Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 4

Beoordeling 7.6
Foto van Bo
  • Begrippenlijst door Bo
  • 4e klas havo | 1326 woorden
  • 5 november 2014
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Agrarische revolutie

De overgang van jagen en verzamelen als voornaamste middel van het bestaan naar een sedentair bestaan als boer. Omdat deze overgang plaatsvond in de nieuwe steentijd (het neolithicum), wordt deze revolutie ook wel aangeduid als neolithische revolutie.

Bronstijd

De periode waarin de mens brons gebruikte voor de productie van gereedschappen (in het Midden-Oosten vanaf 3000 v.C.).

Centraal bestuur

Bestuur over een groter gebied vanuit één plaats, waarbij overal in het bestuurde gebied dezelfde wetten en belastingen gelden.

Geweldsmonopolie

Een situatie waarin slechts de staat geweld mag gebruiken en mensen mag arresteren, opsluiten en eventueel fysiek straffen.

Homo sapiens

De laatste en enige mensensoort die nu nog bestaat en waartoe ook wij behoren (letterlijk: de wetende mens).

IJzertijd

Periode waarin de mens voor de productie van wapens en gereedschappen geen brons meer gebruikte, maar ijzer (in het Midden-Oosten vanaf ca. 1200 v.C.)

Landbouwsamenleving

Samenleving waarin de meeste mensen leven van akkerbouw en veeteelt.

Nieuwe steentijd

Periode waarin de mens zijn stenen gereedschappen ging polijsten, maar nog geen metaal tot zijn beschikking had (in het Midden-Oosten vanaf ca. 9000 v.C.)

Polytheïsme

Godsdienst waarbij mensen geloven in meerdere goden.

Prehistorie

Periode waarin een volk geen schrift gebruikt.

Staat

Een afgebakend gebied met een gecentraliseerd bestuur en een overkoepeld rechtssysteem waar de overheid een geweldsmonopolie heeft en verantwoordelijk is voor de ordehandhaving en de verdediging van de landsgrenzen.

Vruchtbare Halvemaan

Gebied rond de rivieren Eufraat, Tigris en Jordaan, waar voor het eerst op uitgebreide schaal aan landbouw werd gedaan (ook wel Vruchtbare Sikkel genoemd).

Aristocratie

Vorm van bestuur waarbij de macht beperkt blijft tot een aantal families (adel).

Atheens burgerrecht

Het geheel van rechten van de vrije bewoners van Athene, waaronder (voor veel volwassen mannen) het recht om deel te nemen aan de democratische besluitvorming

Christendom

Monotheïstische godsdienst die het geheel van christelijke waarheden, voorschriften en gebruiken omvat en die is gebaseerd op de boeken van het Oude en Nieuwe testament (samen de Bijbel).

Directe democratie

Vorm van bestuur waarbij alle burgers het recht hebben om in een volksvergadering mee te beslissen over het beleid.

Filosoof

Wijsgeer die elementaire vragen stelt over de natuur, de manier waarop mensen moeten leven en de beste wijze van besturen.

Germanen

Boerenvolkeren in Midden-Europa, die daar in stamverband leefden.

Imperium

Opperheerschappij, en vandaar een benaming voor een groot rijk, zoals het Romeinse keizerrijk.

Jodendom

Monotheïstische godsdienst van de joden, gebaseerd op de boeken van de Hebreeuwse Bijbel (in de christelijke Bijbel het Oude Testament)

Keizerrijk

Een rijk dat wordt bestuurd door een keizer.

Klassieke cultuur

Grieks-Romeinse cultuur of beschaving

Monotheïsme

Het geloof in één god.

Oost-Romeinse rijk

Het oostelijke deel van het Romeinse Rijk, na 395 definitief afgescheiden van het West-Romeinse Rijk.

Ostracisme

Het verschijnsel dat Atheense burgers een politicus uit hun midden konden verbannen door hem weg te stemmen.

Pax Romana

‘Romeinse vrede’, een periode van betrekkelijke rust in het Romeinse Rijk (27 v.C. – 180 n.C.).

Polis

Stadstaat (een stad plus het omringde platteland) die zichzelf bestuurd.

Romanisering

Het verschijnsel dat niet-Romeinse culturen, zoals de Keltische en de Germaanse, elementen uit de Romeinse cultuur overnemen.

Romeins burgerrecht

Voorrechten die burgers van het Romeinse Rijk hadden, zoals het recht op een eerlijk proces.

Romeinse rijk

Het rijk rond de Middellandse zee en in grote delen van Europa en het Midden-Oosten dat werd bestuurd vanuit Rome.

Staatsgodsdienst

Een godsdienst die is voorgeschreven voor iedereen die voor de staat werkt.

Tiran

Tijdelijke alleenheerser, later met de betekenis van ‘hardvochtig heerser’.

Volksverhuizingen

Het verschijnsel dat grote bevolkingsgroepen (vooral Germaanse stammen) in de 4e eeuw en 5e eeuw n.C. het Romeinse Rijk introkken of daarbinnen een andere woonplaats zochten.

