Hoofddoekjes in de rechtszaal

Beschouwing ‘Hoofddoekjes in de rechtszaal’

Moslims die een carrière willen maken in de rechtszaal, maar zichzelf genoodzaakt zien een hoofddoekje te dragen, staan in Nederland een koude douche te wachten. Onlangs is een moslim afgewezen als griffier omdat een hoofddoekje volgens de rechtbank onverantwoord is; een conflict is geboren. De vraag is of hoofddoekjes moeten worden geaccepteerd in de rechtszaal.

Dit probleem hangt ongetwijfeld samen met het conflict dat het cultuurrelativisme samen met de autonome waarde van het individu oplevert. De grondwet zegt ons dat ieder mens gelijk behandeld moet worden. Al sinds het ontstaan van de moderne rechtsgang mag alleen voorgeschreven kledij worden gedragen door rechtsdienaars, om zo de rechtsdienaars te depersonaliseren. Hier passen hoofddoekjes dus niet bij.


Daar staat het cultuurrelativisme tegenover. Volgens het cultuurrelativisme mogen immigranten in ons land hun eigen cultuur blijven toepassen. Volgens de Koran, het heilige boek van de moslims, is het verboden voor de vrouw om het hoofddoekje buitenshuis af te doen. Dit betekent dus ook dat ze een hoofddoekje in de rechtszaal moeten blijven dragen.

In dit geval staan het cultuurrelativisme en belangrijke opvattingen uit eigen cultuur als de autonome waarde van het individu lijnrecht tegenover elkaar. Het is duidelijk dat als er een oplossing voor dit probleem gevonden moet worden dat één van deze opvattingen aangepast, of wellicht geheel opgegeven moet worden.