Hoofdstuk 6

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 1e klas vwo | 415 woorden
  • 6 juni 2015
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 1

Franken: het belangrijkste Germaanse volk dat zich vestigde in het West-Romeinse rijk. De Franken 

stichten een eigen staat: het Frankische rijk.

Karel de Grote: koning in de middeleeuwen, leefde vanaf 742-814 na Chr.. Hij was een leider van de

Franken.

 

Paragraaf 2

Domein: Een dorp met her land en de omgeving. Het was eigendom van een edelman, een bisschop of het klooster.

Horige: Boer die geheel of gedeeltelijk afhankelijk was van een heer en die niet ergens anders mag gaan wonen. Hij hoort bij de grond van de heer.

Ridder: Een edelman te paard, uitgerust met harnas, zwaard, schild en lans.

Rentmeester: Iemand die in de naam van een edelman, bisschop of abt een domein bestuurt.

Leenstelsel: Het in leen geven van gebieden in ruil voor hulp.

Leenheer: De koning of de edelman, die één of meer domeinen in leen gaf.

Leenman: De edelman die één of meer domeinen leende.

Seculiere geestelijken: De paus, de bisschoppen en de priesters. Geestelijken die leven tussen de andere mensen, niet in afzondering.

Dorpspriesters: Geestelijke die toezicht hield op het leven van de inwoners van zijn parochie.

Parochie: Een groep christelijke gelovigen, die meestal samenviel met een dorp in een domein.

Bisschoppen: Hoofd van Kerkprovincie, gebied waar de kerk in lag.

Paus: Het hoofd van de christenen, met als zetel Rome.

Reguliere geestelijken: Monniken en nonnen. Zij leven in een klooster, afzondering en volgens bepaalde, vaak heel strenge, regels.

Abt: Hoofd van klooster voor mannen, abis: hoofd van een klooster voor vrouwen.

Kloosterorde: een organisatie van een groep monniken of nonnen die in verschillende kloosters leven volgens dezelfde regels, de oudste zijn de Benedictijnen.

Pelgrims: Gelovige die verre reizen ondernam om heilige plaatsen van zijn godsdienst te bezoeken.

Sacramenten: Gewijde handelingen die meestal door geestelijken worden verricht, bij dood, huwelijk en doop.

 

Paragraaf 3

Gilde: organisatie van mensen die hetzelfde beroep uitoefenen. Deze mensen sloten zich aan om hun belangen te verdedigen.

Hanze: verbond van kooplieden van verschillende Noord-Europese steden.

Stadsrechten: rechten door de vorst aan een stad verleend (geen plichten meer, behalve belasting betalen, het zelf mogen regelen van bestuur en rechtspraak)

Guldensporenslag: Slag bij Kortrijk in 1302. N die slag versloegen de Vlamingen het ridderleger van de Franse koning.

 

Paragraaf 4

Nationale staat: een staat waar de burgers een gevoel van saamhorigheid hebben.

Nationalisme: het gevoel van saamhorigheid van mensen die een staat vormen of willen vormen. Ook: het belang van het eigen volk boven dat van ander volken willen plaatsen.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.