Hoofdstuk: 3
Tijdvak: Vroege middeleeuwen- 500-1000
Kenmerkend aspect 1 De verspreiding van het christendom in heel europa |
De Frankische vorst Clovis roeide de andere Frankische vorsten uit waardoor alleen hij over het Frankische rijk regeerde. In zijn rijk leefden nog veel Galliërs die de Rooms-katholieke leer nog uit de Romeinse tijd hadden. Clovis liet zich rond 500 dopen met duizenden van zijn soldaten. Hierdoor verspreidde het christelijke geloof in het Frankische rijk. Vele keizers na hem hebben het christelijke geloof naar de rest van Europa verspreid. Vaak ging dat met geweld zoals Karel de Grote deed rond het jaar 800. |
Kenmerkend aspect 2 Het ontstaan en de verspreiding van de islam |
Geïnspireerd door de engel Gabriël, die Mohammed hoorde, riep hij de mensen om nog maar één god te eren: Allah, de god van zijn stam. Het stadsbestuur dacht dat de verering van één god nadelig werd voor de handel en de bedevaarten. Hierdoor werd Mohammed verbannen uit Mekka, en is hij in 622 vertrokken naar Medina waar hij veel aanhangers kreeg. Een belangrijk principe van de Islam was de Jihad, het uitbreiden van de Islam door een heilige oorlog. In snel tempo werd het Midden-Oosten veroverd. In 711 wou de Islam uitbreiden via Spanje. In 732 werden zij door Karel Martel gestopt in de slag bij Poitiers. Dit werd uitgeroepen tot een overwinnen van het Christendom. |
Kenmerkend aspect 3 Het bijna helemaal vervangen van de agrarisch-urbane cultuur (stedelijke landbouw) door een zelfvoorzienend landbouw cultuur georganiseerd door het hofstelsel en horigheid. (in west Europa) |
De argrarisch-stedelijke samenleving uit de Romeinse tijd verdween. Veel steden met handelaars en nijverheid verdwenen. Een boer moest zelf voor alles zorgen wat zijn gezin nodig had. Horigheid hield boeren niet ergens anders mochten wonen als ze nog op de grond van de leenheer een boerderij hadden. |
Kenmerkend aspect 4 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (in het kader van leen heren, leen mannen, bescherming, horigen ect.) |
In de middeleeuwen slaagden stamhoofden erin grote gebieden aan elkaar te sluiten en als koning te besturen. Dit was mogelijk door de invoering van het leenstelsel, ook wel het feodale stelsel genoemd. In ruil voor steun aan de koning leende deze een stuk grond aan zijn leenmannen. Dit stelsel werd in vrijwel heel Europa doorgevoerd. |
- Zoek nu bij elk kenmerken aspect een bron, die dat aspect zo goed mogelijk illustreert.
Kenmerkend aspect 1
Tussen 500 en 1000 breidde het christendom zich uit in Europa tot ver buiten de grenzen van het vroegere Romeinse rijk. Europa was in de 11e eeuw gekerstend tot en met IJsland in het noorden, Ierland in het westen en Rusland in het Oosten. Ik vond dit een toepasselijke bron omdat je de verspreiding (in snelheid en grote) goed zichtbaar is.
http://threeships.timerime.com/nl/periode/374546/Tijd+van+monniken+en+ridders/
Kenmerkend aspect 2
Een belangrijk principe van de Islam was de Jihad, het uitbreiden van de Islam door een heilige oorlog. In snel tempo werd het Midden-Oosten veroverd. In 711 wou de Islam uitbreiden via Spanje. In 732 werden zij door Karel Martel gestopt in de slag bij Poitiers. Ik vond dit een toepasselijk schilderij omdat de jihad er voor heft gezorgt dat de islam zo snel en explosief uitbreidde.
https://ejbron.wordpress.com/2012/11/29/bill-warner-het-zwarte-gat-in-de-geschiedenis-video/
Kenmerkend aspect 3
In de 5e eeuw ging in het westen het Romeinse rijk ten onder. Het stedelijk leven, handel en nijverheid verdwenen. Grootgrondbezitters heersten op zelfvoorzienende domeinen over horige boeren die hun grond niet mochten verlaten. Je ziet hier goed dat je boeren had op het land en het kasteel van de leen heer in het midden.
https://www.google.nl/search?q=feodale+stelsel&espv=2&biw=1280&bih=923&source=lnms&tbm=isch&sa=X&ei
Kenmerkend aspect 4
Vroegmiddeleeuwse vorsten gaven lagere edelen grond en bescherming in ruil voor een eed van trouw. Ze kregen zo een feodale verhouding van en leenman of vazal. In de praktijk gedroegen veel vazallen zich als zelfstandige heersers. Op de afbeelding hier naast is goed afgebeeld hoe het zat met de verdeling , eerst de koning daarna de geestelijkheid, vervolgens de adel en helemaal onderaan de boeren en het gewone volk.
https://www.studyblue.com/notes/notess/n/begrippen-tijdvak-3--4/deck/9226826
- Vul de begrippen in en leg ze uit in je eigen woorden. Maak daarbij tevens duidelijk wàt ze te maken hebben met één of mogelijk meer kenmerkende aspecten van het tijdperk.
Begrip
Uitleg in de context van de kenmerkende aspecten
Agrarische samenleving
Kenmerkend aspect 3
Een maatschappijvorm waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.
Agrarisch-urbane samenleving
Kenmerkend aspect 3
Een maatschappijvorm waarin meeste mensen werkzaam zijn in de landbouw maar waar ook steden zijn, waarin de meeste mensen hun geld verdienen als ambachtsman of handelaar
Autarkie
Kenmerkend aspect 3
Zelfvoorziening, als een gebied economisch onafhankelijk is van anderen gebieden
Domein
Kenmerkend aspect 3
Landgoed dat bestaat uit een aantal boerderijen die onder de zelfde heer vallen end at in zijn geheel (bijna) autarkisch is
Feodaal stelsel
Kenmerkend aspect 4
Een bestuurssysteem waarbij een leenheer grond en rechten in leen geeft aan ondergeschikte leen man (boer) in ruil voor trouwe dienst
Hiërarchie
Kenmerkend aspect 4
Kerkelijke rangorde, tegenwoordig ook gebruikt voor een rangorde buiten de kerk
Hofstelsel
Kenmerkend aspect 4
Een economisch systeem waarin autarkische domeinen centraal staan; ook wel domeinstelsel genoemd
Horige
Kenmerkend aspecht 3/4
Halfvrije boer die recht heft op zijn grond maar zijn domein niet mag verlaten zonder toestemming van zijn heer
Islam
Kenmerkend aspect 2
Het geloof in een god, Allah, volgens de richtlijnen van de koran en de uitspraken van de profeet Mohammed
Kalifaat
Kenmerkend aspect 2
Islamitische bestuursvorm waarin de kalief zowel wereldlijk als religieus heerser is.
Kerstening
Kenmerkend aspect 1
Anderen bekeren tot het Christendom
Leenheer
Kenmerkend aspect 4
Iemand die leenmannen aan zich heeft gebonden door hun ‘grond’ in leen te geven
Leen man
Kenmerkende aspect 4
Iemand die van een leenheer grond en rechten in leen heft gekregen en in ruil daarvoor zijn trouwe dienst belooft, ook wel vazal genoemd
Lijfeigene
Kenmerkend aspect 4
Onvrije boer zonder bezit, die moet werken als boerenknecht
Missionaris
Kenmerkend aspect 1
Geestelijke die mensen tot het Christendom probeert te bekeren.
Parochie
Kenmerkend aspect 1
Kerkelijke gemeente op het laagste niveau, onderdeel van een bisdom
Reguliere geestelijke
Kenmerkend aspect 1
Lid van een kloosterorde, Monnik of non
Seculiere geestelijke
Kenmerkend aspect 1
Priester die onderdeel vormt van het kerkelijke bestuur vanaf het laagste niveau, tot de leider van de kerk de paus
Sharia
Kenmerkend aspect 2
Islamitische wetgeving die teruggaat op het word van Allah, zoals het staan in de Koran en andere heilige geschriften
Sjiisme
Kenmerkend aspect 2
Stroming binnen de islam die is gesticht door de aanhangers van Ali, de neef van Mohammed
Soennisme
Kenmerkend aspect 2
Stroming binnen de islam die is gesticht nadat de sjiieten zich hadden afgescheiden.
Stand
Kenmerkend aspect 4
Groep van mensen met een maatschappelijke functie, zoals geestelijken, adel of boeren
Vazal
Kenmerkend aspect 3/4
Leenman
- Schrijf nu – op basis van de elementen die je onder A, B en C bij elkaar hebt gebracht – een samenvattinkje van het hoofdstuk, in max. 20 regels
Tussen 500 en 1000 breidde het christendom zich uit in Europa tot ver buiten de grenzen van het vroegere Romeinse rijk. Europa was in de 11e eeuw gekerstend tot en met IJsland in het noorden, Ierland in het westen en Rusland in het Oosten.In de 7e eeuw (600-700) stichtte de Arabier Mohammed de derde grote monotheïstische godsdienst: de islam. Zijn volgelingen veroverden in de eeuw na zijn dood grote delen van Azië, Noord-Afrika en het Iberisch schiereiland. In de 5e eeuw ging in het westen het Romeinse rijk ten onder. Het stedelijk leven, handel en nijverheid verdwenen. Grootgrondbezitters heersten op zelfvoorzienende domeinen of hoven over horige boeren die hun grond niet mochten verlaten.
Vroegmiddeleeuwse vorsten gaven lagere edelen grond en bescherming in ruil voor een eed van trouw. Ze kregen zo een feodale verhouding van en leenman of vazal. In de praktijk gedroegen veel vazallen zich als zelfstandige heersers.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden