Intussen ontmoet Adrian Peake in Londen de prinses Von und zu Dwornitzchek die weer teruggekeerd is uit Amerika. Het blijkt dat Peake een opportunistische leegloper is die ook met de prinses verloofd is. Hij probeert zo van twee walletjes te eten. Hij zou het liefste met Jane willen trouwen omdat hij haar aantrekkelijker vindt dan de prinses en ook omdat hij denkt dat Jane erg rijk is. Als Peake vervolgens toevallig van de prinses hoort dat Jane en haar vader zo arm als kerkratten zijn, verbreekt hij via een brief aan Jane direct de verloving. De prinses vertelt Peake daarna dat ze Walsingford Hall wil kopen om er met hem te gaan wonen. Dat trekt Peake niet zo erg aan omdat hij een echt stadsmens is.
Peake raakt echter compleet in paniek als de prinses hem vertelt binnen een paar dagen naar het landgoed te vertrekken om de koop te kunnen sluiten. Peake beseft namelijk opeens dat, als de prinses op het landgoed komt en daar van Tubby van zijn verloving met Jane hoort, het er voor hem niet zo goed uit zal zien. De prinses is namelijk erg jaloers en Peake zal dan waarschijnlijk zijn boeltje moeten pakken, waarna hij niet meer kan profiteren van de rijkdom van de prinses. Peake zal dus snel terug moeten gaan naar het landgoed om Tubby te bewerken zodat deze zijn mond houdt over de verloving tussen Peake en Jane. Zo gezegd, zo gedaan. Helaas voor Peake krijgt Abbott hem in het vizier. Peake neemt de vlucht en strijkt neer op de woonboot van Bulpitt. Omdat Bulpitt denkt dat Peake nog steeds met zijn nichtje Jane verloofd is, mag hij op de boot blijven.
Bulpitt vertelt Peake in een vertrouwelijke bui dat hij miljonair is en Jane een half miljoen dollar zal schenken als ze met Peake trouwt. Peake schrijft daarop bliksemsnel een tweede brief aan Jane waarin hij de verbreking van de verloving weer ongedaan maakt. Bulpitt heeft intussen een list bedacht om Tubby van het kasteel weg te lokken om hem zo de dagvaarding te kunnen overhandigen. Hij laat een meisje uit de lokale herberg Tubby opbellen om haar buiten het kasteel te ontmoeten. Tubby, licht ontvlambaar als altijd, trapt erin. Gelukkig loopt het goed voor hem af. Bulpitt blijkt de dagvaarding namelijk in de herberg te hebben laten liggen (waar deze toevallig in het bezit komt van Peake). Desalniettemin geeft Tubby Bulpitt een een paar flinke klappen waardoor deze gewond raakt. Tubby neemt de benen naar de woonboot van Bulpitt om daar de dagvaarding te gaan zoeken zodat hij deze kan verscheuren. Even later arriveert daar ook Peake. Peake verscheurt op verzoek van Tubby de dagvaarding en gooit deze in de rivier.
Tubby vertelt Peake verder dat Bulpitt helemaal niet rijk is. Peake krijgt vervolgens spijt van zijn tweede brief aan Jane. Intussen treffen Joe en Jane in de buurt een gewonde Bulpitt op de weg aan en besluiten hem met de auto naar een dokter in Walsingford te brengen. Dat leidt nog tot enige verwikkelingen met de plaatselijke bewoners daar omdat die denken dat Joe en Jane degenen zijn die Bulpitt hebben aangereden. Joe gaat het gevecht met hen aan en Jane brengt intussen Bulpitt snel terug naar Walsingford Hall om daar een dokter te bellen. Als Joe klaar is met vechten - hij wint het gevecht -, ontmoet hij zijn stiefmoeder die eveneens op weg is naar Walsingford Hall. Joe lift met haar mee en hoort tot zijn verbijstering dat ze zijn toneelstuk gezien heeft en van mening is dat zij zelf daarin belachelijk gemaakt wordt. Daarom heeft ze de rechten ervan gekocht en het stuk nu uit de roulatie gehaald, waardoor Joe zonder inkomsten komt te zitten.