West-Romeinse rijk

Het westelijke deel van het Romeinse rijk, na 395 definitief afgescheiden van het Oost –Romeins Rijk.

Wetenschap

De kritische bestudering van de werkelijkheid in een poging die beter te begrijpen.

Agrarische samenleving

Een maatschappijvorm waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.

Agrarische-urbane samenleving

Een maatschappijvorm waarin de meeste mensen werkzaam zijn in de landbouw, maar waar ook steden zijn, waarin de meeste mensen hun brood verdienen als ambachtsman of handelaar.

Autarkie

Letterlijk ‘zelfvoorziening’: een vorm van economie waarin een gebied in zijn eigen economische behoeften voorziet en dus economisch onafhankelijk is van andere gebieden.

Domein

Landgoed dat bestaat uit een aantal boerderijen die onder dezelfde heer vallen en dat in zijn geheel min of meer autarkisch is.

Feodaal stelsel

Een bestuurssysteem waarbij een leenheer grond en rechten in ‘leen’ geeft aan een ondergeschikte leenman, in ruil voor trouwe dienst: ook ‘leenstelsel’, ‘feodalisme’ of ‘feodaliteit’ genoemd.

Hiërarchie

Kerkelijke rangorde; tegenwoordig ook gebruikt voor een rangorde buiten de kerk.

Hofstelsel

Een economisch systeem waarin min of meer autarkische domeinen centraal staan; ook wel ‘domeinstelsel ’genoemd.

Islam

Het geloof in één god, Allah, volgens de richtlijnen in de koran en de uitspraken van de profeet.

Kalifaat

Islamitische bestuursvorm waarin de kalief zowel wereldlijk als religieus heerser is.

Kerstening

Anderen bekeren tot het christendom

Leenheer

Iemand die leenmannen aan zich heeft gebonden door hun grond en rechten in ‘leen’ te geven.

De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Iemand die leenmannen aan zich heeft gebonden door hun grond en rechten in ‘leen’ te geven.

Leenman

Iemand die van een leenheer grond en rechten in ‘leen’ heeft gekregen en in ruil daarvoor trouwe dienst belooft; ook wel ‘vazal’ genoemd.

Lijfeigene

Onvrije boer zonder bezit, die moet werken als boerenknecht.

Missionaris

Geestelijke die mensen tot het christendom probeert te bekeren.

Parochie

Kerkelijke gemeente op het laagste niveau, onderdeel van een bisdom.

Reguliere geestelijke

Lid van een kloosterorde, monnik of non.

Seculaire geestelijke

Priester die onderdeel vormt van het kerkelijke bestuur, vanaf het laagste niveau (de pastoor in de parochie) tot aan de leider van de kerk, de paus.

Sharia

Islamitische wetgeving die teruggaat op het woord van Allah, zoals dat is overgeleverd in de Koran en andere heilige schriften.

Stand

Groep mensen met een vergelijkbare maatschappelijke functie, zoals geestelijken (de geestelijkheid), bestuurders en militairen (de adel) en boeren en burgers (de derde stand).

Vazal

Leenman.

Burgerij

De belangrijkste groep bewoners van een stad, de mensen die het burgerrecht hebben.

Centralisatie

Het streven van heersers om hun gebied vanuit één punt te besturen en in het hele grondgebied gelijke wetten en belastingen in te voeren.

Drieslagstelsel

Een manier om een graanakker zo nuttig mogelijk te gebruiken, door in één jaar een derde van het land in de herfst te zaaien, een derde van het land in de lente en een derde van het land braak te laten liggen.

Expansie

De uitbreiding van een gebied of invloed

Geldeconomie

Een economie waarin geld het voornaamste ruilmiddel is.

Gilde

Een vereniging van mensen met hetzelfde beroep (meestal handelaren of ambachtslieden) die de gezamenlijke belangen behartigt.

Hanze

Een verbond van handelssteden langs de Oostzee en Noordzee.

Inquisitie

Een kerkelijke rechtbank die ketters berechtte.

Investituurstrijd

Het conflict tussen de keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen.

Ketter

Iemand die een andere geloofsleer aanhangt dan de officiële.

Kruistocht

Een militaire onderneming om het heilige land te veroveren of te verdedigen.

Lekeninvestituur

De officiële inwijding van een geestelijke door een leek (een niet-geestelijke).

Parlement

Een verandering van vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en burgerij) die advies uitbrengen aan de koning; ook wel ‘Statenvergadering’ genoemd.

Patriciër

Lid van een machtige en belangrijke familie in een stad.

Privilege

Uitzonderlijk voorrecht van een bepaalde persoon of een groep personen.

Reconquista

Letterlijk ‘herovering’: de verovering door christelijke vorsten van het islamitische deel van het Iberisch schiereiland (Spanje & Portugal).

 

Staatsvorming

Het ontstaan van een groot gebied met één bestuur.

Stadsrecht

Het recht van een plaats op eigen bestuur en eigen rechtspraak.

Staten-Generaal

De hoogste vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten in een land.

Tweezwaardenleer

De gedachte dat de wereld bestaat uit een geestelijke (kerkelijke) en een wereldlijke (niet-kerkelijke) matchssfeer.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Bo