begrippen + jaartallen hoofdstuk 4

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas havo | 652 woorden
  • 19 februari 2012
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 4: de tijd van steden en staten.

Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
- De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
- Het begin van staatsvorming en centralisatie
- Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke, dan wel de geestelijke macht het primaat moest hebben
- De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder meer in de vorm van kruistochten


Kernbegrippen:
- Ambacht
-> Beroep waarbij met geschoold handwerk een product wordt gemaakt of bewerkt.

- Centralisatie
-> Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit één punt, de hoofdstad, wordt bestuurd.

- Expansie
-> Uitbreiding. Vanaf de 11e eeuw veroverden de Europeanen nieuwe gebieden, onder meer via de kruistochten.

- Geestelijkheid
-> Groep personen met een leidende rol in de godsdienst. Ook wel clerus genoemd.

- Handel
-> Het kopen en verkopen van producten. De handel was de drijvende kracht achter de opkomst van de stad van af het jaar 1000.

- Kruistochten
-> Gewapende tochten van christelijke ridders die ‘ het heilige land’ (het huidige Israël/Palestina) en met name Jeruzalem wilden veroveren op de islam. De ridders veroverden Jeruzalem en stichtten vier christelijke rijkjes. In de loop van de 13e eeuw moesten ze alle veroverde gebieden weer prijsgeven.

- Staatsvorming

-> De ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer als eenheid wordt gestuurd, door één overheid, vanuit een hoofdstad. In de tijd van steden en staten begint deze ontwikkeling vooral in Frankrijk en Engeland, maar pas na deze periode ontstaan de echte staten.

- Wereldlijk
-> Alles wat buiten het geestelijke leven valt. Ook wel seculier genoemd.

Overige begrippen:
- Ban
-> Kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet (excommunicatie). De gestrafte kon niet in de hemel komen en werd op aarde als verschoppeling beschouwd. Soms kon de ban ook inhouden dat de gestrafte vogel vrij was. Ook een heel land of volk kon in de ban worden gedaan; dat heette interdict.

- Gilde
-> Samenwerkingsverband van ambachtslieden, zoals bakkers, slagers en smeden. De organisatie van de stedelijke samenleving draaide voor een belangrijk deel op de gilden. Ze verzorgden de leden van de wieg tot het graf, controleerden de kwaliteit van de producten en beschermden de gevestigde producenten tegen nieuwkomers van buiten.

- Inquisitie
-> Kerkelijke rechtbank die ketters onderzocht en bestrafte, ter bescherming van het christelijk geloof.

- Investituurstrijd

-> De strijd over de vraag wie besliste over de benoeming van hoge geestelijken. Investituur de is aanbieding van de symbolen van geestelijke macht (straf en de ring) aan een nieuwbenoemde bisschop. De paus verzette zich tegen de lekeninvestituur, waarbij de investituur in handen was van leken als de Duitse keizer en de Franse koning.

- Ketterij
-> Afwijking van de als rechtzinnig (orthodox) erkende geloofsleer. Vanaf de 12e eeuw begon de kerk gelovigen die afwijkende standpunten hadden of zich verzetten tegen bepaalde misstanden in de kerk, te vervolgen. Om ketterij met wortel en tak ui te roeien, werden ketters verbrand.

- Leek
-> Iemand die niet tot de geestelijkheid behoort. Meer in het algemeen ook: iemand die geen vakman of deskundige is.

- Middeleeuwen
-> De periode van omstreeks 500 tot omstreeks 1500. De jaren 500-1000 worden de vroege middeleeuwen of tijd van monniken en ridders genoemd; de jaren 1000-1500 de tijd van steden en staten. De jaren 1000-1300 zijn de hoge middeleeuwen, de jaren 1300-1500 de late middeleeuwen.

- Parlement
-> Volksvertegenwoordiging. In de middeleeuwen was het parlement een vertegenwoordiging van de driestanden: de adel, de geestelijkheid en de rijke burgers. Parlementen werden door een koning bijeengeroepen, vaak omdat die een bede wilde doen, een verzoek om een belasting in te voeren.

- Staten-Generaal
-> Door de koning bijeengeroepen vergadering van de vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en de burgerij). Er waren ook regionale standenvergaderingen; die werden Staten genoemd. Tegenwoordig heet de Nederlandse volksvertegenwoordiging nog Staten Generaal.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.