Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Frederik van Eeden

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • Klas onbekend | 2914 woorden
  • 4 november 1999
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
57 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Frederik van Eeden is geboren in Haarlem op 3 april 1860 en hij is overleden in Bussum op 16 juni 1932. Hij heeft medicijnen gestudeerd in Amsterdam. Daarna heeft hij nog een studie psychiatrie in Parijs gevolgd. Hij vestigde zich als arts te Bussum en richtte in Amsterdam met een collega een psychiatrische kliniek op. Hij was mede-oprichter van De Nieuwe Gids. Hij was ook stichter van de idealistische cooperatie Walden. Hij bekeerde zich in 1922 tot het katholicisme. Hij schreef ook onder de pseudoniemen Cornelis Paradijs en Lieven Nijland. Van Eeden was nauwelijks een Tachtiger, hoewel hij in de redactie van De Nieuwe Gids zat en daarin het boek dat hem beroemd maakte publiceerde, nl. De kleine Johannes, had hij heel andere opvattingen dan Kloos en Van Deyssel. Men zou kunnen zeggen dat Van Eeden wel gebruik maakte van de stijl en de begrippen van het impressionisme en naturalisme, maar gekant was tegen de onderliggende principes ervan. Van Eeden was ook meer een ethicus dan een estheticus. Zijn bekendste boek, De kleine Johannes (1885), heeft bovendien met impressionisme en naturalisme weinig te maken en moet meer gerekend worden tot de neoromantiek. Het is een sprookje en tegelijk een allegorie. Twintig jaar later schreef Van Eeden nog twee vervolgen: De kleine Johannes II en III (1905 en 1906). Hij schreef ook nog Van de koele meren des doods, een psychologische roman met sterk naturalistische trekken over een aan drugs verslaafde vrouw. Van Eeden, die psychiater was, analyseert zeer indringend het lichamelijke en geestelijke aftakelingsproces, maar vaak heeft de psychiater de overhand op de schrijver: de roman verliest zich soms in te gedetailleerde beschrijvingen van psychische processen, wat een vlotte lezing niet bevordert. Verder is Van Eeden niet alleen een bekend literator, maar ook een internationaal bekend geleerde en maatschappijhervormer. Van Eeden heeft ook veel poezie geschreven, die echter van weinig betekenis is. Van Eeden heeft wel veel faam gekregen doordat hij in De nieuwe gids schreef ok van mensen die niet met de nieuwe stroming meegingen die was ingeslagen tijdens de periode van zijn leven. Van Eeden heeft in zijn leven ook veel reizen gemaakt en had in het buitenland veel connecties met schrijvers en beroemde geleerden zoals Freud, en andere beroemde mensen. Van Eeden kon het ook hebben als er kritiek op hem werd geleverd, er was namelijk een brief gestuurd naar De nieuwe gids die aan Van Eeden gericht was.Willem Kloos wilde deze brief eigenlijk niet plaatsen maar Van Eeden stond erop dat deze brief werd geplaatst. Een werk centraal De kleine Johannes door Frederik van Eeden 1: gegevens

Jaar van eerste publicatie: 1887
2: korte inhoud
Johannes woont met zijn vader in een groot huis met een grote tuin. Ze gaan vaak samen wandelen door de natuur. Johannes stelt zijn vader dan domme vragen. Zoals, "waarom is de wereld zoals zij is?". Hij bidt vaak op een wonder. Hij hoopt dan dat alles voor hem zal gaan leven. Op een dag stapt Johannes in een bootje en ontmoet daar een elf. Die elf heet Windekind en Johannes belooft die naam nooit aan de mensen te vertellen. Door een kus van Windekind wordt Johannes heel klein en hij ziet onder andere een krekel die les geeft aan allemaal kleine krekeltjes. Ook neemt Windekind hem mee naar een feest. Ze gaan het konijnenhol binnen en allemaal andere dieren zijn daar aan het dansen. Johannes krijgt van de koning der elfen een gouden sleuteltje dat op een gouden kistje past. Dat kistje is in handen van de mensen. De volgende dag kreeg Johannes op zijn kop omdat hij die nacht niet was thuisgekomen. Johannes trok zich er weinig van aan en zei dat hij niet kon beloven het nooit meer te doen. Johannes had het sleuteltje om zijn nek gedaan, maar toch moest hij het zo snel mogelijk zien te verstoppen. Windekind schoot te hulp en samen verstopten ze het sleuteltje onder een struik. Na een paar weken niets van Windekind gehoord te hebben, kwamen er een paar duiven aan die Johannes een veer gaven. Met die veer kon Johannes vliegen en de duiven hadden het begeleidt naar Windekind. Windekind liet Johannes zien dat de mens het 'laagst geplaatste' wezen was. Ze keken samen naar een aantal mensen die gingen picknicken. Ze vertrapten bloemen en sloegen naar de muggen om hen heen. Johannes was hierdoor diep teleurgesteld en besloot bij Windekind te blijven. Windekind vertelde ook over kabouters en Johannes wilde er onmiddellijk een zien. Ze gingen naar Wistik, de meest wijze kabouter van allemaal. Wistik las een kruisspin voor uit een boek over spinnen. Johannes vroeg of er ook een boek was waar de waarheid in stond. Wistik zei dat hij al zijn hele leven naar dat boekje zocht. Ook vertelde hij over dat het gouden kistje in handen van de mens was en het gouden sleuteltje in handen van de elften. Het roodborstje wist de weg. Windekind zei Johannes echter dat hij zich niets van Wistik moest aantrekken. Johannes dacht dat hij de aangewezen persoon was naar het kistje te zoeken en daardoor ziet hij Windekind niet meer terug. In de lente ontmoet hij een blond meisje, Robinetta, met de ogen en de stem van Windekind. Er is de hele tijd een roodborstje bij haar. Hij heeft een hele leuke tijd met haar. Wistik herinnert Johannes eraan dat hij het boekje moet vinden. Het meisje zegt te weten waar het is. Toen bleek dat Robinetta de bijbel bedoelde, zei Johannes dat de bijbel geen belangrijk boek was. Anders was er wel vrede geweest. De vader van het meisje 'schopte' Johannes zijn huis uit en even later ontmoet hij een eigenaardig mannetje. Het mannetje heette Pluizer. Hij vertelde Johannes dat Wistik en Windekind niet bestonden en dat hij veel slimmer was dan zij. Hij zei ook dat hij Johannes zal helpen met het zoeken naar het boekje. De volgende dag ontmoet Jonhannes Pluizer's vriend, Hein. Hein is de dood en hij had het momenteel erg druk. Pluizer zei dat mensen hun hele leven zochten en dat ze uiteindelijk Hein zouden vinden. Ook liet Pluizer hem de ellende van het mensenbestaan zien en de rondleiding eindigde bij een kerkhof. Ze werden weer heel klein en ze gingen de doodskisten binnen. In de laatste doodskist lag Johannes zelf en toen viel hij bewusteloos. Pluizer zei tegen Johannes dat hij net zo moest worden als docter Cijfer. Dat was een goed mens geworden. Docter Cijfer gaf Johannes les en naarmate de tijd verstreek, werd de wereld voor Johannes steeds donkerder. Hij ging Robinetta en Windekind steeds meer vergeten. Op een gegeven moment zei Pluizer tegen hem dat hij het boekje en het sleuteltje ook maar moest vergeten. Een tijd later verlangt Johannes naar zijn ouderlijk huis en Pluizer neemt hem mee. Hij ontmoet zijn vader op zijn sterfbed. Nadat zijn vader daadwerkelijk dood is wilde Pluizer hem met een mes opensnijden om te kijken wat de oorzaak van zijn dood was. Johannes hield Pluizer tegen en hij verdween. Hein zei dat Johannes dat goed had gedaan en dat Pluizer niet meer terug zal komen. Johannes wil met Hein mee de dood in, maar Hein weigert dat. Johannes gaat naar buiten en bij de zee ziet hij Windekind met Hein in een boot zitten. Van de andere kant komt een mens aanlopen. Hij stelt Johannes de keuze om of mee te gaan in de boot, of mee te gaan naar de mensheid. Johannes kiest voor het laatste. 3: personen
Johannes is de hoofdpersoon in dit verhaal. Hij is een kleine jongen met een zeer grote fantasie. Hij heeft ook een hele grote liefde voor de natuur, de planten en de dieren. Later blijkt dat de mens zijn grootste liefde is. Hij zoekt constant naar de waarheid en hij groeit langzamerhand op, van kind tot volwassene. Hij ontmoet een hele reeks personen die min of meer een blijvende invloed op hem uitoefenen. Windekind is een elf en de zoon van de zon. Hij leert Johannes een heleboel over de natuur en het leven. Windekind haat de mens, omdat ze nergens goed voor zijn. De enige mens waar Windekind mee bevriend is, is Johannes. 4: tijd
Het verhaal verloopt chronologisch en kan zich in principe op elk tijdstip afspelen. 5: ruimte
Er is duidelijk sprake van een belangenruimte, omdat dat bepalen is voor de sfeer. Bijvoorbeeld: het kerkhof is somber en eng. De zon is echter juist wonderbaarlijk en stralend. De zon speelt ook een belangrijke rol in het verhaal. 6: perspectief
Het is een auctoriaal verhaal. Een enkele keer presenteert hij zich ook zelf. 7: thema
Het thema is de geestelijke ontwikkeling van kind naar volwassen. Een kind heeft erg veel fantasie en hoopt vaak stilletjes ook op een wonder. Langzamerhand leert het kind veel en uiteindelijk is het een verstandig en goed mens. In dit verhaal groeit Johannes op van kind naar volwassen, op een mysterieuze manier. 8: motieven
Een algemeen motief is de fantasie en de natuur. Fantasie speelt de belangrijkste rol bij de bepalen van het verhaal. Een verhaalmotief is het gouden sleuteltje. Het duidt 'het boekje' aan, waar Johannes naar op zoek is. 9: titelverklaring
Een verband met de titel en het thema is er nauwelijks. De titel is 'de kleine Johannes' en daaraan is toch het opgroeien van een klein jongetje met het thema verwant. 10: structuur

De structuur van het verhaal is zeer logisch. Een gewone onderverdeling in een aantal hoofdstukken. Er zijn echter wel nog twee delen die op dit boek volgen. 11: stijl
De zinnen zijn nog in de oude taal geschreven. Een mannelijk woord duidt je niet aan met de, maar met den, etcetera. 12: genre
Het is duidelijke een sprookje. Dat kan je zien aan de tegenstelling goed en kwaad en aan de sprookjesachtige figuren; kabouters en elven. En ook de namen die de verschillende personages hebben zijn niet realistisch. Opmerkingen: -Het boek geeft mooie beschrijvingen van de natuur van het duinlandschap. -Bidden is het bereiken van een gevoel van optimaal geluk. 'Ik ben meer' herinnert aan het 'ik ben' van het verhaal van Mozes bij de brandende braamstruik uit de Bijbel. Overigens komen God (of wat de mens daar van maakte) en de Bijbel niet altijd gunstig naar voren. -'Stad' staat voor een sterk mechanisch wereldbeeld van een geïndustrialiseerde samenleving. Alles en iedereen zijn slechts radertjes. Emotie is daar niet belangrijk. De fabrieken waren rond 1900 sterk vervuilend en er waren slechte werkomstandigheden. De arbeiders woonden in sloppen. -Onderzoek omvat veel vervelend, maar noodzakelijke activiteiten (opensnijden van dieren en mensen) en moeizame analyses met veel rekenwerk. Evenals industriële activiteit gebeurt ook wetenschappelijk onderzoek in het boek in een sombere, zwarte omgeving. Van Eeden is blijkbaar een alfa-mens, die 'rekenwerk' letterlijk in een zwart daglicht plaatst. 2. De Tachtigers en Van Eeden De beweging van Tachtig stelde zich met de leus ,,De kunst om de kunst"( l'art pour l'art ) tegenover predikant-dichters, die de kunst gebruikten als een middel om hun doel te breiken en niet kunst als doel op zich. De Tachtigers kwamen op omstreeks 1880, vandaar hun naam. Hun werk werd door de bestaande tijdscriften geweigerd, zodat ze behoefte gevoelden aan een eigen blad. Dit werd De Nieuwe Gids. Frederik van Eeden was mede-oprichter van dit blad. Er was echter een sterk verschil tussen de erg sociaal-voelende Van Eeden en de individualistische Kloos en tussen de romantische Van Eeden en de naturalistische Van Deyssel. Deze verschillen met andere Tachtigers resulteerde in een breuk met De Nieuwe Gids. Het was Van Eeden niet te doen om het woord maar om de gedachte. De Tachtigers waren vaak eenzijdig wat hun werk betreft, het ging hen meer om de vorm dan om de inhoud. Van Eeden daarentegen had de inhoud meer lief dan de vorm. Hij heeft in verschillende genres werk geschreven, hij was een veelzijdig mens. Hij maakte in zijn werk wel gebruik van de stijl van het impressionisme en het naturalisme, maar was fel gekant tegen de onderliggende principes ervan. Hij was wel tegen predikanten-poëzie en schreef hierop een parodie: Grassprietjes. Hij gebruikte hiervoor zijn pseudoniem Cornelis Paradijs: 't Paradijs = (de hof) van E(e)den. (Zijn andere pseudoniem was Lieven Nijland.) Sommige schrijvers uit De Nieuwe Gids-kring zochten, toen het l'art pour l'art-beginsel hen niet meer kon inspireren in politieke richting een nieuw houvast voor hun kunst en leven. Frederik van Eeden streefde naar sociale hervormingen en stichtte in 1889 de ethisch-communistische kolonie Walden. Bijlage 1: Uitwerkingen van zijn kolonie Walden: Walden
Van Eeden zag de maatschappij als een organisme dat door bepaalde oorzaken ontregeld was geraakt. Hij vond dat het zijn taak was niet alleen een diagnose te stellen en de sociale kwalen op het spoor te komen, maar ook een therapie te bieden. Van Eeden schreef veel sociaal-economische geschriften waarbij hij bij voorkeur van 'ziekte' sprak als een metafoor voor de wantoestanden in de maatschappij. Voor Van Eeden was de ideale toestand van het maatschappelijke organisme een toestand van evenwicht. In een gezond organisme werkt, volgens Van Eeden, elk deel mee tot instandhouding van het geheel; in een ziek organisme werken de delen elkaar tegen. In 1897 en volgende jaren zag Van Eeden steeds duidelijker dat de oorsprong van het maatschappelijke ziekteproces het eigendomsrecht op de grond en de produktiemiddelen was. Het evenwicht werd verder verstoord door weelde, rijkdom en een corruptie. Rond 1897 bezocht Van Eeden een aantal communes, coöperaties, en landkolonies. Op 4 juni 1897 tijdens een wandeltocht met zijn vrouw en twee kinderen ontdekte Van Eeden een verzameling huisjes van bosarbeiders en hij noteerde in zijn dagboek: 'ik heb nu nog maar één ideaal, mijn leven door te brengen in zoo'n hut, in dat bosch.' Van Eeden had trouwens al lang een enorme liefde voor de natuur. Rond deze tijd kreeg Van Eeden het boek Walden or Life in the Woods van Thoreau onder ogen. Het is goed voor te stellen dat het boek met zijn gedetailleerde natuurbeschrijvingen, de verheerlijking van het buitenleven en een sobere levenswijze zonder het comfort van de moderne maatschappij Van Eeden heeft aangesproken. Het boek van Thoreau was ten dele te gebruiken als praktische handleiding voor de eenzame hutbewoner. Het beschrijft bijvoorbeeld hoe Thoreau zijn hut bouwde, welk materiaal hij gebruikte en hoe hij zijn dag doorbracht. (Bron: Jan Fontijn - Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901. Amsterdam, Em. Querido's uitgeverij b.v. 1990.) Het leven op Walden
Aanvankelijk werd Walden, de leefgemeenschap van Van Eeden, of 'kolonie' zoals dat toen genoemd werd, vooral bevolkt door artistiek ingestelde jongeren uit de meer welgestelde klassen, die droomden van een idyllisch herderlijk bestaan op het platteland. Ook woonden er neurotische patiënten die bij de psychiater Van Eeden een arbeidstherapie volgden. Later kwamen er meer arbeiders naar Walden die zelfstandig, dat wil zeggen zonder door bazen op hun vingers gekeken of door opzichters gecommandeerd te worden, hun levensonderhoud wilden verdienen. Deze verschuiving hing voor een deel samen met de ontwikkeling van Van Eedens denkbeelden over binnenlandse kolonisatie. Hij begon met Walden om voor zichzelf en een paar anderen de gelegenheid te scheppen een beter leven te leiden. Dit beperkte doel bevredigde Van Eeden echter al snel niet meer. Walden mocht geen geïsoleerde vrijplaats blijven voor de happy few, maar moest een sociaal-economische omwenteling op gang brengen die heilzaam was voor iedereen. Na een aanloopperiode van twee jaar waarin bewoners zowel als reglementen elkaar snel opvolgden werd Walden in 1901 een collectieve coöperatie, dat wil zeggen een woon- en werkgemeenschap die uitging van de leefregel: 'geven naar krachten en nemen naar behoefte'. In 1903 gaven de bewoners deze organisatievorm echter weer op en werd Walden tot het faillissement in 1907 een vereniging van productieve associaties. Hieronder verstond men de wisselende groep bedrijfjes die op Walden gevestigd waren, plus de bewoners van de zogenoemde hutten die op het landgoed gebouwd waren. Walden telde een bakkersgroep met bezorgers, suiker- en chocoladebewerkers; tuinbouwers die hun waren in de omringende villawijken en in de stad uitventten; een timmermanswerkplaats; en een pension in het 'groote huis', de villa die op het landgoed stond. Iedere groep bepaalde onderling wie werd toegelaten als aspirant-kolonist en regelde beleidskwesties die deze specifieke groep aangingen onderling, bijvoorbeeld of nachtarbeid gewenst was. De vereniging had een boekhouder in dienst die ook de financiële administratie van de groepen voerde. Van Eeden was voor de buitenwereld het gezicht van Walden maar hij stond eigenlijk min of meer buiten het werkverband. Hij droeg niet veel bij aan de productie en zonderde zich graag af om te schrijven en studeren. Hij was op Walden niet geliefd en hij kreeg te maken met veel tegenwerking. De zaak werd op de spits gedreven in 1906 toen de algemene vergadering Van Eeden ontsloeg als lid, officieel omdat hij niet deelnam aan de productie, in werkelijkheid omdat vooral de goeddraaiende bakkersgroep zijn inmenging wilde voorkomen. Zij vreesden hun winsten met de verlies lijdende tuingroep te moeten delen. De bakkersgroep verliet de coöperatie en pogingen om nieuwe mensen aan te trekken mislukten. Door dit conflict was Van Eeden genoodzaakt het project Walden in 1907 te beëindigen. (Bron: M. Mooijweer - De Amerikaanse droom van Frederik van Eeden. De Bataafsche leeuw, Amsterdam. 1996.) De verschillende werken die Van Eeden heeft geschreven (zijn ouevre): - De kleine Johannes (1887) - De student thuis (1886) - Studies (6 delen,verschenen 1890-1918) - Ellen. Een lied van smart (1891) - Johannes Viator (1892) - De broeders. Tragedie van het recht (1894) - Het lied van schijn en wezen (1895) - Lioba, Drama van de trouw (1897) - Van de koele meren des doods (1900) - Van de passielooze lelie (1901) - De nachtbruid (1909) - Sirius en Siderius (3 delen, 1912, 1914, 1924) - De heks van Haarlem (1915) - Mijn dagboek (9 delen, 1931-1945)

REACTIES

S.

S.

Tot welke litteraire strekking moeten we van Eeden dan rekenen? Tot de Tachtigers of tot de Negentigers ?

19 jaar geleden

A.

A.

Frederik van Eeden heeft nog een machtige roman geschreven namelijk Maskers en Mensen door het medium Jozef Rulof, metaphysicus, 1898-1952.
Over dit prachtige boek kun je lezen op de Website www.rulof.org Kijk Maar eens onder samenvatting per boek. Het is geen gemakkelijke roman, om dit boek goed te kunnen begrijpen is eigenlijk studie van de andere boeken van Jozef Rulof noodzakelijk, denk ik.

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.