Jane ontvangt de tweede brief van Peake en is blij dat de verloving weer hersteld is. Ze heeft in de tussentijd overigens wel gevoelens voor Joe ontwikkeld. Als Joe teruggekeerd is op het landgoed, vertelt hij haar wat zijn stiefmoeder gedaan heeft. Joe wil nu naar Hollywood gaan om daar zijn carrière te vervolgen. Hij vraagt Jane mee te gaan maar deze weigert. Ze wil Peake niet in de steek laten.
Abbott is niet blij dat Bulpitt op het kasteel logeert. Hij is bang dat hij nu alsnog de dagvaarding betekent aan Tubby. Daarom verzint Lady Abbott een list. Ze haalt alle kleren van Bulpitt weg zodat deze zich niet kan vertonen. Bulpitt vraagt Prudence echter wat kleren voor hem te gaan halen. Prudence besluit in de kamer van Tubby wat kleren voor Bulpitt te gappen. Daarbij wordt ze echter betrapt door Tubby. Na wat heen en weer gepraat doet de liefde weer zijn intrede en worden de problemen en misverstanden uit de weg geruimd. Tubby en Prudence herstellen hun verloving.
Peake is ook op het kasteel beland. Hij was namelijk bij de woonboot gaan zwemmen en ontdekte bij terugkomst aan de wal dat al zijn kleren weg waren. Ook daarvoor was Lady Abbott verantwoordelijk maar ze verkeerde daarbij in de veronderstelling dat het om de kleren van Bulpitt ging. Peake is naakt en zit dus dringend om kleren verlegen. Hij gaat de kamer van een van de betalende gasten binnen - een zekere kolonel Tanner - en wordt daar betrapt. Hij maakt dat hij weg komt maar wordt staande gehouden door de butler Pollen en Prudence. Peake wordt door hen naar Abbott gebracht die op dat moment in onderhandeling met de prinses is over de verkoop van het landgoed. De prinses is niet blij met de aanhouding van Peake (die immers haar verloofde is) en vertrekt woedend met Peake in haar kielzog. Ze koopt het landgoed niet.
Gelukkig blijkt Bulpitt - als gevolg van een erfenis van een Amerikaanse miljonair - wel degelijk erg rijk te zijn. Hij wil het landgoed kopen om er een countryclub van te maken. Prudence mag de zaak dan voor hem beheren. Als Jane even later van haar vader hoort dat Peake met de prinses verloofd is, is ze blij. Haar gevoelens voor Joe hebben toch de overhand gekregen. Ze wil dan ook met Joe trouwen en snelt weg om hem op te bellen. Bulpitt geeft aan Jane ter gelegenheid van haar huwelijk de eerder door hem genoemde half miljoen dollar te willen schenken. En zo is iedereen aan het einde van dit verhaal toch tevreden en gelukkig.
Beoordeling van het boek
Wodehouse was een beroemde Engelse schrijver die al op jeugdige leeftijd naar Amerika vertrok. Daar trok hij de aandacht met zijn humoristische verhalen en romans over o.a. Bertie Wooster en zijn butler Jeeves, de merkwaardige bewoners van Blandings Castle en de nogal met zichzelf ingenomen pechvogel Stanley F. Ukridge. Wodehouse heeft zijn Engelse afkomst nooit verloochend. In zijn boeken is dat ook goed te merken. In Amerika werkte Wodehouse mee aan het schrijven van teksten voor musicals en theatervoorstellingen. Verder was hij werkzaam voor de filmindustrie in Hollywood. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog woonde Wodehouse met zijn echtgenote Ethel in het Noord-Franse kustplaatsje Le Touquet. Hij was politiek gezien nogal naïef en had de oorlog niet zien aankomen. De Duitsers sloten hem als gijzelaar op in een interneringskamp in Duitsland. Na de oorlog vestigde hij zich definitief in Amerika.
Ik vind het altijd leuk om te kijken of Wodehouse zijn boeken op de een of andere manier indirect dateert (bijvoorbeeld door bepaalde boeken, liedjes of filmsterren in de tekst te noemen). Daarvan zijn in dit boek weer diverse goede voorbeelden te vinden. Zo noemt Wodehouse in hoofdstuk vijftien enkele musicalliedjes: “Alice Blue Gown” (uit 1920), “What ‘ll I do?” (uit 1923) en “Happy days are here again” (uit 1929). In hoofdstuk zestien worden de filmsterren Greta Garbo, Myrna Loy en Ginger Rogers genoemd. In hoofdstuk zeventien wordt de filmster Mae West genoemd. In hoofdstuk negentien noemt Wodehouse het beroemde boek “Gone with the Wind” (uit 1936). Wodehouse kan het hier niet over de film gehad hebben omdat deze pas in 1939 gemaakt werd (dus ruim na publicatie van “Summer Moonshine”). Ook de Russische dictator Jozef Stalin wordt in dit hoofdstuk vermeld. In hoofdstuk tweeëntwintig komen de componist Irving Berlin en de Italiaanse dictator Benito Mussolini ter sprake en in hoofdstuk drieëntwintig worden het lied “Pennies from Heaven” (uit 1936) en de Amerikaanse atleet Jesse Owens genoemd. Al deze zaken dateren het boek indirect in de jaren twintig / dertig van de vorige eeuw. Uit de namen van Mussolini, Stalin en Jesse Owens blijkt ook dat Wodehouse wel degelijk goed op de hoogte was van de toenmalige actualiteiten. Des te onbegrijpelijker is het dan weer dat hij zich in 1940 in Le Touquet door de Duitsers liet verrassen!
Ook neemt Wodehouse in zijn boeken altijd veel verwijzingen op naar religie, literatuur, cultuur en geschiedenis. In dit boek trof ik de volgende verwijzingen aan: Schopenhauer, de priesters van Baäl, de demon Belial, Lord Byron en het paradijs/Adam/Eva/slang (allemaal in hoofdstuk één), koningin Victoria, het gedicht “The Lady of Shalott” en het toneelstuk King Lear (allemaal in hoofdstuk twee), de hellehond Cerberus (hoofdstuk drie), het Paleozoicum, de tekenaar Henri Fournier en La Vie Parisienne, de etiquetteschrijfster Emily Post (1872 – 1960), Hamlet, Shakespeare en de componist Schubert (allemaal in hoofdstuk vijf), de god Mercurius, de lexicograaf Peter Mark Roget, Lochinvar (allemaal in hoofdstuk acht), James Cook (hoofdstuk negen), de kunstschilder Marcus Stone, de kunstschilder Edwin Landseer, Henry Ford (allemaal in hoofdstuk tien), Hamlet (hoofdstuk elf), de Romein Cato, de Charge van de Lichte Brigade (allemaal in hoofdstuk twaalf), de Gideon Bijbel en Machiavelli (allemaal in hoofdstuk veertien), Romeo (in hoofdstuk vijftien), Willem de Veroveraar, de Drie Musketiers, Mozes (allemaal in hoofdstuk zestien), het vertrek van Dr. Livingstone in 1866 naar Afrika, Marcus Aurelius, Julius Caesar, koning Toet-Anch-Amon, keizer Nero en Schumanns “Träumerei” (allemaal in hoofdstuk zeventien), Gustave Flaubert (hoofdstuk achttien), de Bijbelse figuur Samson, Nebukadnezar, een janplezier (= rijtuig), Sherlock Holmes, de Britse militaire opleidingsschool Mons (allemaal in hoofdstuk negentien), de slag bij Hastings, koning Harold, Napoleon (allemaal in hoofdstuk eenentwintig), Puccini, Garibaldi, de opera “I Pagliacci” (allemaal in hoofdstuk tweeëntwintig), het boek “De man met het ijzeren masker”, Pyramus en Thisbe (allemaal in hoofdstuk drieëntwintig), de profeet Eliza, Doornroosje (allemaal in hoofdstuk vierentwintig), de “Bazuinstoten van het Laatste Oordeel”, Assepoester, Napoleon, Hendrik VIII en Dzjengis Khan (allemaal in hoofdstuk vijfentwintig).
In hoofdstuk twee zit ook nog een autobiografisch element. In het begin beschrijft Wodehouse daar dat Sir Buckstone Abbott een man van vaste gewoontes is. Na het scheren en baden “werkte hij zich door een ingewikkeld systeem van gymnastische oefeningen dat zijn lichaam in zo’n uitstekende conditie hield…”. Dat is precies wat Wodehouse zelf ook iedere dag ’s-ochtends deed! Hij zwoor bij deze gymoefeningen en heeft ze tot op hoge leeftijd volgehouden. Het is wel grappig om dat hier in de tekst terug te zien.
In dit boek voert Wodehouse twee intrigerende figuren op: de deurwaarder Sam Bulpitt en de prinses Von und zu Dwornitzchek. Bulpitt - let overigens even op de naam in combinatie met het beroep van deurwaarder: Bulpitt is een verschrijving van Pitbull; zelfs het aantal letters en de opbouw lopen synchroon - is duidelijk de meest sympathieke van de twee. Hij is een typische Amerikaan die uiteindelijk het hart op de goede plaats blijkt te hebben. Dat in schril contrast met de prinses die volstrekt onsympathiek is en blijft. Opvallend is dat de prinses in alles een negatieve figuur blijft in dit boek. Ze had gemakkelijk een positievere rol kunnen spelen, bijvoorbeeld in haar verhouding tot haar twee stiefzoons. Waarom Wodehouse haar deze duistere rol laat spelen, is mij niet bekend. Hij noemt haar wel het “zand in de spinazie van onze beschaving”. Deze geestige omschrijving heeft wel een negatieve connotatie.
In dit boek voert Wodehouse twee intrigerende figuren op: de deurwaarder Sam Bulpitt en de prinses Von und zu Dwornitzchek. Bulpitt - let overigens even op de naam in combinatie met het beroep van deurwaarder: Bulpitt is een verschrijving van Pitbull; zelfs het aantal letters en de opbouw lopen synchroon - is duidelijk de meest sympathieke van de twee. Hij is een typische Amerikaan die uiteindelijk het hart op de goede plaats blijkt te hebben. Dat in schril contrast met de prinses die volstrekt onsympathiek is en blijft. Opvallend is dat de prinses in alles een negatieve figuur blijft in dit boek. Ze had gemakkelijk een positievere rol kunnen spelen, bijvoorbeeld in haar verhouding tot haar twee stiefzoons. Waarom Wodehouse haar deze duistere rol laat spelen, is mij niet bekend. Hij noemt haar wel het “zand in de spinazie van onze beschaving”. Deze geestige omschrijving heeft wel een negatieve connotatie.
Voor zo ver ik kan zien is dit boek een “stand alone”-verhaal. De figuren komen niet voor in andere boeken van Wodehouse. Het is, zoals altijd eigenlijk, een goed verhaal met leuke (maar wel enigszins voorspelbare) verhaallijnen. Interessant is hier dat er geen bedriegers op het kasteel komen logeren en ook dat er geen juwelen worden gestolen. Die elementen komen nogal eens voor in andere boeken van Wodehouse. En uiteraard is interessant de inhoudelijke discussie tussen Tubby en Prudence over hoe je bepaalde woorden hoort uit te spreken. Dat leidt aanvankelijk mede tot een (tijdelijke) breuk tussen de beide gelieven. Zou het feit dat Wodehouse, de typische Engelsman, heel lang in Amerika gewoond heeft, met zijn eigen uitspraak van het Engels, de oorzaak van dit element in het boek geweest kunnen zijn?
De omslagtekening (in kleur) is van Georges Mazure (1919 – 1980). Mazure was een bekende Nederlandse illustrator en schrijver. Hij tekende voor de studio van Marten Toonder en maakte politieke cartoons voor diverse (week)bladen. Daarnaast schreef hij ook zelf de teksten voor enkele strips. Tot slot schreef hij nog diverse jongens- en reisboeken. De tekening op de omslag geeft een situatie in hoofdstuk negentien weer. Daar vinden Joe Vanringham en Jane Abbott de gewonde deurwaarder Sam Bulpitt. Ze nemen hem mee om hem bij een arts af te leveren. Joe zit achterin en Bulpitt naast Jane. Met deze tekening heeft Mazure de belangrijkste drie figuren uit het boek prachtig in één tekening weergegeven.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden