onophoudelijk regende en hoe de stad daarna langzaam onder water verdween. Victor zegt daarna ook “Hoe lang is dat geleden?”. Dat geeft denk ik aan dat hij zelf niet meer erg bewust is van de tijd. Later in het verhaal, in hoofdstuk XI, merk je ook dat Victor geen tijdsbesef heeft door het volgende stukje; “ ‘Waar heb jij gezeten?’ Nina staat me met haar handen in haar zij vermanend aan te kijken. ‘Twee weken hebben we ons rot gezocht. Meneertje besluit vakantie te nemen?’ Twee weken? Ben ik maar veertien dagen weg geweest? “ (Blz. 163).
Er wordt niet expliciet verteld in welk jaar het verhaal zich afspeelt, maar in een van de eerste hoofdstukken van het verhaal klaagt Nina dat de batterij van haar laptop bijna leeg is (Blz. 18). Even later meldt Victor dat hij geen beltegoed meer heeft. Daarom denk ik dat het verhaal zich rond 2000 afspeelt.
Ik denk dat het verhaal onderbroken chronologisch is geschreven, omdat het wel een chronologische verhaallijn heeft, maar vanaf hoofdstuk IV tot VIII gaat het alleen maar over naar het begin van het jaar voor Victor. In deze hoofdstukken wordt ook alles in de verleden tijd geschreven terwijl de rest van het verhaal in de tegenwoordige tijd is geschreven. Na hoofdstuk VIII gaat het verhaal wel weer op chronologische volgorde verder.
Daarnaast zijn er ook veel flashbacks en hallucinaties in het verhaal. Ook maakt de schrijver gebruik van tijdsversnellingen, bijvoorbeeld in hoofdstuk XVI op bladzijde 228 wanneer Nina van het dak van het gebouw af stapt: “En voor ik kan reageren, stapt ze over het lage muurtje. Ik zie haar niet vallen. Hoor alleen een doffe klap. Ik open mijn mond en haal adem. Ik weet niet hoelang ik in de regen heb gestaan. Als je doorweekt bent, voel je het water niet meer. Het moet donker geworden zijn.”
Stijl:
Roderik Six heeft naar mijn mening een aparte maar prettige schrijfstijl. Het verhaal is in bedrijvende vorm geschreven. Roderik Six maakt veel gebruik van synoniemen en schrijft in korte maar krachtige zinnen. Een voorbeeld daarvan is een stukje op bladzijde 116: “Iedereen keek langs ons heen. We waren lucht geworden, doorzichtig. Dat vonden we prima. Zij waren de verraders, de onreinen, de besmetten. Wij waren onze eigen prachtige kaste.” Ook maakt hij gebruik van enkele vormen van beeldspraak. Dat zie je in de volgende zinnen:
- “Hun zwijgen was dat van panters in het struikgewas.” (Blz. 52) Asyndetische verglijking.
- “Altijd zijn de wolken grijs, vaak met een donkere, ranzige onderkant als een bedorven kwak slagroom op een glazen plaat.” (Blz. 23) Vergelijking.
- “Hij ziet er broos uit, als een man van luciferhoutjes.” (Blz. 46) Vergelijking.
- “Mijn brein was weer één zeer pijnlijke pudding waar zure rozijnen in ronddreven.” (Blz. 65) Asyndetische vergelijking.
Het gebruik van de synoniemen zie je terug aan alle verschillende woorden die Roderik Six heeft verzonnen voor de regen die maar naar beneden blijft komen.
Enkele voorbeelden zijn: helse regen, stofregen, spikkelregen, het regent sprietjes en het regent zware oliedruppels. Ik vind dat een mooie toevoeging en ik denk dat de synoniemen het verhaal ook boeiend houden.
Personages:
Er zijn 4 personages in het boek namelijk:
Victor
Victor is de hoofdpersoon en door zijn ogen maak je het verhaal mee. Zijn naam wordt pas in de laatste zin van het boek bekend. Dat vind ik op zich wel een mooie toevoeging, maar ik vind wel dat het soms wat meer afstand schept tussen de lezer en de personen in het verhaal omdat je niet weet met wie je het verhaal nou echt beleeft.
Victor wordt in het begin neergezet als een onschuldige student, maar hij wordt al snel ingepalmd door Nina waardoor hij ook Ultra (een soort drug) gaat roken en wat onverschilliger wordt.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden