Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Woordsoorten

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vwo | 505 woorden
  • 23 maart 2013
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

LW: bepaald lidwoord: de, het
        onbepaald lidwoord: een

 vb: hij heeft een auto/de auto gekocht

 Bijv. nw:  de mooie auto – de auto is mooi
een bijv. nw kan bijvoeglijk maar ook zelfstandig worden gebruikt

 znw: zelfstandig nw:  LET OP aardrijkskundige namen en persoonsnamen zijn OOK zelfstandige nw: Nederland/Afrika/Piet/Kees

 vz: voorzetsel: in, bij, tussen, langs enzo   (voor de kast, in de kast)

 ww: 1 hww ~ 2 kww ~3 zww

LET OP: er kunnen meerdere gezegders in de zin voorkomen

Omdat Jan moet verhuizen, hebben  zijn ouders hun huis verkocht

moet: hww

verhuizen: zww    

hebben= hww

verkocht= zww

BW= bijwoord

1. zegt iets van een ww: Hij werkt hard

2. zegt iets van een bijv. nw: Hij is erg ziek

3. een ander bijwoord: Hij is heel erg verlegen

 Voornaamwoorden:

1. Persoonlijk vnw

 ‘hen’ word gebruikt als lv ná een vz

‘hun’ word gebruikt als mv (zonder vz)

‘ze’ gebruik je niet bij personenen maar bij zaken als het vnw te vervangen is door:

hij= pers. vnw (ond. vorm)

hem= pers vnw (voorn. vorm)

zijn= bez. vnw

zich= wederkerend vnw

wederkerig vnw:  elkaar(s), elkander(s), mekaar(s)
vragende vnw:  wie – wat – welk(e) – wat voor (een)

LET OP   hoe – waneer – waardoor  enz. zijn bijwoorden

Betrekkelijk vnw:  die – dat – wie – wat

 die: als het betrekkelijk vnw slaat terug op een de-woord adantecedent

de man die  daar loopt, is erg rijk

de man= antecedent

die= betr. vnw

 dat:  ‘dat’ al betr. vnw slaat terug op het-woord als antecedent

het huis dat  hij kocht was goedkoop (dat slaat terug op ‘het huis’)

 wie: ‘wie’ als betr. vnw word gebruikt als meewerkend voorwerp of na een vz

 de neef bij wie hij logeert

de neef wie hij goederen levert → wie levert hij goederen?

                                                                        mv            ond

 wat:  ‘wat’ is een betr. vnw als:

1. het antecedent een overtreffende trap is

  het leukste wat mij is overkomen (wat slaat terug op ‘het leukste’)

 2. het antecedent een onbepaald vnw is= een woord met een vage betekenis

Alles wat hij zegt is onzin (slaat terug op ‘alles’)

 3. het antecedent een hele zin is

hij kreeg een ongeluk, wat ontzettend vervelend was (slaat terug op hij kreeg een ongeluk)

 wie en wat zijn betr. vnw (mia)

als ‘wie’ betekent ‘diegene die’

als ‘wat’ betekent ‘dat wat’

 mia= met ingesloten antecedent

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.