Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kenmerkende aspecten Arti

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 2e klas vwo | 3656 woorden
  • 9 maart 2017
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Kennen
Beeldende aspecten v.a. blz. 118  kunstboek Arti.

 

Vorm (blz. 118-122)

Vormsoort                     Er zijn platte en ruimtelijke vormen te onderscheiden, ook wel tweedimensionaal en driedimensionaal genoemd.

Tweedimensionale vorm        Een tweedimensionale vorm is een platte of een vlakke vorm. Deze vorm meet je met twee maten: lengte en breedte.

Driedimensionale vorm           Een driedimensionale vorm is een ruimtelijke vorm. Deze vorm meet je met drie maten: lengte, breedte en hoogte.

Organische vormen    Natuurlijke vormen. De vormen zijn zo gegroeid. Moeilijk te meten.

Geometrische vormen             2D meetkundige vormen. Door mensen bedacht.

Basisvorm                      Vorm die als uitgangspunt voor een werk wordt gebruikt. Twee vormen:

Tweedimensionale basisvormen        Platte basisvormen, ook wel geometrische vormen genoemd.

Driedimensionale basisvormen          Ruimtelijke basisvormen. Ook wel steometrische vormen genoemd.

Gestileerde vorm         Heel eenvoudig weergegeven vorm.

Open vorm                     Geen gesloten omtrek (2D). Er is lege ruimte in opgenomen.

Gesloten vorm              Vorm zonder openingen. Lijkt zwaar en massief.

Enkelvoudige vorm     Als de vorm uit 1 stuk bestaat.

Samengestelde vorm Als de vorm bestaat uit meer (verschillende vormen).

Symmetrische vorm   Als je de vorm in 2 helften kunt verdelen die gelijk zijn.

Asymmetrische vorm Niet symmetrisch.

Regelmatige vorm       Als je ziet dat aan bepaalde regels is voldaan om de vorm op te bouwen. Meetbaar.

Onregelmatige vorm  Geen afspraken in maten en vormen in de vorm terug te zien.

Hoekige vorm               Een vorm met hoeken

Geronde vorm              Een vorm met rondingen.

Restvorm                        De open ruimte die, in, om tussen of naast een vorm overblijft.

Positieve vorm              De vorm die als vlak getekend is (2D) of die in de ruimte aanwezig is (3D).

Negatieve vorm           De vorm die in en om een positieve vorm overblijft.

Vormcontrast               Bepaalde vormsoorten zijn aan elkaar tegengesteld.

Reliëf                               Vast aan vlakke achtergrond en maken daar deel van uit, kunnen daar uitsteken of inspringen.

Hoogreliëf                      De vormen steken ver uit de achtergrond naar voren. Kunnen loskomen.

Laagreliëf                       De vormen steken beperkt uit.

 
Kleur (blz. 123-129)

Kleurordening              Het ordenen van kleuren.

Kleurencirkel                Hulpmiddel om kleuren te ordenen.

Primaire kleuren          Niet mengbaar uit andere kleuren. Ook wel basis- of hoofdkleuren genoemd. Rood (magenta), blauw (cyaan), geel (citroengeel).

Secundaire kleuren     Verkrijgbaar door 2 primaire kleuren met elkaar te mengen.

Tertiaire kleuren          Verkrijgbaar door 3 primaire kleuren met elkaar te mengen.

Kleurzuiverheid           De zuiverheid van een kleur.

Verzadigde kleur          Alle kleuren van de kleurencirkel. Niet gemengd. Ook wel: zuivere kleur.

Onverzadigde kleur    Kleur die gemengd is met wit, zwart of grijs. Ook wel: onzuivere kleur.

Niet-kleuren                  Wit grijs en zwart. Niet-kleur is een kleur.

Kleurhelderheid           Wordt bepaalt door de hoeveelheid licht die een kleur uitstraalt.

Verhelderen                  De helderheid van een kleur laten toenemen, door het met wit te mengen.

Verdonkeren                 De helderheid van een kleur laten afnemen, door het met zwart te mengen.

Kleurtoon                       Hoe donker of licht een kleur is.

Kleurtint                         Van 1 kleur kan je verschillende tinten hebben.

Kleurenfamilie             Aantal kleuren met dezelfde eigenschappen.

Kleurcontrast                Tegenstelling tussen afzonderlijke kleuren.

Kleur-kleurcontrast    Kleuren die in de kleurencirkel staan naast elkaar gebruikt.

Licht-donkercontrast Lichte/donkere tonen van een (niet-)kleur naast elkaar of heldere en niet-heldere kleuren naast elkaar.

Warm-koud contrast  Warme en koude kleuren naast elkaar gebruikt.

Complementair contrast         Kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel naast elkaar. Versterken elkaar maximaal.

Expressief kleurgebruik           Kleuren uitkiezen, uitgaande van het gevoel dat het beeld oproept. Hoeft niet realistisch te zijn. Meestal fel, primair en contrasterend.

Symbolisch kleurgebruik         Aan kleuren een bepaalde betekenis verlenen.

Decoratief kleurgebruik          Kleuren versterken of ondersteunen de versiering.  

 

Compositie (blz. 130- 135)

Richting                          Lijnen, vormen en kleuren kun je in een bepaalde richting ordenen.

Aandachtsplek             Deel van een kunstwerk dat opvalt.

Herhaling en ritme      Als je vormen, kleuren of richtingen regelmatig herhaalt.

Statisch                           Ziet er rustig uit. Alles is met elkaar in evenwicht.

Dynamisch                     Beweeglijk.

Patroon                           Als een vorm regelmatig terugkomt. Ook wel: dessin.

Compositieschema     Ontstaat uit lijnen en pijlen die samengesteld worden tot geometrische figuren.

Compositiegrondvorm            De verschillende compositieschema’s die ontstaan. Blz. 133

Symmetrische compositie      Als een werk door middel van een lijn (as) in 2 gelijke helften verdeeld kan worden.

Asymmetrische compositie    Niet symmetrische compositie.

Centraalcompositie    Als de nadruk op het midden van het beeldvlak ligt.

Driehoekscompositie De belangrijkste elementen zijn in een driehoek geordend.

Overallcompositie      Alle onderdelen krijgen evenveel aandacht. Geen opvallende aandachtsplek en kijkrichting. Lijkt alsof kunstwerk buiten begrenzing doorgaat.

Diagonale compositie Ordening van de belangrijkste elementen is diagonaal.

Horizontale compositie           Ordening van de belangrijkste elementen is horizontaal.

Verticale compositie  Ordening van de belangrijkste elementen is verticaal.

Lay-out                            In grafische vormgeving gebruikt i.p.v. compositie. Bijv. tijdschriftcover.

 

Licht (blz. 136-139)

Lichtrichting                  De richting waar het licht vandaan komt. Bijv.: mee- tegen- zij en strijklicht.

Meelicht                         Als beschouwer heb je de lichtbron achter je. Lichtbron achter beschouwer.

Tegenlicht                      Beschouwer heeft lichtbron voor zich. Lichtbron is recht voor beschouwer.

Zijlicht                             Beschouwer heeft lichtbron naast zicht. Lichtbron is links of rechts van beschouwer.

Strijklicht                        Als licht vanuit een lichtbron laag over een opp. strijkt.

Eigen schaduw             Schaduw op het voorwerp zelf. Op de delen die niet rechtstreeks belicht worden.

Slagschaduw                 Schaduw die het voorwerp werpt op de onder- of achtergrond.

Licht-schaduwwerking/plasticiteit    Er ontstaan lichte en donkere plekken op voorwerp. Het voorwerp krijgt ruimte.

Silhouet                          Vorm waarvan je alleen de omtrek ziet. De vorm zelf is donker vlak.

Glimlicht                         Plekken waar het licht fel op reflecteert. Kleur van het voorwerp niet meer zichtbaar op die plek.

 

 

Ruimte (blz. 140-145)

Overlapping    Als een voorwerp gedeeltelijk over een ander voorwerp is getekend. Lijkt ervoor te staan.

Hoger plaatsing           Wanneer een voorwerp hoger in het beeldvlak is geplaatst. Lijkt verder weg.

Verkleining      Voorwerpen die verder weg zijn kleiner afgebeeld. Ontstaat indruk afstand of diepte.

Verkorting        Als de lengte van een vorm naar jou toe of van jou af gericht is. Lijkt korter.

Vervaging/atmosferisch perspectief Het steeds vager worden van voorwerpen steeds verder weg. Blz. 141.

Kleurperspectief          Zie blz. 141.

Lijnperspectief             Meetkundige manier om ruimte te suggereren. Zie blz. 142.

