Extra woordenschat
s’entraîner
trainen
s’inscrire (je m’inscris,…)
inschrijven
inscrit
ingeschreven
battre (je bats,…)
verslaan
défendre (je défends,…)
verdedigen
le tournoi
het toernooi
le but
- het doel 2. het doelpunt
tirer
schieten
la victoire
de overwinning
l’arrivée
de aankomst
l’équipe
de ploeg
le saut en hauteur
het hoogspringen
Le champion
de kampioen
les études
de studie
environ
ongeveer
la vague
de golf
y (p.ex. 1. il y a 2. j’y vais)
er (b.v. 1. er is /er zijn 2. ik ga ernaartoe.)
la météo
het weerbericht
savoir
weten
je sais
ik weet
je savais
ik wist
je reçois
ik ontvang
le contrôle
de overhoring
l’interro
de overhoring
l’avantage
het voordeel
au lieu de
in plaats van
l’instant
het moment
arriver à (b.v. j’arrive à tirer un but)
erin slagen om (b.v. ik slaag erin een doelpunt te scoren)
suivre (je suis,…) Let op!
volgen
se détendre (je me détends)
zich ontspannen
en dehors de
buiten, behalve
la plupart
de meeste, het merendeel
commencer
beginnen
on se voit
we zien elkaar
ce soir
vanavond
vendre (je vends,…)
verkopen
le drapeau
de vlag
passer
aangeven, doorgeven
mettre (je mets,…)
leggen, zetten, doen (ergens heen doen)
(te vergelijken met het Engelse ‘to put’)
la galère (pop.)
de ellende (omgangstaal)
Qu’est-ce qui se passe ?
Wat gebeurt er ?
ne … pas non plus
ook niet, ook geen
l’écran
het scherm
appeler
bellen (met telefoon)
s’arranger
in orde komen
la pénalité
de strafschop
assister à (un match)
(een wedstrijd) bijwonen
Perdre (je perds)
verliezen
avoir l’air (b.v. il a l’air heureux)
eruit zien (b.v. hij ziet er gelukkig uit)
la fin
het einde
presque
bijna
en retard
te laat
devenu (van ‘devenir’) (Il est devenu champion.)
geworden
au courant
op de hoogte
attendre (j’attends,…)
wachten
discuter
praten over, discussiëren
payer
betalen
la tristesse
het verdriet
le bonheur
het geluk
la colère
de woede/ de boosheid
l’amour
de lifde
l’amitié
de vriendschap
rire (je ris,…)
lachen
pleurer
huilen
plaire à (ça me plaît)
bevallen (dat bevalt mij)
supporter (Je ne peux pas supporter mon petit frère. Il m’énerve.)
verdragen (Ik kan mijn broertje niet verdragen, hij irriteert mij.)
gai
vrolijk
heureux, se
gelukkig
malheureux,se
ongelukkig
amoureux, se
verliefd
timide
verlegen
jaloux,se
jaloers
paresseux,se
lui
fier, fière
trots
sensible
gevoelig
furieux,se
woedend
fâché
woedend
le mot
het woord
le plus
het meest
seul
alleen
le choix
de keus
la sensibilité
de gevoeligheid
compter
tellen
la personne
de persoon
ne… personne
niemand
l’âme
de ziel
le domaine
het gebied
aussi que (Il est aussi grand que moi)
even … als (Hij is even groot als ik.)
avoir besoin de (J’ai besoin de l’argent.)
nodig hebben (Ik heb geld nodig.)
l’ami (e)/ le copain, la copine/ le pote (pop.)
de vriend(in)
l’endroit
de plek
ressembler à (Je ressemble à mon père.)
lijken op (Ik lijk op mijn vader.)
trouver
vinden
draguer (pop.)
flirten met, versieren
mignon, mignonne
leuk (om te zien)
de toute façon
hoe dan ook
à partir de
vanaf
le mec (pop.)
de jongen, de kerel
consoler
troosten
je dis
ik zeg
mieux
beter
être en avance
te voreg zijn
poser (poser une question)
stellen (een vraag stellen)
compliqué
ingewikkeld
juste
juist
s’habiller
zich kleden
habillé
gekleed
le goût
de smaak
mince
slank
N’importe quoi !!!
Onzin !
comprendre
begrijpen
Je meurs de honte.
Ik schaam me dood. (letterlijk: Ik ga dood van schaamte)
avoir honte de
zich schamen voor
emmener
brengen, wegbrengen
fermer
sluiten
la porte
de deur
la clé
de sleutel
ringard (pop)
ouderwets, stom
bizarre
raar
embrasser
zoenen
ouvre
maak open
le colis
het pakje
le facteur
de postbode.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden