Hoofdstuk 7

Beoordeling 9.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 527 woorden
  • 11 juni 2016
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 9.9
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1 Bij productie in ruime zin gaat het om alle activiteiten gericht op het vervullen van menselijke behoeften.

Stoffelijke goederen/producten: Goederen die je kunt aanraken. V.b. tarwe.

Onstoffelijke goederen: Goederen die je niet kunt aanraken. Meestal diensten. V.b. Arts, dj of de supermarkt.

Statusgoederen: Goederen die je aanschaft om indruk te maken. V.b. Ferrari.

Persoonlijke/Individuele goederen: Behoefte voorzien. Individuele goederen. V.b. Dvd’s, boeken of auto’s.

Collectieve behoefte: Nuttig voor hele samenleving. V.b. politie of leger.

Productie in enge zin of formele productie is de officieel geregistreerde productie die plaatsvindt bij de overheid en in de bedrijven.

Informele productie is alle niet officieel geregistreerde productie zoals vrijwilligerswerk, onbetaald huishoudelijk werk en zwart werk.

Formele en informele is samen de productie in ruime zin.

Productiefactoren: Middelen nodig zijn voor het produceren van goederen:

  • Arbeid
  • Kapitaalgoederen (Vast = lang mee, Vlottend = één keer worden gebruikt)
  • Natuur

Management en ondernemerschap: Vierde productiefactor. Of onder arbeid.

2 Arbeidsverdeling: Specialisatie. Zo ontstond ruilhandel.

Interne/Technische arbeidsverdeling: In gezin, bedrijf en overheid.

Externe/Maatschappelijke arbeidsverdeling: Ieder bedrijf of overheid richt zich op één productie van één of enkele goederen.

Vier productiesectoren:

  • Primaire sector (landbouw, mijnbouw en visserij)
  • Secundaire sector (Industrie en bouw)
  • Tertiare sector (Commerciële dienstverlening)
  • Quartaire sector (Niet-commerciële dienstverlening)

Geografische arbeidsverdeling: De verdeling van productie over verschillende gebieden.

Regionale arbeidsverdeling: Productie van goederen in bepaald gebied.

Internationale arbeidsverdeling: Landen specialiseren in bepaalde goederen.

Allochtonen: Ten minste één ouder in het buitenland is geboren.

Autochtonen: Waarbij beide ouders in Nederland zijn geboren.

3 Procesinnovatie: Vernieuwing of verbetering van het productieproces:

  • Mechanisatie (Lichamelijke arbeid – machines)
  • Automatisering (Geestelijke arbeid – computers)
  • Robotisering (Lichamelijk en geestelijk – robots)

Investeren: Kopen van kapitaalgoederen:

  • Breedte investeringen: Verandert verhouding arbeid kapitaal niet. Productie per werknemer blijft gelijk.
  • Diepte-investeringen: Verhouding arbeid kapitaal daalt. Ten opzichte van kapitaal is er minder arbeid nodig. – kapitaalintensiever en arbeidsextensiever.

Procesinnovatie: Nieuwe productietechnieken.

Productinnovatie: Nieuwe/verbeterde producten voortgebracht.

4 Loonkosten werkgever = brutolonen + sociale premies voor rekening van de werkgever.

Wig = loonkosten – nettoloon

De arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie per werkende per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur).

Arbeidsproductiviteit kan stijgen door:

  • Mechanisatie, automatisering en robotisering
  • Scholing
  • Betere arbeidsomstandigheden
  • Betere arbeidsverdeling

Indexcijfer loonkosten per product = Indexcijfer loonkosten per werknemer : indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100

5 Een bedrijfskolom is een reeks van bedrijven die elkaar opvolgen in het productieproces van grondstof tot eindproduct. V.b. Brood: graanverbouwer – meelfabriek – broodbakkerij – supermarkt – consument

Differentiatie: Bedrijf stoot taak af binnen dezelfde bedrijfskolom.

Integratie: Onderneming bezighouden met meer productieprocessen in bedrijfskolom.

Een bedrijfstak is een groep bedrijven die een gelijksoortig productieproces uitvoert.

Parallellisatie/branchevervaging: Taak erbij nemen van andere bedrijfskolom.

Specialisatie: Legt toe op productie of handel van minder aantal artikelen.

De toegevoegde waarde is de som van de kosten en winst die een bedrijf aan de inkoopprijs van een product toevoegt.

Binnenlandse product: Toegevoegde waarde alle bedrijven en overheid in land in een jaar bij elkaar optelt.

Het binnenlands product/inkomen is gelijk aan de optelsom van alle toegevoegde waarden van bedrijven en de overheid in een land in een jaar.

Nationaal inkomen: + Verdiende inkomens buitenland – buitenland betaalde inkomens.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.