Economie hoofdstuk 3 boek: pincode 3e klas tl

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vmbo | 346 woorden
  • 13 januari 2019
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

begrippen economie    hoofdstuk 3

Chartaal geld: (wettig betaalmiddel)

Tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten die de mensen in hun portemonnee hebben of thuis of in de kassa.

Directe ruil:

Je ruikt een product tegen een ander product zonder geld te gebruiken.

Indirecte ruil:

Je ruilt goederen of diensten met behulp van een ruilmiddel (geld).

Geldfuncties:

Geld kun je gebruiken als ruilmiddel, rekenmiddel of spaarmiddel.

Giraal geld:

Niet-tastbaar geld dat mensen op hun betaalrekeningen hebben.

Saldo:

Het bedrag dat op je bankrekening staat. Een positief saldo heet een creditsaldo. Een negatiefsaldo heet een debetsaldo.

Enkelvoudige rente:

Rente die na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf veranderd niet.

Samengestelde rente:

Rente die na elk jaar wordt bijgeschreven op je rekening. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rente (rente op rente)

Spaardeposito:

Een spaarrekening waar je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een rentepercentage.

Spaarmotieven:

Renden om te sparen. Je kunt sparen voor een doel, uit voorzorg of voor de rente.

Variabele rente:

De bank kan op ieder moment het rentepercentage veranderen.

Vaste rente:

Het rentepercentage blijft tijdens de afgesproken periode hetzelfde.

Consumptief krediet:

Lening voor de aanschaf vaam een duurzaam cunsumptiegoed.

Hypothecaire lening:

Lening voor de aankoop van een huis.

Krediet:

Ander woord voor en lening.

Kredietkosten:

Alles wat je meer terugbetaald dan je geleend hebt.

Krediet vormen:

Soorten leningen. Bankenbieden als kredietvorm;

  • Persoonlijke leningen
  • Doorlopend krediet
  • Salaris krediet

Leveranciers bieden als krediet vorm:

  • Koop op afstandsbetaling.

Leenmotieven:

Reden om geld uitlenen:

  • Om een tijdelijk geld te kort te overbruggen
  • Voor de aankoop van een duurzaam consumtiegoed
  • Onverwachte dringende uitgaven
  • Voor de aankoop van een huis

Beleggen:

Je steekt je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen.

Eurozone:

Het aantal landen van de EU die de euro als wettige betaalmiddel hebben.

Provisie:

Een vergoeding van de diensten van de bank. (Ook wel transactiekosten)

Vreemde valuta:

Vreemd geld. Geldsoort van landen buiten de eurozone.

Wisselkoers:

Geeft de verhouding aan van vreemde valuta en euro aan.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.