Planperspectief/ coulissenwerking    Suggereert diepte in landschap door dat te verdelen. Zie blz. 142.

Trompe-l’oeil effect    Gezichtsbedrog. Toppunt van ruimtesuggestie.

Standpunt        De plaats waar je naar iets kijkt.

Normaal standpunt    Ooghoogte van een staand mens.

Hoog standpunt           Ooghoogte is hoger dan normaal standpunt. Je kijkt neer op omgeving.

Laag standpunt            Ooghoogte is lager dan normaal standpunt. Je kijkt op tegen omgeving.

Vogelvluchtperspectief           Heel hoog standpunt. Kijkt neer op omgeving. Horizon hoog.

Kikvorsperspectief      Laag bij de grond. Horizon laag. Kijkt op tegen omgeving.

Ruimteuitbeelding en kader  Het oneindig beeld kan je afsnijden met een kader.

Afsnijding         Als je de rest van het voorwerp dat niet in het kader zit erbij denkt. Lijkt verder dan kader.

Repoussoir       Als op de voorgrond een grote donkere vorm is geplaatst. Dze drukt rest naar achter.

Ruimteuitbeelding zonder suggestie Ruimte of vorm verbeelden zonder een illusie van een ruimte te wekken

Stapeling          Vormen die verder weg zijn hoger plaatsen. Geen overlapping en geen verkleining.

 

Textuur (blz. 146-147)
Textuur             De zichtbare en voelbare aard van een oppervlak. Bijv. harig, stekelig of bobbelig.

Stofuitdrukking            Als er een textuur wordt nagebootst in een ander materiaal. Bijv. tekenen.

Structuur          De samenstelling van een materiaal.
 

Lijn (blz. 148-151)
Contour            De lijn die de begrenzing van een vorm aangeeft. Ook wel: omtreklijn.

Lijnwerking      Het bereiken van een resultaat met lijnen.

Schets  Vaak het eerste idee zonder details met snelle dunne lijnen. Vlot getekend.

Arcering            Een vlak opgevuld met dicht op elkaar getekende lijnen.

Lijnstructuur   Verkrijgbaar door arcering. Wordt bepaalt door manier van arceren.

 

PowerPoint Typografie:

Typografie       alles wat met de vormgeving en weergave van letters en tekst te maken heeft.

Lettertype        Soort letters. Bijv. Calibri, Times New Roman, Verdana, Algerian, Agency en Arial.

KAPITAAL         Hoofdletter. Bijv. HALLO, IK BEN HENK.

onderkast         Kleine letter. Bijv. goedemorgen.

Romein             ‘normale’ rechte letters en tekens. Bijv. Hallo, ik ben Henk.

Cursief /italic   Schuine letters. Ontworpen door ontwerper. Bijv. Hallo, ik ben Henk.

Schreef              Een schreef is een duidelijk te onderscheiden afsluiting van de stok, staart of vlag van een letter. Bijv. Times New Roman. Hallo, ik ben Henk.

Schreefloos      Letters zonder schreven. Ook wel: antiqua. Bijv. Calibri. Hallo ik ben Henk.

Schriftletters   Afgeleid van een geschreven handschrift. Bijv. Bradley Hand ITC. Hallo, ik ben Henk.

Pretletters        Alleen geschikt voor koppen. Niet erg leesbaar. Erg versierd. Bijv. ALgerian

Letterfamilie   Alle varianten binnen één lettertype. Bijv. Bold, Italic, onderstreept en klein.

Stileren             vereenvoudigen.

 

 

 

Aanvullende begrippen (v.a. blz. 152 )

Abstract            Zonder herkenbare voorstelling.

Abstracte kunst            Beeldende kunst zonder herkenbare voorstelling.

Abstraheren    Abstract maken.

Affiche               Aanplakbiljet

Assemblage     Samenvoeging van verschillende reeds bestaande vormen tot een nieuw beeld.

Attribuut          Voorwerp van herkenning dat hoort of verwijst bij/naar een persoon.

Beeldcitaat      (Deel van) Bestaand beeld dat wordt toegepast in een nieuw kunstwerk.

Beeldhouwer  Beeldend kunstenaar die ruimtelijke beelden maakt. Hij haalt alleen materiaal weg.

Beeldvlak         Vlak waarin de voorstelling wordt getoond.

Beschouwer    Persoon die het kunstwerk bekijkt.

Boetseren        Modelleren in kneedbaar materiaal zoals klei en was.

Contour            De lijn die de begrenzing van een vorm aangeeft. Ook wel: omtreklijn.

Design               Engels woord voor ontwerp of vormgeving.

Detail                 Klein deel van een groter geheel.

Dodenmasker Masker dat het gezicht van een overledene weergeeft.

Dynamiek         Bewegelijkheid.

Egaal                  Gelijkmatig

En profil            Een gezicht van opzij.

Expressie          Uitdrukking.

Expressionisme            Uiting waarbij het gevoel tot uitdrukking komt. Wijkt vaak af van realiteit.

Figuurstuk        Kunstwerk waarin de menselijke figuur de hoofdrol speelt.

Grafische vormgeving              Vormgeving waarin tekst en afbeeldingen een rol spelen. Bijv. websites.

Illusie   Droombeeld of waanvoorstelling.

Inspireren        Op ideeën komen of jezelf op ideeën laten brengen door iets of iemand.

Kalligrafie         Schoonschrift of sierschrift.

Model Persoon die voor een kunstenaar poseert of uitvoering van een op schaal te vervaardigen project.

Modelleren     Vormgeven door materiaal te vervormen, toe te voegen of weg te halen. Ook: boetseren.

Motief               Onderdeel van een versiering dat vaak herhaald wordt. Bijv. bloemmotief.

Natuurlijk licht             Licht van een natuurlijke lichtbron. Bijv. maanlicht, zonlicht of sterrenlicht.

Panorama        Shilderij in de rondte te bekijken vanuit het midden. Ook: Weids vergezicht.

Pastel                 Droog krijt, gemaakt uit zuivere pigmenten. Ook: Tekening gemaakt met pastel.

Plastisch           Term die verwijst naar de vervormbaarheid van materiaal. Ook: Kneedbaarheid.

Poseren             Voor een kunstenaar een houding aannemen om je te laten portretteren.

Realistisch        Zoals in de zichtbare werkelijkheid.

Romantisch     Wat betrekking heeft op romantiek. Gevoelig en/of dromerig.

Snapshot          Momentopname, kiekje.

Staatsieportret             Plechtig portret. Ook: portret met veel uiterlijk vertoon.

Studie                Tekening, schilderij of beeld als oefening gemaakt.

Symboliek        Wijze van afbeelden die gebruikt maakt van symbolen.

Toegepaste kunst        Vormgeving van voorwerpen waarbij naast de praktische functie ook aandacht is voor het uiterlijk van het voorwerp.

Toets   Korte, snelle verfstreek.

Uitsnede           Deel van een groter 2D kader dat binnen een nieuw kleiner kader geplaatst is.

Vanitas              Stillevenvoorstelling, waarin voorwerpen zijn opgenomen die symbool staan voor de tijdelijkheid en eindigheid van het menselijk leven.

Vergezicht        Uitzicht over een lange afstand in een landschap.

Vervreemding Het ontstaan van een onwerkelijke sfeer.

Waarneming   Dat wat met de menselijke zintuigen wordt vastgelegd.

Zeggingskracht             ?

Zelfportret       Portret dat de kunstenaar van zichzelf maakt.

 

Niet in je boek maar in de lessen behandeld:

Achtergrond    Wat achter de voorstelling is.

Beeldvullend   Het hele beeldvlak vullend.

Centraalperspectief    Perspectief met een centraal punt????

Dekkend schilderen    Ondoorzichtig schilderen.

Transparant schilderen           Doorzichtig schilderen, met de achtergrond zichtbaar.

En face              Frontaal van voren.

En trois-quarts              Driekwart, schuin van achter/voor.

Horizon             Plek waar het land overgaat in de lucht.

Interieur           ?

Meerpuntenperspectief          ?

Ordening          Het ordenen.

Ruimtelijkheid              Tja…

Stilleven           Voorstelling van niet bewegende voorwerpen.

Verbeelding    Als je iets inbeeld.

Vrijstaand        Niet in aanraking met iets eromheen of boven. Bijv. Vrijstaand huis.

Verdwijnpunt nog een keer tja…

Vereeuwigen  Vastleggen voor altijd.

Verhoudingen Hoe iets zich tegen iets anders verhoud.

Vluchtlijn         Vlucht!

Vluchtpunt      Vlucht!

Voorgrond       Voor de grond!!

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.