Productie = Het maken van iets. Daar is mankracht, materiaal en tijd voor nodig
Productiefactoren = Natuur, kapitaal en arbeid
Consumptiegoed = Een goed wat gebruikt wordt om te consumeren, bijvoorbeeld water want dat kun je drinken
Productiemiddel = Waarmee je iets kunt produceren, met cacao kun je bijvoorbeeld chocolade fabriceren
* Voorbeeld van productiefactoren zijn natuur (hout/materiaal), kapitaal (geld) en arbeid.
* Wanneer er te weinig productiefactoren zijn, kunnen er niet genoeg producten gefabriceerd worden. Daarom zal de prijs van de goederen die wel gefabriceerd zijn stijgen.
* Wanneer er te weinig productiefactoren zijn, kan er niet genoeg geproduceerd worden. Dat belemmert dus de productie.
Lesbrief Crisis Hoofdstuk 3
6.9
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!
Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter.
Meer informatie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
Y.
Y.
Wel een beetje klein
11 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
ja je hebt gelijk yannick en waar is de samenvatting??
11 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Het is niet echt een samenvatting het is meer begrippen en de betekenis maar die staan ook achterin je boekje...
Maar toch bedankt gino, het er wel wat aan gehad.
11 jaar geleden
Antwoorden