Le petit Prince

Samenvatting:

H1: De ik-persoon wilde, toen hij 6 was, tekenaar worden. Maar toen de grote mensen zijn 1e 2 tekeningen niet begrepen, heeft hij die droom laten varen en is hij piloot geworden. Zijn 1e tekening heeft hij wel altijd bewaard, maar als hij aan mensen vraagt wat het is, weten ze het nog steeds niet.

H2: Hij heeft een ongeluk gehad met zijn vliegtuig (hij zat helemaal alleen in het vliegtuig) en hij is neergestort in de woestijn. Ineens staat er een klein jongetje achter hem. In de wijde omgeving is geen bewoonde wereld te ontdekken en toch ziet het jongetje er helemaal niet moe, hongerig o.i.d. uit. Hij vraagt de ik-persoon een schaap te tekenen. Dat wil maar niet lukken tot hij een schaap in een doos tekent.

H3: Na lange tijd (de kleine jongen stelt veel vragen, maar beantwoord er bijna geen) is de ik-persoon erachter dat de kleine jongen van een andere planeet komt, een hele kleine planeet.

H4: De kleine prins komt van astroïde B612. Grote mensen kennen elkaar vaak niet echt, vindt de ik-persoon. Ze stellen elkaar standaard vragen en denken alleen maar in geld. Kinderen stellen zich toegeeflijk op tegenover grote mensen omdat die niet meer zoveel geloven. Door de ontmoeting met de kleine prins is de ik-persoon weer gaan tekenen. Hij tekent ook de kleine prins. Hij merkt wel dat hij ouder is geworden sinds hij 6 was, hij begrijpt de kleine prins niet altijd goed.

H5: De ik-persoon kan de kleine prins veel leren en deze blijft vragen naar schapen. Op de planeet van de kleine prins zijn apebroodbomen onkruid en de kleine prins vraagt zich af of schapen apebroodbomen kunnen eten. Dan neemt hij een kudde mee om het onkruid weg te werken.

H6+7: De ik-persoon gaat het leven van de kleine prins steeds beter begrijpen. De kleine prins snapt niet wat de ik-persoon aan het doen is, als hij bezig is met zijn vliegtuig. De kleine prins haat serieuze dingen, het zorgt dat houden van en andere fijne dingen weggaan. Hij vergelijkt oorlog met de strijd tussen schapen en de bloemen die ze eten. De kleine prins huilt, zo zielig vindt hij het voor de personen die de bloemen wel mooi vonden. De ik-persoon weet de kleine prins te troosten. Nu begint het verhaal dat de kleine prins vertelt.

H8: Op de planeet van de kleine prins zijn hele simpele bloemen maar ze verwelken ook heel snel. Heel vaak staan er dus alleen maar sprietjes en de kleine prins moet dan uitzoeken wat van apebroodbomen is en wat niet. Op een gegeven moment heeft hij tussen al dat groen een heel bijzondere bloem ontdekt en die verzorgt hij sindsdien erg goed. Hij is erg trots op zijn bloem. Hij kan met de bloem praten en de bloem vraagt af en toe hele praktische dingen aan de kleine prins. Op een gegeven moment wordt de bloem verwend en dan verandert de kleine prins zijn manier van aanpak.

H9: Op de planeet van de kleine prins zijn ook 3 vulkanen. 2 actieve en 1 slapende. De kleine prins veegt ze iedere week schoon. Dan wordt de bloem ineens verkouden. De kleine prins is van streek omdat de bloem niet op hem reageert, maar hij houdt wel van haar. En zegt haar dat hij een geneesmiddel zal gaan zoeken. De bloem houdt zich sterk, ondanks dat de kleine prins bang is dat haar alleen laten niet goed voor haar is nu ze ziek is. Het is een trotse bloem.

H10: Op de 1e planeet waar de kleine prins langskomt woont een koning. De kleine prins moet van de koning beter op zijn manieren letten. De kleine prins vindt de koning onbeschoft. Als de kleine prins iets wil, maakt de koning daar snel een bevel van, zodat het lijkt of de kleine prins gehoorzaamd. De koning denkt dat hij heerst over alles, zelfs de sterren. Hij zegt dat je alleen redelijke orders moet geven, anders gehoorzaamt er niemand. De kleine prins wil weer weg, maar de koning wil niet weer alleen zijn. Door slim te spelen (door de kleine prins) gaat de koning om en wordt de kleine prins ambassadeur en vertrekt. Grote mensen zijn vreemden denkt de kleine prins.

H11: de 2e planeet is van een ijdeltuit. Volgens hem is de kleine prins een bewonderaar. Ze spelen een spelletje maar de kleine prins is het snel zat. Ook deze man is helemaal alleen op zijn planeet, maar hij wil toch de mooiste zijn. Grote mensen zijn vreemd denkt de kleine prins.

H12: De volgende planeet wordt bewoond door een dronkelap. De kleine prins snapt niet wat de man doet: hij drinkt om te vergeten waar hij zich voor schaamt, dat hij drinkt. Grote mensen zijn heel vreemd denkt de kleine prins.

H13: De 4e planeet is van een businessman. Hij kijkt niet eens als de kleine prins aankomt. Hij is serieus en heeft geen tijd voor praatjes. De kleine prins is de 3e die hem stoort in 45 jaar, omdat de kleine prins nu eenmaal niet van een vraag afziet als hij deze eenmaal heeft gesteld. De man telt sterren. Hij bezit de sterren. De man zegt dat de koning regeert en hij bezit. Hij redeneert net als de dronkelap. De man bezit, omdat niemand anders eraan gedacht heeft. De man kan zijn bezit niet meenemen, hij schrijft het alleen op. Grote mensen zijn beslist buitengewoon vindt de kleine prins

H14: De 5e planeet, kleinst. Alleen een straatlantaarn en iemand die de lamp aandoet. De man heeft deze opdracht al jaren geleden gekregen, maar de planeet is steeds sneller gaan draaien dus nu moet iedere minuut de lantaarn aan of uitdoen. En dat terwijl hij zo van zijn baan hield omdat je zo lekker veel kan slapen. En er kan helemaal niks aan veranderd worden.

H15: De 6e planeet is 10x zo uitgestrekt. Er woont een geograaf, die denkt dat de kleine prins ontdekkingsreiziger is. De man weet niks van zijn planeet omdat hij nooit zijn bureau verlaat. Hij is te belangrijk om rond te slenteren, dat doen ontdekkingsreizigers (wiens beweringen grondig gecontroleerd moeten worden omdat ze vaak dronken zijn). Dan moet de kleine prins zijn planeet voor hem beschrijven. De 3 vulkanen, de bloem (telt niet, kortstondig). De man raadt de kleine prins aan naar de aarde te gaan.

H16: De 7e planeet is de aarde. De aarde is anders, er wonen heel veel mensen. Hij is ook veel groter, als de aansteekmannen aan de ene kant van deze planeet de lampen aansteken, moeten ze aan de andere kant uit.

H17: De grote mensen van de aarde houden van cijfers. De kleine prins is verbaasd als hij op de aarde komt en niemand ziet. Een slang antwoordt aan de kleine prins. Hij is in Afrika, in de woestijn. Zijn planeet staat recht boven de aarde.

H18: De kleine prins trekt door de woestijn en vindt een bloem met 3 kroonblaadjes. De bloem weet niet waar de mensen zijn.

H19: De kleine prins klimt op een zandduin om de mensen te zien maar er is nog niemand, mensen zijn verbeelding.

H20: Hij komt een rozentuin tegen. Het zijn precies dezelfde bloemen als die ene op zijn planeet. Zijn bloem is dus niet uniek. Hij is heel verdrietig, van zijn vulkanen bestaan er meerdere op aarde en ook zijn bloem is maar een gewone roos.

H21: Dan komt hij een vos tegen. Die wil dat de kleine prins hem temt zodat ze van belang worden voor elkaar (uniek worden en niet 1 uit duizend dezelfde zijn). De kleine prins wil wel maar heeft weinig tijd. Het verhaal van de vos heeft indruk gemaakt (ook al was het af en toe wartaal) en de kleine prins gaat terug naar de rozen. Hij komt erachter dat zijn roos wel anders is, die anderen zijn exact identiek aan elkaar. Terug bij de vos zegt deze: het wezenlijke is onzichtbaar voor de ogen, het is de tijd die je ergens voor over hebt.

H22: de volgende die de kleine prins tegenkomt is een wisselwachter (trein). Deze vertelt wat over de trein en de kleine prins vertelt hem de wijsheid van de vos.

H23: Hij komt een verkoper tegen met pillen tegen de dorst. Als de kleine prins 35 minuten zou hebben zou hij heel zachtjes naar een put lopen.

H24: We zijn op de 8edag van het ongeluk in de woestijn van de ik-persoon en de ik-persoon heeft het hele verhaal van de kleine prins gehoord en zijn voedselvoorraad is op. Ze gaan in de woestijn op zoek naar een put, de hele dag lang. Aan het begin van de nacht als ze even zitten en de kleine prins slaapt, begrijpt de ik-persoon ineens de wijsheid van de vos als hij naar de kleine prins kijkt. En na een klein stukje lopen, vinden ze de put.

H25: Er zit nog water in de put en het is extra lekker door alle inspanning die ze hebben gehad om het water te bereiken. De kleine prins vindt de tekeningen die de ik-persoon bij zijn verhaal heeft gemaakt. De kleine prins vindt ze heel leuk, maar de ik-persoon moet nog steeds het schaap tekenen met de muilkorf. Daarna zegt de kleine prins dat hij hier blijft, vlak bij de plek waar hij op aarde is gekomen en dat de ik-persoon terug moet gaan om zijn vliegtuig te repareren.

H26: De kleine prins praat met iemand en de ik-persoon weet niet met wie, het blijkt een slang te zijn. Als de ik-persoon dat ziet is hij eerst verbaasd dat de kleine prins met slangen kan praten. Maar vervolgens ziet hij dat het een giftige slang is en hij redt de kleine prins. De ster van de kleine prins (zijn planeet) staat vandaag precies boven de plek waar hij een jaar geleden op aarde is gekomen. Hij moet terug, de ik-persoon heeft het er zwaar mee omdat hij de kleine prins nog vaker wil horen lachen. Ze hebben een heel gevoelig gesprek over hun vriendschap, dat ze elkaar nooit zullen verlaten en de sterren. Dan een flits vlakbij de enkel van de kleine prins en hij valt op de grond.

H27: 6 jaar later. Het verdriet is gesleten maar de ik-persoon denkt nog vaak aan de kleine prins, soms leuke dingen soms niet zo. Grote mensen begrijpen het vaak niet dus dit boek is de 1e keer dat hij het verhaal vertelt.